Jezus Christus: Het Ware Verhaal - United Church of God

advertisement
Jezus
Christus
Het Ware Verhaal
© 2001, 2014 United Church of God, an International Association
Oorspronkelijke titel Jesus Christ The Real Story
Alle rechten voorbehouden.
Schriftgedeelten in deze uitgaven zijn afkomstig uit de
HSV-vertaling (© 2010 Stichting Herziene Statenvertaling), tenzij anders vermeld.
2
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
Inleiding
Inhoud
3 Inleiding
6 Wie — en Wat — Was Jezus Christus?
18 Jezus’ Verbazingwekkende Vervulling van Profetie
30 Een Zondeloos en Wonderbaarlijk Leven
36 Is Jezus Werkelijk Gestorven en Weer Opgestaan?
58 Veel Meer Dan een Mens
65 De God Die Mens Werd
75 De Onbegrepen Missie van de Messias
83 Wat Was het Evangelie van Jezus?
90 Jezus’ Onderwijs Aangaande Gods Wet
105 Wie Doodde Jezus?
111 Jezus Christus, de Wijsheid Gods
119 Uw Bestemming: Oog in Oog met de Ware Jezus
3
Inleiding
W
ie was Jezus? Er zijn maar weinig mensen die in twijfel
trekken dat 2000 jaar geleden een man genaamd Jezus
heeft geleefd, een groot leraar, die een grote impact heeft
gehad op de wereld vanaf dat moment.
Hij claimde iets dat bepaald gedurfd was — namelijk dat Hij de Zoon
van God Zélf was. Het grootste deel van Zijn leven gaf Hij leiding aan
slechts een kleine groep volgelingen, mensen die in die bewering geloof­
den en Hem als hun beloofde Verlosser en Koning beschouwden. Later
kwamen ook veel anderen als gevolg van het getuigenis van deze volge­
lingen tot het geloof dat Hij de Zoon van God was.
Maar in Zijn tijd verwierpen de religieuze autoriteiten Hem als de
Zoon van God. Veel van Zijn stellingen waren zó tegenstrijdig met hun
eigen onderwijs en tradities, dat zij zich tegen Hem verzetten en er uit­
eindelijk in slaagden om Hem ter dood te brengen.
De Romeinse autoriteiten zagen Hem eveneens als een bedreiging en
werden medeplichtig aan Zijn executie door deze daadwerkelijk uit te
voeren. De religies uit Zijn tijd verzetten zich tegen de groei van Zijn
onderwijs en maakten gebruik van onwettige en gewelddadige middelen
om te proberen de Kerk die Hij stichtte, te vernietigen. De regering van
Rome ging ook over tot zware vervolging van de volgelingen van deze
Joodse leraar uit Galilea.
De controverse omtrent Jezus houdt aan
Ook vandaag de dag is Jezus nog steeds een controversieel figuur.
Het verhaal van Jezus’ leven, zoals dat in de evangeliën is opgenomen,
is op veel manieren in twijfel getrokken. De schrijvers van de evangeliën
stelden bijvoorbeeld dat de wonderen van Jezus een bovennatuurlijke
oorsprong hadden. Tegenwoordig redeneert men dat dit gewone, natuur­
lijke handelingen waren die in die tijd nog niet begrepen werden, of men
beweert eenvoudigweg dat het fabels zijn.
En weer een andere, meer moderne reconstructie van de ware Jezus
verschijnt in boeken en films over Zijn leven. Veel mensen zijn vertrouwd
geraakt met afbeeldingen van Jezus, die geheel anders zijn dan hoe Hij er
2000 jaar geleden werkelijk uitzag. Deze afbeeldingen schetsen een onjuist
beeld van Christus’ menselijkheid. Films als The Last Temptation of
Christ, de musical Jesus Christ Superstar en ontelbare televisieproducties
hebben een blijvende indruk gemaakt op ons verstand en hebben, zoals we
nog zullen zien, op die manier de ware, historische Jezus verdraaid.
4
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
Natuurlijk kan men gemakkelijk wijzen op de verschillen in de
geloofspunten en gebruiken van degenen die door de eeuwen heen
beweerd hebben volgelingen van Jezus te zijn, en men kan zich daarbij
terecht afvragen: “Wie is eigenlijk de ware Jezus? En waarom zou ik
Hem willen volgen?”
Zeker als u Zijn uitspraken, die door Zijn discipelen in de eerste eeuw
zijn opgeschreven, letterlijk neemt en u nadenkt over wat zich sindsdien
heeft voorgedaan, zult u wellicht merken dat de meeste mensen die door
de eeuwen heen hebben beweerd Jezus te volgen, dat in werkelijkheid
helemaal niet deden — en hetzelfde is ook nu nog van toepassing.
U zou dan ook kunnen concluderen dat men ook niet méér kan ver­
wachten — omdat Jezus aardige, maar onpraktische ideeën verkondigde,
dingen die in de echte wereld niet blijken te werken. Aan de andere kant
bevat het gezegde dat “het probleem met het christendom is, dat het nooit
is uitgeprobeerd” veel waarheid. Zoals Mahatma Gandhi ooit zei: “Ik
houd van Jezus, maar ik weet niet of ik van Zijn volgelingen houd.”
De ware Jezus ontdekken
Wat is het ware verhaal? Kan na 2000 jaar van verschillende visies
het juiste beeld van Jezus nog worden achterhaald? Wie moeten we gelo­
ven als we de waarheid willen achterhalen?
Het kennen van de ware Jezus omvat ook het feit dat wat Hij werke­
lijk onderwees en deed van groot belang is voor het eeuwige leven. Toen
Hij tot Zijn Vader bad, zei Jezus: “En dit is het eeuwige leven, dat zij U
kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, Die U gezonden
hebt” (Johannes 17:3, nadruk onzerzijds).
Heeft Jezus gedaan, wat er over Hem geschreven is? Was Hij — is
Hij — werkelijk wie Hij beweerde te zijn? Kan dat historisch gezien
bewezen worden? Of zit er niets anders op dan dit in blind vertrouwen te
geloven?
En dan wellicht de belangrijkste vraag: Doet het er echt toe?
Laten we het zo stellen: als het verhaal van Jezus een mythe is, als de
opgeschreven gebeurtenissen die tijdens Zijn leven plaatsvonden en Zijn
beweringen en onderwijs het bedenksel zijn van een kleine groep samen­
zweerders, dan doet het er zeker niet toe. In dat geval zullen we zelf de
bedoeling van het menselijke leven moeten bedenken.
Maar indien Jezus Christus is wie Hij zegt dat Hij was — de Zoon van
God, Die naar de aarde is gekomen als een menselijk wezen, Die door
toedoen van andere menselijke wezens stierf en Die na drie dagen en
drie nachten uit de dood werd opgewekt — dan verandert dat alles.
Want deze ene gebeurtenis — namelijk dat God leefde en stierf als een
mens — wordt dan de meest verbazingwekkende gebeurtenis in de gehele
Inleiding
5
geschiedenis van de mensheid. Deze gebeurtenis brengt ons in een situa­
tie die onze volledige aandacht eist — omdat we hierdoor uiteindelijk ver­
antwoordelijk worden gehouden voor de keuze van ons antwoord hierop.
Kunnen we erachter komen? Dit boekje tracht de belangrijkste vragen
die intelligente, nadenkende mensen zich logischerwijs zullen stellen als
zij Jezus Christus’ ware verhaal willen begrijpen, aan te snijden en te
beantwoorden.
6
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
Wie — en Wat — Was Jezus Christus?
“Een wijsheid die niemand van de leiders van deze wereld gekend
heeft. Immers, als zij die gekend hadden, zouden zij de Heere
der heerlijkheid niet gekruisigd hebben” (1 Korinthe 2:8).
D
e Romeinse gouverneur van Judea, Pontius Pilatus, zag
zichzelf voor een moeilijke situatie gesteld toen Jezus voor
hem werd geleid. Bezorgd probeerde hij het beeld dat zich
voor zijn ogen ontvouwde weg te drukken. Toen Pilatus de
beschuldiging hoorde, maakte dit hem bang. “Omdat hij zich de Zoon
van God heeft genoemd” (Johannes 19:7, De Nieuwe Bijbelvertaling).
Pilatus’ volgende vraag verraadde zijn angst, dat hij niet met een
gewoon mens te maken had. Hij had zojuist een bericht van zijn vrouw
ontvangen, waarin zij meedeelde dat zij in een droom een waarschuwing
had ontvangen om zich niet met deze onschuldige man in te laten
(Mattheüs 27:19). Pilatus wist zelf dat Jezus aan hem was overgeleverd
omdat de priesters jaloers op Hem waren en Hem verachtten (vers 18).
Toch kon Pilatus niet aan zijn ontmoeting met het noodlot ontkomen.
Hij stelde vervolgens aan Jezus de vraag: “Waar komt U vandaan?”
(Johannes 19:9). Pilatus wist al dat Hij uit Galilea kwam. Maar het ging
hem er niet om uit welk geografisch gebied deze Joodse leraar afkomstig
was. Pilatus wilde weten waar Hij werkelijk vandaan kwam. Jezus bleef
zwijgen. Zijn claim dat Hij de Zoon van God was, had die vraag al beant­
woord. Maar Pilatus had niet de moed om dat antwoord te accepteren.
Het aanvaarden van het echte antwoord zou alle verschil in de wereld
hebben gemaakt. De apostel Paulus zei dat geen van de leiders van deze
wereld werkelijk wist wie Jezus was, waar Hij vandaan kwam en wat het
doel van Zijn komst was. “Immers, als zij die gekend hadden, zouden zij
de Heere der heerlijkheid niet gekruisigd hebben” (1 Korinthe 2:8).
Pilatus kon niet met dit inzicht omgaan. Hij wist op dát moment wat
juist was, maar hij was bang om zijn macht te verliezen. Hij was bang
voor Caesars reactie als aan hem zou worden gerapporteerd dat hij
niets deed aan de situatie, waarbij iemand een dreiging vormde voor de
Romeinse controle over die regio (Johannes 19:12). Hij was bang voor
een opstand onder het volk als hij niet zou toegeven aan de politieke
eisen van de Joodse leiders. Hij was ook bang voor Jezus, omdat hij er
niet helemaal zeker van was met Wie hij te maken had.
Wie — en Wat — Was Jezus Christus?
7
Een moeilijke keuze vermijden
Uiteindelijk won het politieke eigenbelang. Alles was nu klaar om
zowel de mensheid aan te klagen vanwege hun zonden als om te voor­
zien in hun vergeving. Pilatus gaf de opdracht om Jezus te kruisigen. De
waarheid werd ontkend; en iedereen zou daar op een later moment mee
worden geconfronteerd.
De meesten van ons proberen onprettige waarheden te negeren en
keuzes te maken, waarvan we denken dat deze goed voor ons zijn. Zou
u een werkelijkheid, die voor u te moeilijk te aanvaarden zou zijn, onder
ogen durven zien als u met bewijs omtrent de ware identiteit van Jezus
geconfronteerd zou worden? Diep van binnen zouden we ons wellicht
intuïtief realiseren dat het ons leven, zoals we dat nu kennen, zou veran­
deren. Dus wellicht is het maar beter, zo redeneren we dan, om niet te
diep in deze materie te duiken en onszelf zodoende een uitweg te ver­
schaffen. Dat is de route die Pilatus bewandelde.
Maar dit is waar we moeten beginnen. Wie was nu wérkelijk Jezus van
Nazareth? Waar kwam Hij echt vandaan? Als we dat eenmaal weten en
begrijpen, geeft ons dat inzicht in alles wat Hij heeft gezegd en gedaan.
De meeste mensen zien Jezus als een leraar, een wijze man, een
Joodse sage, die een onrechtvaardige, afschuwelijke dood stierf en die
een grote godsdienst heeft gesticht.
Is er niet meer te vertellen dan dit? Eén van de meest controversiële
onderwerpen is de ware identiteit van Jezus Christus — en tegelijker­
tijd is dat waarschijnlijk ook het meest cruciale onderwerp. Het raakt
aan de kern van het christelijke geloof. Wat dit met zich brengt is het
begrip dat Jezus niet slechts een buitengewoon mens was, maar dat
Jezus eigenlijk God in menselijke gestalte was.
Maar als Hij God in het vlees was, hoe was Hij dan God? Dit onder­
deel wordt vaak verwaarloosd in veel uitleggingen — en als gevolg daarvan
hebben velen moeite om te begrijpen hoe dit zit.
Jezus beschouwde Zichzelf zeker als meer dan een man, profeet of
leraar.
Sommigen zeggen echter dat Jezus nergens heeft beweerd God te zijn.
Sommige geleerden houden vol dat de leiders van de christelijke Kerk
jaren later zélf de titels die Jezus gebruikte, de wonderen en handelingen
die Hij verrichtte en Zijn beweringen, waaruit allemaal kan worden afge­
leid dat Hij Zelf geloofde dat Hij God was, hebben bedacht en in het ver­
haal hebben opgenomen. Met andere woorden, men beweert dus dat het
verhaal verzonnen is en dat de in het Nieuwe Testament afgeschilderde
Jezus een legende is, een theologisch product van de vroege Kerk.
Dit is echter om verschillende redenen historisch gezien niet juist — en
niet in de laatste plaats vanwege het feit dat de Kerk direct na de dood en
8
Wie — en Wat — Was Jezus Christus?
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
opstanding van Jezus een explosieve groei doormaakte op basis van de
overtuiging dat Hij God was. Er was geen tijd om een legende te ontwik­
kelen rondom overtrokken claims aangaande wie Jezus zou kunnen zijn.
Petrus predikte onmiddellijk dat Jezus opgewekt is uit de dood, dat Hij
inderdaad de Christus en Heere was en dat Hij Zichzelf aan God gelijk­
stelde (Handelingen 2:27, 34-35).
De discipelen en de Kerk wisten
wie Jezus was, zoals de snelle
groei van de Kerk laat zien.
Het feit waar het om gaat, is dat
Jezus van Nazareth, hoe duizeling­
wekkend het ook mag lijken, God
in het vlees was. Dit feit is, zoals
we nog verder zullen onderzoe­
ken, wat het christendom uniek en
gezaghebbend maakt. Als Jezus
In 1961 vond een Italiaanse expeditie,
niet God zou zijn, dan zou het
die in Caesarea Maritima in Israël op­­
christelijke geloof in niets verschil­
gravingen verrichtte, deze stenen plaat,
len van andere religies. Als Jezus
waarop de naam van de Romeinse
niet God zou zijn, hadden degenen
bestuurder die Jezus Christus ter dood
in de vroege christelijke Kerk geen
veroordeelde, Pontius Pilatus, vermeld
stond alsmede zijn titel, “prefect van
basis voor hun geloofsovertuigin­
Judea”. Deze inscriptie is een van de
gen — geloofsovertuigingen die, in
vele historische feiten die het bestaan
de woorden van hun vijanden, “de
bewijzen van mensen die in het Nieuwe
wereld in rep en roer gebracht heb­
Testament genoemd worden.
ben” (Handelingen 17:6).
De meest vrijpostige claim van Jezus omtrent Zijn identiteit was de
uitspraak: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Vóór Abraham geboren was,
ben Ik” (Johannes 8:58). In het Nederlands vertaald komt deze uitspraak
wellicht verwarrend over. Maar in de Aramese of Hebreeuwse taal
waarin Hij sprak, betekende dit een claim, die maakte dat de mensen
Hem trachtten te stenigen vanwege godslastering.
Wat was hier aan de hand? Jezus openbaarde Zijn identiteit als
Degene die de Joden eigenlijk kenden als de God in het Oude Testament.
Hij zei in één adem dat Hij zowel bestond vóór Abraham en dat Hij
Dezelfde was als de God van Abraham, Izak en Jakob.
Toen de grote God Zichzelf in vroeger tijden voor de eerste keer aan
Mozes bekendmaakte in Exodus 3:13-14, vroeg Mozes wat Zijn naam was.
“IK BEN DIE IK BEN,” was het ontzagwekkende antwoord. “Dit moet u
tegen de Israëlieten zeggen: IK BEN heeft mij naar u toe gezonden”
www.HolyLandPhotos.org
Jezus, de IK BEN
9
Jezus claimde duidelijk dat Hij hetzelfde Wezen was — de “IK BEN”
van Exodus 3:14, de God van Abraham, Izak en Jakob (vers 15).
“IK BEN” is verwant aan de persoonlijke naam van God in het Oude
Testament, de Hebreeuwse naam YHWH. Wanneer deze naam in onze
Nederlandse Bijbelvertalingen voorkomt, wordt het meestal weergegeven
als HEERE. In sommige Bijbelvertalingen wordt dit met “Jahweh” of
“Jehova” vertaald.
Toen Jezus deze verrassende uitspraak deed, wisten de Joden precies
wat Hij bedoelde. Ze raapten stenen op om Hem te doden, omdat ze
dachten dat Hij schuldig was aan godslastering.
“IK BEN” en het verwante YHWH zijn de namen van God die op een
absoluut, niet aan tijd gebonden bestaan duiden. Hoewel JHWH onmo­
gelijk volledig correct vertaald kan worden in het Nederlands, omvat
JHWH betekenissen als “De Eeuwige”, “Degene die Altijd Bestaat” of
“Degene Die Was, Die Is en Altijd Zal Zijn”. Deze kenmerken kunnen
alleen van toepassing zijn op God, Wiens bestaan eeuwig is.
In Jesaja 42:8 zegt ditzelfde Wezen: “Ik ben de HEERE [JHWH] — dat
is Mijn Naam; Mijn eer zal Ik aan geen ander geven, evenmin Mijn lof
aan de afgodsbeelden.” Een aantal hoofdstukken later zegt Hij: “Zo zegt
de HEERE [JHWH], de Koning van Israël, zijn Verlosser, de HEERE
van de legermachten: Ik ben de Eerste en Ik ben de Laatste, en buiten
Mij is er geen God” (Jesaja 44:6).
Wat de Joden betreft was er geen twijfel aan Wie Jezus beweerde te
zijn. Hij zei dat Hij Degene was, van Wie het volk Israël begreep dat
Hij de enige ware God was. Doordat Jezus Zich de naam “IK BEN” toe­
eigende, zei Hij eigenlijk dat Hij de God was Die de Hebreeërs kenden
als JHWH. Deze naam werd als zó heilig beschouwd, dat een vrome
Jood deze naam nooit uit zou spreken. Dit was een speciale naam voor
God, die alleen op de ene ware God kan slaan.
Dr. Norman Geisler concludeert in zijn boek Christian Apologetics
het volgende: “Gezien het feit dat de Jehova van het Joodse Oude Testa­
ment Zijn naam, eer, glorie niet aan een ander wilde geven, is het nau­
welijks een wonder dat de woorden en daden van Jezus van Nazareth
maakten dat de Joden uit de eerste eeuw stenen opnamen en woorden als
‘godslastering’ uitten. Al die dingen die de Jehova van het Oude Testa­
ment ten aanzien van Zichzelf claimde, claimde Jezus van Nazareth ook
ten aanzien van Zichzelf” (2002, pag. 331).
Jezus als JHWH geïdentificeerd
Dr. Geisler vervolgt met een opsomming van enkele manieren waarop
Jezus Zichzelf aan de JHWH van het Oude Testament gelijkstelde. Laten
we enkele hiervan onderzoeken.
10
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
Jezus zei van Zichzelf: “Ik ben de goede Herder” (Johannes 10:11).
David verkondigde in het eerste vers van de bekende Psalm 23: “De
HEERE [JHWH] is mijn herder.” Jezus claimde de rechter van alle men­
sen en alle volken te zijn (Johannes 5:22, 27). Toch zegt Joël 3:12 dat de
HEERE [JHWH] “daar zal...zitten om te berechten alle heidenvolken”.
Jezus zei: “Ik ben het licht der wereld” (Johannes 8:12). Jesaja 60:19
zegt: “De HEERE zal voor u zijn tot een eeuwig licht en uw God tot uw
sieraad.” David zegt ook in Psalm 27:1: “De HEERE [JHWH] is mijn
licht.”
Jezus vroeg in gebed aan de Vader om Zijn eeuwige heerlijkheid met
Hem te delen:
“En nu, verheerlijk Gij Mij, Vader, bij Uzelf met de heerlijkheid, die
Ik bij U had, eer de wereld was” (Johannes 17:5, NBG). Toch zegt Jesaja
42:8: “Ik ben de HEERE — dat is Mijn Naam; Mijn eer zal Ik aan geen
ander geven .”
Jezus sprak over Zichzelf als de komende bruidegom (Mattheüs 25:1), en
dat is precies zoals JHWH wordt omschreven in Jesaja 62:5 en Hosea 2:16.
In Openbaring 1:17 zegt Jezus dat Hij de eerste en de laatste is, en dat
is hetzelfde als wat JHWH van Zichzelf zegt in Jesaja 44:6: “Ik ben de
Eerste en Ik ben de Laatste, en buiten Mij is er geen God.”
Er bestaat geen twijfel over dat Jezus Zichzelf zag als de HEERE
(JHWH) van het Oude Testament.
Toen Jezus gearresteerd werd, had Zijn gebruik van dezelfde term
een schokkend effect op degenen die daar aanwezig waren om Hem te
arresteren. “Toen Hij dan tegen hen zei: Ik ben het, deinsden zij terug en
vielen op de grond” (Johannes 18:6). Het woord ‘het’ is hier aan de tekst
toegevoegd door de vertalers en komt niet in de grondtekst voor. Deze
toevoeging om Jezus’ antwoord grammaticaal kloppend te maken, ver­
hult echter het feit dat Hij hier waarschijnlijk wederom claimde de “IK
BEN” van het Oude Testament te zijn.
“Ik en Mijn Vader zijn één”
De Joden confronteerden Jezus tijdens een andere gelegenheid door
Hem de volgende vraag te stellen: “Hoelang houdt U ons in het onze­
kere? Als U de Christus [de geprofeteerde Messias] bent, zeg het ons
vrijuit” (Johannes 10:24). Jezus’ antwoord is bepaald onthullend: “Ik heb
het u gezegd en u gelooft het niet” (vers 25). Hij had inderdaad al eerder
Zijn goddelijke identiteit bevestigd (Johannes 5:17-18).
Jezus voegt eraan toe: “De werken die Ik doe in de Naam van Mijn
Vader, die getuigen van Mij” (Johannes 10:25). De werken die Hij deed,
waren wonderen die alleen God kon doen. Ze konden de wonderen die
Hij deed niet weerleggen.
Wie — en Wat — Was Jezus Christus?
11
Hij deed nog een andere uitspraak, die hen woedend maakte: “Ik en
de Vader zijn één” (vers 30). Dat wil zeggen dat de Vader en Jezus Bei­
den goddelijk zijn. Er was wederom geen twijfel mogelijk aan wat Hij
hier werkelijk wilde zeggen, want “de Joden dan pakten opnieuw stenen
op om Hem te stenigen” (vers 31).
Jezus reageerde: “Ik heb u vele goede werken van Mijn Vader laten
zien. Vanwege welk van die werken stenigt u Mij? De Joden antwoord­
den Hem: Wij stenigen U niet vanwege een goed werk, maar vanwege
godslastering, namelijk omdat U, Die een Mens bent, Uzelf God maakt”
(verzen 32-33).
De Joden begrepen heel goed wat Jezus bedoelde te zeggen. Hij ver­
telde hun openlijk over Zijn goddelijkheid.
Het evangelie volgens Johannes doet verslag van nog een ander voor­
val, waarbij Jezus de Joden woedend maakte vanwege Zijn claim god­
delijk te zijn. Dat gebeurde nadat Jezus een kreupele man bij het bad van
Bethesda had genezen op de sabbat. De Joden trachtten Hem te doden
omdat Hij dit op de sabbat had gedaan, een dag waarop volgens de wet
van God geen werk verricht mocht worden (overigens legden zij deze wet
verkeerd uit om zodoende hetgeen Jezus had gedaan hieronder te kunnen
laten vallen).
Wat Jezus vervolgens zei, was zó duidelijk dat de Joden dit maar op
één manier konden opvatten: “Mijn Vader werkt tot nu toe en Ik werk
D
Jezus Christus: ‘De Rots’
uit het Oude Testament
e apostel Paulus bevestigt dat
de God die de Israëlieten uit het
Oude Testament kenden — Degene Die
zij zagen als hun “Rots” van sterkte
(zie Deuteronomium 32:4; Psalm
18:3) — Degene was die wij kennen als
Jezus Christus. Merk op wat Paulus in
1 Korinthe 10:1-4 schreef: “… dat onze
vaderen allen onder de wolk waren en
allen door de zee zijn gegaan, en dat
allen in Mozes gedoopt zijn in de wolk en
in de zee, en allen hetzelfde geestelijke
voedsel gegeten hebben, en allen
dezelfde geestelijke drank gedronken
hebben. Zij dronken namelijk uit een
geestelijke rots, die hen volgde; en die
rots was Christus.”
Jezus was Degene die tot Mozes sprak
en hem de opdracht gaf om terug te
keren naar Egypte om de Israëlieten naar
de vrijheid te leiden. Jezus was de HEERE
(JHWH) die de plagen over Egypte liet
komen. Hij was de God die de Israëlieten
uit Egypte leidde en hen begeleidde op
hun 40 jaar durende zwerftocht. Hij was
de Wetgever, die de wetten aan Mozes
gaf en die regelmatig tot Mozes sprak.
Hij was de Heer die Zich door de hele
geschiedenis van Israël heen met hen
bemoeide.
Ja, hoe verbazingwekkend het ook
mag lijken, Jezus Christus is de Heer
(JHWH) over Wie zo veel is geschreven
in het Oude Testament.
12
Wie — en Wat — Was Jezus Christus?
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
ook.” En wat was hun antwoord: “Daarom dan probeerden de Joden des
te meer Hem te doden, omdat Hij niet alleen het gebod van de sabbat
brak [althans, volgens hun eigen interpretatie van dit gebod], maar ook
zei dat God Zijn eigen Vader was, en daarmee Zichzelf aan God gelijk
maakte” (Johannes 5:16-18).
Jezus stelde Zijn eigen werken gelijk aan Gods werken en stelde op
een aparte wijze dat God Zijn Vader was.
uw zonden zijn u vergeven” (Markus 2:5). De schriftgeleerden die
dit hoorden, meenden dat Hij God lasterde. Zij vroegen zich namelijk
terecht af: “Wie kan zonden vergeven dan God alleen?” (verzen 6-7).
In antwoord op de schriftgeleerden zei Jezus: “… Waarom overlegt u
deze dingen in uw hart? … Maar opdat u zult weten dat de Zoon des men­
sen macht heeft op de aarde zonden te vergeven (zei Hij tegen de
verlamde): Ik zeg u: Sta op, neem uw ligmat op en ga naar uw huis”
(verzen 8-11).
De schriftgeleerden wisten dat Jezus een autoriteit claimde te bezitten,
die alleen aan God toekwam. De HEERE (JHWH) is namelijk Degene
van wie in het Oude Testament wordt gezegd dat Hij zonden vergeeft
(Jeremia 31:34).
Jezus stelde de autoriteit te hebben om zonden te vergeven
Jezus stelde ook op andere manieren goddelijk te zijn.
Toen Jezus een verlamde man genas, zei Hij ook tegen hem: “Zoon,
De Apostelen van Jezus Christus
Begrepen dat Hij De Schepper Was
Christus stelde de macht te hebben om doden op te wekken
Jezus claimde andermaal een macht te bezitten, die alleen God
bezit — namelijk om de doden op te wekken en te oordelen. Let op Zijn
opmerkingen hierover in Johannes 5:25-29:
“Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: De tijd komt en is nu dat de doden
de stem van de Zoon van God zullen horen, en dat wie hem horen, zul­
len leven … Allen die in de graven zijn, (zullen) Zijn stem … horen, en zij
zullen eruitgaan: zij die het goede gedaan hebben, tot de opstanding ten
leven, maar zij die het kwade gedaan hebben, tot de opstanding ter ver­
doemenis.”
