Onderwijskunde

advertisement
Opvattingen over leren en
instructie:
Cognitivisme
Van visie op leren
naar instructie
Algemene instructieprincipes
• De waarneembare (perceptuele)
karakteristieken van een probleem zijn
een belangrijke voorwaarde
• Leren is cultuurgebonden
• Leren is doelgericht
• Divergent denken en convergent
denken zijn alle twee belangrijk
Evidence-based strategieën 1
• Eerste reeks voor het ontwikkelen van
declaratieve kennis.
–
–
–
–
–
–
–
Non-linguïstische representaties
Aanduiden gelijkenissen en verschillen
Multipele representaties
Mnemonics
Zelf vragen laten uitwerken
Notities nemen
Begrippen ontwikkelen
Evidence-based strategieën 2
• Tweede reeks voor het ontwikkelen
van declaratieve kennis.
–
–
–
–
Voorwaardelijke producties ontwikkelen
Compositie
Herhalen
Gevarieerde problemen aanbieden
Non-linguïstische representaties
• Grafische voorstelling van een tekst,
theorie, model, idee, …
• Concept map, mind map
• Let op cognitieve belasting:
– Aanvankelijk uitgewerkte NLR aanbieden
– Later half-uitgewerkte NLR aanbieden
Al dan niet verder voorstructureren,
elementen opnemen, aantal vakjes kloppen, ….
NLR
• Grafisch op papier
– Tekstueel
– Getekend
• Fysische modellen (bijv.
Zons(maans)verduistering, beweging planeten,
osmose, …)
• Toepassing in alle vakken waar organisatie en
elaboratie van kennis in geheugen centraal staat.
• Bij LO? Reflectie op aanpakken, strategieën, …
Het aanduiden van verschillen en
gelijkenissen
• Analogieën gebruiken; schaken-dammen
• Gelijktijdig presenteren van typische voorbeelden.
• Expliciet vragen naar het vergelijken van
waarnemingen
• Het opsporen van gelijkenissen/verschillen
• Opsporen van gelijkenissen en verschillen in
combinatie met het uitwerken van NLR.
• Voortbouwen op afwijkende gebeurtenissen.
Aanreiken verschillende
representaties
• Elaboreren van schema’s door extra en
gevarieerde representaties aan te bieden.
• ‘Multiple representations’: rijke ervaringsbasis
Combineren van
instructiestrategieën
•
•
•
•
Strategieën niet geïsoleerd gebruiken.
Combineren.
Stap-voor-stap opbouwen.
Bijvoorbeeld
– Verwerken complexe tekst
•
•
•
•
Tekening
Mindmap
Korte samenvatting
Analogie uitwerken of metafoor
Mnemonics
• Geheugensteuntjes of ezelsbruggetjes
• Helpen om weinig gerelateerde begrippen,
woorden, symbolen, letters, ideeën, … te
encoderen en aan elkaar te koppelen:
elaboreren en organiseren van geheugen.
• Overzicht Snowman & Biehler (2003,
p.279) soorten ‘mnemonics’.
Aanpak
Uitleg
Voorbeeld
Rijm
De verschillende te verwerken kenniselementen
worden verwerkt in een rijmpje of een gedicht.
Ik drink nooit thee.
Gij drinkt altijd thee en
Hij drinkt altijd thee als hij tegenwoordig
is.
Acroniem
De eerste letter van elk element dat men wenst op te
slaan in het geheugen wordt gebruikt om een
woord te vormen.
RAAPK is samengesteld met de eerste
letter van elke ‘mnemonic’ uit deze
tabel.
Een zinvoller woord is PRAAK is
misschien gemakkelijker te
onthouden.
‘Acrostic’
De eerste letter van elk element dat men wenst op te
slaan wordt gebruikt om een woord te kiezen
dat dan samen met de andere woorden een zin
vormt.
Kinderen Roepen Altijd Aan Pleinen.
Elke woord begint met een eerste letter
van één van de vijf ‘mnemonics’.
Plaatsen toekennen
(‘loci
method’)
De lerende beeldt zich visueel een zeer vertrouwde
situatie in; bijv. de woonkamer, de eigen
slaapkamer, de tuin, …
Hij/zij koppelt vervolgens aan elk element in bijv. de
slaapkamer één te onthouden element.
In bed ligt de procedurele kennis. Op het
nachtkastje ligt het boek met de
declaratieve kennis en de
metacognitieve kennis hangt aan de
lamp.
Kernwoorden
Leg een verband tussen het element dat men wil
onthouden en een ander woord of beeld. Deze
techniek wordt vooral gebruikt bij het leren van
vreemde talen.
