Uitgebreide synthese van het artikel depressie

advertisement
Uitgebreide synthese van het artikel depressie van M.J.M. van Son.
1. Inleiding (= dia 3 in de power point)
Depressie is het meest voorkomende ziektebeeld in de klinische psychologische praktijk. De
jaarprevalentie van depressie is ongeveer 7% met een levensloopprevalentie van 32%. Depressie
komt voor over de hele wereld. Een depressieve patiënt vervult zijn taak in het leven veel
slechter doordat de kans dat hij hele dagen in bed blijft liggen groot is. Bovendien is de kans dat
depressieve patiënten zelfmoord plegen groot. Dit hangt vaak samen met de erge somatische
pijnen waar depressieve patiënten onder lijden. Depressie is bovendien ook besmettelijk, wordt
vaak overgeërfd. De kans dat depressie overslaat op de partner is ook reëel.
2. Omschrijving van depressie (=dia 4 in de power point)
De kern van depressie wordt gevormd door anhedonia. Anhedonia = de afwezigheid van zin,
lust, plezier of interesse, en uit zich vaak in een sombere gemoedstoestand, wanhoop, leegheid,
verdriet en schuld. Naast dit affectieve aspect zijn er ook nog somatische aspecten (zoals
moeheid en gewichtsverandering), gedragsaspecten (zoals rusteloosheid of sloomheid) en
cognitieve aspecten (zoals lage zelfwaardering, suïcidale gedachten, concentratieproblemen en
besluiteloosheid). Men spreekt pas van een stoornis als de toestand het leven van de patiënt
aanmerkelijk hindert. Vele patiënten zoeken “oplossingen” in drankgebruik, zelfverminking en
klachten over somatisch lijden. Er zijn veel pogingen genomen om depressie te omschrijven. Nu
gebeurt dit door de DSM-IV of ICD-10.
De hoofdklassen van depressie die onderscheiden worden in de DSM-IV zijn: (=dia 5 in de power
point)
 Depressieve stoornissen
 Depressieve stoornis (de ‘oude’ depressie in engere zin)
 Dysthyme stoornis
 Depressieve stoornis niet anders omschreven (NAO)

Bipolaire stoornis
 Bipolaire stoornis I
 Bipolaire stoornis II
 Cyclothyme stoornis
 Bipolaire stoornis niet anders omschreven (NAO)

Overige stemmingsstoornis
 Stemmingsstoornis door somatische aandoening
 Stemmingsstoornis door middelengebruik
3. Prevalentie (= dia 6 in de power point)
Uit het onderzoek uitgevoerd onder patiënten van huisartsen bleek dat er veel onderdiagnose en
onderbehandeling was doordat 20% de huisarts niet raadpleegt. Daarbij stelt de huisarts zelden
de officiële diagnose van depressie vast. Dit komt omdat depressie altijd samengaat met
chronische somatische aandoeningen.
Depressie komt twee keer vaker voor bij vrouwen dan bij mannen. Dit is niet enkel door de
vrouwelijke biologische kenmerken, maar vooral de levensomstandigheden spelen een grote rol.
Daarnaast spelen verwaarlozing in de jeugd en seksueel geweld ook een heel belangrijke rol. De
grootste risicofactoren zijn: vrouw zijn, jong zijn, en een eerdere episode van depressie hebben
doorgemaakt. Het lijkt ook dat jongere mensen meer depressie vertonen dan oudere.
Depressie geneest helemaal niet vanzelf, zelfs na een behandeling blijkt depressie nog heel
hardnekkig te zijn. Vele mensen hervallen terug na herstel.
De grootste kansen om chronisch te worden zijn: patiënten die een laag inkomen hebben,
getrouwd zijn, intramuraal behandeld werden, lang gewacht hebben voor behandeling en op
basis van andere psychische stoornissen depressief zijn.
4. Theoretische visies op depressie (= dia 7 en 8 in de power point)
Vele theorieën bevatten het kwetsbaarheidsmodel. Dit model gaat uit van een predispositie die
mensen kwetsbaar maakt voor depressie. Deze theorieën sluiten elkaars visie niet uit, ze vullen
elkaar aan.
 Psychodynamische/psychoanalytische visie
Hier staat verlies in de vroege kinderjaren centraal. Dit leidt vaak tot naar zichzelf
gerichte agressie. Men vertoont zich heel afhankelijk. Verder toonde men het belang van
omgevingsfactoren aan. Er ontbreekt echter een empirische basis voor bovenstaande
visie.

Leertheoretische visie
Hier staat een tekort aan sociale bekrachtiging centraal voor het krijgen van een
depressie. De omgeving is niet in staat om bekrachtiging te geven, maar ook de patiënt
zelf kan dit niet. Voor aspecten van deze theorie zijn empirische aanwijzingen, niet voor
de theorie als geheel.

Cognitieve visie
Hierbij staat cognitie centraal, de waarneming en betekenisverlening aan de wereld die
vaak heel negatief is. Daardoor maakt de patiënt volgens Beck denkfouten namelijk:
overgeneralizatie (=vanuit één incident algemene negatieve conclusies trekken),
dichotoom denken (= de neiging de wereld in te delen in wit en -vooral- zwart) en
selectieve attentie (= het waarnemen van enkel de negatieve aspecten van de
omgeving). Ook Seligmans hulpeloosheidstheorie kan men hierbij betrekken. Zijn
kernbevinding is “Helplessness”: het passie moeten ondergaan van aversieve schokken
leidt ertoe dat bij een volgende gelegenheid –als er wel mogelijkheid is tot ontsnappen
aan de schok- de schokken toch lijdzaam worden ondergaan.
Er bestaat enig bewijs over deze visie.