Er bestond geen twijfel over wat Hij bedoelde te zeggen. Hij voegde
hieraan in vers 21 het volgende toe: “Want zoals de Vader de doden
opwekt en levend maakt, zo maakt ook de Zoon levend wie Hij wil.”
Toen Jezus Lazarus uit de dood opwekte, zei Hij tegen de zuster van
Lazarus: “Ik ben de Opstanding en het Leven” (Johannes 11:25).
Vergelijk dit met 1 Samuel 2:6, waar staat: “De HEERE [JHWH]
doodt en maakt levend, Hij doet in het graf neerdalen en Hij doet daaruit
opkomen.”
H
Jezus accepteerde eer en aanbidding
Corbis
et boek Hebreeën spreekt over de voegt daar in vers 17 aan toe dat “alle
Zoon als het Wezen door Wie God de dingen bestaan tezamen door Hem”.
wereld geschapen heeft (Hebreeën 1:2) en
Het Oude Testament laat zien dat
die “door zijn machtig
alleen God de Schepwoord (alles in stand)
per van het universum
houdt” (vers 3, GNB).
is (Genesis 1:1; Jesaja
Alleen God is zo mach40:25-26, 28). Als de
tig om zulke dingen tot
eerste volgelingen van
stand te brengen.
Christus zeggen dat
Johannes bevestigt
Jezus Degene is door
dat Jezus het goddelijke
Wie alle dingen zijn
Woord was door Wie
geschapen, zeggen zij
God het universum heeft
dus dat Jezus God is.
De schrijvers van het Nieuwe
geschapen: “Alle dingen Testament begrepen heel goed
Jezus stelde in alles
zijn door het Woord dat Jezus Christus de Schepper God te zijn en de disgemaakt, en zonder was, Degene die sprak en die cipelen geloofden en
dit Woord is geen ding het universum zag ontstaan.
onderwezen dit. Zij
gemaakt dat gemaakt is”
begrepen dat Jezus “de
(Johannes 1:3; zie verzen 1-3, 14).
afdruk van zijn [Gods] wezen” (Hebreeën
Paulus stelt bepaald duidelijk dat God 1:3, GNB) en “het Beeld van de onzicht“alle dingen geschapen heeft door Jezus bare God” is (Kolossenzen 1:15), en dat
Christus” (Efeze 3:9). Ergens anders “in Hem woont heel de volheid van de
schrijft hij over Jezus: “Want door Hem Godheid lichamelijk” (Kolossenzen 2:9).
zijn alle dingen geschapen die in de Zij begrepen door Zijn eigen woorden en
hemelen en die op de aarde zijn, die handelingen precies Wie Hij was en nog
zichtbaar en die onzichtbaar zijn: tro- steeds is. Er bestond bij hen geen twijfel
nen, heerschappijen, overheden of mach- over. Zij hadden het Hem keer op keer
ten; alle dingen zijn door Hem en voor zien bewijzen. Zij zouden met standvastige
Hem geschapen” (Kolossenzen 1:16). Hij overtuiging hun martelaarschap ingaan.
13
Jezus demonstreerde Zijn goddelijkheid op nog een andere manier
toen Hij zei: “Want Hij wil dat allen de Zoon zullen eren zoals ze de
Vader eren” (Johannes 5:23, GNB). Keer op keer zei Jezus tegen Zijn
discipelen dat zij in Hem moesten geloven, zoals zij in God geloven.
“Laat uw hart niet in beroering raken; u gelooft in God, geloof ook in
Mij” (Johannes 14:1).
Jezus werd bij vele gelegenheden aanbeden zonder dat Hij dit ver­
bood. Een melaatse man knielde voor Hem neer (Mattheüs 8:2). Een
overste aanbad Hem en smeekte Hem om zijn dochter uit de dood op te
14
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
wekken (Mattheüs 9:18). Toen Jezus de storm had bestraft en tot stilte
had gebracht, aanbaden degenen die in de boot aanwezig waren Hem als
de Zoon van God (Mattheüs 14:33).
Een Kananese vrouw aanbad Hem (Mattheüs 15:25). Toen Jezus
de vrouwen ontmoette, die na Zijn opstanding naar Zijn graftombe
toe waren gekomen, aanbaden zij Hem evenals de apostelen deden
(Mattheüs 28:9, 17). Toen de door demonen bezeten man uit het land
van de Gadarenen “Jezus uit de verte zag, snelde hij naar Hem toe en
aanbad Hem” (Markus 5:6). De blinde man, die Jezus genas in Johannes
9, aanbad Hem (vers 38).
Het eerste en tweede gebod van de Tien Geboden verbieden echter de
aanbidding van iets of iemand anders dan God (Exodus 20:2-5). Barna­
bas en Paulus waren ontsteld toen de mensen in Lystre probeerden om
hen te aanbidden nadat zij een kreupele man hadden genezen (Handelin­
gen 14:13-15). In Openbaring 22:8-9 weigerde de engel, voor wie Johan­
nes in aanbidding neerviel, om deze aanbidding aan te nemen en hij zei:
“Pas op dat u dat niet doet! … Aanbid God!” (Openbaring 22:8-9).
Toch aanvaardde Jezus de aanbidding wél en wees Hij degenen die
voor Hem knielden niet terecht.
Jezus’ opdracht om in Zijn naam te bidden
Jezus gaf Zijn volgelingen niet alleen de opdracht om in Hem te gelo­
ven, maar ook de opdracht om wanneer we tot de Vader bidden, we
dienen te bidden in Christus’ naam. “En wat u ook zult vragen in Mijn
Naam, dat zal Ik doen, opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt zal wor­
den” (Johannes 14:13). Jezus maakte met de woorden “Niemand komt
tot de Vader dan door Mij” (vers 6) duidelijk dat de toegang tot de Vader
alleen mogelijk is door Hem.
De apostel Paulus zegt over Jezus: “Daarom heeft God Hem ook
bovenmate verhoogd en heeft Hem een Naam geschonken boven alle
naam, opdat in de Naam van Jezus zich zou buigen elke knie van hen die
in de hemel, en die op de aarde, en die onder de aarde zijn, en elke tong
zou belijden dat Jezus Christus de Heere is, tot heerlijkheid van God de
Vader” (Filippenzen 2:9-11).
Paulus zegt hier dat God de Vader Zélf het feit dat Jezus God is, in
stand houdt door Zijn naam te verhogen tot het niveau van Degene door
wie we onze verzoeken kenbaar maken en Degene voor wie we knielen.
Jezus verzekert ons ook dat Hij Degene is die onze gebeden zal beant­
woorden (“… dat zal Ik doen”, Johannes 14:13).
Jezus maakte Zich op heel veel manieren kenbaar als de God van het
Oude Testament. De Joden zagen Hem dingen doen die alleen God kan
of wil doen. Zij hoorden Hem dingen zeggen over Zichzelf die alleen op
Wie — en Wat — Was Jezus Christus?
15
God van toepassing konden zijn. Zij waren boos en reageerden woedend
en beschuldigden Hem van godslastering. Ze waren zelfs zó woedend,
dat zij Hem ter plekke wilden doden.
Jezus’ bijzondere relatie met God
Jezus wist dat Hij uniek was in zijn hechte relatie met de Vader in die
zin dat Hij de Enige was die de Vader bekend kon maken. “Alle dingen
zijn Mij overgegeven door Mijn Vader; en niemand kent de Zoon dan de
Vader, en niemand kent de Vader dan de Zoon, en hij aan wie de Zoon
het wil openbaren” (Mattheüs 11:27).
Dr. William Lane Craig, een schrijver die het christelijke geloof ver­
dedigt, zegt dat dit vers “ons zegt dat Jezus beweerde de Zoon van God
te zijn op een exclusieve manier en in een absolute betekenis. Jezus zegt
D
De Familie van God
e Vader en Jezus hebben vanaf het
begin de bedoeling gehad om Hun
soort uit te breiden. De God-soort is een
familie! Aan het hoofd staat de Vader en
de familie bestaat nu uit de Vader en de
Zoon, Jezus Christus.
Deze twee hebben altijd bestaan en
zullen altijd bestaan. Het is hun bedoeling
en hun verlangen om anderen toe te voegen aan Hun soort — “om veel kinderen
tot heerlijkheid te brengen” (Hebreeën
2:10). Net zoals aan al het leven de
mogelijkheid werd gegeven om zichzelf
te reproduceren ‘naar zijn soort’, zoals in
Genesis 1 wordt vermeld, zo maakte God
de mens naar het beeld van God. Dit is de
ultieme betekenis van vers 26, waar God
zegt: “Laten Wij mensen maken naar
Ons beeld, naar Onze gelijkenis.”
Dit is een proces dat uit twee fasen
bestaat. Eerst maakte God de mens tot
een fysiek wezen, van het stof van de
aarde. Vervolgens worden mannen en
vrouwen, door het proces van bekering
en geloof in Christus en gehoorzaamheid aan Gods geestelijke wet van liefde,
een nieuwe geestelijke “schepping” (2
Korinthe 5:17; Efeze 4:24). Dit leidt tot
de uiteindelijke geboorte van nieuwe kin-
deren in de goddelijke familie, die dan
“als” Christus zijn, en waarbij Christus de
eerstgeboren Zoon van God is (Romeinen
8:29; Galaten 4:19; 1 Johannes 3:2).
Inderdaad, zoals menselijke kinderen
hetzelfde soort wezens zijn als hun ouders
(dus als menselijke wezens), zo zullen
Gods kinderen hetzelfde soort wezens zijn
als de Vader en Christus (oftewel god­
delijke wezens). Dit is de ongelooflijke
toekomst van de mensheid! De Godfamilie zal zich uitbreiden door middel van
Gods wonderbaarlijke plan zoals dat in
Zijn Woord geopenbaard wordt.
Alle kinderen van deze familie zullen
in de toekomst voor altijd vrijwillig onder
de ultieme soevereiniteit, autoriteit en
leiding van de Vader en de Zoon zijn (zie 1
Korinthe 15:24-28). Geleid door de Vader
en Christus zullen de leden van deze goddelijke familie delen in een glorieuze en
rechtvaardige eeuwigheid in de toekomst.
Dit is de manier waarop God een familie is — het is inderdaad een groeiende
familie, die thans nog maar uit twee goddelijke Wezens bestaat, namelijk de Vader
en Christus de Eerstgeborene, maar waaraan uiteindelijk een ontelbare menigte
anderen wordt toegevoegd.
16
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
hier dat Zijn vader-zoonrelatie met God uniek is. En Hij claimt ook de
Enige te zijn die aan de mensen de Vader bekend kan maken. Met andere
woorden, Jezus beweert de absolute openbaring van God te zijn” (Reasonable Faith, 1994, pag. 246).
Christus’ bewering over de eeuwige bestemming van mensen te
beschikken
Op verschillende momenten beweerde Jezus dat Hij Degene was door
Wie mannen en vrouwen het eeuwige leven konden verwerven. “En dit
is de wil van Hem Die Mij gezonden heeft, dat ieder die de Zoon ziet en
in Hem gelooft, eeuwig leven heeft, en Ik zal hem doen opstaan op de
laatste dag” (Johannes 6:40; vergelijk verzen 47 en 54). Hij zegt hier niet
alleen dat de mensen in Hem moeten geloven, maar ook dat Hij Degene
zal zijn Die hen uiteindelijk uit de dood zal opwekken. Er is geen enkel
mens die dit kan.
Dr. Craig zegt hierover: “Jezus benadrukte dat de houding van de
mensen ten opzichte van Hem de doorslaggevende factor zou zijn in
Gods oordeel op de dag van het oordeel. “En Ik zeg u: Ieder die Mij
belijden zal voor de mensen, die zal ook de Zoon des mensen belijden
voor de engelen van God. Maar wie Mij verloochenen zal voor de
mensen, die zal verloochend worden voor de engelen van God” (Lukas
12:8-9).
“Vergis u niet: als Jezus niet de goddelijke zoon van God zou zijn,
dan zou deze bewering slechts beschouwd kunnen worden als het meest
bekrompen en aanstootgevende dogma. Want Jezus zegt hier dat het
behoud van mensen afhangt van hun belijdenis van Jezus Zelf” (Reasonable Faith, 1994, pag. 251).
Er valt niet aan deze conclusie te ontkomen: Jezus wist dat Hij, net
zoals de Vader, goddelijk is en dat Hij het recht bezit om die dingen te
doen, waartoe alleen God het recht heeft.
De claim van Jezus’ discipelen
Degenen die Jezus persoonlijk kenden en door Hem onderwezen waren,
en die vervolgens het grootste gedeelte van het Nieuwe Testament hebben
geschreven, zijn uitermate consistent in Jezus’ beweringen over Zichzelf.
Zijn discipelen waren monotheïstische Joden. Het feit dat zij ermee instem­
den dat Jezus God was, en dat zij vervolgens hun leven gaven voor deze
overtuiging laat zien dat zij hadden ingezien dat de uitspraken van Jezus
over Zichzelf zó overtuigend waren, dat ze er geen twijfel meer over lieten
bestaan.
De schrijver van het eerste evangelie, Mattheüs, begint met het
verhaal over de maagdelijke geboorte van Jezus. Mattheüs geeft
Wie — en Wat — Was Jezus Christus?
17
commentaar op deze wonderbaarlijke gebeurtenis door te citeren uit
Jesaja 7:14: “Zie, de maagd zal zwanger worden en een Zoon baren, en
u zult Hem de naam Immanuel geven; vertaald betekent dat: God met
ons” (Mattheüs 1:23). Mattheüs maakt duidelijk dat hij begrijpt dat dit
kind God is — “God met ons.”
Johannes is eveneens expliciet in de proloog van het door hem opge­
schreven evangelie. “In het begin was het Woord en het Woord was bij
God en het Woord was God … En het Woord is vlees geworden en heeft
onder ons gewoond” (Johannes 1:1, 14).
Sommige discipelen spraken Jezus rechtstreeks aan met God. Toen
Thomas Zijn wonden zag, riep hij uit: “Mijn Heere en mijn God!”
(Johannes 20:28). Paulus verwijst naar Jezus in Titus 1:3 en 2:10 als
“God, onze Zaligmaker.”
Het boek Hebreeën benadrukt door het gehele boek dat Jezus God is.
Hebreeën 1:8 laat zien dat Psalm 45:7 op Jezus Christus slaat: “Maar
tegen de Zoon zegt Hij: Uw troon, o God, bestaat in alle eeuwigheid.”
Andere delen van dit boek leggen uit dat Jezus hoger is dan de engelen
(1:4-8, 13), dat Hij superieur is aan Mozes (3:1-6), en dat Hij groter is
dan de hogepriesters (4:14-5:10). Hij is groter dan al dezen omdat Hij
God is.
Hij liet geen middenweg open
De bekende christelijke schrijver C.S. Lewis merkt het volgende op:
“Ik probeer hier te voorkomen dat iemand het meest domme over Hem
zou kunnen zeggen, dat zoveel mensen vaak zeggen: ‘Ik ben bereid om
Jezus te aanvaarden als een groot leraar op het gebied van normen en
waarden, maar ik aanvaard niet Zijn bewering dat Hij God is.’ Dat is
nu juist het enige dat we níet moeten zeggen. Een gewoon mens die de
dingen had gezegd, die Jezus heeft gezegd, zou nooit een dergelijk groot
leraar zijn geweest …”
“U moet uw keuze maken. Ofwel deze man was, en is, de Zoon van
God: of anders was hij een gek of nog erger. U kunt van Hem zeggen dat
Hij een gek was, u kunt op Hem spuwen en Hem als een demon doden;
of u kunt aan Zijn voeten vallen en Hem Heer en God noemen. Maar
laten we niet aankomen zetten met neerbuigende nonsens dat Hij een
groot leraar was. Daarover heeft Hij nooit twijfel laten bestaan. Dat was
niet Zijn bedoeling” (Mere Christianity, 1996, p. 56).
18
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
Jezus’ Verbazingwekkende
Vervulling van Profetie
“Maar zo heeft God in vervulling doen gaan wat Hij bij monde van alle
profeten tevoren geboodschapt had” (Handelingen 3:18, NBG).
T
e beweren dat je God bent is één ding — maar om mensen
ervan te overtuigen dat je inderdaad bent wat je zegt te zijn is
een tweede. Hoe raakten Jezus’ naaste volgelingen er dan zó
van overtuigd dat zij zelfs hun eigen leven gaven voor die over­
tuiging?
Veel profetieën in het Oude Testament aangaande de Messias werden
tot in detail vervuld door Jezus van Nazareth. Noch de Joden noch Jezus’
discipelen begrepen dat Jezus op dat moment de messiaanse profetieën
van het Oude Testament vervulde — ondanks het feit dat Hij hun dikwijls
vertelde dat dit het geval was (Lukas 18:31; Mattheüs 25:56). Zij keken
uit naar een geheel andere Messias dan Degene Die door zoveel profe­
tieën beschreven werd.
Eén van Jezus’ verweren tegen de Joden was om zelf de oudtestamen­
tische Geschriften, waarin Hij werd geïdentificeerd als Degene Die zou
komen, te onderzoeken. “U onderzoekt de Schriften, want u denkt daar­
door eeuwig leven te hebben, en die zijn het die van Mij getuigen,” zei
Hij tegen hen (Johannes 5:39).
Na Jezus’ opstanding begon Hij Zijn discipelen te helpen om de
Schrift te begrijpen, en als gevolg daarvan werden de discipelen geïn­
spireerd om te verklaren dat Jezus inderdaad de Messias was. Het bewijs
daarvoor was te vinden in dezelfde Geschriften, die zij tevoren niet
begrepen hadden.
De profetische puzzelstukjes vallen op hun plaats
Kort na Zijn opstanding ontmoette Jezus twee van Zijn discipelen, die
in een diepe discussie verwikkeld waren toen zij onderweg waren naar
Emmaüs. Zij herkenden Hem niet en discussieerden openlijk over hoe
bepaalde gebeurtenissen, zoals de dood van de Messias, hadden kunnen
plaatsvinden. Jezus begon hun uit te leggen dat Zijn lijden en kruisiging
voorspeld waren in de Schrift.
Hij wees hen vriendelijk terecht: “O onverstandigen en tragen van hart!
Dat u niet gelooft al wat de profeten gesproken hebben! Moest de Chris­
tus dit niet lijden en zo in Zijn heerlijkheid ingaan?” (Lukas 24:25-26).
Jezus’
Verbazingwekkende Vervulling van Profetie
19
En vervolgens begon Hij “bij Mozes en al de profeten en legde hun uit
wat in al de Schriften over Hem geschreven was” (vers 27).
Later diezelfde dag verscheen Hij aan bijna al Zijn apostelen en legde
hun uit wat Hij vóór Zijn dood aan hen verteld had. “Dit zijn de woorden
die Ik tot u sprak toen Ik nog bij u was, dat alles vervuld moest worden
wat over Mij geschreven staat in de Wet van Mozes en in de Profeten en
in de Psalmen” (vers 44).
“De Wet van Mozes en de Profeten en de Psalmen” verwijzen naar
de drie belangrijkste onderverdelingen van het Oude Testament, iets
wat iedere gelovige Jood, en dat waren deze apostelen, begreep. “Toen
opende Hij hun verstand zodat zij de Schriften begrepen. En Hij zei
tegen hen: Zo staat er geschreven en zo moest de Christus lijden en uit
de doden opstaan op de derde dag” (verzen 45-46).
Gods Geest opent ons verstand om de Schrift te kunnen begrijpen
Binnen enkele dagen begonnen de apostelen schriftgedeelten uit het
Oude Testament te citeren, terwijl zij uitlegden dat deze profetieën ver­
vuld waren door Jezus Christus.
Petrus spreekt in Handelingen 1:20 over de dood van Judas, de dis­
cipel die Jezus had verraden, en haalde daarbij Psalm 69:26 en Psalm
109:8 aan: “Want er staat geschreven in het boek van de Psalmen: Laat
zijn woonplaats woest worden en laat er niemand zijn die daarin woont.
En: Laat een ander zijn ambt als opziener nemen.” Petrus en de discipelen
begonnen te begrijpen dat de Schrift tot in detail over vele aspecten van
Jezus’ leven, dood en opstanding sprak.
Nadat zij de Heilige Geest hadden ontvangen op de Pinksterdag begon
hun begrip van hetgeen in de Schrift geschreven stond aanzienlijk toe te
nemen (Johannes 14:26). Petrus sprak op die dag en verwees naar Joël
2:28-29 toen hij zei dat de uitstorting van de Heilige Geest een vervul­
ling van die profetie was (Handelingen 2:14-18).
Petrus vervolgt zijn boodschap aan de menigte die in Jeruzalem verza­
meld was door de opstanding van Jezus uit te leggen onder verwijzing naar
Psalm 16:8-11: “Want David zegt over Hem [Jezus]: Ik zag de Heere altijd
voor mij, want Hij is aan mijn rechterhand … want U zult mijn ziel in het
graf niet verlaten en Uw Heilige niet overgeven om ontbinding te zien… U
zult mij vervullen met vreugde door Uw aangezicht [door de opstanding
uit het graf]” (Handelingen 2:25-28). Petrus verklaarde dat David een pro­
feet was en de opstanding van Jezus de Messias had voorzien.
Nog opzienbarender is het beeld dat David schetst van de opgestane
Christus. Dit beeld wordt door Petrus geciteerd: “De Heere heeft gespro­
ken tot Mijn Heere: Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden
neergelegd zal hebben als een voetbank voor Uw voeten” (verzen 34-36).
20
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
Petrus begrijpt nu duidelijk dat het Oude Testament vooruitzag naar de
komst van Jezus de Messias — de Messias die hij gedurende drie jaar
gevolgd had. Nu citeert Petrus de Schrift ten overstaan van zijn landge­
noten om aan hen te bewijzen dat Jezus de Messias is.
Vele jaren later zien we dat Paulus, die in eerste instantie op geweld­
dadige wijze degenen die Jezus aanvaardden als de beloofde Messias ver­
volgde, met de Joden in de synagogen discussies voerde dat Jezus inder­
daad de Messias is, de Christus (Handelingen 17:1-4). Op gelijke wijze
bestreed Apollos “de Joden krachtig in het openbaar door uit de Schrif­
ten te bewijzen dat Jezus de Christus is” (Handelingen 18:28). Sommige
van deze Joden begonnen toen hun eigen Geschriften in het licht van het
leven, de dood en de opstanding van Jezus de Christus te begrijpen.
Vervulde profetieën in de evangeliën
De Joden die geloofden dat Jezus de messiaanse profetieën vervuld
had, vormden een minderheid. De schrijvers van de vier evangeliën
citeerden onophoudelijk uit de Geschriften om te laten zien op welke
wijze Jezus tot in detail de vele messiaanse profetieën vervulde.
De apostel Mattheüs bijvoorbeeld lijkt zijn evangelie speciaal geschre­
ven te hebben voor een Joods publiek uit de eerste eeuw na Christus.
Met behulp van een lange lijst citaten uit het Oude Testament documen­
teert Mattheüs Jezus Christus’ bewering dat Hij de Messias is. Jezus’
genealogie, doop, boodschap en wonderen wijzen alle onontkoombaar
naar dezelfde conclusie: Hij is de geprofeteerde Messias.
Het evangelie volgens Mattheüs haalt 21 profetieën aan die vervuld
zijn rondom het leven en de dood van Christus. Elf passages wijzen op
deze vervullingen met woorden als “dit alles is geschied opdat vervuld
werd wat door de Heere gesproken is door de profeet” of “toen is ver­
vuld wat gesproken is door de profeet …”
Toevallige vervulling van profetie?
De schrijvers van de boeken van het Nieuwe Testament citeren meer
dan 130 keer messiaanse profetieën uit het Oude Testament. Volgens
sommige schattingen bevat het Oude Testament meer dan 300 profeti­
sche passages die beschrijven wie de Messias is en wat Hij zal doen. Van
deze profetieën zijn 60 heel belangrijk. Hoe groot is de kans dat deze
profetieën door één persoon vervuld worden?
Natuurlijk maakt God geen fouten, zoals Dr. Geisler in zijn boek
Christian Apologetics ook uitlegt. Het is nagenoeg ondenkbaar dat God
ofwel een volledige misleiding in Zijn naam ofwel een toevallige vervul­
ling van profetieën in het leven van de verkeerde persoon zou toestaan.
Dit sluit een toevallige vervulling uit (pag. 343).
Jezus’
Verbazingwekkende Vervulling van Profetie
21
Toch zou men kunnen redeneren dat er een mogelijkheid be­­
staat — hoe klein ook. Maar de kans dat al deze profetieën door toeval
in het leven van Jezus hebben kunnen samenkomen, is onvoorstelbaar
minuscuul — zo klein dat dit elke mogelijkheid ervan uitsluit.
Astronoom en wiskundige Peter Stoner geeft in zijn boek Science
Speaks, een wiskundige analyse, waaruit blijkt dat het onmogelijk is dat
op basis van puur toeval door één persoon de precieze uitspraken over
De Bijbel Profeteerde het Exacte
Jaar dat de Messias Zou Verschijnen
I
n een verbazingwekkende profetie in
Daniël 9:25 wordt het precieze jaar
waarin de Messias zou verschijnen, aangegeven. De engel Gabriël onthulde deze
informatie ongeveer 580 jaar vóór de vervulling ervan aan Daniël. Laten we deze
opmerkelijke profetie en de vervulling ervan
nader beschouwen.
“U moet weten en begrijpen: vanaf de
tijd dat het woord uitgaat om te laten terugkeren en om Jeruzalem te herbouwen tot
op Messias, de Vorst, verstrijken er zeven
weken en tweeënzestig weken …”
Het woord dat vertaald is met “weken”
in dit vers betekent letterlijk ‘zevens’. Hoewel het zou kunnen slaan op zevendaagse
weken is dat hier duidelijk niet het geval.
Daniël heeft namelijk eerder in het hoofdstuk specifiek gebeden over een profetische
periode van 70 jaar. In dit antwoord op zijn
gebed wordt hem verteld over een periode
van 70 ‘zevens’ — wat in deze context duidelijk slaat op 70 ‘zevens’ in jaren, oftewel
70 zevenjarige periodes.
Wanneer we 7 bij 62 van deze zevenjarige periodes optellen (69), geeft dat
een totaal van 483 jaar — 483 jaar na de
opdracht om de muren van Jeruzalem te
herbouwen zal het jaar zijn waarin de Messias ten tonele zou verschijnen.
Na de verwoesting van Jeruzalem door
de Babyloniërs in 586 voor Christus werd
het Babylonische rijk opgevolgd door
het rijk van de Meden en de Perzen. De
koningen van dit rijk hebben verschillende
decreten uitgevaardigd die in de Bijbel zijn
vastgelegd (namelijk door Kores in 538 voor
Christus, te vinden in Ezra 1:10-2, en door
Darius in 520 voor Christus, zoals beschreven in Ezra 6:8).
Maar met name het decreet dat in 457
voor Christus door Arthahsasta werd uitgevaardigd (Ezra 7:11-26) verwijst naar de
bediening van Christus. Als we 483 jaar tellen vanaf 457 voor Christus (het jaar waarin
dit decreet werd uitgevaardigd), komen we
in 27 na Christus (vergeet niet dat vanwege
het feit dat er geen jaar “0” is, er een jaar
bij de optelsom opgeteld moet worden).
Het jaar 27 na Christus was een opvallend jaar. Jezus werd in dit jaar gedoopt en
begon Zijn openbare prediking.
De Joden uit de tijd van Christus waren
zeker bekend met Daniëls profetie. En welk
van deze decreten men ook uitkiest als
startpunt om de 483 jaar te tellen, de tijd
waarin de Messias zou verschijnen, verliep
tijdens Jezus’ leven. De messiaanse ijver
kwam op zijn hoogste punt vanwege het
besef dat de vervulling van deze profetie
aanstaande was (vergelijk Johannes 1:41;
4:25).