Fiets is in het Frans: ‘bicyclette’.
De lerende kent wel cyclus en beeld zich
een draaiende cirkel in. ‘Bicyclette’
wordt daarmee gekoppeld aan een
cyclus, wat de draaiende wielen van
de fiets oproept.
De lerende zelf vragen laten uitwerken
• Vragen stellen impliceert dat lerende op andere manier kennis ophaalt,
combineert, ordent, vergelijkt, contrasteert, integreert, samenvat,
abstraheert, relateert, …
• De kern is dat de lerende zelf soorten vragen uitwerkt bij de kennis.
• King (1992, p.111) lijst van starters:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Wat is een goed voorbeeld van … ?
Hoe zou je … gebruiken om … ?
Wat zou er gebeuren als … ?
Wat zijn de sterktes en zwaktes van … ?
Wat zijn de voor- en nadelen van … ?
Verklaar waarom …
Verklaar hoe …
Hoe beïnvloedt … ?
Wat is de betekenis van … ?
Waarom is … belangrijk?
Wat is het verschil tussen … en … ?
Op welke manier zijn … en … aan elkaar gelijk?
Wat is het beste uit … en waarom?
Welke zijn de mogelijke oplossingen van … ?
Vergelijk … en … voor wat betreft …
Wat veroorzaakt … ?
Lerende stelt vragen
• Marzano et al. (2001, p.113): niet alle
vragen lokken ‘deep-level processing’
uit.
• Vragen = rechttoe rechtaan ophalen
informatie
• Interessante vragen = organisatie en/of
elaboratie uitlokken
Typering vragen (lkr. & lln.)
Notities nemen
• Lezingen, hoorcolleges, luisterlessen, … : minder
geschikt. Snel ‘cognitive load’.
• Nemen van notities is complexe vaardigheid =
volle complexiteit van het informatieverwerkend
model.
• Nemen van notities = verzameling nieuwe
schema’s èn een ordening in de nieuwe
schema’s.
• Groot leereffect mits:
– Niet letterlijk noteren
– notities zijn ‘work in progress’ en worden verder verfijnd
– Notities worden gebruikt als uitgangspunt voor toets/examen
Notities nemen aanleren
• Door:
– Het aanreiken van een basisschema aan het
begin een instructiemoment (inhoudsopgave,
beschrijvend overzicht van de inhoud, een
‘concept map’).
– Het ontwikkelen van een persoonlijk systeem
voor het nemen van notities.
Begrippen opbouwen
• Niet begrippen aanreiken , maar opbouwen.
• Een directe oefening in elaboratie en organisatie.
• De Block (1974) begrippen bouwen voort op feiten of op reeds
aanwezige begrippen.
• Ormrod (2004, p.233) vat dit als volgt samen: “A concept is a way of
mentally grouping or categorizing objects or events. For instance, the
concept furniture encompasses such objects as chars, tables, beds and
desks. The concept swim encompasses a variety of actions – breast
stroke, crawl, dog paddle – that all involve propelling oneself through
the water. (…) In some cases, students undergeneralize concepts.
They have too narrow a view as to which objects or events are
included. Lonnigan undergeneralizes when he excludes fish, birds,
and insects from his concept of animal. (…) On other occasions,
students may overgeneralize a concept. For instance, Luis
overgeneralizes when he identifies you and me as nouns. Students
don’t fully understand what a concept is until they can identify both
examples (positive instances) and nonexamples (negative instances) of
the concept with complete accuracy.”
Instructiestrategieën: begrippen
• Zorgvuldig voorbeelden selecteren:
– Het is misleidend om als voorbeeld van componisten uit de
Barokperiode alleen Bach en Telemann te bespreken. Hierdoor
verliest men bijv. de aandacht voor de unieke bijdrage van
Händel.
– Wanneer men de snaarinstrumenten bespreekt, dan is een
behandeling van voorbeelden uit de strijkersfamilie onvoldoende
(bijv. de violen). Lerenden bouwen hierdoor een te beperkt
schemabegrip op van welke instrumenten de familie van de
snaarinstrumenten precies omvat. Daarom is het beter om ook
voorbeelden van tokkelinstrumenten in de discussie te betrekken.
• Lerenden zelf voorbeelden opzoeken. Meest
effectieve aanpak voor een gefundeerde
begripsopbouw, maar veroorzaakt cognitieve
belasting.
Evidence-based strategieën 2
• Tweede reeks voor het ontwikkelen
van declaratieve kennis.