Humanistisch/ experiëntiële benadering
Door samenvoeging van het idee van Rogers en Heideggers komt men tot het idee van
Gendlin. Zijn bevinding luidt: blokkering van de beleving zou de basis zijn voor neuroseontwikkeling.
Deze visie is niet empirisch gesteund.

Systeemtheoretische benadering
Er is samenhang tussen depressie en substantiële problemen van de partners. Maar ook
hier is zijn geen wetenschappelijke bevindingen van.

‘Life-event’-benadering
Depressie wordt in belangrijke mate veroorzaakt door ingrijpende gebeurtenissen direct
voorafgaand aan de depressie of veroorzaakt in de vroege kinderjaren.
Deze theorie is gedeeltelijk wetenschappelijk ondersteund.

Biologische visies
Hier toont men het belang van de invloed van de familie aan. Depressie zou volgens deze
theorie genetisch bepaald zijn. De oorzaak zou liggen in het neurotransmittersysteem. Er
is echter wel geen uitsluitend bewijs over.
5. Diagnostiek en indicatiestelling (= dia 9 in de power point)
De diagnostiek van depressie omvat de vaststelling van een depressieve stoornis, aanwezigheid
en ernst van de symptomen, context van de stoornis en de etiologie (= veroorzakende factoren).
De diagnose omvat dus de totale toestand van de patiënt. Zo kunnen somatische ziektes en
depressie onafhankelijk naast elkaar bestaan. Echter ook medicatie kan als neveneffect depressie
veroorzaken. Voor diagnose wordt de DSM-IV gebruikt en er wordt ook vaak gebruik gemaakt
van interviewschalen en vragenlijsten rond depressie. Via deze interviewschalen en
zelfrapportagevragenlijsten kan men ook de ernst van de depressie vaststellen. Zo maakt men
een onderscheid tussen ernstige, matige en lichte depressie. Dit is uiteraard slechts een
schatting. Om tot behandeling te kunnen overgaan moet men uiteraard de etiologie, de oorzaak
van depressie onderzoeken. Vaak hangt dit samen met de voorafgaande theorieën. Bovendien
zoekt men ook vaak naar chronische stressfactoren zoals financiële problemen, een combinatie
van werk-en relatieproblemen, fysieke overbelasting en gebrek aan sociale steun bij zware
belasting. Men kijkt dus welke genoemde factoren de patiënt niet kan neutraliseren.
6. Behandelingen van depressie (= dia 10 en 11 in de power point)
De meeste behandelingen zijn gebaseerd op theorieën over etiologie van depressie.

Klassieke psychodynamische georiënteerde psychotherapie, de psychoanalyse
De oorzaak zou de agressie zijn die het gevolg is van vroeg-kinderlijk verlies. Het doel van
deze theorie is het oplossen van het onopgeloste conflict. Depressie manifesteert zich in
de interpersoonlijke omgeving. Men gaat dus de sociale factoren gaan onderzoeken.
Men probeert deze interpersoonlijke conflicten op te lossen. Bij rolveranderingen laat
men de patiënt zijn nieuwe rol waarderen. Tekorten in het sociaal functioneren wordt
ook onder de loep genomen.

Gedragstherapie
Hierbij onderzoekt men het tekort aan sociale bekrachtiging. En geeft men ook zelfregulatie-therapie. Hierbij wordt het tekort aan zelf-bekrachtiging opgespoord. Dit doet
men via zelfobservatie, het opstellen van realistische levensdoelen en op het
identificeren van de cognitieve schemata. Daarnaast wordt ook de socratische dialoog
gehanteerd. Een kortdurende therapie met goede resultaten op langere termijn.

Systeemtherapie
Hier wordt aangegeven dat verstoorde interacties in het sociale systeem de oorzaak zijn
van depressie. Dus gaat men proberen de communicatiepatronen in het gezin te
doorbreken.

Humanistische/ experiëntiële oriëntatie
Deze therapieën zijn gericht op het exploreren, herkennen en erkennen van de
gevoelens en strevingen die ten grondslag liggen aan het habitueel gedrag en de
gemoedstoestand.

Somatische behandeling
De behandeling slaat op het toedienen van antidepressiva. De bedoelde effecten zijn
meestal pas na twee tot vier weken duidelijk, de bijverschijnselen echter vrijwel direct.
Deze zijn natuurlijk wel individueel verschillend. Toch is dit een lange en intensieve kuur
van een zes tot negen maanden.

Slaapdeprivatie
Men tracht in het slaap/waakritme te schuiven.

Lichttherapie
Dit is gelinkt aan seizoensgebonden depressie. Hierbij wordt men gedurende enkele uren
blootgesteld aan hevig licht tijdens de ochtenduren.

Electro Convulsieve Therapie (ECT)
Hierbij is men onder korte narcose en spierverslappend middel. En ondergaat de patiënt
gedurende enkele seconden een elektrische stroom door het hoofd. Dit heeft een
gunstig effect, maar jammer genoeg ook zeer veel bijwerkingen.
7. Aanbevelingen voor de praktijk (= dia 12 in de power point)
Zorgvuldige diagnostiek is heel belangrijk dit doet men het beste door de DSM-IV te gebruiken.
Men moet ook rekening houden met chronische stress-opleverende gebeurtenissen en
somatische ziekten. Suïcide gedachten moeten expliciet besproken worden. Bij oudere patiënten
dient men rekening te houden met de leeftijd die somatische klachten veroorzaken. Er moet
meer aandacht besteed worden aan de specifieke omstandigheden van vrouwen. Gezien de
grote mate van terugval na herstel is “doorbehandelen” zeer belangrijk via de zogenaamde
booster-sessions.
Download