Als de Messias zou komen, zou Hij op het
wereldtoneel hebben moeten verschijnen
op hetzelfde moment als Jezus — in exact
hetzelfde jaar!
22
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
Degene Die komen zou, zouden worden vervuld. De kans dat slechts 8
van deze tientallen profetieën vervuld zouden worden in het leven van
één mens wordt geschat op 1 op 10 tot de 17e macht. Dat zou dus een
kans zijn van 1 op 100.000.000.000.000.000.
Hoe kunnen we dit zodanig omschrijven dat we ons hierbij een voor­
stelling kunnen maken? Dr. Stoner illustreert deze kans aan de hand van
het volgende scenario: “Neem 1017 zilveren dollars en bedek daarmee het
oppervlak van Texas [waarvan het landoppervlak ongeveer 678.000 vier­
kante kilometer bedraagt]. Al deze munten zullen de oppervlakte van de
gehele staat ongeveer een halve meter bedekken. Markeer een van deze
zilveren dollars en meng álle munten in de gehele staat goed door elkaar.
Blinddoek vervolgens een man en zeg hem dat hij zo ver mag reizen als hij
wil, maar dat hij één zilveren dollar moet oppakken en moet zeggen dat dát
de gemarkeerde dollar is.”
“Hoe groot zou de kans zijn dat hij de juiste munt zou oppakken? Die
kans zou even groot zijn als de kans dat de profeten deze acht profetieën
konden opschrijven en konden laten uitkomen in zomaar een mens.”
En dat betreft slechts acht van de tientallen profetieën aangaande de
Messias. Om nogmaals kansberekening te gebruiken: de kans dat 48 van
deze profetieën door één persoon vervuld worden is 1 op 10 tot de macht
157 — een 1 gevolgd door 157 nullen (1963, pag. 100-109).
Is Jezus geboren op 25 december?
D
e meeste mensen nemen aan dat Jezus
geboren is op 25 december. Dat is nu
eenmaal de datum waarop Zijn geboorte in
de hele wereld gevierd wordt. Een zorgvuldige analyse van de Geschriften laat echter
zien dat Jezus Christus vrijwel zeker níet op
25 december is geboren. De twee belangrijkste redenen hiervoor zijn:
Ten eerste: we weten dat de herders ‘s
nachts in het veld op hun schapen pasten
rond de tijd van Jezus’ geboorte (Lukas
2:7-8). Herders in Judea bleven echter rond
december niet in het veld om op hun schapen te passen vanwege het gebrek aan voer
voor de dieren en het slechte weer.
Volgens Celebrations: The Complete
Book of American Holidays, suggereert
het verslag van Lukas dat Jezus mogelijk in
de zomer of vroeg in de herfst is geboren.
Aangezien het in Judea in december koud
en regenachtig is, is het waarschijnlijk dat
de herders ’s nachts onderdak zochten voor
hun kuddes” (Robert Myers, 1972, pag.
309). Ten tweede: Jezus’ ouders kwamen
naar Bethlehem om zich te laten registreren
voor een Romeinse volkstelling (Lukas 2:14). De Romeinen zouden wel wijzer zijn
geweest dan om deze registratie in hartje
winter te laten vallen, als de temperatuur
vaak onder nul daalde en de wegen in een
te slechte staat waren om erover te reizen.
Het houden van een volkstelling onder zulke
omstandigheden zou op een fiasco zijn
uitgelopen.
De Bijbelse verslagen wijzen Zijn geboorte
in de richting van de herfst van het jaar
(op het noordelijke halfrond) als meest
waarschijnlijke tijd voor Jezus’ geboorte,
Jezus’
Verbazingwekkende Vervulling van Profetie
23
Eén of twee vervullingen van profetie in Jezus’ leven zou men nog kun­
nen afdoen als toevallig. Maar als al de gevallen van vervulde profetie bij
elkaar worden opgeteld, bereikt de wet van de waarschijnlijkheid al snel
het punt dat waarschijnlijkheid zekerheid wordt. Dit is één van de bewij­
zen dat Jezus de beloofde Messias was — de messiaanse profetieën werden
accuraat en nauwkeurig in Hem vervuld.
Laten we enkele ervan nader in ogenschouw nemen.
Het Zaad van Abraham en de afstammeling van David
In Galaten 3:8 en 16 legt Paulus uit dat de belofte, die aan Abraham
gedaan was (“En in u zullen alle geslachten van de aardbodem gezegend
worden”, Genesis 12:3; 18:18; 22:18) een vooruitwijzing was naar de
komende Messias. Deze belofte werd later herhaald aan Abrahams zoon
Izak (Genesis 26:4) en later wederom aan Abrahams kleinzoon Jakob
(Genesis 28:14).
Enkele honderden jaren later werd geprofeteerd dat de toekomstige
Messias zou voortkomen uit Isaï, de vader van koning David, van de
stam Juda — één van de 12 zonen van Jakob. “Want er zal een Twijgje
opgroeien uit de afgehouwen stronk van Isaï, en een Loot uit zijn wortels
zal vrucht voortbrengen” (Jesaja 11:1). David was de zoon van Isaï, uit wie
de lijn zou voortkomen waaruit zo’n 30 generaties later Jezus van Naza­
gebaseerd op details van de conceptie en
geboorte van Johannes de Doper.
Aangezien Elizabet (de moeder van
Johannes) zes maanden zwanger was toen
Jezus werd verwekt (Lukas 1:24-36), kunnen we ongeveer de tijd van het jaar waarin
Jezus was geboren afleiden als we weten
wanneer Johannes werd geboren. Johannes’ vader, Zacharias, was een priester die
dienst deed in de tempel te Jeruzalem toen
de afdeling van Abia dienst had (Lukas 1:5).
Historische berekeningen tonen aan dat
deze afdeling dienst had van 13-19 juni van
dat jaar (The Com­
panion Bible, 1974,
Appendix 179, pag. 200).
Gedurende deze tempeldienst vernam
Zacharias dat hij en zijn vrouw Elizabet
een kind zouden krijgen (Lukas 1:8-13).
Nadat hij zijn dienst verricht had, keerde hij
naar huis terug en Elizabet raakte zwanger
(verzen 23-24). Als we ervan uitgaan dat de
verwekking van Johannes plaats vond rond
eind juni en we rekenen negen maanden
verder, dan komen we uit op eind maart
als de meest waarschijnlijke tijd voor de
geboorte van Johannes. Tellen we daar
nogmaals zes maanden bij op (het verschil in leeftijd tussen Johannes en Jezus),
dan komen we uit op eind september als
de meest waarschijnlijke tijd voor Jezus’
geboorte.
Hoewel het moeilijk vast te stellen is wanneer men voor het eerst 25 december als
Kerstmis begon te vieren, zijn historici het er
in het algemeen over eens dat dit gebeurde
vanaf ongeveer de vierde eeuw na Christus.
Kerstmis werd pas 300 jaar na Jezus’
geboorte in Rome, de hoofdstad van het
Romeinse rijk, gevierd. De oorsprong ervan
kan niet teruggevoerd worden op het
onderwijs of de gebruiken van de vroegste
christenen.
24
Jezus’
Verbazingwekkende Vervulling van Profetie
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
reth geboren zou worden. Door de profeet Jeremia voorspelde God dat Hij
“voor David een rechtvaardige SPRUIT zal doen opstaan” (Jeremia 23:5).
In deze ongelooflijke reeks profetieën die zo’n 1500 jaar vóór de komst
van de Messias begon, wordt ons in detail verteld hoe de lijn van de men­
selijke afstamming van Christus zou zijn. Jezus vervulde deze beloften,
zoals de apostel Mattheüs ons laat zien in zijn verslag van de afstamming
van Jezus door de lijn van koning David. Het aantal mensen dat mogelij­
kerwijs deze messiaanse profetieën had kunnen vervullen, slinkt enorm
wanneer de vervulling ervan beperkt wordt tot deze familie.
theüs 1:18-23 verwees de engel naar deze profetie van Jesaja (vergelijk Lukas
1:26-35).
Jezus was een profeet
Mozes, die wel beschouwd wordt als de grootste Hebreeuwse profeet
en leraar, schreef de messiaanse profetie dat God een Profeet uit het mid­
den van Israël zou doen opstaan zoals hijzelf was, en dat Hij God recht­
streeks zou vertegenwoordigen (Deuteronomium 18:15, 18).
Jezus werd als profeet beschouwd (Mattheüs 21:46; Lukas 7:16;
24:19; Johannes 4:19; 9:17). Nadat Hij op wonderbaarlijke wijze vis en
brood vermenigvuldigd had om 5.000 mensen te voeden, werd Jezus
bovenal beschouwd als de profeet over wie Mozes gesproken had (Johan­
nes 6:14; vergelijk 7:40). Petrus verwees later expliciet naar Jezus als
deze profeet (Handelingen 3:20-23).
De Messias zou uit Bethlehem
komen
De Joden uit de tijd van Jezus
wisten ook dat de Messias zou
komen uit Bethlehem (Mattheüs
2:3-6). Dit kan opgemaakt wor­
den uit Micha 5:1: “En u, Beth­
lehem-Efratha, al bent u klein
onder de duizenden van Juda, uit
u zal Mij voortkomen Die een
Heerser zal zijn in Israël. Zijn
Veel aspecten van het offersysteem van het
oorsprongen zijn van oudsher,
oude Israël alsmede het jaarlijkse Pascha
van eeuwige dagen af.”
waren voorafschaduwingen van het offer
Er bestonden twee Beth­
van Jezus Christus als “het Lam van God,
lehems, één in de regio van
dat de zonde van de wereld wegneemt.”
Efratha in Judea en één in het
noorden, in de regio van de stam Zebulon. Maar de profetie van Micha
is precies. De Messias zou geboren worden in Bethlehem-Efratha. Jezus
werd in dit Bethlehem in Judea geboren (Mattheüs 2:1).
De profetieën die tot dusver zijn besproken, wijzen sterk in de rich­
ting van Jezus, maar vormen nog niet afdoende bewijs. Andere mensen
zouden ook hebben kunnen kwalificeren als men alleen deze drie criteria
zou toepassen. Maar dit is nog maar het begin.
Een offer voor de zonden
iStockphoto
Een maagd raakt in verwachting
Een opmerkelijke profetie in Jesaja 7:14, genaamd de profetie van
Immanuel, voorzegt de unieke geboorte van Jezus uit een maagd: “Zie,
de maagd zal zwanger worden. Zij zal een Zoon baren en Hem de naam
Immanuel geven.”
Voordat Jezus geboren werd, verscheen een engel aan Jozef in een droom,
die hem vertelde dat zijn verloofde, Maria, in verwachting was van een
kind — niet verwekt door een man, maar door de Geest van God. In Mat­
25
De oudtestamentische profetieën betreffende de details van het lijden en
de dood van de Messias werden in Jezus’ tijd volledig verkeerd begrepen.
De Joden geloofden dat de Messias, naar wie zij uitkeken, een overwin­
nende koning zou zijn die hen zou bevrijden van de gehate Romeinen en
die het Israëlitische koninkrijk zou herstellen — niet een nederige Leraar,
Die lijden en de dood zou ondergaan vanwege de zonden van de mensheid.
Toch beslaat dit een groot gedeelte van de oudtestamentische profe­
tieën en de nieuwtestamentische vervulling. Vrijwel elk aspect van het
lijden en de dood van Jezus is eeuwen vóór de vervulling ervan in groot
detail beschreven.
Het werkelijke plaatje dat in deze profetieën wordt geopenbaard is dat
de Messias “het Lam van God (zou zijn), dat de zonde van de wereld
wegneemt” (Johannes 1:29). De mensen verwachtten niet dat de beloofde
Verlosser, de overwinnende Koning, Iemand zou zijn Die eerst Zijn leven
zou geven voor anderen.
Hebreeën 10:12 vertelt ons dat de dood van Christus hét offer was
voor de zonde, dat eens en voor altijd gebracht zou worden: “Deze [Jezus
Christus] echter is, na één offer voor de zonden te hebben gebracht, voor
altijd gezeten aan de rechterhand van God.” De verzen 5-7 zijn een aan­
haling van Psalm 40:7-9; ze tonen de bereidwilligheid van Christus om
Zichzelf over te geven als een offer om de prijs van de zonden van de
gehele mensheid te betalen.
Het offersysteem dat God in het oude Israël had ingesteld was een
afbeelding van Jezus’ offer, waardoor deze prijs eens en voor altijd
betaald zou worden. Het vergoten bloed van stieren, vaarzen, schapen en
geiten kon de zonden niet wegnemen (Hebreeën 10:4).
26
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
Slechts het vergoten bloed van de Schepper Zelf kon verzoening doen
voor hun zonden alsmede voor de zonden van ieder menselijk wezen. De
offers die onder de wet van Mozes opgelegd waren, weerspiegelden op
een zeer beeldende wijze de toekomstige offerdood van de Redder van
de mensheid vanwege onze zonden. Op deze wijze wees het offersysteem
profetisch vooruit naar de Messias.
Het Lam van God
De Paschalammeren die geslacht werden op de 14e dag van de eerste
maand door de Israëlieten (Exodus 12:3-6; Leviticus 23:5) waren een
krachtige en aangrijpende uitbeelding van het offer van de Messias, hoe­
wel de Israëlieten dat toen niet begrepen.
Het was op deze zelfde dag volgens de Hebreeuwse kalender, de dag
waarop de Paschalammeren geslacht werden, dat Jezus werd gearres­
teerd, verhoord en geëxecuteerd. Hij was waarlijk “het Lam van God,
dat de zonden van de wereld wegneemt”, zoals Johannes de Doper heeft
gezegd (Johannes 1:29).
De Israëlieten hebben, net zoals de Joden in de dagen van Jezus, eeu­
wenlang dit profetische plaatje gemist. Pas na deze gebeurtenis begonnen
de discipelen te begrijpen dat Jezus hele onderdelen van de Geschriften,
waarvan niemand ooit vermoed had dat deze door de Messias vervuld
zouden worden, vervuld had.
Profetieën rond Zijn verraad, lijden en dood
Niet minder dan 29 profetieën werden vervuld in de 24 uur vooraf­
gaande aan Jezus’ dood. Enkele van de meest opmerkelijke zijn:
• Hij zou gekruisigd worden. “Zij hebben mijn handen en mijn voeten
doorboord” (Psalm 22:17). Deze uitspraak was zo’n 1000 jaar voordat
deze gebeurtenis vervuld werd, neergeschreven (zie Johannes 20:25, 27).
Wat wellicht nog opmerkelijker is, is het feit dat de profetie een executie­
vorm beschreef, die pas eeuwen later in gebruik raakte — er zouden onge­
veer 800 jaar voorbijgaan voordat de Romeinen kruisiging zouden invoe­
ren als een vorm van straf voor veroordeelde criminelen.
• Zijn lichaam zou doorboord worden. “Zij zullen Mij aanschouwen,
Die zij doorstoken hebben” (Zacharia 12:10). Johannes vertelt ons wat er
gebeurd is: “Maar een van de soldaten stak met een speer in Zijn zij en
meteen kwam er bloed en water uit” (Johannes 19:34). Johannes vertelt
dat hij een ooggetuige was van deze gebeurtenis (vers 35) en bevestigt dat
dit een vervulling van die profetie was: “En verder zegt een ander Schrift­
woord: Zij zullen zien op Hem Die zij doorstoken hebben” (vers 37).
• Geen van Zijn beenderen zou gebroken worden. “Hij bewaart al zijn
beenderen, niet één daarvan wordt gebroken” (Psalm 34:21). Hierover
Jezus’
Verbazingwekkende Vervulling van Profetie
27
zegt Johannes: “De soldaten dan kwamen en braken wel de benen van
de eerste en van de ander die met Hem gekruisigd was, maar toen zij bij
Jezus kwamen en zagen dat Hij al gestorven was, braken zij Zijn benen
niet” (Johannes 19:32-33).
Johannes bevestigt dat ook dit een profetie was, die vervuld werd:
“Want deze dingen zijn geschied, opdat het Schriftwoord vervuld wordt:
Geen been van Hem zal gebroken worden” (vers 36).
• Men zou het lot werpen over Zijn kleding. “Zij verdelen mijn kleding
onder elkaar en werpen het lot om mijn gewaad” (Psalm 22:19). Johan­
nes getuigt dat ook dit detail vervuld werd. “Nadat de soldaten dan Jezus
gekruisigd hadden, namen zij Zijn kleren en maakten vier delen, voor elke
soldaat een deel, en zij namen ook het onderkleed. Het onderkleed nu was
zonder naad, van bovenaf als één geheel geweven. Zij dan zeiden tegen
elkaar: Laten wij dat niet scheuren, maar laten wij erom loten voor wie het
zal zijn. Opdat het Schriftwoord vervuld zou worden” (Johannes 19:23-24).
• Hij zou bidden voor degenen die Zijn executie uitvoerden. “Omdat
Hij … voor de overtreders gebeden heeft” (Jesaja 53:12). Jezus bad:
“Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen” (Lukas 23:34).
• Hij zou samen met criminelen gekruisigd worden. “Onder de overtre­
ders is [Hij] geteld” (Jesaja 53:12). Mattheüs 27:38 zegt ons dat “met Hem
twee misdadigers [werden] gekruisigd, een aan Zijn rechter-, en een aan
Zijn linkerzijde.”
• Hij was niet wraakzuchtig. “Hij werd mishandeld, maar hij liet zich
verdrukken en deed zijn mond niet open; als een lam dat ter slachting
geleid wordt, en als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo deed
hij zijn mond niet open” (Jesaja 53:7, NBG).
Mattheüs 27:12 zegt: “Toen Hij door de overpriesters en de oudsten
beschuldigd werd, antwoordde Hij niets.” Pilatus, de Romeinse stadhou­
der, trachtte Hem te bewegen antwoord te geven, “maar Hij antwoordde
hem op geen enkel woord, zodat de stadhouder zich zeer verwonderde”
(verzen 13-14).
• Hij zou door Zijn volgelingen verlaten worden. “Sla die Herder en
de schapen zullen overal verspreid worden” (Zacharia 13:7). Toen Jezus
gearresteerd werd, verlieten Zijn discipelen Hem en vluchtten allen
(Markus 14:50).
• Hij zou door een vriend verlaten worden. Het verraad van Jezus door
Judas, een van Zijn discipelen, is geprofeteerd in Psalm 41:10: “Zelfs mijn
vriend, op wie ik vertrouwde, die mijn brood at, heeft zijn hiel tegen mij
opgeheven” (NBG). Jezus kondigde aan dat deze profetie vervuld werd
toen Hij Judas het stuk brood gaf in Johannes 13:18 en vers 26.
• Het loon voor het verraad zou 30 zilverstukken zijn. Over de 30
zilverstukken die aan Judas werden betaald voor het verraad van Jezus
28
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
(Mattheüs 26:14-15) wordt in Zacharia 11:12 geprofeteerd: “Toen hebben
zij Mijn loon afgewogen: dertig zilverstukken.”
• Men bood Hem azijn en gal aan. Men is van mening dat het feit dat
men Jezus azijn vermengd met gal te drinken aanbood terwijl Hij gekrui­
sigd werd (Mattheüs 27:34), verwijst naar Psalm 69:22: “Ja, zij hebben mij
gal als mijn voedsel gegeven, in mijn dorst hebben zij mij zure wijn laten
drinken.”
Nogmaals, het grote aantal profetieën en de exactheid ervan geven
aan dat deze zijn vervuld door één persoon, Jezus van Nazareth. Toch
maken sommige mensen nog diverse bezwaren, ondanks zó veel spe­
cifiek, door ooggetuigen geleverd bewijs ten aanzien van vervulde
profetieën.
Was de vervulling ervan verzonnen?
Een veelgehoord bezwaar is dat Jezus en Zijn volgelingen doelbewust
deze profetieën probeerden te vervullen. Verscheidene boeken hebben
variaties op deze theorie voorgesteld, waaronder het boek The Passover
Plot. Voorstanders van deze theorie beweren dat Jezus de gebeurtenis­
sen manipuleerde, om het zodoende te laten lijken alsof Hij de profetieën
vervulde. Op de een of andere manier zou Jezus er dan in zijn geslaagd
om Zijn eigen dood in scene te zetten, om op een later moment opnieuw
tot leven te komen.
Er bestaat geen twijfel dat Jezus bepaalde stappen heeft ondernomen
om profetie direct te vervullen, zoals het voorzien in de ezel, waarop Hij
Jeruzalem in zou rijden, en ervoor te zorgen dat Zijn discipelen zwaarden
bij zich zouden hebben, zodat zij als criminelen beschouwd zouden wor­
den (zie Mattheüs 21:1-7; Lukas 22:36-38). Dit was echter niet misleidend.
Uiteindelijk heeft God in het Oude Testament uitgelegd hoe Hij in staat is
om de toekomst te voorspellen: “Ik ben God … Die vanaf het begin ver­
kondigt wat het einde zal zijn, van oudsher de dingen die nog niet plaatsge­
vonden hebben … Ja, Ik heb gesproken, Ik zal het ook doen komen; Ik heb
het geformeerd, Ik zal het ook doen” (Jesaja 46:9-11).
Christus, God in het vlees, bracht eenvoudigweg tot uitvoering wat
Hij had voorzegd. Als Jezus echter een gewoon menselijk wezen zou zijn
geweest, zou Hij niet in staat geweest zijn om alles wat over de Messias
was voorzegd, te vervullen.
Hoewel deze gedachte wellicht intrigerend is, is het onmogelijk, als
u bedenkt wat Jezus eigenlijk moest doen. Om te beginnen zou Hij de
plaats van Zijn geboorte en Zijn menselijke afstamming met succes moe­
ten hebben gemanipuleerd. Hij zou de tijd van Zijn geboorte zodanig
gestuurd moeten hebben, dat Hij als volwassene Zijn prediking volgens
het tijdschema van de profetie in Daniël 9 had kunnen beginnen. Het­
Jezus’
Verbazingwekkende Vervulling van Profetie
29
zelfde geldt voor Zijn dood. En tot slot zou Hij Zijn eigen wonderbaar­
lijke geboorte uit een maagd bewerkt moeten hebben.
Al had deze theorie ook maar enige mate van geloofwaardigheid,
dan is het nog niet logisch dat Jezus niet aan de Joodse verwachting van
een Messias, Die zou komen om als koning over de mensen uit die tijd
te regeren, voldeed. Jezus had zeer zeker de gelegenheid gehad om aan
die verwachtingen te voldoen als Hij een fysieke koning en leider van de
Joodse natie had willen worden. Velen waren bereid om Hem te volgen
en Hem tot koning te maken (Johannes 6:15; 12:12-19). In plaats daar­
van volgde Hij het pad dat Hem naar Zijn verschrikkelijke lijden en dood
voerde.
Hij vervulde op accurate wijze de profetieën volgens de bedoeling van
God, maar tegengesteld aan het algemene begrip in die tijd. Hij werd een
dienaar en was bereid om Zijn leven te geven als losprijs voor de zonden
van allen (Mattheüs 20:28). Het karakter van een dergelijk persoon komt
nauwelijks in aanmerking om een charlatan en fraudeur te zijn — iemand
die gebeurtenissen naar zijn eigen hand zet.
Vervulling van profetie is bewijs
God, die alle gebeurtenissen kan beïnvloeden, zorgde ervoor dat deze
profetieën werden neergeschreven honderden jaren vóór de vervulling
ervan door Jezus van Nazareth. Zoals Petrus verkondigde: “Maar God
heeft op die manier vervuld wat Hij bij monde van al Zijn profeten aan­
gekondigd had, namelijk dat de Christus lijden zou” (Handelingen 3:18).
Paulus bevestigde wederom dat “Christus gestorven is voor onze
zonden, overeenkomstig de Schriften, en dat Hij begraven is, en dat Hij
opgewekt is op de derde dag, overeenkomstig de Schriften” (1 Korinthe
15:3-4).
Om 200 tot 800 jaar van tevoren op accurate wijze deze gebeurtenis­
sen te voorzeggen is niets minder dan een wonder — een wonder waar­
voor goddelijke kennis en macht nodig is om te laten uitkomen wat er was
voorspeld. God doet dingen niet per toeval. Hij wist zelfs vanaf de grond­
legging van de wereld dat Zijn Zoon naar de aarde zou moeten komen
(1 Petrus 1:20), en Hij voorzegde de gebeurtenissen betreffende Zijn
geboorte, dood en leven, opdat wij overduidelijk bewijs zouden hebben
waarop wij ons geloof kunnen baseren.
30
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
Een Zondeloos en
Wonderbaarlijk Leven
“En velen uit de menigte kwamen tot geloof in Hem en zeiden:
Wanneer de Christus komt, zal Hij toch niet meer tekenen doen dan
Híj gedaan heeft?” (Johannes 7:31).
H
et leiden van een zondeloos leven, hoe uniek dat ook zou zijn,
hoeft niet per sé te bewijzen dat die persoon God is. Het werd
echter een andere zaak toen Jezus beweerde God te zijn, een
zondeloos en deugdzaam leven leidde en Zijn claim staafde
met wonderen.
De Bijbel stelt: “Zondigen is Gods wet overtreden” (1 Johannes 3:4,
NBV). Paulus zegt ons dat “allen hebben gezondigd en missen de heer­
lijkheid van God” (Romeinen 3:23).
Even later zegt Paulus dat “het loon van de zonde is de dood”
(Romeinen 6:23). God zal wat Zijn heilige en rechtvaardige wet betreft
niet een compromis sluiten. Jezus zei dat “er niet één jota of één tittel
van de Wet voorbij (zal) gaan, totdat het alles geschied is” (Mattheüs
5:18). De straf voor het overtreden van die wet zal betaald moeten
worden.
Aangezien wij allen gezondigd hebben, hebben we allen de dood
verdiend, zoals Paulus het ook zegt. Dat is het lot van alle menselijke
wezens — tenzij er iemand zou zijn die zou voldoen aan de door de wet
gestelde eisen. Jezus voldeed aan die eisen. En zoals we in een later
hoofdstuk nog zullen zien, was het nodig dat God hieraan zou voldoen.
Geen enkel menselijk leven zou voldoende waardevol kunnen zijn om te
voldoen aan de eis van de wet voor de gehele mensheid. Een leven dat
voldoende waardevol zou zijn om de straf op de zonden van ons allen te
kunnen betalen, zou groter moeten zijn dan het leven van ons allen teza­
men — namelijk het leven van de Schepper Zelf.
Dit — namelijk dat de Schepper God Degene zou zijn Die zou sterven
voor de mensen opdat zij zouden kunnen leven — was al besloten voordat
de mensheid ook maar geschapen was. Jezus is, zoals we hebben gezien,
de Schepper van alle dingen — en is daarom groter dan alle dingen, en
daarom is de waarde die Zijn leven vertegenwoordigt nodig om te vol­
doen aan die eis.
Om die reden was het nodig dat Jezus een zondeloos leven zou leiden.
“Want Hem Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde
Een
Zondeloos en Wonderbaarlijk Leven
31
gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid van God in Hem”
(2 Korinthe 5:21).
Hij werd het offer voor de zonde dat door de wet werd geëist. “Op
grond van die wil zijn wij geheiligd door het offer van het lichaam van
Jezus Christus, voor eens en altijd gebracht” (Hebreeën 10:10).
Jezus was ervan doordrongen dat dit een belangrijk doel voor Zijn
komst naar de aarde als menselijk wezen was. “Nu is Mijn ziel in beroe­
ring en wat zal Ik zeggen? Vader, verlos Mij uit dit uur! Maar hierom
ben Ik in dit uur gekomen” (Johannes 12:27).