–
–
–
–
Voorwaardelijke producties ontwikkelen
Compositie
Herhalen
Gevarieerde problemen aanbieden
Voorwaardelijke producties
ontwikkelen
• Oplossen van problemen: complex aan
productiesystemen aan de orde
• Lerenden eerst deelvaardigheden laten
verwerven.
• Zie ook Skinner en Mastery Learning
(Bloom).
• Voorbeelden?
Bevorderen van compositie
• Verschillende producties combineren tot één
systeem.
• Biiv. eerder werd productiesysteem aangebracht
om breuken te vereenvoudigen en nu wordt
productiesysteem aangebracht om breuken te .
• Door dit verschillende keren te herhalen en
feedback te geven, bevordert dit het combineren
van productiesystemen en het bereiken van de
associatieve fase en autonome fase.
Gevarieerde problemen aanbieden
• Toepasbaarheid van ontwikkelde productiesysteem
vergroten.
• !! Associative shifting
• Van gelijkaardige problemen naar gemengde
oefenreeksen.
• Probleemoplossingsprocedures: ingeoefenen in
verschillende probleemcontexten: technische
probleempjes, problemen met teksten, fysisch-motorische
problemen, affectief-emtionele problemen, enz.
• Versterking transferwaarde van opgebouwde procedurele
kennis.
Continu toepassen van
productiesystemen
• Strategie ligt voor de hand, maar wordt veel
verwaarloosd.
• Lessen volgen elkaar te snel op; nieuwe types
problemen oefeningen met nieuwe
productiesystemen.
• Later terugkeren naar eerdere types; combineren,
…
Referentiekader
Instructieverantwoordelijke
– Hoofdverantwoordelijke voor het instructie. Leren is
het gevolg van instructie.
– Ook rol als begeleider bij cognitieve verwerking.
Kenmerken van de
instructieverantwoordelijke
– Geen specifieke aandacht
Begeleiding van de
instructieverantwoordelijke
– Geen specifieke aandacht
Referentiekader
Lerende
– De nadruk ligt op het leerproces van het individu.
Kenmerken van de lerende
– Voorkennis van elke individuele lerende staat centraal.
Begeleiding van de lerenden
– ‘Coaching’ op het niveau van het individuele
leerproces.
Referentiekader
• Organisatie
– Nadruk op systematische organisatie instructie op
microniveau.
• Leeractiviteiten
– elaboratie en organisatie van schema’s (beelden,
proposities en lineaire ordening) in het lange termijn
geheugen.
– ontwikkelen van procedurele kennis: cognitieve,
associatieve en autonome fase bij de opbouw van
productiesystemen.
Referentiekader
Instructie-activiteiten
• Leerdoelen
– Curriculumopbouw: opbouw in leerdoelen
– De leerdoelen reflecteren verschillende types kennis:
declaratieve en procedurele kennis
– Operationele leerdoelen.
– Complexe leerdoelen opsplitsen.
• Leerstof
– Verzorg uitwerking leermaterialen cognitive load te
vermijden
– Beperk hoeveelheid nieuwe leerstof (7 chunks).
– Kies overwogen de leerstof (bijv. voorbeelden) om
schema’s op te bouwen (opbouw van begrippen).
Referentiekader
• Instructiestrategieën (werkvormen)
– Gebruik variatie aan werkvormen die elaboratie- en
organisatie uitlokken:
•
•
•
•
•
•
•
Non-linguïstische representaties
Aanduiden gelijkenissen en verschillen
Multipele representaties
Mnemonics
Zelf vragen laten uitwerken
Notities nemen
Begrippen ontwikkelen
– Bouw vaardigheden op voor bepaalde leeractiviteiten;
bijv. notities nemen, NLR ontwikkelen, samenvatten,
‘mnemonics’, vragen stellen, enz.
– Ontwikkel een instructiesysteem waarin strategieën
gecombineerd worden.
Referentiekader
• Media
– Benadruk de grafische representatie van de domeinkennis.
– Gebruik gevarieerde media om de presentatie van kennis op
verschillende manieren te verzorgen (multimedia).
– Versterk het leerproces door met ‘concept maps’ te werken. Geef
lerenden ‘tools’ om zelf ‘concept maps’ uit te werken.
• Toetsing
– Controleer de voorkennis.
– Geef aandacht aan informatieve feedback.
Context
– Weinig aandacht voor de context.
Kritieken op het cognitivisme
• Een groot accent op het
cognitieve leren
• Het verwaarlozen van het
spontane, natuurlijke leren
• De prescripties van cognitivisten
leggen grote nadruk op de
individuele ontwikkeling
Opvattingen over leren en
instructie:
Cognitivisme
Download