Kennen-en-kunnen-lijstje

advertisement
Kennen en kunnen hoofdstuk 5
Voorkennis:
Staafdiagram:
-
Staven niet aan elkaar, behalve als het in een klassenindeling kan
Staven inkleuren
Geen zaagtand gebruiken
Vergeet de astitels niet
Maak de staven even breed
Lijndiagram:
-
Verbinden van stip naar stip
Bij meerdere lijnen, gebruik je een legenda
Mag een zaagtand gebruiken, maar wel bij grote afstanden.
Frequentie: hoe vaak komt een waarneming voor
Modus: waarneming met de grootste frequentie. Bij 2 even grote frequenties, is er geen
modus.
Mediaan: het middelste getal van een rij oplopende getallen. Bij een even aantal cijfers is het
gemiddelde van de twee middelste cijfers de mediaan.
Zorg dat je een klassenindeling kan maken.
Als bij een klassenindeling het gemiddelde moet berekenen, ga je als volgt te werk:
1. bereken je het klassenmidden van elke klasse
2. vermenigvuldig je het klassenmidden met de frequentie
3. tel de frequenties bij elkaar op
4. tel de uitkomst van stap 2 bij elkaar op
5. deel stap 4 door stap 3
Paragraaf 1: absoluut en relatief
- absolute getallen zijn werkelijke getallen: 1, 100, 4000
- relatieve getallen zijn verhoudingsgetallen: 100%, ¼, ½, ¾, 76%, 3 per 1000 inwoners
- de percentages vergeleken met een basisjaar, worden de indexcijfers genoemd. Het basisjaar
is 100%. Als het jaar erna een stijging is van 6,5% is het indexcijfer 106,5%.
Paragraaf 2: indeling in klassen
om klassen aan te geven, kunnen we ook de intervalnotatie gebruiken: vanaf 65 tot 75
schrijf je dan als [65, 75 >. De interval bevat alle waarnemingsgetallen w waarvoor geld
65 ≤ 𝑤 < 75.
- De getallen 65 en 75 zijn de klassengrenzen
- De klassenbreedte is dan 75-65 = 10.
- Bij klassengrenzen en klassenmidden zijn de betekenissen van de waarnemingen belangrijk.
Als het gaat om personen, moet het klassenmidden een rond getal zijn, als het gaat om
gewicht mag het een decimaal getal zijn.
- Om de mediaan uit te rekenen van een klassenindeling, kan het handig zijn om nog een
kolom te maken met de cumulatieve frequentie. Dit zijn de frequenties bij elkaar opgeteld,
zover als je nu bent.
Paragraaf 3: Centrummaten en spreidingsmaten
- Centrummaten: modus, mediaan en gemiddelde
- Gemiddelde afwijking van het gemiddelde:
1. Reken het gemiddelde uit.
2. Ga voor iedere waarneming na, hoeveel die waarneming van het gemiddelde afwijkt.
3. Tel de uitkomsten van stap 2 op en deel dat door het altijd afwijkingen
- Spreidingsmaten: spreidingsbreedte, eerste kwartiel (Q1), derde kwartiel (Q3),
kwartielafstand
- Eerste kwartiel: het midden van het midden, kort gezegd:
1. Je zoekt de mediaan
2. Zoek het middelste(n) getal(len) (en deel deze door 2)
- Derde kwartiel: het midden van de tweede helft, kort gezegd:
1. Je zoekt de mediaan
2. Zoek het middelste(n) getal(len) (en deel deze door 2)
- Spreidingsbreedte: verschil tussen grootste en kleinste waarneming
- Kwartielafstand:
1. Reken het eerste en derde kwartiel uit
2. Reken het verschil uit tussen het eerste en derde kwartiel
Paragraaf 4: Boxplot
- In een boxplot geef je een duidelijk overzicht van alle spreidingsmaten.
- De box geeft de kwartielafstand aan, de streep midden in de box geeft de mediaan aan en de
hele breedte van de boxplot geeft de spreidingsbreedte aan:
-
Deze boxplot geeft aan dat het laagst cijfer een 2 was, het hoogste cijfer een 9 was, 25% van
de leerlingen tussen de 4 en 6 heeft gescoord en 25% tussen de 6 en 7 heeft gescoord.
Paragraaf 5: Data verwerken
- Verzamelde waarnemingen bij een statistisch onderzoeken heten data, die verwerkt kan
worden in een staafdiagram, een boxplot, een cirkeldiagram of een klassenindeling.
- Zorg dat je deze allemaal kan tekenen.
Download