Een zondeloos leven, afgelegd voor ons
De profeet Jesaja zegt ons dat God de Vader “de ongerechtigheid van
ons allen op Hem (heeft) doen neerkomen” (Jesaja 53:6) en dat “om de
overtreding van mijn volk … de plaag op Hem (is) geweest” (vers 8). Dan
toont Jesaja Zijn onschuld: “Omdat Hij geen onrecht gedaan heeft en geen
bedrog in Zijn mond geweest is” (vers 9).
Kon Jezus Wonderen Verrichten?
E
en van de grootste bezwaren tegen
wonderen is dat ze natuurwetten tarten. Critici redeneren dat de natuurwetten onveranderlijk zijn, en dat daarom
geen enkele natuurwet kan worden
geschonden.
Als er geen God zou zijn, zou dit waar
zijn. Maar waren komen de natuurwetten, de wetten van de zwaartekracht,
energie en materie vandaan? Hoe zijn
ze ontstaan? Hebben deze wetten, die
bestaan uit zo’n ongelooflijke precisie en
orde, zichzelf laten ontstaan? Degenen die
het bestaan van een Schepper ontkennen,
hebben geen antwoord op deze vragen.
Maar als God werkelijk bestaat, mogen
we verwachten dat wonderen — precies
zoals deze voor ons zijn opgeschreven
in de evangeliën — een heel realistisch
onderdeel zijn van het leven van Iemand
die Zijn goddelijke identiteit wil bewijzen
aan degenen rondom Hem.
Strikt genomen verrichtte Jezus uit
Zichzelf geen wonderen, omdat Hij Zijn
goddelijke kracht had afgelegd (Filip-
penzen 2:6-8). Hij maakte in Zijn spreken
heel duidelijk dat Hij niet het vermogen
bezat om uit Zichzelf bovennatuurlijke
dingen te verrichten: “De Zoon kan niets
van Zichzelf doen” en “Ik kan van Mijzelf
niets doen” (Johannes 5:19, 30). Het is
dus duidelijk dat Jezus op God de Vader
vertrouwde om de vele wonderen die
Zijn bediening kenmerkten, te verrichten
(Johannes 14:10).
En wat de almachtige Schepper God
betreft, Die de natuurwetten in werking
heeft gesteld, is het bepaald eenvoudig
om op bovennatuurlijke wijze in de schepping in te grijpen om juist dát te laten
gebeuren, waarvan wij denken dat het
onmogelijk is. Jezus zei: “Bij God zijn alle
dingen mogelijk” (Mattheüs 19:26).
Wonderen gebeuren inderdaad. In
Christus’ geval beantwoordde de Vader
elk van Zijn gebeden en deed elk van Zijn
bevelen gestand, zodat — zoals Christus’
discipelen opmerkten in Mattheüs
8:27 — zelfs de wind en de zee Hem
gehoorzaamden.
32
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
Petrus, die voortborduurt op Jesaja’s woorden na de dood van Jezus,
bevestigt dat dit inderdaad zo was. “Want hiertoe bent u geroepen, omdat
ook Christus voor ons geleden heeft; Hij laat ons zo een voorbeeld na,
opdat u Zijn voetsporen zou navolgen; Hij, Die geen zonde gedaan heeft
en in Wiens mond geen bedrog gevonden is; Die, toen Hij uitgescholden
werd, niet terugschold, en toen Hij leed, niet dreigde, maar het overgaf
aan Hem Die rechtvaardig oordeelt; Die Zelf onze zonden in Zijn
lichaam gedragen heeft op het hout, opdat wij, voor de zonden dood,
voor de gerechtigheid zouden leven. Door Zijn striemen bent u genezen”
(1 Petrus 2:21-24).
Dit is een verbazingwekkend getuigenis! Geen zonde — in woord,
daad noch gedachten, en dat zelfs onder de grootste verzoeking en druk!
Hebreeën 4:15 verwoordt dit als volgt: Hij was “in alles op dezelfde wijze
als wij … verzocht, maar zonder zonde.”
Sommige mensen kunnen beweren dat zij rechtvaardig zijn, wellicht
zelfs dat zij perfect zijn. Maar weinig mensen zullen hen serieus nemen,
vooral degenen die die persoon goed kennen. Maar degenen die Jezus
het beste kenden — die gedurende Zijn bediening voortdurend bij Hem
waren en met Hem reisden, met Hem aten, met Hem wandelden en met
Hem praatten — getuigden dat Hij de zondeloze Zoon van God was, en
zij waren bereid voor dit geloof te sterven.
Jezus daagde Zijn vijanden uit: “Kan een van u mij van zonde
beschuldigen?” (Johannes 8:46, NBV). Het verslag laat zien dat het
enige wat de vijanden van Jezus konden, was het rondstrooien van wilde,
niet te bewijzen aannames: “Wij zijn niet geboren uit hoererij” — waar­
mee ze de indruk wilden wekken dat Hij dat wel was (vers 41); “Hij
misleidt de menigte” (Johannes 7:12); en “Hij is door een demon bezeten en is buiten zinnen” (10:20). Zelfs bij Zijn rechtszaak moesten Zijn
aanklagers hun toevlucht nemen tot valse getuigen, omdat niemand kon
getuigen van iets dat Hij ooit verkeerd zou hebben gedaan (Mattheüs
26:59-61).
Zelfs degenen die niet tot Zijn discipelen behoorden, waren het er
over eens dat het karakter van Jezus van Nazareth zonder blaam was.
Het oordeel van Pilatus luidde: “Ik vind in Hem geen schuld” (Johannes
19:6). Toen de hoofdman over honderd die leiding gaf aan Jezus’ execu­
tie getuige was van een houding en geest zoals hij nog nooit eerder had
gezien, “verheerlijkte hij God en zei: Werkelijk, deze Mens was recht­
vaardig” (Lukas 23:47).
Eén van de misdadigers die met Jezus werd gekruisigd, getuigde van
de door hem aanschouwde rechtschapenheid. Hij wees de andere ver­
oordeelde man terecht: “Maar de andere antwoordde en bestrafte hem:
Vreest zelfs u God niet, nu u hetzelfde vonnis ondergaat? En wij toch
Een
Zondeloos en Wonderbaarlijk Leven
33
rechtvaardig, want wij ontvangen straf overeenkomstig wat wij gedaan
hebben, maar Deze heeft niets onbehoorlijks gedaan” (verzen 40-41).
Jezus leefde een zondeloos en deugdzaam leven, zoals bevestigd wordt
door degenen die Hem kenden en die Hem zowel in het alledaagse leven
als onder zware omstandigheden hebben meegemaakt. Zelfs Zijn eigen
familieleden, die Hem vanaf Zijn kinderjaren kenden — Zijn halfbroers,
die in eerste instantie niet in Hem geloofden (Johannes 7:5) — raakten
ervan overtuigd dat Hij de perfecte, zondeloze Zoon van God was (zie
“Jezus’ Familiebanden”, beginnend op pagina 66). Zijn manier van leven
zélf was het bewijs van de waarheid, die Hij van Zichzelf claimde.
Jezus’ wonderbaarlijke leven
Jezus’ leven werd vanaf het begin gekenmerkt door wonderen. Hij
werd uit een maagd geboren, Hij veranderde water in wijn, Hij liep op
het water, Hij stilde een storm. Hij vermenigvuldigde brood om een
menigte mensen te voeden, Hij opende de ogen van blinde mensen, Hij
genas kreupele mensen en melaatsen. Hij genas alle soorten ziekten
onder allerlei mensen, wierp demonen uit en bracht zelfs overleden men­
sen weer tot leven.
Deze wonderen waren zo verbazingwekkend, dat de mensen opmerk­
ten: “Wanneer de Christus komt, zal Hij toch niet meer tekenen doen
dan Híj gedaan heeft?” (Johannes 7:31).
Jezus verwees naar de wonderen als een bewijs voor wie Hij was. “De
werken die Ik doe in de Naam van Mijn Vader, die getuigen van Mij,”
zei Hij tegen enkele vraagstellers (Johannes 10:25). Jezus verrichtte
wonderen als bewijs dat Hij de Zoon van God was: “Als Ik niet de wer­
ken van Mijn Vader doe, geloof Mij dan niet, maar als Ik ze doe en u
Mij niet gelooft, geloof dan de werken, opdat u erkent en gelooft dat de
Vader in Mij is en Ik in Hem” (verzen 37-38).
Toen de discipelen van Johannes de Doper naar Jezus toegingen om
Hem te vragen of Hij inderdaad Degene was Die zou komen om al de
messiaanse profetieën te vervullen, antwoordde Jezus: “Ga heen en
bericht Johannes wat u hoort en ziet: blinden worden ziende en kreupe­
len kunnen lopen; melaatsen worden gereinigd en doven kunnen horen;
doden worden opgewekt en aan armen wordt het Evangelie verkondigd;
en zalig is hij die aan Mij geen aanstoot neemt” (Mattheüs 11:1-5). Jezus
verwachtte van Johannes dat hij zou begrijpen dat dergelijke werken al
het bewijs zouden zijn dat hij nodig had.
De wonderen waren overduidelijk bewijs wie Jezus was, en dat was
ook Zijn bedoeling. Hij genas een verlamde man en zei tegen hem:
“Zoon, uw zonden zijn u vergeven” (Markus 2:5). Hij legde aan de
omstanders uit dat Hij deze man had genezen “opdat u zult weten dat de
34
Een
Zondeloos en Wonderbaarlijk Leven
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
35
Jezus zei hier dat het wonder, waarvan zij weliswaar hadden toegege­
ven dat het was gebeurd, maar dat zij opzettelijk wilden wegredeneren,
voldoende was om aan ieder weldenkend persoon te bewijzen wie Hij
was. Hun eis om tekens te laten zien, kwam hun op een verwijt van Jezus
te staan. Toen ging Hij van hen weg (Mattheüs 16:4). Het enige teken
dat Hij gaf — “het teken van Jona, de profeet” — was Zijn ultieme bewijs
dat Hij inderdaad de Zoon van God was. Wat was dit bewijs dan wel?
Hij zou na Zijn dood voor slechts exact drie dagen en drie nachten in het
graf zijn — omdat Hij aan het einde van die periode op zou staan (zie
“Wanneer Werd Jezus Christus Gekruisigd en Opgewekt?”, beginnend
op pagina 44).
De Farizeeën verlangen een teken
Wonderen vanaf het begin tot het einde
Deze wonderbaarlijke genezingen waren
echter niet genoeg voor de sceptici. Zij
wilden meer. Tot tweemaal toe vroegen zij
Hem om een wonderbaarlijk teken (Mat­
theüs 12:38; 16:1). Beide keren was Zijn
antwoord hetzelfde: “Een verdorven en
overspelig geslacht verlangt een teken,
maar het zal geen teken gegeven worden
dan het teken van Jona, de profeet” (Mat­
theüs 12:39; 16:4).
De sceptici in Mattheüs 12 waren zo­­ Het ultieme teken dat Jezus
juist getuige geweest van het door Jezus gaf om aan te tonen dat Hij de
verrichte wonder van de uitwerping van beloofde Messias was, was “het
teken van Jona, de profeet” —
een demon waarbij Hij de blinde en
namelijk dat Hij gedurende drie
stomme man genas (vers 22). Zij recht­ dagen en drie nachten begraven
vaardigden hun ongeloof door Hem toe zou zijn, en daarna uit de dood
zou opstaan. De evangeliën ver­
te snauwen dat Jezus dit wonder alleen
melden dat Zijn discipelen na die
maar had kunnen verrichten door een
periode het graf ingingen en de
demonische macht (vers 24). Jezus liet
hun de onzinnigheid van hun redenering lege doeken vonden waarin Zijn
lichaam had gelegen.
zien en gaf hun een ernstige waarschu­
wing voor het ontkennen van wat zij zojuist met hun ogen eigen had­
den aanschouwd.
Niet bereid om de conclusie te accepteren waartoe deze wonderbaarlijke
werken overduidelijk leidden, vroegen zij vervolgens om nog een teken.
Toen trok Jezus voor hen de conclusie. “De mannen van Nineve zullen
opstaan in het oordeel samen met dit geslacht en zullen het veroordelen,
want zij hebben zich bekeerd op de prediking van Jona; en zie, meer dan
Jona [dat wil zeggen, Iemand die groter is dan Jona] is hier!” (vers 41).
Wonderen zijn altijd een uitdaging gebleken voor sceptici. Als men
iets begint te ontkennen dat de natuurwetten tart — met andere woor­
den, het bovennatuurlijke — dan is de conclusie al bij voorbaat dat de
wonderen niet echt zijn gebeurd. Men kan dan alleen proberen om op
andere manieren te verklaren hoe gebeurd is wat in de Bijbel opgetekend
staat — of men kan simpelweg ontkennen dat ze zijn gebeurd.
Maar het ware geschiedkundige verhaal van Jezus laat zien dat Zijn
fysieke leven hier op aarde begon met de interventie van goddelijke wil,
die Zijn macht boven natuurwetten stelt — namelijk doordat een maagd
zwanger raakt en een Zoon baart. De verslagen in de evangeliën eindi­
gen op dezelfde wijze — met de goddelijke kracht die wordt uitgeoefend
om Jezus terug tot leven te brengen. Zijn gehele leven was een wonder
vanaf het begin tot het eind — en tot het daaropvolgende begin. Daar­
over zullen we in het volgende hoofdstuk meer leren.
iStockphoto
Zoon des mensen macht [autoriteit] heeft op de aarde zonden te verge­
ven” (vers 10). Zijn critici begrepen wat Hij wilde zeggen. Zij merkten
op: “Wie kan zonden vergeven dan God alleen?” (vers 7).
Bij een andere gebeurtenis zei Hij: “Maar als Ik door de Geest van
God de demonen uitdrijf, dan is het Koninkrijk van God bij u geko­
men” (Mattheüs 12:28). Jezus wilde dat
zij ervan doordrongen waren dat ze te
maken hadden met iemand die door de
Geest van God deze macht had gekregen
en die zelfs het Koninkrijk van God ver­
tegenwoordigde.
36
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
Is Jezus Werkelijk Gestorven
en Weer Opgestaan?
“Deze Jezus heeft God doen opstaan, waarvan wij allen getuigen zijn”
(Handelingen 2:32).
E
én van de belangrijkste bewijzen dat Jezus werkelijk Degene is
Die Hij zegt te zijn — de Zoon van God en de Enige door wie eeu­
wig leven kan worden verkregen — is Zijn opstanding uit de dood.
Zijn volgelingen waren ervan overtuigd dat Hij de Messias en de
Zoon van God was. Zijn wonderen, Zijn zondeloze leven en Zijn onder­
wijs waren voor hen voldoende bewijs Wie Hij was. Maar Zijn opstanding
bevestigt elke claim van Jezus tegenover alle mensen uit alle tijden.
Wat verbazend is, is dat Jezus alles op het spel zette met Zijn eigen
uitspraken dat Hij zou sterven en weer tot leven gewekt zou worden. Hij
voorzegde verscheidene keren Zijn eigen opstanding. “En Hij begon hun
te onderwijzen dat de Zoon des mensen veel moest lijden en verworpen
worden door de oudsten en overpriesters en schriftgeleerden en gedood
worden en na drie dagen opstaan” (Markus 8:31).
Toen de schriftgeleerden en de Farizeeën een teken van Hem ver­
langden, zei Hij dat zij slechts één teken zouden ontvangen: “Want zoals
Jona drie dagen en drie nachten in de buik van de grote vis was, zo zal
de Zoon des mensen drie dagen en drie nachten in het hart van de aarde
zijn” (Mattheüs 12:40).
Het is bepaald riskant om je eigen opstanding te voorspellen. Toch voor­
zegde Jezus niet alleen Zijn opstanding, maar kondigde Hij ook aan wanneer
Hij precies zou worden opgewekt. (Zie “Wanneer Werd Jezus Christus
Gekruisigd en Opgewekt?”, beginnend op pagina 44).
Het komt dus op deze ene gebeurtenis aan. Hoe kunnen we weten dat
Jezus’ opstanding uit de dood inderdaad heeft plaatsgevonden? Als het
niet is gebeurd zoals Hij heeft gezegd, dan hebben we geen reden om
te geloven dat de manier van leven die Christus leerde beter of juister is
dan die van elke andere religie. Er zou niets wereldschokkends zijn aan
Jezus van Nazareth; Hij zou simpelweg een of andere religieuze oplichter
zijn zoals er wel meer zijn.
Maar als het wel gebeurd is, betekent dat dat er één groot verschil
is tussen Jezus en alle andere religieuze leiders: Jezus’ onderwijs is
waar, en alles wat Hij heeft gezegd is waar, en dan is Hij ook werkelijk
Degene, die Hij beweert te zijn.
Is
Jezus Werkelijk Gestorven en Weer Opgestaan?
37
Dr. William Craig geeft in zijn boek Reasonable Faith drie belang­
rijke, onafhankelijk van elkaar vast te stellen feiten, waarop het bewijs
voor Jezus’ opstanding rust: de lege graftombe, de verschijningen van
Jezus na de opstanding en de oorsprong van het christelijke geloof (pag.
272). Laten we de details en implicaties van elk van deze bewijzen onder
de loep nemen.
Is Jezus werkelijk gestorven?
Het feit dat Jezus is gestorven en werd begraven, is één van de best
vastgestelde feiten over Jezus. De Bijbel zegt keer op keer dat Jezus is
gestorven. Sommige critici beweren dat Jezus niet echt dood was toen
Hij begraven werd. De Koran, die door moslims als heilig beschouwd
wordt, beweert dat Jezus slechts dood léék. Ook sommige sceptici hebben
beweerd dat Hij alleen maar dood leek, vermoedelijk gedrogeerd, maar
weer bijkwam in de graftombe en ontsnapte om Zijn discipelen ervan te
overtuigen dat Hij uit de dood was opgestaan.
Maar wanneer we de feiten onderzoeken, zien we dat hetgeen door
dergelijke theorieën wordt gesuggereerd fysiek gesproken onmogelijk is.
De omvang van de door Jezus ondergane martelingen en Zijn wonden
was zó groot, dat geen enkel mens de kruisiging en de drie dagen en drie
nachten in een koud, donker graf had kunnen overleven.
Om te beweren dat Hij was gedrogeerd, moet men de feiten uit het
verslag negeren. Hij wees de pijnbestrijding, die meestal werd gegeven
aan degenen die werden gekruisigd, af (Markus 15:23). Later werd Hem
een beetje wijn op een spons aangeboden, maar er is geen indicatie dat
dit een drogerend effect op Jezus heeft gehad vanwege Zijn overduide­
lijke pijn en doodsangst en Zijn laatste doodskreet (verzen 36-37).
In de handen van de Romeinse folteraars en beulen was overlijden
een vaststaand feit en kon dit het gevolg zijn van verschillende oorza­
ken. Journalist Lee Strobel beschrijft in een interview met Dr. Alexander
Metherell de dood van Jezus vanuit een medisch gezichtspunt (The Case
for Christ, 1998, pag. 193-200).
Jezus werd vóór Zijn kruisiging keer op keer geslagen en gegeseld
met een Romeinse gesel (Mattheüs 27:26). De lederen gesel, een soort
zweep, was ontworpen om het maximum aan pijn en verwonding aan het
slachtoffer toe te brengen. Er waren stukjes bot en metaal in de uitein­
den ervan geweven die ervoor zorgden dat het vlees met elke slag van de
zweep uiteen werd gereten. De gesel zou de onderliggende spieren open­
scheuren en stukjes trillend, bloederig vlees opleveren.
Eusebius, een geschiedkundige uit de derde eeuw, vermeldt dat “de
aderen van het slachtoffer open kwamen te liggen, en dat de spieren,
pezen en ingewanden van het slachtoffer bloot kwamen te liggen” (aan­
38
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
Romeinse Vormen van Kruisiging
K
ruisiging werd niet altijd uitgevoerd
op de manier waarop deze meestal op
schilderijen en tekeningen wordt afgebeeld.
In feite werd iemand die gekruisigd werd
veelal niet door de handen aan het kruis
genageld aangezien de structuur van de
handen het gewicht van een menselijk
lichaam niet kan dragen, zoals al in dit
hoofdstuk opgemerkt. Het is het meest
waarschijnlijk dat slacht­offers door de polsen aan het kruis werden genageld of dat in
sommige gevallen hun armen vastgebonden
werden aan het kruis in plaats van dat zij
eraan werden vastgenageld.
Ook werden de slachtoffers niet aan het
soort kruis genageld dat men vaak in afbeeldingen van Christus’ kruisiging ziet. Lees wat
The Anchor Bible Dictionary hierover
schrijft in een artikel over kruisiging:
“Soms was het kruis slechts een verticale
staak. Vaak was er echter een stuk haaks
aan vastgemaakt ofwel bovenop het kruis,
waardoor het de vorm van een ‘T’ kreeg
(crux commissa) of juist onder de top,
zoals bij de vorm die in de christelijke symboliek het meest gangbaar is (crux immissa).
De slachtoffers droegen het kruis of in ieder
geval de overdwarse balk (patibulum) naar
de plaats waar de executie plaatsvond, en
waar ze werden uitgekleed en vastgebonden
of vastgenageld aan de balk, waarna deze
op een sedile of smalle houten pen in de
verticale balk werd gezet …”
“De beulen konden in de uitvoering van de
straf variëren, zoals [de Romeinse geschiedschrijver] Seneca de Jongere aangeeft: ‘Ik zie
daar kruizen, niet allemaal dezelfde, maar op
verschillende manieren gemaakt: sommige
hebben hun slachtoffers ondersteboven hangen; sommige steken door hun edele delen
heen; andere strekken hun armen uit over
het [horizontale deel]’…”
“In zijn verslag over wat er met de Joodse
vluchtelingen uit Jeruzalem gebeurde [in de
Joodse oorlog van 67-70 na Christus], laat
[de geschiedschrijver uit de eerste eeuw]
Josephus ons ook zien dat er geen vastgestelde vorm bestond voor het kruisigen van
mensen. Veel hing af van de sadistische
geest die op dat moment heerste” (David
Noel Freedman, redactie, 1992, deel 1, pag.
1208-1209).
“De vervloekte boom”
De Romeinse geschiedschrijver Seneca
beschreef het afschuwwekkende van de
kruisiging en beargumenteerde dat het om
die reden beter zou zijn om zelfmoord te plegen dan om een zo folterende dood te moeten ondergaan. “Kan er iemand gevonden
worden die er de voorkeur aan zou geven
om in pijn weg te kwijnen en ledemaat voor
ledemaat te sterven, of zijn leven stukje bij
beetje te verliezen, in plaats van direct te
sterven? Kan er iemand gevonden worden
die vrijwillig vastgemaakt wil worden aan
de vervloekte boom, om daarbij vreselijk te
moeten lijden, geheel misvormd, op te zwellen als gevolg van de striemen op de schouders en de borst, en te snakken naar adem
in langdurige doodsangst? Hij zou heel veel
excuses hebben om te sterven voordat hij
zelfs maar het kruis zou moeten bestijgen”
(ibid., pag. 1209).
Seneca’s verwijzing naar “de vervloekte
boom” doet denken aan de woorden van
Petrus, toen hij sprak over Jezus, “Die Zelf
onze zonden in Zijn lichaam gedragen heeft
op het hout [in sommige Engelstalige vertalingen, zoals de World English Bible
2002, wordt het woord ‘boom’ gebruikt]”
(1 Petrus 2:24; vergelijk Handelingen 5:30).
In sommige gevallen lijken kruisigingen ook
werkelijk aan een letterlijke boom te zijn
Is
Jezus Werkelijk Gestorven en Weer Opgestaan?
uitgevoerd, al was dat dan alleen maar de
stam van een boom, waarvan de takken
waren afgezaagd.
Bij deze kruisigingen werd het veroordeelde slachtoffer genageld aan de
verticale stam of moest deze zijn eigen
dwarsbalk dragen, die dan aan de stam
vastgemaakt zou worden en waarbij hij
39
Bijbelse boeken uit die tijd gebruikt om te
verwijzen naar stukken hout in verschillende
vormen, met en zonder dwarsbalken. Als
het van belang zou zijn geweest dat we de
exacte vorm ervan zouden kennen, hadden
de schrijvers van de evangeliën ons heel
eenvoudig die informatie kunnen verschaffen — toch heeft geen van de schrijvers dat
gedaan. Wat voor ons wel belangrijk is om te weten, is dat Jezus vrijwillig Zijn leven heeft opgegeven in
ons belang.
Als we niet weten of Jezus aan
een staak of aan een kruis gekruisigd werd, of wat de vorm van
Historici uit de tijd van Christus doen verslag
dat kruis precies was, hoe komt
van het feit dat Romeinse kruisigingen werden
het dan dat het kruis in de vorm
uitgevoerd met behulp van eenvoudige palen
van een ‘t’ het meest populaire
in de grond, staken met dwarsbalken in ver­
symbool van het christendom is
schillende posities en zelfs met behulp van
geworden?
boomstammen
Vine’s zegt hierover: “De vorm
aan beide zou worden vastgenageld. Het van het kruis [bestaande uit twee balken]
is mogelijk dat het “kruis” dat Jezus naar vindt zijn oorsprong in het oude Chaldea
Zijn executie droeg, gedeeltelijk door Simon en werd in dat land en in de omringende
van Cyrene gedragen, simpelweg een lang landen, waaronder Egypte, gebruikt als het
stuk hout was.
symbool van de god Tammuz (namelijk in
de vorm van de mystieke Tau, het initiaal
Vorm van het kruis niet nader
van zijn naam). Rond het midden van de
beschreven
derde eeuw na Christus hadden de kerHet woord dat met “kruis” is vertaald in ken bepaalde doctrines van het christelijke
het Nieuwe Testament is het Griekse woord geloof ofwel verlaten ofwel veranderd.
stauros, hetgeen “voornamelijk ‘een recht“Om het prestige van het afvallige kerkeopstaande paal of staak’ aanduidt’” (Vine’s lijke systeem te vergroten werden heidenen
Expository Dictionary of Old and New in de kerken opgenomen … en aan hen
Testament Words, 1985, “Cross, Cru- werd op grote schaal toegestaan om aan
cify”).
hun eigen heidense tekenen en symbolen
“Zowel het zelfstandig naamwoord als vast te houden. Vandaar dat de Tau, of T, in
het werkwoord stauroo, ‘vastmaken aan de meest voorkomende vorm, namelijk met
een staak of een paal’, worden oorspron- de lagere dwarsbalk, aangenomen werd
kelijk onderscheiden van de kerkelijke vorm als symbool voor het ‘kruis’ van Christus”
van een uit twee palen bestaand ‘kruis’” (ibid.).
(ibid.).
We zien dus dat het meest voorkomende
De Bijbel bevat geen specifieke beschrij- symbool van Christus en het christendom
ving van de stauros waaraan Jezus is al ver vóór de tijd van Jezus en het Bijbelse
gestorven. Het woord stauros werd in niet- christendom bestond.
40
Is
Jezus Werkelijk Gestorven en Weer Opgestaan?
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
gehaald door Strobel, pag. 193). Veel slachtoffers zouden al overlijden
als gevolg van de geseling nog voordat ze konden worden gekruisigd.
De extreme pijn in combinatie met het bloedverlies was er meestal de
oorzaak van dat het slachtoffer in shock raakte — dat zijn bloeddruk zo
laag zou worden, dat hij flauw zou vallen, in zou storten en geweldige
dorst zou krijgen. De evangeliën laten zien dat Jezus deze symptomen op
Zijn weg naar Golgotha heeft ervaren. Zozeer verzwakt dat Hij op het
punt stond in te storten, kon Hij het gewicht van het kruis dat Hij droeg
niet meer dragen en werd een omstander, Simon van Cyrene, gedwongen
om dit kruis gedeeltelijk voor Hem te dragen (Markus 15:21). Toen Hij
gekruisigd werd, zei Hij: “Ik heb dorst!” (Johannes 19:28).
Hij had vóór de geseling al wrede slagen ondergaan. Toen Hij voor het
Sanhedrin werd gebracht “spuwden zij in Zijn gezicht en sloegen Hem
met vuisten. En anderen sloegen Hem in het gezicht en zeiden: Profeteer
ons, Christus: wie is het die U geslagen heeft?” (Mattheüs 26:67-68).
Toen zij Hem aan de Romeinse soldaten overdroegen, ranselden zij Hem
ook af, sloegen Hem met hun vuisten en zetten Hem een doornen kroon
op Zijn hoofd (Mattheüs 27:29-30; Markus 15:16-19; Johannes 19:3).
De omvang van deze mishandeling wordt al in de profetie van Jesaja
50:6 aangegeven: “Ik geef Mijn rug aan hen die Mij slaan, Mijn wangen
aan hen die Mij de baard uitplukken. Mijn gezicht verberg Ik niet voor
smaad en speeksel.”
Een andere profetie in Jesaja 52:14 schetst dit nog beeldender: “Zo
gruwelijk, zo onmenselijk was zijn aanblik, zijn uiterlijk had niets meer
van een mens” (NBV). Dit laat zien dat Hij zó mishandeld was, zó onder
het bloed zat en zó verminkt was, dat Hij nauwelijks nog als mens herkend kon worden.
Pilatus had verwacht door Jezus na de marteling en geseling naar
buiten voor de menigte te brengen, Hij een zo’n vreselijke aanblik
zou bieden, dat dit de dorst naar bloed van Zijn aanklagers wel zou
bevredigen (Johannes 19:1, 4-6). Maar hun haat jegens de bebloede man
uit Nazareth bleek niet bevredigd te zijn. Zij stonden erop dat Hij zou
worden gekruisigd.
Vanwege de afschuwelijke gevolgen van deze martelingen en geseling
zou Jezus vanuit medisch oogpunt bezien al in een ernstige tot kritieke
toestand zijn geweest nog voordat Hij werd weggeleid om gekruisigd te
worden (Alexander Metherell, M.D., aangehaald door Strobel, pag. 196).
De Romeinen gebruikten voor een kruisiging normaliter ijzeren nagels
die wel 13 tot 18 centimeter lang en een vierkante centimeter breed kon­
den zijn. Deze nagels werden in de polsen en voeten van het slachtoffer
iStockphoto
De marteling van een kruisiging
41
geslagen om hem aan de houten delen vast te maken. De Bijbel zegt dat de
nagels door Jezus’ handen werden geslagen, maar in het taalgebruik van
die tijd werd de pols beschouwd als onderdeel van de hand. De nagels wer­
den in de polsen geslagen, tussen de botten van de arm, omdat de handen
zelf het gewicht van het lichaam niet zouden kunnen ondersteunen.
De visie dat de nagels in de polsen werden geslagen, wordt onder­
steund door een ontdekking
in Jeruzalem in 1969 van
een man die gekruisigd en
begraven was in een graf­
tombe uit de eerste eeuw. In
het bot van zijn rechterhiel
zat een grote ijzeren nagel
en een van de botten aan de
voorkant van zijn rechter­
arm had een inkeping die
overeenkomt met een nagel,
die tussen de twee armbot­
ten in de buurt van de pols
Kruisiging was een onbeschrijflijk pijnlijke
is geslagen.
manier om te sterven, een vorm waarbij de
De nagels die door de
slachtoffers soms enkele dagen verschrikke­
polsen
werden geslagen, zul­
lijk moesten lijden.
len de middelste arm-zenuw,
de grootste zenuw die naar de hand loopt, vermorzeld hebben en daardoor
onbeschrijflijke pijn hebben veroorzaakt.
“De pijn was absoluut ondraaglijk,” zegt Dr. Metherell. “Eigenlijk
bestaan er letterlijk geen woorden voor om het te beschrijven; daarvoor
hebben ze een nieuw [Engels] woord moeten bedenken: ‘excruciating’.
Letterlijk betekent excruciating ‘uit het kruis’.”
“Denk hier eens over na: het was nodig om een nieuw woord te be­­
denken, omdat er geen woord bestond dat het intense leed, dat tijdens de
kruisiging werd veroorzaakt, kon beschrijven” (aangehaald door Strobel,
pag. 197-198). Nagels die door de voeten werden geslagen, zullen
dezelfde soort pijn hebben veroorzaakt.
We kunnen niet zeker weten of Jezus werd gekruisigd aan een een­
voudige paal of aan een kruis met een dwarsbalk (zie “Romeinse Vor­
men van Kruisiging”). Hoe dan ook, het opgehangen worden aan Zijn
armen zal grote spanningen in Zijn lichaam hebben veroorzaakt. Zijn
armen zullen een paar centimeter zijn opgerekt en beide schouders zul­
len waarschijnlijk uit de kom zijn geraakt.
De profetie van Christus’ lijden in Psalm 22:15 verwijst naar de fol­
teringen die Hij moest doorstaan: “Als water ben ik uitgestort, ontwricht
42
Is
Jezus Werkelijk Gestorven en Weer Opgestaan?
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
zijn al mijn beenderen; mijn hart is als was, het is gesmolten diep in mijn
binnenste.”
Dr. Metherell gaat verder met een beschrijving van de pijnen die
Jezus moest doorstaan: “Als een persoon eenmaal in verticale positie
hangt … is de kruisiging niets meer dan een afschuwelijke, langzame
dood door verstikking. De reden hiervoor is dat de spanningen op de
spieren en het middenrif de borst in een inademende positie brengen;
om uit te kunnen ademen
moet die persoon zich dus
omhoogduwen door zijn voe­
ten zodat de spanning op de
spieren voor korte tijd ver­
minderd wordt. Door dat te
doen scheurt de nagel verder
door de voet om uiteindelijk
bij de voetwortelbeentjes uit
te komen.
“Als de persoon het voor
elkaar had gekregen om
uit te ademen, kon hij weer Sommigen geloven dat Jezus Christus stierf
aan een gebroken hart, maar de details in
even naar beneden zakken
de evangeliën vertellen een heel ander ver­
en een nieuwe hap lucht
haal — namelijk dat Jezus stierf als gevolg van
nemen. Opnieuw zou hij zich de speersteek van een Romeinse soldaat.
omhoog moeten duwen om
uit te ademen, waarbij hij zijn bebloede rug langs het ruwe hout van het
kruis zou schuren. Dit zou zo doorgaan totdat volledige uitputting de
overhand zou krijgen en de persoon niet meer in staat zou zijn om zich­
zelf omhoog te duwen en te ademen” (Strobel, pag. 265-266).
Veel mensen nemen aan dat Jezus stierf als gevolg van het letsel of
door verstikking, wat de meest voorkomende doodsoorzaken waren bij
een kruisiging. Verscheidene medici hebben executie door middel van
kruisiging bestudeerd en komen tot gelijksoortige conclusies. Sommige
theologen en kerken hebben onderwezen dat Jezus is gestorven als
gevolg van een gebroken hart. Kunnen we erachter komen waardoor Hij
werkelijk is gestorven?
Zacharia 12:10 bevat een profetie aangaande Jezus’ kruisiging. Deze
profetie verwijst naar de inwoners van Jeruzalem: “Zij zullen Mij aan­
schouwen, Die zij doorstoken hebben.” De Bijbel spreekt vele malen
over het belang van Christus’ vergoten bloed (Handelingen 20:28;
Efeze 2:13; Hebreeën 9:11-14; 1 Petrus 1:18-19). Jezus Zelf zei dat de
Scott Ashley
Wat was de oorzaak van Jezus’ dood?
43
wijn van het nieuwtestamentische Pascha symbool stond voor “Mijn
bloed … dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden” (Mat­
theüs 26:28).
Een centrale focus van Christus’ offer lag dus duidelijk op Zijn
bloed, dat Hij heeft vergoten als offer voor de zonden van de gehele
mensheid. Dit wordt helaas in Johannes 19:30-34 enigszins verhuld,
waardoor het lijkt alsof Jezus stierf en pas daarná door één van de
Romeinse soldaten met een speer werd gestoken, “en terstond kwam
er bloed en water” uit Zijn zij (vers 34). Als dit de juiste volgorde van
de gebeurtenissen zou zijn geweest, is er echter een probleem, omdat
lichamen van overleden mensen niet langer meer op die manier bloe­
den als het hart eenmaal gestopt is met het rondpompen van het bloed.
Dit probleem wordt opgelost als we vele oudere manuscripten van het
evangelie volgens Mattheüs onderzoeken. In deze oudere manuscripten
komen woorden voor die in sommige Bijbelvertalingen wel zijn opgeno­
men, maar die in de meeste moderne vertalingen ontbreken.
Deze ontbrekende woorden (hieronder schuingedrukt weergegeven),
die bijvoorbeeld in The Twentieth Century New Testament wél zijn opge­
nomen, laten ons de juiste volgorde van de gebeurtenissen zien. “Onge­
veer op het negende uur [rond drie uur ’s middags] riep Jezus met een
luide stem: Eli, Eli, lama sabachtani? Dat betekent: Mijn God, Mijn God,
waarom hebt U Mij verlaten? Sommigen van hen die daar stonden, zei­
den [bij vergissing], toen zij dit hoorden: Hij roept Elia.”
“En meteen snelde een van hen toe, nam een spons, doordrenkte die
met zure wijn, stak hem op een rietstok en hij gaf Hem te drinken. Maar
de anderen zeiden: Houd op, laten wij zien of Elia komt om Hem te ver­
lossen.’ Een ander nu nam een speer, doorstak zijn zijde en er kwam
water en bloed uit. Jezus riep nogmaals met luide stem en gaf de geest”
(Mattheüs 27:46-50).
Deze ontbrekende woorden laten zien dat Jezus in zijn zijde werd gesto­
ken met een speer, een luide schreeuw gaf en toen stierf. Andere vertalingen
die óók deze ontbrekende woorden bevatten, zijn de Moffatt vertaling en de
Rotherham Emphasized Bible, terwijl verscheidene andere Bijbelvertalingen
een voetnoot of een opmerking over de weggelaten woorden in de marge
bevatten.
Is het verslag van Mattheüs dan in strijd met dat van Johannes? Nee.
Beide verslagen beschrijven dezelfde gebeurtenissen, maar vanuit een
ander perspectief.
Mattheüs gaat direct na Jezus’ dood over op de beschrijving van het
voorhangsel in de tempel dat in tweeën scheurde, terwijl Johannes de
aandacht richt op het feit dat in tegenstelling tot de twee criminelen die
tegelijk met Jezus werden gekruisigd, geen van Zijn beenderen gebroken
44
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
Wanneer Werd Jezus Christus
Gekruisigd en Opgewekt?
I
n Mattheüs 12:38 vroegen enkele schriftgeleerden en Farizeeën aan Jezus om een
teken om te bewijzen dat Hij de Messias
was. Maar Jezus gaf ten antwoord dat het
enige teken dat Hij hun zou geven het teken
van de profeet Jona was: “Want zoals Jona
drie dagen en drie nachten in de buik van de
grote vis was, zo zal de Zoon des mensen
drie dagen en drie nachten in het hart van
de aarde zijn” (vers 40).
Maar hoe passen de “drie dagen en drie
nachten” tussen een kruisiging op vrijdagmiddag en een opstanding op zondagmorgen? Deze traditionele visie zou namelijk
betekenen dat Jezus slechts anderhalve dag
in het graf heeft gelegen.
Sommigen geloven dat Christus’ uitspraak
over de “drie dagen en drie nachten” niet
een letterlijke tijdspanne van 72 uur hoeft
te betekenen; zij redeneren dat een deel van
een dag ook als een hele dag kan worden
gezien. Aangezien Jezus in de middag is
gestorven tellen zij op die manier de rest van
de vrijdag als de eerste dag, de zaterdag als
de tweede en een gedeelte van de zondag
als de derde. Zij zien dan echter over het
hoofd dat er in deze uitleg slechts sprake is
van twee nachten, namelijk vrijdagnacht en
zaterdagnacht. Er klopt dus duidelijk iets niet
in de traditionele visie over wanneer Jezus in
het graf lag.
Jona 1:17, waar Christus naar verwees,
stelt heel duidelijk: “Jona was drie dagen
en drie nachten in het binnenste van de
vis.” We vinden nergens een reden om
aan te nemen dat Jezus bedoelde dat Hij
slechts twee nachten en een dag plus
twee gedeelten van dagen in het graf zou
zijn. Als Jezus van vrijdagmiddag laat tot
zondagochtend vroeg in het graf zou zijn
geweest, dan zou het door Hem gegeven
teken dat Hij de geprofeteerde Messias
was, niet vervuld zijn.
Laten we zorgvuldig de details uit de evangeliën onder de loep nemen. Als we dat doen,
zullen we ontdekken hoe Jezus’ woorden
exact werden vervuld.
Let goed op de in Lukas 23 beschreven
gebeurtenissen. In de verzen 46-53 worden
het moment van Jezus’ dood en Zijn haastige begrafenis vanwege de Sabbat, die bij
zonsondergang zou beginnen, beschreven.
Vers 54 stelt dan: “En het was de dag van
de voorbereiding en de sabbat brak aan.”
Velen zijn ervan uitgegaan dat de Sabbat
die hier genoemd wordt, gaat over de wekelijkse Sabbat, en dat Jezus dus wel op een
vrijdag moet zijn gekruisigd. Maar Johannes
19:31 laat zien dat deze naderende Sabbat
“een grote dag” was — niet de wekelijkse
Sabbat dus (van zonsondergang op vrijdag
tot zonsondergang op zaterdag), maar de
eerste dag van het Feest der Ongezuurde Broden, één van Gods jaarlijkse hoge Sabbatten
of Feestdagen (Exodus 12:16-17; Leviticus 23:
6-7). Deze jaarlijkse Heilige Dagen konden
op andere dagen van de week vallen dan de
gewone wekelijkse Sabbat — en veelal was
dat ook het geval.
Deze “grote” Sabbatdag viel op donderdag en begon woensdagavond, aangezien
Lukas 23:56 laat zien dat de vrouwen naar
huis gingen nadat zij hadden gezien dat
Christus’ lichaam in de graftombe werd
gelegd vlak voor zonsondergang, en zij
“bereidden … geurige olie en balsem” voor
de laatste preparatie van het lichaam.
Dit werk zou nooit op een Sabbatdag zijn
verricht, omdat dat een schending van het
Sabbatsgebod zou zijn geweest. Dit wordt
Is Jezus Werkelijk Gestorven en Weer Opgestaan?
bevestigd door het verslag van Markus, waar
staat: “En toen de sabbat voorbijgegaan
was, hadden Maria Magdalena, Maria, de
moeder van Jakobus, en Salome specerijen
gekocht [die zij nooit gekocht zouden hebben op de grote Sabbat] om Hem te gaan
zalven” (Markus 16:1, NBV).
De vrouwen moesten wachten tot deze
jaarlijkse “grote” Sabbatdag voorbij was
voordat zij de specerijen konden kopen en
voorbereiden om daarmee Jezus’ lichaam
te zalven. Nadat zij deze specerijen en de
olie op vrijdag hadden gekocht en voorbereid, staat vermeld dat zij “op de sabbat rustten … overeenkomstig het gebod”
(Lukas 23:56). Deze tweede Sabbat die
in de evangeliën genoemd wordt is de
gewone, wekelijkse Sabbat, die van zonsondergang op vrijdag tot zonsondergang
op zaterdag in acht wordt genomen.
Door details in beide evangeliën met
elkaar te vergelijken — bijvoorbeeld het
feit dat Markus ons vertelt dat de vrouwen de specerijen kochten na de Sabbat
en Lukas ons vertelt dat zij de specerijen
voorbereidden voordat zij rustten op de
Sabbat — kunnen we duidelijk zien dat er
sprake is van twee verschillende Sabbatten. De eerste, zoals gemeld in Johannes
19:31, was een “grote dag” — de eerste
dag van het Feest van de Ongezuurde
Broden — die in 31 na Christus op een
donderdag viel. De tweede was de wekelijkse Sabbatdag, die op de zevende dag
van de week valt.
Nadat de vrouwen hadden gerust op de
gewone, wekelijkse Sabbat gingen zij vroeg
op de eerste dag van de week (zondag),
“toen het nog donker was” (Johannes 20:1)
naar het graf van Jezus en ontdekten dat Hij
al was opgestaan (Mattheüs 28:1-6; Markus
16:2-6; Lukas 24:1-3).
Als we de details in alle vier de evangeliën naast elkaar leggen, wordt het plaatje
45
helder. Jezus werd gekruisigd en begraven
laat op woensdagmiddag, vlak voordat een
Sabbat op het moment van die zonsondergang zou beginnen. Die Sabbat betrof
echter een “hoge dag”, die duurde van
zonsondergang op woensdagavond tot
zonsondergang op donderdagavond in die
week, in plaats van de gewone wekelijkse
Sabbat, die duurt van zonsondergang op
vrijdagavond tot zonsondergang op zaterdagavond.
Hij verbleef in het graf van woensdagavond voor zonsondergang tot de zonsondergang van zaterdag, toen Hij opstond
uit de dood. Aangezien niemand getuige
is geweest van Zijn opstanding (hetgeen
plaatsvond binnen in de verzegelde graftombe) moet dit vlak voor zonsondergang
op zaterdag zijn gebeurd, drie dagen en drie
nachten nadat Zijn lichaam in het graf was
gelegd. Het had niet kunnen gebeuren op
zondagmorgen, omdat Maria Magdalena
die morgen vóór zonsopgang naar het graf
kwam (“toen het nog donker was”) en zij
ontdekte dat de grafsteen was weggerold en
het graf leeg was.
We kunnen ervan overtuigd zijn dat de
duur van Zijn verblijf in het graf, waarvan
Jezus had gezegd dat het het bewijs zou zijn
dat Hij de Messias is, precies zo lang heeft
geduurd als Hij heeft voorzegd. Jezus stond
exact drie dagen en drie nachten nadat Hij in
het graf was gelegd op.
Omdat de meeste mensen geen begrip
hebben van de Bijbelse heilige dagen die
Jezus Christus en Zijn volgelingen vierden,
zijn zij niet in staat om de chronologische
details te begrijpen die zo accuraat in de
evangeliën zijn overgeleverd. (Voor meer
details over dit onderwerp kunt u gratis
ons boekje Holidays or Holy Days:
Does It Matter Which Days We
Observe? aanvragen of downloaden via
onze website.)
46
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
waren. Johannes legt dan in een tussenzin uit hoe het komt dat Jezus al
gestorven was, zodat Zijn beenderen niet meer gebroken hoefden te wor­
den — namelijk omdat Zijn zijde met een speer was doorstoken (Johan­
nes 19:31-34).
Johannes vertelt dan in vers 36 dat dit gebeurde als vervulling van
wat is beschreven in Psalm 34:20 en als vervulling van de symboliek
van de Paschalammeren, die geslacht werden en waarvan geen enkel bot
gebroken werd (Exodus 12:6, 46; Numeri 9:12). De Paschalammeren
waarvan het vergoten bloed de Israëlieten redden (Exodus 12:6-7, 13),
stelden Jezus voor, “het Lam van God, dat de zonden van de wereld weg­
neemt” (Johannes 1:29).
De laatste, definitieve slag
Johannes gaat in Johannes 19:37 verder met het uitleggen dat de pro­
fetie van Zacharia 12:10, namelijk dat het lichaam van Jezus doorstoken
zou worden, was vervuld. Wat was deze laatste, fatale steek die het leven
van Jezus beëindigde?
John Lyle Cameron, M.D., legt dit uit: “De soldaat was een Romein:
hij zal goed getraind en vakkundig zijn geweest en hij zal goed geweten
hebben wat zijn taak was. Hij zal goed geweten hebben welk deel van
het lichaam hij moest doorsteken om ervoor te zorgen dat dit snel een
dodelijk resultaat zou opleveren of om ervan verzekerd te zijn dat het
slachtoffer wérkelijk was overleden …”
“De soldaat, die onder onze gekruisigde Heer stond toen Hij aan het
kruis hing, moet zijn speer opwaarts onder Zijn linker ribben hebben
gestoken. De brede, vlijmscherpe tweezijdige kop van de speer komt de
linkerzijde van de bovenkant van de buik binnen, maakt een opening in
de … buik, zou het middenrif doorboren, en zou vervolgens het hart, de
grotere bloedvaten, de slagaderen en aderen wijd opensnijden … en de
longen verscheuren.”
“De wond zou groot genoeg zijn om er een open hand in te steken [ver­
gelijk Johannes 20:24-27]. Bloed … vermengd met water uit de … maag
zou er in overvloed uitstromen. De hele gebeurtenis zoals door Johannes
beschreven moet inderdaad zo gebeurd zijn, want geen enkele schrijver
zou tot in zulke samenhangende details en zo herkenbaar een gebeurtenis
hebben kunnen beschrijven, tenzij hij of iemand anders zelf getuige van
de gebeurtenis was geweest” (aangehaald door R.V.G. Tasker, Tyndale
New Testament Commentaries: John, 2000, pag. 212-213).
In feite is er geen basis te vinden voor de idee dat Jezus niet werkelijk
was gestorven, dat Hij was flauwgevallen of gedrogeerd en later weer
bij kennis was bijgebracht als u let op de duidelijke uitspraken, waarin
gezegd wordt dat Hij gestorven is. Johannes is een ooggetuige geweest
Is Jezus Werkelijk Gestorven en Weer Opgestaan?
47
van het overlijden, aangezien hij samen met anderen aanwezig is geweest
toen de gebeurtenissen zich ontwikkelden (Johannes 19:25-27, 35).
De Romeinse soldaten wisten ook dat Hij dood was. Ze waren welis­
waar hoogstwaarschijnlijk geen medische experts, maar zij waren eraan
gewend om executies bij te wonen en zij wisten wanneer iemand was
overleden. Voordat het lichaam van Jezus aan Jozef van Arimathea werd
overgedragen, wilde Pilatus van de centurio die leiding had gegeven aan
de executie weten of Jezus inderdaad was gestorven (Markus 15:43-45).
Zelfs als we ervan uitgaan dat Jezus de kruisiging fysiek gezien over­
leefd zou kunnen hebben, hoe had Hij dan drie dagen en drie nachten in
een graftombe, die afgesloten was voor welke medische verzorging of
behandeling dan ook, kunnen overleven?
Ook moet het volgende opgemerkt worden. Als we uitgaan van de
schijnbaar onmogelijke idee dat een mens dit alles op de een of andere
manier zou kunnen hebben overleefd, dan zouden de verslagen van de
verschijningen van Jezus aan Zijn discipelen na deze vreselijke gebeur­
tenissen in feite nog minder waarschijnlijk zijn. En zelfs als Hij dit op
de een of andere manier voor elkaar had weten te krijgen, dan nog had
Hij hoogstwaarschijnlijk niet aan hen kunnen verschijnen als Degene
Die Zijn discipelen had kunnen inspireren om te verkondigen dat Hij
opgestaan was in een verheerlijkt lichaam. Hij zou een totaal gebroken
en verwonde man zijn geweest — psychologisch getraumatiseerd, fysiek
kreupel en verminkt voor het leven.
Elke theorie die tracht uit te leggen dat Jezus niet echt is gestorven,
kan niet serieus genomen worden in het licht van het duidelijke bewijs
dat voor handen is.
Jezus’ begrafenis
Jezus werd door Jozef van Arimathea begraven in een nieuw graf dat
Jozef voor zichzelf gereserveerd had.
Omdat Jozef van Arimathea een lid was van dezelfde Joodse Hoge
Raad die Jezus had veroordeeld, is het niet waarschijnlijk dat hij een
verzinsel van de christenen was. Het evangelie van Markus geeft aan dat
Jozef van Arimathea “een aanzienlijk raadsheer” was en hij “waagde
het om bij Pilatus naar binnen te gaan en om het lichaam van Jezus te
vragen” (Markus 15:43). Hij kreeg toestemming om het lichaam mee te
nemen en hij “kocht fijn linnen en nadat hij Hem van het kruis afgeno­
men had, wikkelde hij Hem in dat fijne linnen en legde Hem in een graf
dat in een rots uitgehakt was; en hij wentelde een steen voor de ingang
van het graf” (vers 46).
Er zal niemand zijn die in zijn poging om anderen te overtuigen van
een verzinsel, daarbij bovendien een persoon zal verzinnen en van hem
Is Jezus Werkelijk Gestorven en Weer Opgestaan?
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
zal zeggen dat hij een lid was van het Sanhedrin, het Joodse Gerechts­
hof. Leden van het Sanhedrin waren alom bekend. Aangezien Jozef een
gerespecteerd publiek persoon was, zullen veel mensen de plaats van de
graftombe wel gekend hebben. Als Jezus niet in deze graftombe begra­
ven zou zijn geweest, zou deze leugen al te gemakkelijk te ontmaskeren
zijn geweest.
Let ook op de voorzorgsmaatregelen die genomen zijn om ervoor
te zorgen dat er niets zou
kunnen gebeuren met het
lichaam van Jezus nadat het
eenmaal in de graftombe
was gelegd: “De volgende
dag … kwamen de overpries­
ters en de Farizeeën bij Pila­
tus bijeen, en zeiden: Heer,
wij herinneren ons dat deze
verleider gezegd heeft toen
Hij nog leefde: Na drie dagen
zal Ik opgewekt worden.”
“Geef dan bevel dat het
graf tot de derde dag toe
De zware steen die het graf afsloot waarin
Jezus lag, werd weggerold; niet om Hem
beveiligd wordt, opdat Zijn
discipelen Hem ‘s nachts mis­ eruit te kunnen laten, maar om aan Zijn
schien niet komen stelen en volgelingen en anderen te laten zien dat het
tegen het volk zeggen: Hij is graf leeg was en dat Hij was opgestaan.
opgewekt uit de doden. En dan zal de laatste dwaling erger zijn dan de
eerste. Pilatus zei tegen hen: Hier hebt u een wacht; ga heen, beveilig het
naar uw beste weten. Zij gingen erheen en beveiligden het graf met de
wacht, nadat zij de steen verzegeld hadden” (Mattheüs 27:62-66).
Romeinse bewakers hielden de wacht voor het graf op de dag na
Jezus’ begrafenis. Zij zouden het absoluut gemerkt moeten hebben als
Jezus ontwaakt zou zijn uit een bijna-dood-staat of als Zijn volgelingen
Hem zouden hebben gestolen. Hun orders waren duidelijk: zij moes­
ten ervoor zorgen dat er niets kon gebeuren met het lichaam van Jezus.
Als zij niet zouden slagen in deze opdracht liepen zij het gevaar net als
Christus gedood te worden.
Zowel de Joden als de discipelen van Christus zullen bekend zijn
geweest met de locatie van het graf. De vrouwen die een grote rol zou­
den spelen bij het ontdekken van het lege graf, hielden nauwkeurig in
de gaten dat Jezus werkelijk in het graf werd gelegd (Lukas 23:55). Zij
wisten ook dat een enorme steen voor de ingang van het graf was gerold
(Markus 15:46-47) en wisten dat deze steen ook teruggerold zou moeten
49
worden wanneer zij zouden terugkomen om het lichaam te zalven met de
specerijen die zij hadden bereid (Markus 16:3).
Er bestond bij deze vrouwen en Zijn andere discipelen geen enkele
twijfel over het feit dat Jezus in dat graf lag.
Vrouwen ontdekken het lege graf
Markus doet ook verslag van het feit dat drie vrouwen — Maria Mag­
dalena, Maria, de moeder van Jakobus, en Salomé — vóór zonsopgang
naar het graf gingen om het lichaam van Jezus met specerijen te zalven.
Toen zij zagen dat de zware steen was weggerold, gingen zij het graf bin­
nen en waren zij ontdaan en bang toen zij “aan de rechterzijde een jonge­
man (zagen) zitten, gekleed in een wit, lang gewaad.” De man zei tegen
de vrouwen: “Hij is opgewekt!” en hij gaf hun de opdracht om dit ook
aan Jezus’ andere discipelen te gaan vertellen (Markus 16:1-8).
In de maatschappij van die tijd werd het getuigenis van vrouwen zó
onbeduidend geacht, dat hun niet eens werd toegestaan om als getuigen
op te treden in een rechtszaak. Hoe opvallend is het dan dat degenen
van wie erkend werd dat zij het lege graf van Jezus ontdekten vrouwen
waren!
Als iemand op een later tijdstip het verhaal zou hebben verzonnen,
zoals veel critici wel beweren, dan zou het plot toch zeker wel zo zijn
geweest dat mannelijke discipelen als Petrus en Johannes degenen zou­
den zijn geweest die het lege graf hadden ontdekt. Dat het vrouwen
waren die de belangrijkste getuigen waren van het feit dat het graf leeg
was, kan het beste worden uitgelegd door de eenvoudige waarheid dat de
vrouwen die genoemd worden, dit ook daadwerkelijk ontdekt hebben.
De schrijvers van de evangeliën deden nauwgezet verslag van wat
voor hen een lastig en mogelijk zelfs beschamend detail was.
Jezus’ vijanden erkenden dat het graf leeg was
Designpics
48
Wat was de reactie van Jezus’ vijanden op de opzienbarende verklaring
van de discipelen dat Jezus weer tot leven was gewekt nadat Hij in het
openbaar terechtgesteld was?
Hun reactie is onthullend. Antwoordden zij dat de discipelen leugens
verkondigden, en dat Jezus’ lichaam nog in het uit de rotsen gehouwen
graf lag? Nee. Beweerden zij dat de discipelen hallucineerden? Nee.
Integendeel, zij kochten de Romeinse soldaten om die verantwoordelijk
waren voor het bewaken van het afgesloten graf om een leugen te verspreiden. Ze gaven de opdracht om het gerucht te verspreiden dat Jezus’
discipelen waren gekomen om Zijn lichaam te stelen terwijl zij sliepen.
Zij zouden zelfs voor de soldaten instaan als ze problemen zouden krij­
gen met de Romeinse gouverneur.
50
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
Lees het verslag maar in Mattheüs 28:11-15. Dit was het beste excuus
wat de autoriteiten konden verzinnen om uit te leggen waarom Jezus’
lichaam vermist werd en niet gevonden kon worden!
Hier vinden we het bewijs dat het graf inderdaad leeg was nota bene bij
de vijanden van Christus. Van de beste verklaring die zij konden geven,
wisten ze dat het een leugen was. Er bestaat geen andere uitleg voor de
vraag hoe het graf leeg kwam, behalve dat Jezus lichamelijk was opgestaan en het graf had verlaten.
Ooggetuigenverslagen van Zijn verschijningen
Bij verschillende gelegenheden en onder verschillende omstandig­
heden hebben individuele mensen, maar ook groepen mensen, die wisten
dat Hij was gestorven, Jezus in leven gezien.
Merk op dat de apostel Paulus aan de gemeente te Korinthe schreef dat
“Hij verschenen is aan Kefas [Petrus], daarna aan de twaalf. Daarna is Hij
verschenen aan meer dan vijfhonderd broeders tegelijk, van wie de meesten
nu nog in leven zijn, maar sommigen ook zijn ontslapen. Daarna is Hij ver­
schenen aan Jakobus, daarna aan alle apostelen. En als laatste van allen is Hij
ook aan mij verschenen, als aan de ontijdig geborene” (1 Korinthe 15:5-8).
Hoe is Paulus aan deze informatie gekomen? Hij kende de mensen die
erbij betrokken waren geweest en had met hen gesproken. Hij had het
hele verslag in hun eigen woorden gehoord. De meeste mensen die dit
konden bevestigen, waren nog in leven. Hij doet deze uitspraak terwijl
hij weet dat als het niet waar zou zijn, de mensen hier dus achter zouden
kunnen komen!
Dergelijke ooggetuigenverslagen kunnen niet afgedaan worden als
fantasie. Zij moeten wel verwijzen naar waargebeurde feiten, die door
veel mensen die nog in leven waren op het moment dat Paulus dit
schreef, bevestigd konden worden. Paulus noemt zelfs de namen van de
bekendste getuigen, zodat anderen de feiten van Jezus’ opstanding zelf
konden verifiëren!
Verschijningen in menselijke gedaante
Alle verschijningen van Jezus ná Zijn opstanding die in de evangeliën
worden genoemd, zijn in de gedaante van een mens. “Waarom bent u in
verwarring?” vroeg Hij aan Zijn apostelen toen Hij aan hen verscheen,
zoals vermeld wordt in Lukas ­24:36-43.
Hij spoorde hen aan: “Zie Mijn handen en Mijn voeten, want Ik ben
het Zelf. Raak Mij aan en zie, want een geest heeft geen vlees en been­
deren, zoals u ziet dat Ik heb.” Toen zij Hem nog steeds niet geloofden,
misschien omdat ze dachten dat het te mooi was om waar te zijn, vroeg
Hij om voedsel, dat Hij nam en in hun bijzijn at.
Is Jezus Werkelijk Gestorven en Weer Opgestaan?
51
Dan is er nog die keer dat Jezus aan al Zijn apostelen verscheen,
waaronder Thomas, die klaarblijkelijk niet aanwezig was bij die eerdere
gebeurtenis. Thomas was niet te vermurwen: hij wilde het pas geloven
als hij Jezus’ wonden met zijn eigen ogen had gezien en met zijn eigen
handen had gevoeld (Johannes 20:24-29). Toch was ook hij er absoluut
van overtuigd toen Jezus aan hen allen verscheen en Hij specifiek
Thomas vroeg om te bevestigen dat Hij inderdaad Dezelfde Jezus was
die Thomas en de anderen al zo lang kenden.
Een andere keer verscheen Jezus aan de discipelen aan de oever van
het meer van Galilea. Bij deze gelegenheid verrichtte Hij een wonder,
verzorgde een ontbijt van brood en vis, at er samen met hen van en
berispte Petrus zachtmoedig vanwege het feit dat hij weer aan het werk
was gegaan als visser in plaats van de veel belangrijkere zorg voor de
gemeente op zich te nemen (Johannes 21:1-23).
Er wordt wel eens gesuggereerd dat deze verschijningen slechts
hallucinaties waren van de discipelen. Maar deze theorie heeft geen
verklaring voor het feit dat deze verschijningen plaatsvonden op ver­
schillende plaatsen, op verschillende tijden en ten overstaan van ver­
schillende groepen mensen. Jezus verscheen op manieren die alle apos­
telen overtuigden. Deze verschijningen lieten bij geen van hen twijfel
bestaan — ook niet bij Thomas, die niet kon geloven dat Hij in leven
was tenzij hij de Jezus, die hij kende, letterlijk zou zien en voelen.
De verbazingwekkende transformatie van de discipelen
Eén van de belangrijkste bewijzen van de opstanding van Jezus is de
indrukwekkende verandering in het leven van Zijn discipelen.
De evangeliën zijn niet bijzonder complimenteus ten opzichte van de
apostelen (wat wederom een bewijs is voor het feit dat zij het verhaal niet
hebben verzonnen). Op het moment van Christus’ arrestatie en rechts­
zaak verlieten al Zijn apostelen Hem en vluchtten (Mattheüs 26:56).
Petrus, die had gezworen dat hij altijd bij Jezus zou blijven, vervloekte
zichzelf en zwoer dat hij Hem niet kende (verzen 69-75).
Vergeet niet dat Jezus Petrus’ zwakheid voorzegd had en zelfs Zijn
apostelen van tevoren had gewaarschuwd dat ook zij zouden struikelen
vanwege het feit dat men hen met Hem zou associëren (verzen 31-35).
We zien echter indrukwekkende veranderingen plaatsvinden bin­
nen korte tijd. We zien dat de apostelen beginnen te spreken voor grote
menigten en openlijk beginnen te getuigen dat Jezus uit de doden is
opgestaan. In plaats van weg te vluchten en zich te verbergen, confron­
teren zij de civiele en religieuze autoriteiten vrijmoedig met het feit dat
Jezus is gedood en opnieuw tot leven is gewekt. Zij negeerden bedrei­
gingen om gevangen gezet te worden als zij zouden doorgaan met het
52
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
spreken over deze mens Jezus (Handelingen 4:1-23). Ze wisten dat hun
mishandelingen te wachten stonden en aan hun adres werden doodsbe­
dreigingen geuit vanwege het feit dat zij verkondigden dat Jezus levend
was en de Messias was (Handelingen 5:17-42).
Bevestigen Niet-Bijbelse Bronnen
Het Bestaan van Jezus Christus?
eel mensen menen dat er, afgezien van
V
de Bijbel, niet zoveel over het bestaan
van Jezus in de geschiedenis is terug te
vinden. Er zijn wel degelijk verschillende,
onafhankelijke getuigen die het bestaan
van Jezus bevestigen. Laten we enkele hiervan onder de loep nemen.
Getuigenis van de Romeinen
Cornelius Tacitus (circa 56-120) was
een Romeinse senator, consul en gouverneur van de Romeinse provincie Anatolië
(oftewel het grootste gedeelte van het
hedendaagse Turkije); ook was hij één
van de grootste geschiedkundigen van het
oude Rome. Aan het einde van zijn leven
schreef hij een 16-delige geschiedenis van
de Romeinse keizers, de Annalen.
Tacitus die noch bevriend was met keizer Nero noch met de christenen schreef
dat Nero de schuld gaf aan een groep
mensen “die, wegens hun schanddaden
gehaat, het volk Christenen noemde”. Hij
gaat verder: “De verantwoordelijke van
die naam, Christus, werd onder het keizerschap van Tiberius, door procurator Pontius
Pilatus met (de) doodstraf getroffen; en
nadat het voorlopig onderdrukt was, stak
het verderfelijke bijgeloof opnieuw de kop
op, niet alleen in heel Judea, de bakermat
van dat kwaad, maar ook in heel de stad
[Rome] … ” (Annalen, XV, 44, vertaald
door Kenneth Peeters).
Een tijdgenoot van Tacitus, Caius Seutonius Tranquillus (circa 69-140), opzichter
van de bibliotheken van Rome en een hoge
ambtenaar van verschillende keizers, schrijft
dat keizer Claudius “de Joden, die continu
opschudding veroorzaakten en van wie
Chrestus [Christus] de leider was, uit Rome
verbande” (Lives of the First Twelve
Caesars: Life of Claudius, aangehaald
door Grant Jeffrey, Jesus: The Great
Debate, 1999, pag. 163). Zie ook Handelingen 18:2.
Ook “Plinius de Jongere, de Romeinse
stadhouder van Bithynia (wat nu noordelijkcentraal Turkije is), vroeg in het begin van
de tweede eeuw in een brief advies aan
keizer Trajanus hoe hij met christenen moest
omgaan, die weigerden te knielen voor een
beeltenis van keizer Trajanus. Plinius merkte
op dat deze christenen regelmatig samenkwamen en gezangen zongen ‘tot Christus
alsof aan een god’ (Brieven X, 96.7). De
zinsnede ‘alsof aan een god’ suggereert
dat Plinius wist dat Jezus werkelijk op aarde
had geleefd als mens, maar niet bereid
was om hem goddelijk te noemen” (Craig
Blomberg, The Historical Reliability of
the Gospels, 1987, pag. 196).
Uit deze historische bronnen, die geen
van beide op welke manier dan ook verbonden zijn aan de Bijbel, kunnen we verwijzingen naar de volgende feiten opmaken:
• De naam “christenen” is afkomstig van
Christus (of “Chrestus”).
• Deze Christus werd geëxecuteerd tijdens de regering van Tiberius door Pontius
Pilatus (Tiberius regeerde van 14-37 na
Christus; Pilatus’ ambt duurde van 26 tot 36
of 37 na Christus).
• Deze nieuwe beweging hield vast aan
een “verderfelijk bijgeloof”, wat heel waarschijnlijk een verwijzing is naar het christelijke geloof dat Jezus na Zijn kruisiging uit
de doden is opgestaan.
• Deze nieuwe beweging, die begonnen
was door christenen, ontstond in Judea en
verspreidde zich naar Rome.
Is Jezus Werkelijk Gestorven en Weer Opgestaan?
53
Terwijl zij slechts enkele weken daarvoor nog hadden ontkend dat zij
Hem kenden, kon niets hen ervan weerhouden om openlijk dát te verkon­
digen, waarvan zij wisten dat het waar was. Er is slechts één plausibele
verklaring voor hun nieuwe, onwankelbare geloof ondanks het gevaar
• Vroege christenen beschouwden Christus als een goddelijk Wezen.
Getuigenis van Josephus
Flavius Josephus, een prominente Joodse
geschiedschrijver uit de eerste eeuw, is
onder historici en geleerden zeer bekend.
Josephus, in 37 na Christus geboren als
kind van een priester, was hoog opgeleid
en voerde bevel over een Joodse afdeling in
Galilea gedurende de Joodse opstand van
66-70 na Christus tot aan zijn gevangenneming door de Romeinen. Aan het einde
van deze oorlog ging hij naar Rome met
de Romeinse generaal Titus, waar hij tot
zijn dood in ongeveer 100 na Christus bleef
wonen en boeken ging schrijven.
Josephus noemt Jezus twee keer in zijn
monumentale werk De oude geschiede­
nis van de Joden, geschreven in 90-95
na Chr. Zijn meest uitgebreide citaat over
Jezus is het volgende:
“In die tijd leefde Jezus, een wijs man,
voor zover het geoorloofd is hem een
man te noemen. Hij verrichtte namelijk
daden die onmogelijk geacht werden, en
hij was leermeester van mensen die met
vreugde de waarheid tot zich namen.
En veel Joden alsook velen van de Grieken
bracht hij tot zich. Hij was de Christus.
Ook nadat Pilatus hem op aanwijzing van
de eerste mannen bij ons de straf van het
kruis had opgelegd, gaven zij die het eerst
in liefde waren gaan leven niet op. Hij was
namelijk aan hen verschenen op de derde
dag, opnieuw levend. De goddelijke profeten hadden die dingen en ontelbare andere
wonderbaarlijke dingen over hem gezegd.
Tot op de dag van heden is de naar hem
genoemde groep van de christenen niet verdwenen” (De Oude Geschiedenis van
de Joden, boek 18, hoofdstuk 3, sectie 3).
Terwijl andere geleerden een gedeelte
van deze passage of de gehele passage
betwisten, wordt de passage zoals hierboven is geciteerd door de geschiedschrijver
Eusebius aangehaald in 315 na Christus.
Een tweede vermelding van Jezus door
Josephus wordt zelden door geleerden
betwist. Het betreft het martelaarschap van
Jakobus, Zijn halfbroer: “… Deze Ananus
nu meende handig te kunnen profiteren van
de situatie dat Festus dood was en Albinus
nog onderweg was. Hij riep een vergadering
van rechters bijeen en liet daar de broer van
de Jezus die Christus genoemd wordt — de
man heette Jacobus — alsmede enkele
anderen voorgeleiden. Hij beschuldigde hen
ervan dat ze de wet hadden overtreden en
leverde hen uit om gestenigd te worden …“
(De oude geschiedenis van de Joden,
boek XX, 9.1).
Een andere prominente figuur uit de
evangeliën die ook door Josephus wordt
genoemd is Johannes de Doper: “… (toen)
werd Herodus bang. Hij vreesde dat iemand
die over zoveel overredingskracht beschikte,
de mensen wel eens tot opstand zou kunnen oproepen … (en) hij vond het veel beter
om, voordat er revolutie en ellende van
zouden komen … de man te doden… Dus
werd Johannes opgepakt, naar het eerder
genoemde fort Machaerus overgebracht, en
daar gedood” (De oude geschiedenis
van de Joden, boek XVIII, 5.2).
Hoewel Josephus nooit een christen is
geweest, treffen we in zijn werken veel
verwijzingen aan naar veel andere personen
die in de evangeliën en in de andere boeken van het Nieuwe Testament genoemd
worden. Hieronder vallen ook de familie
van Herodus, de Joodse procureurs en
leden van de priesterlijke families. Zijn boeken verschaffen net als de geschriften van
de Romeinse geschiedkundigen en andere
(hoge) ambtenaren krachtig en onafhankelijk bewijs van de historische juistheid van
de evangeliën en het bestaan van Jezus.
54
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
van gevangenneming en executie: zij hebben Jezus Christus in levenden
lijve gezien nadat zij wisten dat Hij dood was. Zij spraken met Hem,
aten met Hem, ontvingen uitgebreide instructies van Hem en brachten
tijd met Hem door.
Deze mannen gaven de rest van hun leven, en uiteindelijk hun leven
zélf, voor Degene van Wie zij wisten dat Hij de dood had overwonnen.
Als zij allemaal slechts medeplichtig waren aan dit bedrog, kunt u dan
geloven dat deze mannen hun leven zouden opgeven voor iets waarvan
zij wisten dat het slechts een leugen was?
De opmerkelijke verandering van Petrus
De opmerkelijke verandering in het leven van de apostel Petrus is
van alle discipelen het meest bekend. Zijn openlijke optreden op het
Pinksterfeest was verbazingwekkend. Bij de tempel sprak hij een enorme
menigte toe van wie er 3000 tot de discipelen van Jezus de Messias
gingen behoren.
Petrus sprak tot mensen die in Jeruzalem en in geheel Judea woon­
den, maar ook tot mensen die uit andere delen van de Romeinse wereld
afkomstig waren. Zij waren in Jeruzalem om het Pinksterfeest, ook wel
het Feest der Weken genoemd, te vieren zoals God geboden heeft in
Deuteronomium 16:16. Petrus herinnerde hen eraan dat zij allen wisten
wie Jezus was en wat er zeven weken geleden met Hem was gebeurd tij­
dens het Paasfeest (Handelingen 2:22-24).
Petrus, die vóór Zijn dood had ontkend Jezus te kennen, verkondigde
nu zonder enige schroom aan deze mensen dat zij degenen waren die de
beloofde Messias hadden gekruisigd — maar dat God Hem had opgewekt.
De reactie van de mensen is veelzeggend. Er is geen ontkenning,
geen protest, geen poging om Petrus te stenigen voor deze schijnbaar
buitensporige beschuldiging. Velen van hen waren op de hoogte van de
gebeurtenissen rondom de arrestatie, de rechtszaak en de kruisiging van
Jezus. Ze wisten dat velen — wellicht zelfs mensen in het publiek op dat
moment — hadden geschreeuwd dat ze Christus’ bloed eisten. Ze waren
op de hoogte van de vreemde vermissing van het lichaam uit de graf­
tombe, een mysterie dat niemand nog had kunnen oplossen.
Zij wisten of hadden gehoord van andere vreemde gebeurtenissen die
rond die tijd hadden plaatsgevonden: de mysterieuze duisternis die over
het land was gekomen toen Jezus gekruisigd werd, mensen die uit hun
graven waren opgestaan en door de straten van Jeruzalem liepen, en het
enorme voorhangsel in de tempel, dat van boven naar onderen doormid­
den scheurde zonder aanwijsbare oorzaak.
Hoe konden deze gebeurtenissen worden verklaard? Wat was
hun betekenis? Petrus verschafte hun de verbazingwekkende verkla­
Is
Jezus Werkelijk Gestorven en Weer Opgestaan?
55
ring — een verklaring die zou betekenen dat ze een beslissing zouden
moeten nemen die van invloed zou zijn op de rest van hun leven.
Petrus vergeleek de lege graftombe van Jezus met de nabijgelegen
tombe van Israëls grootste koning ooit, David. “Mannenbroeders, het
is mij toegestaan over de aartsvader David vrijuit tegen u te zeggen
dat hij én gestorven én begraven is, en dat zijn graf tot op deze dag bij
ons is” (Handelingen 2:29). Zijn punt was onmiskenbaar: iedereen wist
waar Davids graf was en dat dit de plaats was waar het lichaam van de
koning was begraven. Maar Jezus was, in tegenstelling tot David, niet
langer aan het graf gebonden!
Jezus van Nazareth was, zo verklaarde Petrus, opgewekt door God, en
er waren veel getuigen die dit feit konden bevestigen. Wederom kwam er
geen tegenargument van de toehoorders. Integendeel, de mensen vroegen
wat zij moesten doen nu ook zij ervan overtuigd waren dat Petrus gelijk
had. Petrus antwoordde dat zij zich moesten bekeren en gedoopt moesten
worden op diezelfde dag (Handelingen 2:37-38).
De enige manier waarop de indrukwekkende transformatie van de
discipelen, voorheen een angstig groepje mannen dat bereid was om
alles achter zich te laten en terug naar Galilea te vluchten, verklaard
kan worden, is dat Jezus een indrukwekkend en krachtig bewijs heeft
achtergelaten: een leeg graf en de daaropvolgende verschijningen in
menselijke gedaante. Gewone mannen met een gewone achtergrond, die
hun Meester hadden verloochend en Hem in de steek hadden gelaten,
veranderden plotseling in dynamische leiders van een Kerk die de oude,
heidense wereld zou trotseren en zou uitdagen.
Jakobus, de halfbroer van Jezus, wordt een gelovige
Een zo mogelijk nog opmerkelijkere verandering voltrok zich in het
leven van Jakobus, de halfbroer van Jezus (Jakobus was de zoon van
Maria en Jozef, terwijl Jezus de zoon was van Maria en God de Vader).
Let op hoe J.P. Morlena de gebeurtenissen in het leven van Jakobus,
zoals die in de Bijbel en andere geschiedkundige boeken uit die tijd
beschreven zijn, omschrijft:
“Waarom veranderden deze mannen? Waarom ondergingen zij
ellende, vervolging, druk en martelaarschap? Neem bijvoorbeeld Jako­
bus, de broer van Jezus. Josephus, de Joodse geschiedschrijver uit de eer­
ste eeuw, zegt ons dat hij als een martelaar is gestorven om zijn geloof in
zijn broer. Toch lezen we in de evangeliën dat hij gedurende Jezus’ leven
niet in Hem geloofde en zich zelfs tegen Jezus verzette.”
“Waarom veranderde hij? Wat was er de oorzaak van dat een Jood
ging geloven dat zijn eigen broer de Zoon van God was, en dat hij bereid
was om te sterven voor een dergelijke overtuiging? Het was zeker niet
56
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
vanwege een aantal vriendelijke onderwijzingen door een timmerman
uit Nazareth. Slechts de verschijning van Jezus aan Jakobus (1 Korinthe
15:7) kan deze verandering verklaren.”
“Zoals het met Jakobus is gegaan, zo is het ook met de andere disci­
pelen gegaan. Iemand die de opstanding ontkent, is ons over deze trans­
formatie een verklaring verschuldigd, die recht doet aan de historische
feiten” (Scaling the Secular City, 1987, pag. 178-179).
Ook Paulus ondergaat een opmerkelijke verandering
De apostel Paulus is ook al zo’n opmerkelijk voorbeeld. Als een toege­
wijde Joodse rabbi en strikte Farizeeër was hij er absoluut van overtuigd
dat Jezus’ opstanding niet had plaatsgevonden. Paulus vervolgde de leden
van de vroege Kerk vanwege het feit dat zij in dergelijke nonsens geloof­
den. Hij stoelde zijn hele levensmissie op zijn overtuiging dat de opstan­
ding een verzinsel was en dat de beweging een bedreiging was voor elke
traditie, die hij als heilig beschouwde.
Hij was ervan overtuigd dat deze nieuwe beweging het verdiende om
met alle mogelijke middelen, waaronder gevangenneming en executie,
verdelgd te worden (Handelingen 22:4) — en dit was zijn persoonlijke
kruistocht. Tot er iets gebeurde. Jezus Christus verscheen aan Paulus en
sprak tot hem.
Paulus was niet iemand die leed aan levendige inbeelding of bijgeloof,
zoals sommige mensen. Hij was een nuchtere intellectueel. Toch was hij
later bereid om zijn ijver voor Christus tegenover vijandige menigten,
gouverneurs, koningen en andere leiders te verdedigen. Uiteindelijk was
Paulus bereid om te sterven voor iets, waarvan hij wist dat het waar was:
Jezus was inderdaad de Messias, Die levend en wel aan de rechterhand
van God gezeten was.
Het bestaan van de christelijke Kerk
Dr. Moreland schrijft hier het volgende over: “Welke oorzaak kan
aangedragen worden als verklaring voor het feit dat de christelijke Kerk
de wereld van de eerste eeuw zo heeft veranderd? De kansen op succes
waren op het eerste gezicht klein. In de eerste eeuw bestonden verschil­
lende religies, en sommige elementen van het christendom zijn hierin
terug te vinden.”
“Waarom was het christendom succesvol, zeker als het toch een
bepaald exclusief geloof was en afwijzend stond tegenover het overne­
men van invloeden uit andere religies? Wat was er de oorzaak van dat de
kerk tot ontstaan kwam? Er is nooit een vorm van christendom geweest
dat niet de nadruk legde op de dood en opstanding van een goddelijke
Jezus.”
Is
Jezus Werkelijk Gestorven en Weer Opgestaan?
57
“De opstanding van Jezus is de verklaring die de kerk zelf gaf, en het
is de enige adequate verklaring. C.F.D. Moule, een belangrijke geleerde
op het gebied van het Nieuwe Testament, redeneert als volgt: ‘Als het
ontstaan van de Nazarenen, een fenomeen dat ontegenzeggelijk door
het Nieuwe Testament wordt bevestigd, al een breuk laat ontstaan in de
geschiedenis, een breuk met de omvang en de vorm van de Opstanding,
wat zou een wereldse historicus dan kunnen voorstellen om deze breuk
mee te verhelpen?’” (ibid., pag. 180-181).
Dat Jezus Christus waarlijk uit de doden is opgestaan, is de enige wer­
kelijk logische conclusie.
58
Veel Meer Dan een Mens
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
Veel Meer Dan een Mens
“Wie zeggen de mensen dat Ik, de Zoon des mensen, ben?”
(Mattheüs 16:13).
H
et is vandaag de dag niet politiek correct om te stellen dat
Jezus meer was dan een buitengewoon begiftigd mens, een
moreel mens, een wijze filosoof, een Joodse wijsgeer of een
politieke hervormer. Het is ook niet aanvaardbaar om te zeg­
gen dat Zijn onderwijs de enige weg is naar een leven na de dood en naar
blijvende vrede voor de wereld.
We leven nu eenmaal in een wereld die een hekel heeft aan dergelijke
pertinenties. En sommigen hebben een nog grotere hekel aan de auto­
riteit die Degene Die beweerde God te zijn, over hun leven zou kunnen
hebben. En dus zijn door de eeuwen heen verschillende ideeën ontstaan
over Jezus van Nazareth.
Waarom bestaat er zoveel controverse rondom één mens? Hij haalt
nog regelmatig de omslag van een weekblad. Er zijn over deze Joodse
leraar uit Galilea meer boeken geschreven dan over enig ander mens die
ooit geleefd heeft. Er is meer wetenschappelijk onderzoek naar Hem ver­
richt dan naar enig ander mens.
Het simpele antwoord is dat Hij beweerde God te zijn — en Hij was in
staat, getuige de geschiedenis, om deze bewering te onderbouwen.
Hij verzekert ons dat Hij het aan de hele wereld zal bewijzen wanneer
Hij voor de tweede maal naar de aarde komt in heerlijkheid, majesteit en
met de goddelijke, bovennatuurlijke kracht, die de mensen op de gehele
aarde versteld zal doen staan.
De vraag die blijft is: hoe was Jezus God? Als Jezus God was, wie
was dan de Vader over Wie Hij zo vaak sprak? Hoe konden Jezus en de
Vader beiden op hetzelfde moment God zijn?
Waar kwam Jezus vandaan? Werd Hij op enig moment geschapen?
Ontstond Hij toen Hij uit Maria geboren werd? Was Hij een engel? Was
Hij een geestelijke essentie of “gedachte” in de geest van de Vader voor­
dat Hij een menselijk wezen werd?
Het verhaal over de geboorte van Jezus en wat daaraan voorafge­
gaan is, laat ons zien dat Hij geen gewoon menselijk wezen was. In het
geboorteverhaal wordt veel moeite gedaan om uit te leggen dat Hij geen
menselijke vader had, maar dat Zijn Vader God Zelf was. “De geboorte
van Jezus Christus was nu als volgt. Terwijl Maria, Zijn moeder, met
NASA
God komt naar de aarde
59
Jozef in ondertrouw was, bleek zij, nog voordat zij samengekomen
waren, zwanger te zijn uit de Heilige Geest” (Mattheüs 1:18).
“In ondertrouw” betekende in hun cultuur dat de overeenkomst dat
zij met elkaar zouden trouwen bindend was, ondanks dat het huwelijk
zelf nog niet had plaatsgevonden. Maar Jozef en Maria wisten dat zij nog
niet fysiek “samengekomen waren” en Maria wist zeker dat zij nog een
maagd was. Maar Jozef vroeg zich logischerwijze af waarom zijn toe­
komstige bruid zwanger was, en hij maakte zich zorgen hoe hij met deze
crisis om moest gaan.
“Jozef, haar man [in ondertrouw], wilde haar onopgemerkt verlaten,
omdat hij rechtvaardig was en haar niet in het openbaar te schande
wilde maken. Terwijl hij deze dingen overwoog, zie, een engel van de
Heere verscheen hem in een droom en zei: Jozef, zoon van David, wees
niet bevreesd Maria, uw vrouw, bij u te nemen, want wat in haar ont­
vangen is, is uit de Heilige Geest; en zij zal een Zoon baren, en u zult
Hem de naam Jezus geven,
want Hij zal Zijn volk zalig
maken van hun zonden”
(verzen 19-21).
Jozef had behoefte aan
bevestiging dat Maria hem
de waarheid had verteld
over haar zwangerschap,
en de meest voor de hand
liggende manier om hem
te overtuigen was door
een engel met hem te laten
spreken. Maria had een
Hoewel Hij de eigenlijke Schepper van het
gelijksoortige boodschap
universum was, gaf Jezus Christus vrijwillig
ontvangen, zoals vermeld
Zijn goddelijke natuur en macht op om te
is in Lukas 1:26-38. De
leven als een menselijk wezen en om zodo­
engel Gabriël verscheen aan
ende Zijn leven te geven als offer voor de
Maria en kondigde haar aan
zonden van de gehele mensheid.
dat zij een Zoon zou krijgen
aan wie zij de naam Jezus moest geven. Ze hield vol dat ze nog nooit met
een man was geweest — dat ze nog een maagd was.
Gabriël legde toen uit hoe dit zou gebeuren. “En de engel antwoordde
en zei tegen haar: De Heilige Geest zal over u komen en de kracht van
de Allerhoogste zal u overschaduwen. Daarom ook zal het Heilige Dat
uit u geboren zal worden, Gods Zoon genoemd worden” (Lukas 1:35).
In traditionele theologische termen wordt dit een enigma, iets raad­
selachtigs, genoemd. Jezus erkende dat God Zijn Vader was, maar hier
60
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
wordt ons gezegd dat Maria zwanger raakte door de Heilige Geest. De
meeste mensen geloven dat de Heilige Geest de derde persoon van de
Drie-eenheid is. Maar hoe kan God de Vader dan Jezus’ Vader zijn als
de Heilige Geest Jezus verwekte in de baarmoeder van Maria?
Het antwoord is eenvoudig dat de Heilige Geest geen persoon is,
zoals wel in het traditionele onderwijs betreffende de Drie-eenheid
wordt aangenomen. De Bijbel onderwijst nergens dat de Heilige Geest
een onderscheiden persoon is. De Bijbel verwijst daarentegen naar de
Heilige Geest als de kracht van God, zoals ook deze passage impliceert
(voor een meer gedetailleerd onderzoek aangaande deze Bijbelse waar­
heid kunt u ons gratis boekje Who Is God? aanvragen of downloaden via
onze website).
God, naar wie Jezus verwees als Zijn Vader, gebruikte Zijn eigen
kracht (de Heilige Geest) om Jezus te verwekken in de baarmoeder van
Maria. Daarom is Jezus de Zoon van God door geboorte.
Mattheüs legde door goddelijke inspiratie het belang van de
boodschap van de engel aan Jozef uit, door erop te wijzen dat dit de
profetie van Jesaja vervulde dat een maagd zwanger zou worden en
“Hem de naam Immanuel (zou) geven; vertaald betekent dat: God met
ons” (Mattheüs 1:23).
Toen Jezus geboren werd, was Hij God in het vlees — “God met ons.”
Dit is de strekking van hetgeen de engel verkondigde en wat God lang
geleden al voorzegd had.
Wie was Jezus vóór Zijn geboorte als mens?
De meest duidelijke uitspraak over wie Jezus was vóór Zijn geboorte
als mens wordt gevonden in de eerste verzen van het evangelie van
Johannes. Johannes, de discipel die Jezus het meest na was, legt met grote
zorg uit dat deze Jezus geen gewoon mens was.
“In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het
Woord was God” (Johannes 1:1). Wie was dit “Woord”? “En het
Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond (en wij hebben
Zijn heerlijkheid gezien, een heerlijkheid als van de Eniggeborene van
de Vader), vol van genade en waarheid” (vers 14). Johannes gaat verder
met zijn uitleg dat het Woord “vlees was geworden en onder ons heeft
gewoond”, Jezus van Nazareth was. Hij doet ook expliciete uitspraken,
die belangrijke details bevatten over wie Jezus was vóór Zijn geboorte
als menselijk wezen.
“Het Woord” is Jezus en Hij was bij God, en Hij was God. Dit taalge­
bruik is niet mis te verstaan en kan slechts één ding betekenen: er waren
twee goddelijke wezens — God en het Woord.
Het Woord was “in het begin bij God” (vers 2). Het begin van wat?
Veel
Meer Dan een Mens
61
Jezus bestond vóór het begin
Aangezien het evangelie volgens Johannes begint met de woorden “in
het begin”, lijkt het waarschijnlijk dat Johannes hier verwijst naar Gene­
sis 1:1. Maar terwijl Genesis 1:1 verder gaat met de woorden “schiep
God …”, begint Johannes het evangelie met “in het begin was het
Woord …” Hij zegt ons hier dus dat het Woord al bestond “in het begin”.
De schepping van het universum en van de tijd zelf worden in Genesis
gemarkeerd met “het begin”; uit Johannes’ woorden blijkt dat het bestaan van
het Woord aan dat begin voorafgaat.
De schepper van het universum bestond Zelf logischerwijs vóór het
universum, omdat Hij ervoor zorgde dat het universum tot ontstaan
kwam.
Johannes zegt overduidelijk dat het door het Woord was — Jezus
Christus — dat alle dingen ontstaan zijn (Johannes 1:3). Paulus is het
volledig eens met Johannes en hij uit dit in woorden die overduidelijk
zijn (Efeze 3:9), waar hij nog aan toe voegt: “Hij is vóór alle dingen,
en alle dingen bestaan tezamen door Hem” (Kolossenzen 1:16-17). (Zie
“De apostelen van Jezus Christus begrepen dat Hij de Schepper was” op
pag. 12.)
Paulus trekt voor ons de logische conclusie dat aangezien door
Christus alle dingen zijn ontstaan, Hij wel moet hebben bestaan vóór
de Schepping zélf. Jezus verwees Zelf ook naar Zijn bestaan vóór de
schepping toen Hij in gebed tot de Vader sprak over “de heerlijkheid die
Ik bij U bezat voordat de wereld er was” (Johannes 17:5).
Jezus spreekt over de relatie tussen Hemzelf en de Vader van “vóór
de grondlegging van de wereld” (vers 24), een zinsnede die door Paulus
wordt herhaald in Efeze 1:4.
Het Woord
De pre-existente Jezus wordt gekarakteriseerd door de naam of
titel “het Woord”. Waarschijnlijk is een van de redenen waarom het
Griekse woord logos (hetgeen “woord” betekent) is gebruikt, gelegen
in het feit dat dit het beste een van de belangrijkste rollen van Christus
beschreef — Hij was gekomen om de Vader te onthullen. Logos bete­
kent ook “de uitdrukking van gedachte” (Vine’s Expository Dictionary
of Old and New Testament Words, “Word”).
“Logos wordt in het Nieuwe Testament gebruikt om daarmee een uit­
spraak van God, het woord van God, de geopenbaarde wil van God en
rechtstreeks van Christus verkregen openbaring, welke kon worden uit­
gesproken en overgebracht, aan te duiden” (ibid.). Johannes voegde dit
woord toe als een persoonlijke titel van Degene Die “vlees is geworden
en onder ons heeft gewoond” (Johannes 1:14).
62
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
Wat Johannes eigenlijk zegt is dat een persoonlijk Wezen, Die hij de
logos noemt of “het Woord”, vleesgeworden is — een menselijk wezen
van vlees en bloed — in de persoon van Jezus Christus. Het feit dat het
Woord een persoon van vlees en bloed is geworden, impliceert dat het
Woord een specifiek, individueel Wezen was voordat Hij een fysieke,
menselijke baby werd, die uit Maria werd geboren.
Johannes zegt ons dat het Woord persoonlijk onderscheiden is van de
Vader, hoewel Hij tegelijkertijd één is met de Vader. Zij zijn Dezelfde,
eeuwig, hebben dezelfde natuur en zijn van dezelfde soort. Het Woord is
net zozeer God als Degene met Wie Hij het meest hecht verbonden is qua
wezen en leven. Zoals Jezus zei: “Ik en de Vader zijn één” (Johannes 10:30).
De eenheid tussen de Vader en het Woord heeft te maken met hun
volstrekte harmonie en overeenstemming in Hun samenwerking — niet
dat zij bestaan als één Wezen, zoals de leer van de Drie-eenheid foutief
onderwijst.
Wie en wat is God?
De eenvoudige, maar overduidelijke uitspraken van Johannes geven
ons een begrip van God dat door de verschijning van Jezus Christus dui­
delijk is geworden. De woorden die gebruikt worden, drukken uit dat er
sprake is van twee Wezens, Die tezamen bestaan en God genoemd wor­
den — God en het Woord, Dat ook God is.
Als Zij hadden bestaan in een andere vorm dan als twee onafhanke­
lijk bestaande wezens zouden zowel de Griekse als de Nederlandse taal
wel in staat zijn geweest om deze andere vorm te beschrijven. Maar de
gebruikte woorden beschrijven die andere vorm niet. Er wordt duide­
lijk gesproken over twee, Die samen zijn en Die beiden God zijn. Als er
slechts één zou zijn geweest, dan zou Johannes niet hebben gezegd “het
Woord was met God.”
De vraag die vervolgens rijst: Als Jezus het Woord was, en dus God
was, hoe kan dan God, Die oneindig is, eindig zijn geworden? Wat
gebeurde er met het Woord op het moment dat Hij een met het leven van
de Vader bevruchte eicel werd in de baarmoeder van Maria?
We weten niet precies hoe God dit wonder heeft verricht, maar het
blijkt duidelijk uit de Schrift dat God een fysiek, menselijk wezen kon
worden en daardoor onderworpen kon worden aan een eindig, fysiek
bestaan — beperkt door tijd en ruimte, onderworpen aan pijn, lijden en
dood, en verzoeking.
Dit is wat Jezus heeft gedaan. In de woorden van Paulus: “Die, hoe­
wel Hij God was, Zich niet heeft vastgeklampt aan Zijn goddelijke rech­
ten. Integendeel, Hij legde Zijn grote macht en heerlijkheid af en kwam
als dienaar in het lichaam van een mens. Herkenbaar als mens, verne­
Veel
Meer Dan een Mens
63
derde Hij Zich en gehoorzaamde tot het uiterste, zelfs tot in de dood aan
het kruis” (Filippenzen 2:6-8, Het Boek).
Jezus kon sterven. Jezus was in staat om menselijke emotie te erva­
ren. Jezus kon honger en pijn voelen. Hij kon beangstigd worden door het
vooruitzicht van pijn en de dood. Ja, God kon sterven. Maar alleen als
Hij een fysiek, menselijk wezen zou worden. En dat is Hij geworden. En
wie was Hij? Hij was dezelfde persoon als Hij altijd al geweest was; Hij
had zelfs herinneringen aan Zijn vroegere eeuwigheid met de Vader.
Merk Jezus’ gebed op in Johannes 17:5: “En nu verheerlijk Mij, U
Vader, bij Uzelf, met de heerlijkheid die Ik bij U bezat voordat de wereld
Was Jezus een Geschapen Wezen?
J
ohannes 1:3 bevat twee overduidelijke
uitspraken die ons vertellen dat het de
pre-existente Jezus was die alles heeft
geschapen. “Alle dingen zijn door het Woord
gemaakt, en zonder dit Woord is geen ding
gemaakt dat gemaakt is.” Merk op dat
het voor Johannes niet voldoende is om te
zeggen dat alle dingen door Hem gemaakt
zijn, want hij voegt daaraan toe het feit dat
“zonder dit Woord geen ding gemaakt is dat
gemaakt is”.
Paulus bevestigt volledig wat Johannes
heeft geschreven: “Want door Hem zijn alle
dingen geschapen die in de hemelen en die
op de aarde zijn, die zichtbaar en die onzichtbaar zijn: tronen, heerschappijen, overheden
of machten; alle dingen zijn door Hem en
voor Hem geschapen” (Kolossenzen 1:16).
Aangezien Jezus alle dingen heeft geschapen, kon Hij niet behoren tot één van de
“geschapen dingen”. Paulus voegt er voor
de duidelijkheid aan toe: “En Hij is vóór alle
dingen, en alle dingen bestaan tezamen door
Hem” (vers 17).
Dr. Norman Geisler geeft hierop het volgende commentaar: “De context van deze
passage maakt duidelijk dat er geen uitzonderingen zijn; Christus is de Schepper van
alle dingen inclusief de engelen en alles wat
zichtbaar en onzichtbaar is. Nergens anders
wordt zó duidelijk gemaakt dat Christus
niet geschapen is — als engel of anderszins — dan in de relatie van de engelen
tot Hem. Aangezien Christus niet zowel de
Schepper van alles kon zijn als tegelijkertijd
Zelf een geschapen wezen, is het niet anders
mogelijk dan te concluderen dat Hij Zelf de
niet-geschapen Schepper van het hele universum is” (Christian Apologetics, 1988,
pag. 338).
Hij voegt daar in een voetnoot het volgende aan toe: “Gezien het overduidelijke
onderwijs dat Christus de Schepper is en niet
Zelf een schepping, zijn de Ariaanse misinterpretaties van zinsneden als dat Christus
de ‘eerstgeborene’ is (Kolossenzen 1:15) of
‘het begin van Gods schepping’ (Openbaring
3:14) onjuist. Christus is de ‘eerstgeborene’
in die zin dat Hij de unieke (niet geschapen)
Zoon van God is. Christus is de eerste over
de schepping, niet de eerste ervan” (ibid.).
Micha 5:2 zegt over de toekomstige Messiaanse koning dat Zijn “oorsprongen zijn
van oudsher, van eeuwige dagen af”. Vóór
Zijn geboorte als mens is Jezus in Zijn goddelijke leven verschenen als de priesterkoning
Melchizedek (zie Hebreeën 7), die “geen
begin van dagen en ook geen levenseinde”
(vers 3). (Vraag ons gratis boekje Who is
God? aan.)
Jezus is niet geschapen. Hij bestond al in
eeuwigheid samen met God de Vader.
64
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
er was.” Hier spreekt Hij ronduit over wat Hij vroeger heeft meegemaakt
bij en over Zijn herinneringen aan de Vader, waarmee Hij alles wat
Johannes heeft geschreven in de eerste verzen van het evangelie,
bevestigt.
Ja, Jezus’ offer was er één van schijnbaar onvoorstelbare omvang. De
kennis over wie Hij was en wat Hij bereid was op te geven zou voor u en
mij het grootste verschil moeten maken als we ons willen verzoenen met
de ongelooflijke grootsheid van Zijn offer.
De
God Die Mens Werd
65
De God Die Mens Werd
“En het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond”
(Johannes 1:14).
H
oe kon iemand die geest is, die voorheen in eeuwigheid heeft
bestaan, mens worden? Was Jezus een mens zoals wij mens
zijn? En als Hij mens was, was Hij dan nog steeds God?
Van Jezus werd geprofeteerd dat Hij “God met ons” was
(Mattheüs 1:23). Jezus was een menselijk wezen en tegelijkertijd was
Hij ook God. Er is nooit een moment geweest waarop Hij ophield te
zijn Wie Hij altijd is geweest. Zijn identiteit veranderde niet. Toen Hij
in Maria’s baarmoeder was, was Hij God. Toen Hij als baby’tje in de
kribbe lag, was Hij God. Toen Hij opgroeide als jongetje in Nazareth,
was Hij God. En toen Hij stierf, was Hij God.
Toen Hij een geestelijk wezen was, voordat Hij als mens werd gebo­
ren, was Hij onbegrensd wat betreft kennis, macht en aanwezigheid. Als
God wist Hij alles en had Hij onbeperkte macht. Maar als mens kon Hij
niet alles doen. Hij zou beperkt zijn tot de normale dingen die elk ander
mens zou kunnen doen. Hij kon niet tegelijkertijd zowel onbeperkt als
beperkt zijn.
Een fysiek lichaam met fysieke beperkingen
Toen Jezus mens werd, was Hij nog steeds God voor wat betreft Zijn
identiteit, maar Hij was desalniettemin een menselijk wezen in elke bete­
kenis van het woord.
Jezus had een fysiek lichaam. De discipel die Hem zeer nabij was, getuigt
dat Hij een fysiek mens was: “Wat er was vanaf het begin, wat wij gehoord
hebben, wat wij gezien hebben met onze ogen, wat wij aanschouwd hebben
en onze handen getast hebben van het Woord des levens — want het leven is
geopenbaard en wij hebben het gezien, en wij getuigen en verkondigen u het
eeuwige leven, dat bij de Vader was en aan ons is geopenbaard” (1 Johannes
1:1-2). Johannes legt de nadruk op de menselijkheid van Jezus Christus als
hij zegt dat zij Jezus hoorden, zagen en aanraakten.
Hij had een volledig menselijk lichaam. Hij was geboren. Hij groeide
en ontwikkelde zich net als elk ander kind.
Jezus was onderworpen aan dezelfde fysieke beperkingen als elk
ander menselijk wezen, omdat Hij hetzelfde soort lichaam had. Hij
ervoer wat het is om honger te hebben toen Hij vastte (Mattheüs 4:2) en
wat het is om dorst te hebben (Johannes 19:28). Hij voelde vermoeidheid
na een lange wandeling (Johannes 4:6).
66
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
Jezus leed op een fysieke manier en Hij stierf. Hebreeën 2:10 zegt dat
God Hem “door lijden heen tot volmaaktheid heeft gebracht” (GNB).
Fysiologisch gezien was Hij een menselijk wezen, net zoals wij menselijk
zijn, onderworpen aan de dood. “Nu zijn die kinderen kinderen van vlees
en bloed. Daarom heeft hij hun bestaan willen delen om door zijn dood
hem die de dood onder zijn macht heeft, de duivel, uit te schakelen” (vers
A
Jezus’ Familiebanden
ls we de evangeliën nauwkeurig lezen,
ontdekken we daarin een aantal familiebanden die ons bepaalde gebeurtenissen
beter helpen te begrijpen.
Eén van de belangrijkste familiebanden
treffen we aan in Lukas 1:36, waar dezelfde
engel die tegen Maria had gezegd dat zij een
Zoon zou baren, tegen haar zegt: “Uw nicht
Elizabet is eveneens zwanger van een zoon, in
haar ouderdom.” Deze zelfde Elizabet zou het
leven schenken aan een zoon, die Johannes
genaamd zou worden en later vooral bekend
werd onder de naam Johannes de Doper
(verzen 57-60, 80).
Dit betekent dat Jezus en Johannes elkaars
achterneven waren. Deze twee mannen
waren duidelijk op de hoogte van elkaars prediking en toen Johannes Jezus zag naderen
om door hem gedoopt te worden, riep hij uit:
“Zie het Lam van God, dat de zonde van de
wereld wegneemt!” (Johannes 1:29).
Hoewel het op goddelijke wijze aan
Johannes was geopenbaard dat zijn
achterneef Jezus de geprofeteerde Messias
was (verzen 30-34), getuigt het feit dat
Johannes zonder aarzeling de waarheid van
deze openbaring aanvaardde van het feit dat
Jezus wel een zondeloos en oprecht leven
geleid móet hebben.
Sommige apostelen waren neven
Hoewel weinig mensen zich daarvan
bewust zijn, waren ten minste twee van Jezus’
apostelen neven van Hem. Dit ontdekken we
als we de lijsten vergelijken van de vier vrouwen die aanwezig waren bij Jezus’ kruisiging
zoals genoemd in Mattheüs 27:56, Markus
15:40 en Johannes 19:25.
Als we deze verslagen vergelijken, zien we
dat het om de volgende vrouwen ging:
• Maria Magdalena (genoemd door Mattheüs, Markus en Johannes);
• Maria, de moeder van Jezus (genoemd
door Johannes);
• Een andere Maria, van wie Johannes
zegt dat zij “Maria, de vrouw van Klopas”
is en van wie Mattheüs en Markus melden
dat zij “Maria, de moeder van Jakobus en
Joses” is.
Deze Jakobus wordt ook wel “Jakobus
de kleinere” genoemd (Markus 15:40), een
van de 12 apostelen, die op andere plaatsen ook wel “Jakobus, de zoon van Alfeüs”
wordt genoemd (Mattheüs 10:3; Markus
3:18; Lukas 6:15). “Klopas” en “Alfeüs” lijken variaties te zijn op de Hebreeuwse naam
“Chalpaj”, dat in het Grieks vertaald wordt
met “Klopas” en in het Latijn met “Alfeüs”.
De tweede-eeuwse historicus Hegesippus
merkt op dat Klopas een broer was van Jozef,
de man van Maria en de stiefvader van Jezus.
Als dat klopt, dan was deze apostel Jakobus
een neef van Jezus.
• Salome (genoemd door Markus), die ook
wel “de moeder van de zonen van Zebedeüs”
wordt genoemd door Mattheüs, en door
Johannes “de zuster van Zijn moeder”. Als
Salome en Maria zusters zijn, betekent dit dat
hun kinderen — Jezus, de zoon van Maria, en
de discipelen Jakobus en Johannes, de zonen
van Salome en Zebedeüs — neven van elkaar
waren.
De God Die Mens Werd
67
14, GNB). Hij is vlees geworden “opdat Hij … voor allen de dood zou
proeven” (vers 9).
Jezus heeft, zoals wel blijkt uit de verslagen van de kruisiging, onbe­
schrijflijk veel geleden toen Hij stierf. Toen de speer in Zijn zijde werd
gestoken, stroomde er bloed en water uit. Zijn lichaam was hetzelfde
als dat van ons. Er is geen twijfel dat Hij, toen Hij werd mishandeld en
De relatie werpt licht op de gebeurtenis
in Mattheüs 20:21, waar “de moeder van
de zonen van Zebedeüs” vroeg of aan haar
zonen, Jakobus en Johannes, de twee prominente posities in het Koninkrijk gegeven
zouden kunnen worden. Dit verzoek lijkt
bepaald brutaal — tot we ons realiseren dat
het verzoek werd gedaan door Jezus’ tante,
die dit voor Zijn twee neven vroeg.
Hun nauwe familieband met Jezus bracht
hen er waarschijnlijk toe te denken dat een
dergelijk verzoek niet als al te vrijpostig zou
worden opgevat — en het helpt ons het
tactvolle, maar besliste antwoord van Jezus
te begrijpen.
Deze familierelatie helpt ons ook beter
te begrijpen waarom Jakobus en Johannes,
samen met Petrus, de drie discipelen waren
aan wie Jezus het meest gehecht was, en
aan wie Hij vroeg om Hem te vergezellen
op belangrijke momenten en bij belangrijke
gebeurtenissen (Mattheüs 17:1-9; 26:3637; Markus 5:37). Jezus was logischerwijs
gehecht aan deze twee neven in het bijzonder en het was duidelijk dat ze het goed
met elkaar konden vinden. Er wordt dan
ook geopperd dat zij wellicht samen zijn
opgegroeid en vanaf hun jeugd vrienden van
elkaar zijn geweest.
Jezus’ broers en zusters
De evangeliën laten ons zien dat Jezus ook
veel halfbroers en halfzusters had, die uit het
huwelijk van Jozef en Maria geboren zijn. In
Mattheüs 13:55-56 zien we dat sommige
inwoners van Nazareth vroegen: “Is Dit niet
de Zoon van de timmerman? En heet Zijn
moeder niet Maria, en Zijn broers Jakobus en
Joses, en Simon en Judas? En Zijn zusters, zijn
zij niet allen onder ons? Waar heeft Deze dan
dit alles vandaan?”
Deze passage maakt melding van vier
halfbroers — Jakobus, Joses, Simon en
Judas — en van Zijn halfzusters (meervoud).
Dat betekent dat Jezus ten minste zes halfbroers en zussen had.
Zijn halfbroers geloofden tijdens Zijn leven
niet dat Jezus de Verlosser en Messias was
(Johannes 7:5). Na Zijn opstanding wordt
Jakobus echter een belangrijke gelovige. In
Handelingen 1:14 worden Jakobus, zijn broers
en zijn moeder Maria tot de oorspronkelijke
leden van de Kerk gerekend, dezelfde groep
die Gods Geest ontving op de Pinksterdag
(Handelingen 2:1-4).
Jakobus leidde later zelfs de gemeente te
Jeruzalem. Hij speelde een belangrijke rol
in de vergadering van Handelingen 15 (zie
verzen 13-21). Paulus bezocht later Jakobus
in Jeruzalem (Handelingen 21:18). In Galaten
2:9 verwijst Paulus naar Jakobus als een
“steunpilaar” voor de Kerk. Jakobus schreef
ook de nieuwtestamentische brief die zijn
naam draagt (Jakobus 1:1). Een andere broer
die zojuist al werd genoemd, Judas (Mattheüs
13:55), schreef de korte brief Judas (Judas 1).
Het feit dat deze familieleden, onder wie
de halfbroers die met Hem opgroeiden onder
hetzelfde dak, Jezus als de Messias en hun
persoonlijke Verlosser aanvaardden, vormt
ook sterk bewijs voor het feit dat Hij een
voorbeeldig en zondeloos leven had geleid.
En het feit dat zij ná Zijn opstanding tot de
gelovigen werden gerekend, is een krachtig
getuigenis voor de realiteit van die opstanding uit het graf.
68
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
gegeseld, toen de doornen kroon op Zijn hoofd werd geduwd en de spij­
kers in Zijn polsen en voeten werden geslagen, fysiek lijden net zozeer
voelde als wij zouden voelen.
Jezus voelde menselijke emoties
Jezus ervoer ook veel van dezelfde emotionele en intellectuele eigen­
schappen die ook ons bekend zijn. Hij dacht, beredeneerde en voelde het
volledige scala aan menselijke emoties. Hij had een sterke genegenheid
voor mensen (Johannes 11:5; 13:23; 19:26). Hij voelde medeleven en
verdriet voor degenen die hongerig waren of die fysiek of geestelijk ziek
waren (Mattheüs 9:36; 14:14; 15:32; 20:34).
Hij kon ook bedroefd en angstig zijn, wat ook duidelijk was voor Zijn
discipelen toen Hij het met hen had over Zijn naderende lijden en dood
(Lukas 12:50; Johannes 12:27). Hij was diep bewogen toen Hij nadacht
over het feit dat een van Zijn discipelen Hem zou verraden (Johannes
13:21). Hij was verdrietig en huilde over het rouwen van de familie en
vrien­­­­den van Lazarus toen deze was gestorven (Johannes 11:33-35).
Jezus was “bedroefd en zeer angstig” en wilde niet alleen gelaten wor­
den toen Hij worstelde met Zijn gedachten en gevoelens vlak voordat Hij
gearresteerd zou worden (Mattheüs 26:37-40). Het mag duidelijk zijn dat
Jezus over dezelfde menselijke eigenschap beschikte om net zoveel ver­
driet en angst te voelen als wij soms voelen.
Hij ervoer ook vreugde (Johannes 15:11; 17:13). Hij kon boos worden
en verdrietig zijn over de houding van de mensen (Markus 3:5) en ver­
ontwaardigd tegenover Zijn discipelen (Markus 10:14).
Jezus’ intellectuele vermogens
Toch laten de evangeliën duidelijk zien dat Jezus op een zodanige
manier kennis had van het verleden, het heden en de toekomst, dat deze
kennis ver uitsteeg boven de kennis van een gewoon mens. Deze opmer­
kelijke vermogens had Hij echter niet van nature, maar waren Hem
gegeven door de Vader. Zoals Jezus duidelijk heeft gezegd: “Ik kan van
Mijzelf niets doen” (Johannes 5:30) — dat wil zeggen dat Hij uit Zichzelf
niets bovennatuurlijks kon verrichten. Hierop zullen we later nog terug­
komen als we de werken die Jezus verrichtte, zullen bespreken.
Op welke manier had Jezus kennis die verder ging dan wat menselij­
kerwijs mogelijk is? De eerste keer dat we dit zien is op het moment dat
Hij, als twaalfjarige, de mensen in een gesprek met de leraars in de tem­
pel versteld liet staan van Zijn kennis, die ongewoon was voor iemand
van die leeftijd (Lukas 2:46-47).
Hij kende de gedachten van zowel Zijn vrienden (Lukas 9:47) als
van Zijn vijanden (Mattheüs 9:4). Hij wist dat de Samaritaanse vrouw
De God Die Mens Werd
69
vijf echtgenoten had gehad en dat zij op dat moment samenwoonde met
een man met wie zij niet gehuwd was (Johannes 4:18). Ondanks dat Hij
en Zijn discipelen nog kilometers verwijderd waren van het huis van
Lazarus, wist Hij dat Lazarus aan zijn ziekte was overleden (Johannes
11:1, 11-14). Hij wist lang voordat Judas de beslissing had genomen om Jezus
over te leveren aan degenen die Hem wilden doden, welke discipel Hem zou
verraden (Johannes 6:70-71). Hij zei tegen Petrus dat hij Hem drie keer zou
verloochenen in de nacht waarin Hij zou worden gearresteerd en dat een haan
zou kraaien na de derde verloochening (Lukas 22:34).
Aan de andere kant wist Hij ook niet alles. Er was kennis waarover
Hij niet beschikte en die Hij dus moest opdoen. Hij vroeg aan de vader
van de maanzieke jongen: “Hoelang is het al dat dit hem overkomt?”
(Markus 9:21). Toen Jezus de verbazingwekkende profetieën gaf over
de eindtijd en Zijn terugkeer naar de aarde, erkende Hij dat Hij niet wist
wanneer het exacte tijdstip van Zijn terugkomst zou zijn. “Maar die dag
en dat moment is aan niemand bekend, ook aan de engelen in de hemel
niet, ook aan de Zoon niet, maar alleen aan de Vader” (Markus 13:32).
Jezus vertrouwt hier op de Vader om aan Hem de tijd van Zijn terug­
keer bekend te maken. Dit helpt ons te begrijpen dat het ook de Vader was
die aan Hem begrip verschafte van de houding van mensen, van profeti­
sche gebeurtenissen en van andere informatie die Hem niet was verteld.
Jezus was voortdurend afhankelijk van God de Vader voor leiding in
wat Hij moest doen, zeggen en antwoorden, voor inzicht in de harten van
de mensen en voor alles wat de Vader nog meer van belang zou vinden.
Hij vertrouwde op God de Vader om Hem te helpen te gehoorzamen, om
macht te hebben over demonische geesten en om de kracht te hebben om
verzoeking te weerstaan en te overwinnen.
Hij bad soms langdurig (Lukas 5:16; Markus 1:35). Voordat Hij de
12 apostelen uitkoos, bad Hij de hele nacht (Lukas 6:12-16). In de nacht
voor Zijn kruisiging bad Hij herhaaldelijk in Gethsémané en de Vader
stuurde een engel om Hem te versterken gedurende deze vreselijke
beproeving (Lukas 22:41-44).
Hebreeën 5:7 zegt ons: “Christus heeft tijdens zijn leven op aarde
onder tranen en met luide stem gesmeekt en gebeden tot hem die hem
kon redden van de dood, en werd verhoord vanwege zijn diep ontzag
voor God” (NBV). Als menselijk wezen vertrouwde Jezus volledig op de
Vader om van Hem de sterkte te krijgen die Hij nodig zou hebben om de
krachten te overwinnen die zo hevig tegen Hem werkten.
Had Jezus kunnen zondigen?
Dit brengt ons op de volgende vraag over Jezus’ mens-zijn. Kon Jezus
zondigen? De Bijbel is er duidelijk over dat Jezus niet heeft gezondigd.
70
De
God Die Mens Werd
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
Paulus zegt dat Jezus “geen zonde gekend heeft” (2 Korinthe 5:21).
Johannes bevestigt dat er “in Hem … geen zonde” is (1 Johannes 3:5,
NBG). Geen van Zijn vijanden kon Hem van zonde overtuigen (Johannes
8:46).
Maar had Hij kunnen zondigen? Hebreeën 4:15 zegt ons: “Want wij
hebben geen Hogepriester Die geen medelijden kan hebben met onze
zwakheden, maar Een Die in alles op dezelfde wijze als wij is verzocht,
maar zonder zonde.” Als het voor Jezus niet mogelijk was om te zondi­
gen, stelde Zijn verzoeking dan wel iets voor?
Het is juister om te zeggen dat hoewel Hij had kunnen zondigen, het
zeker is dat Hij dit niet zou doen. Hij kreeg te maken met échte strijd en
verzoekingen, maar Hij weigerde om toe te geven aan deze verleiding tot
zondigen.
Was het een werkelijke verzoeking toen Hij door de duivel 40 dagen
en nachten werd verzocht (Lukas 4:1-2) of was dit een zinloze oefening?
Men kan moeilijk zeggen dat de “onder tranen (geofferde) gebeden en
smeekbeden … aan Hem Die Hem uit de dood kon verlossen” niet het
resultaat waren van het doormaken van een zware verzoeking.
Dit moment kwam toen Hij vlak voor Zijn arrestatie onder zulke
zware druk bad, en Hij “in zware zielenstrijd (kwam) en (Hij) bad des
te vuriger. En Zijn zweet werd als grote druppels bloed, die op de aarde
neervielen” (Lukas 22:44). Jezus spoorde toen Zijn discipelen aan om
op te staan en te bidden, dat zij niet in verzoeking terecht zouden komen
(vers 46).
Opdat Jezus volledig zou weten op welke wijze menselijke wezens
met zonde moeten omgaan, “moest hij in alles gelijk worden aan zijn
Had Jezus Lang Haar?
e meeste mensen nemen aan dat Jezus
lang haar had. Dat is tenminste de
manier waarop Hij altijd wordt afgebeeld in
films en op schilderijen en tekeningen. Dat
is de enige Jezus die zij ooit gezien hebben.
Maar zijn deze afbeeldingen in overeenstemming met de werkelijkheid?
Het is een feit dat niemand weet hoe
Jezus eruit zag, omdat de eerste afbeeldingen van Hem dateren van honderden jaren
later. Dat betekent dat elke afbeelding die
we ooit van Hem hebben gezien, gebaseerd is op de fantasie van de betreffende
kunstenaar.
En terwijl we niet weten hoe Jezus eruit
zag, weten we wel dat Hij er niet uitzag
zoals Hij meestal wordt weergegeven met
lang haar. Jezus inspireerde de apostel
Paulus om in 1 Korinthe 11:14 neer te
schrijven: “Of leert ook de natuur zelf u niet
dat als een man lang haar draagt, het een
oneer voor hem is?”
In aanvulling op de instructie betreffende
de haardracht van mannen bevat de Bijbel
ook aanvullend bewijs waaruit blijkt dat
Jezus geen lang haar had.
Het is bepaald veelzeggend dat toen
Judas Jezus verraadde, hij Hem moest aan-
wijzen door middel van een kus. Dat was
het afgesproken teken waardoor de soldaten zouden weten wie Jezus was. Waarom
moest Judas dat op die manier doen?
Omdat Jezus eruit zag net als iedere andere
man in die tijd, en zij Hem niet hadden kunnen herkennen tenzij Judas Hem met een
kus zou verraden.
Dit incident laat ons zien dat Jezus eruit
zag als een gewone, doorsnee Joodse man
van die tijd; er was niets waaraan men
Hem kon onderscheiden. De messiaanse
profetie van Jesaja 53:2 zegt over Hem:
“Onopvallend was zijn uiterlijk, hij miste
iedere schoonheid, zijn aanblik kon ons niet
bekoren” (NBV).
De evangeliën vertellen ons dat bij ten
minste twee voorvallen Jezus in de menigte
opging toen mensen Hem trachtten te
doden (Lukas 4:30; Johannes 8:59). Hij
kon zodoende aan het gevaar ontsnappen,
omdat Hij eruit zag als een doorsnee man
uit Zijn tijd.
Een artikel van Associated Press van
24 februari 2004 vermeldt het volgende:
“‘Jezus had helemaal geen lang haar,’ vertelt fysisch antropoloog Joe Zias, die honderden skeletten heeft bestudeerd die bij
archeologische opgravingen in Jeruzalem
zijn gevonden. ‘Joodse mannen in de oudheid hadden geen lang haar.’ ‘Joodse literatuur verachtte lang haar als iets Romeins
of Grieks,’ zegt Lawrence Schiffman van
New York University” (“Jesus Scholars Find
Fault in Gibson’s ‘Passion’”). Toch was het
Shaun Venish/Scott Ashley
D
71
na de verovering van Jeruzalem in 70 na
Christus om de overwinning te vieren. Op
deze fries zijn Joodse mannen met kort haar
te zien die gevangen genomen zijn” (ibid.).
Jezus was niet de lieflijke, verwijfde man
met een enigszins engelachtig voorkomen,
zoals Hij zo vaak op schilderijen wordt
afgebeeld. Hij was een timmerman, die ervaren was in
het bouwen van huizen. Hij
wist hoe Hij bomen moest
omhakken en houten balken
moest maken, hoe Hij rotsen
moest optakelen om muren
te bouwen, hoe stenen en
houten gebouwen gebouwd
moesten worden.
De evangeliën maken duidelijk dat Hij veel tijd buiten
Deze bustes van Romeinse burgers laten de typische doorbracht. Hij ging om met
haardracht in het Romeinse Rijk in de eerste eeuw
vissers, het soort mensen
na Christus zien. Gebeurtenissen die in de evange­
dat nooit respect zou hebliën zijn opgetekend, laten zien dat Jezus eruit zag
ben voor een zwakkeling of
als een gewone, doorsnee man van Zijn tijd.
tegen zo iemand zou opkijzelfs onder de Grieken en de Romeinen niet ken. Toch had Jezus 12 discipelen die
gewoon, zoals blijkt uit de vele standbeel- Hem overal waar Hij ging, volgden en die
den en munten uit die betreffende tijd.
uiteindelijk voor Hem zouden sterven. Zij
“Naast uitgebreide literatuur uit die peri- kenden Hem als een echte man, niet als de
ode wijzen experts ook op een fries aan de man zoals Hij op zoveel schilderijen wordt
boog van Titus in Rome, die gebouwd werd afgebeeld.
72
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
broeders en zusters; alleen dan zou hij in aangelegenheden tussen God
en zijn volk een barmhartige en betrouwbare hogepriester zijn, die ver­
zoening bewerkt voor hun zonden. Juist omdat hij zelf op de proef werd
gesteld en het lijden volbracht heeft, kan hij ieder die beproefd wordt bij­
staan” (Hebreeën 2:17-18, NBV).
Hoe zou Hij ooit ons voorbeeld kunnen zijn als Hij niet menselijk
was geweest en ook niet verzocht zou zijn geweest zoals wij? Dit is de
reden waarom Hij verzocht moest worden op elke manier waarop ook
wij worden verzocht. Toch ging dat bij Hem nog verder. Als iemand
zwicht voor verzoeking heeft hij de volledige kracht ervan nog niet
gevoeld, maar heeft hij toegegeven terwijl hij de verzoeking nog meer
had moeten weerstaan. Alleen iemand die succesvol een bepaalde ver­
zoeking weerstaat en niet zondigt, weet wat de volledige omvang van
die verzoeking is.
Was Hij werkelijk God?
We hebben uitgelegd dat Jezus God was, zoals de Bijbel expliciet ver­
telt (Johannes 1:1). Wat was dan het verschil tussen hoe Hij God was
voorafgaand aan Zijn geboorte als mens en toen Hij eenmaal mens was?
Paulus beantwoordt deze vraag in Filippenzen 2. Paulus zegt wat Hij
heeft achtergelaten en wat Hij op zich heeft genomen. “Die, hoewel Hij
God was, Zich niet heeft vastgeklampt aan Zijn goddelijke rechten. Inte­
gendeel, Hij legde Zijn grote macht en heerlijkheid af en kwam als die­
naar in het lichaam van een mens” (verzen 6-7, Het Boek).
Vers 8 laat ons zien dat “Hij Zichzelf (heeft) vernederd en is gehoor­
zaam geworden, tot de dood, ja, tot de kruisdood”.
Door de gedaante van een mens aan te nemen gaf Jezus de zelfstan­
dige uitoefening van de eigenschappen, die Hij had toen Hij bij de Vader
was, op. Dat betekent niet dat Hij deze verloor, maar dat het om werke­
lijk mens te kunnen worden nodig was dat Hij vrijwillig de mogelijk­
heid opgaf om deze zelfstandig uit te oefenen. En door deze op te geven
beschikt Hij als mens niet langer van nature over deze eigenschappen.
Jezus zei ook duidelijk, zoals hierboven aangehaald, dat Hij niet het ver­
mogen bezat om zelfstandig bovennatuurlijke werken te verrichten: “Ik
kan van Mijzelf niets doen” (Johannes 5:30). Hij kon de aan de godde­
lijkheid verbonden vermogens alleen uitoefenen in onderwerping aan de
wil van de Vader.
Jezus verrichtte vele wonderbaarlijke werken, maar Hij zei nadruk­
kelijk tegen Zijn discipelen: “De woorden die Ik tot u spreek, spreek Ik
niet uit Mijzelf, maar de Vader, Die in Mij blijft, Die doet de werken”
(Johannes 14:10). Keer op keer verklaarde Jezus dat de werken die Hij
deed van de Vader waren en dus niet van Hemzelf, en Hij wees op de
De God Die Mens Werd
73
werken als bewijs dat Hij door de Vader gezonden was (Johannes 10:32,
37-38).
Terwijl Jezus in de voorbije eeuwen de autoriteit had gehad om te
spreken als de JHWH van het Oude Testament, sprak en handelde Hij nu
onder autoriteit en in volle afhankelijkheid van God. “De Zoon kan niets
van Zichzelf doen, als Hij dat niet de Vader ziet doen, want al wat Deze
doet, dat doet ook de Zoon op dezelfde wijze” (Johannes 5:19).
Degene Die van vóór het begin van het universum bij de Vader was
en Die nu een menselijk wezen was, legde de aard van de relatie als
volgt uit: “Ik (doe) vanuit Mijzelf niets … maar … Ik (spreek) die din­
gen … zoals Mijn Vader Mij heeft onderwezen” (Johannes 8:28).
Jezus’ verlossing
Jezus plaatste Zijn gehele toekomst volledig in de handen van de Vader.
Degene Die altijd had bestaan zou vanaf dat moment geen leven bezitten,
tenzij Hij het van de Vader zou krijgen (Johannes 6:57). Als Hij weer eeu­
wig leven wilde krijgen, zou Hij dit moeten verkrijgen als een menselijk
wezen, op dezelfde manier waarop u en ik behoud zouden kunnen verkrij­
gen — door onderwerping aan de Vader en de opstanding uit de doden.
Hebreeën 5:9 legt uit dat Jezus de “oorzaak van eeuwige zaligheid”
is geworden door het proces van behoud te ondergaan als een mense­
lijk wezen — met één uitzondering. Jezus hoefde Zich niet van zonde te
bekeren. Maar Hij diende wel zonder zonden te blijven. En “hoewel Hij
de Zoon was, heeft Hij toch gehoorzaamheid geleerd uit wat Hij heeft
geleden” (vers 8).
Hij was altijd gehoorzaam. Toch werden Zijn gehoorzaamheid en
karakter getest en deze werden door moeilijkheden en verzoekingen ver­
volmaakt. “En toen Hij volmaakt was geworden, is Hij voor allen die
Hem gehoorzamen, een oorzaak van eeuwige zaligheid geworden” (vers
9). Hij was al volmaakt vóór Zijn geboorte als mens. Nu is Hij volmaakt
geworden als menselijk wezen. Hij is “met kracht bewezen te zijn de
Zoon van God, door Zijn opstanding uit de doden” (Romeinen 1:4). Ove­
rigens was Hij al de Zoon van God krachtens wie Hij was (vers 3).
Het wordt duidelijk dat Hij “in alles aan Zijn broeders gelijk (moest)
worden” (Hebreeën 2:17).
De ontzagwekkende omvang van het offer van Jezus wordt voor ons
moeilijk te begrijpen als we ons realiseren in welke positie Hij Zichzelf
vrijwillig bracht. Zijn Eígen bestaan stond op het spel. Als Jezus zou heb­
ben gezondigd, wie zou dan het offer voor Hem hebben kunnen brengen?
Als Hij ervoor zou hebben gekozen om te zondigen, al was het maar één
keer, zou Hij de doodstraf op Zich hebben gehaald — de eeuwige dood.
De wet, die Hij Zelf op de berg Sinaï had gegeven, zou dit eisen.
74
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
Kon God sterven?
Als mensen het over God hebben, lijkt het wel of sommige mensen er
niet voor open willen staan dat God zou kunnen sterven. Hoe kan God
ophouden te bestaan? Als een oneindig, onsterfelijk, geestelijk Wezen
kon Hij dat ook niet. Maar als Hij vrijwillig besluit om een menselijk
wezen te worden en al de eigenschappen op Zich te nemen die inherent
zijn aan de menselijke natuur en een fysiek bestaan, dan zou Hij kunnen
sterven. En Hij stierf inderdaad — toen Hij stierf, was Hij echt dood.
Als Hij niet werkelijk zou zijn gestorven, op dezelfde manier waarop wij
zouden sterven als iemand ons zou doden, dan zou er geen sprake zijn
ge­­­­weest van een werkelijke plaatsvervanging — Zijn leven voor dat van
ons.
Dan zou het slechts een schijnvertoning zijn geweest, een illusie. Niet
alleen is Jezus gestorven, maar Hij had ook de dood kunnen sterven
waaruit geen opstanding mogelijk was — de dood van een zondaar zon­
der enige verlossing.
Zijn verlossing kwam door de Vader, in Wie Hij volledig vertrouwen
had. Die relatie kan alleen maar omschreven worden als een totaal,
volledig geloof in en vertrouwen op Zijn Vader (Johannes 8:29). Jezus
onderwierp Zich aan de wil van Zijn Vader (Johannes 6:38). Hij
vroeg niet om glorie als een menselijk wezen (Johannes 17:5). Hij was
gehoorzaam tot in Zijn dood (Filippenzen 2:8).
Hij stelde Zijn verlossing, Zijn redding, op dezelfde basis als wij. Wij
hebben Iemand die voor ons uitgaat, een voorbeeld, “een bron van eeu­
wige zaligheid”, de Leidsman van ons behoud. Wie Hij in alle eeuwig­
heid zou zijn, zou afhangen van het resultaat van een paar korte jaren
op aarde (Filippenzen 2:8).
Was er ooit onzekerheid ten aanzien van de uitkomst? Die was er
niet — niet omdat Hij niet kon falen, maar omdat Hij en de Vader wis­
ten wat Ieder van Hen kon doen en zou doen. De kracht van God is de
grootste kracht die er is, en het geloof van Jezus was absoluut. Het is het­
zelfde geloof waardoor wij behouden worden (Galaten 2:20).
De Onbegrepen Missie van de Messias
75
De Onbegrepen Missie
van de Messias
“Hij kwam tot het Zijne, maar de Zijnen hebben Hem niet aangeno­
men” (Johannes 1:11).
J
ezus verrichtte wonderen en tekenen. Hij genas de zieken, wekte
doden op, stilde natuurstormen, voedde de menigten en oefende
absolute autoriteit uit over de geestenwereld — toch werd Hij niet
aanvaard als Israëls Messias.
U zou denken dat men Hem met dergelijke kwaliteiten direct zou uit­
roepen tot de Messias. Er wordt ons echter gezegd dat Hij “tot het Zijne
[Zijn volk] (kwam), maar de Zijnen hebben Hem niet aangenomen”
(Johannes 1:11). Na een drieënhalf-jarige bediening waren er slechts
120 volgelingen die de wonderbaarlijke start van Zijn Kerk meemaakten
(Handelingen 1:15).
Eén van de profetieën aangaande de Messias voorspelde dat Hij ver­
acht en verworpen zou worden (Jesaja 53:3). De grote werken die Jezus
verrichtte, en die Zijn populariteit in het hele land deden toenemen,
waren niet voldoende om de afkeuring van de religieuze autoriteiten ten
aanzien van Hem te overwinnen — en ook niet om Zich zeker te stellen
van de loyaliteit van de wispelturige harten van de gewone mens.
Zijn missie en Zijn onderwijs stonden lijnrecht tegenover dat van dege­
nen die een hoge positie bekleedden in het land, en Zijn doel werd door de
meeste mensen die Hem zagen en hoorden verkeerd begrepen.
Wat was de verwachting van de Joden?
De Joden waren welbekend met veel van de profetieën aangaande de
Messias, de uitverkorene of “gezalfde”, zoals het woord in het Hebreeuws
betekent. Zij waren er sterk van overtuigd dat de Messias een sterke
en glorieuze aardse koning zou zijn, die hen zou bevrijden van hun
Romeinse onderdrukkers en die opnieuw een groot en onafhankelijk
Joods koninkrijk zou stichten. De wijze mannen die uit het oosten kwa­
men om de pasgeboren Jezus te zoeken, vroegen in Jeruzalem: “Waar is
de pasgeboren Koning van de Joden?” (Mattheüs 2:1-2).
Koning Herodus die over Judea regeerde onder de Romeinen begreep
goed dat de Messias die de Joden verwachtten ook een koning en dus
een concurrent voor hemzelf zou zijn. Hij vroeg toen aan de overpries­
ters en schriftgeleerden “waar de Christus geboren zou worden” zodat
76
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
hij deze bedreiging voor zijn macht kon elimineren (Mattheüs 2:3-16).
In de Griekse taal, waarin het Nieuwe Testament is geschreven,
heeft Christos (Christus in het Nederlands) dezelfde betekenis als het
Hebreeuwse woord Mashiach (Messias in het Nederlands) — “gezalfde”,
wat duidt op iemand die speciaal door God uitverkoren was (zie “Wat
betekenen ‘Messias’ en ‘Jezus Christus’?” onderaan deze pagina). In de
ogen van Herodus en de Joodse leiders was de titel “Christus” synoniem
voor de titel “Koning der Joden” in overeenstemming met de algemene
verwachting van die tijd (vergelijk verzen 2 en 4).
De verwachting dat de Christus een koning zou zijn, was in
overeenstemming met hun begrip dat Hij ook een afstammeling van
David zou zijn, de bekendste van alle koningen van Israël en degene met
wie alle andere koningen werden vergeleken. We zien dit geïllustreerd
in Mattheüs 22:42, toen Jezus de Farizeeën vroeg: “Wat denkt u over
de Christus? Wiens Zoon is Hij? Zij zeiden tegen Hem: Davids Zoon”
(Mattheüs 22:42).
Jezus werd aangesproken met “Zoon van David” door twee blinden
(Mattheüs 9:27), door de Kananese vrouw (Mattheüs 15:22) en door
Wat Betekenen ‘Messias’
en ‘Jezus Christus’?
D
e term Christus is afkomstig van het
nieuwtestamentische, Griekse woord
christos, hetgeen “gezalfde” betekent. Het
Hebreeuwse equivalent in het Oude Testament is mashiach. Deze term wordt in
diverse Nederlandse Bijbelvertalingen vertaald met Messias (Johannes 1:42; 4:25).
Zowel Christus als Messias betekenen
“gezalfd” of “(de) gezalfde”.
Wat was het belang van zalving? The
Oxford Companion to the Bible merkt
hierover op: “In de Hebreeuwse Bijbel wordt
de term meestal gebruikt voor koningen,
van wie de inhuldigingen speciaal door
zalving met olie werden gekenmerkt
(Richteren 9:8-15; 2 Samuël 5:3; 1 Koningen
1:39; Psalm 89:21 …), en aan wie de
titel ‘gezalfde des Heren’ werd gegeven
(bijvoorbeeld 1 Samuël 2:10; 12:3; 2 Samuël
23:1; Psalm 2:2; 20:7; 132:17; Klaagliederen
4:20)” (Bruce Metzger en Michael Coogan,
redactie, 1993, “Messias”, pag. 513, nadruk
onzerzijds).
Verder wordt opgemerkt dat zalving “een
wijdverbreid gebruik was in het oude Nabije
Oosten; de Amarna-brieven [geschreven op
kleitabletten die in centraal Egypte gevonden zijn] doen vermoeden dat zalving een
koninklijk ritueel was in Syrië-Palestina in de
veertiende eeuw voor Christus, en …[een
verhaal uit de tijd van de Richteren] gaat
uit van de bekendheid ervan (Richteren 9:8,
15)” (ibid., “Anoint”, pag. 30).
Toch waren het niet alleen koningen die
in de Schrift werden gezalfd, zoals ook uit
het aangehaalde boek blijkt. Israëls hoge­
priesters werden gezalfd (Exodus 29:7;
Leviticus 4:3, 5, 16) net zoals enkele profe­
ten (1 Koningen 19:16).
Als Bijbels gebruik is zalven een handeling
De Onbegrepen Missie van de Messias
77
de blinde man te Jericho (Mattheüs 20:30). Toen Jezus een door een
demon bezeten man genas die zowel blind als stom was, was “heel
de menigte … buiten zichzelf en zei: Is dit niet de Zoon van David?”
(Mattheüs 12:22-23). Bij Zijn intocht in Jeruzalem werd Hij begroet met
“Hosanna, de Zoon van David!” (Mattheüs 21:9).
Het aantal en de omvang van de wonderen die Jezus verrichtte — won­
deren die hun gelijke in de geschiedenis van Israël zelfs onder de grote
profeten niet kenden — was reden voor de mensen om te concluderen dat
Hij wel de geprofeteerde Messias moest zijn. “En velen uit de menigte
kwamen tot geloof in Hem en zeiden: Wanneer de Christus [Messias]
komt, zal Hij toch niet meer tekenen doen dan Híj gedaan heeft?”
(Johannes 7:31).
Tijd voor een hersteld koninkrijk?
Toen de mensen verlangden naar de verschijning van “de Zoon van
David”, hoopten ze eigenlijk op Degene over Wie geprofeteerd was
dat Hij het koninkrijk van Israël onder de Davidische dynastie zou
herstellen.
van heiliging — het apart zetten voor het
heilige werk van God. Het stond symbool
voor het uitstorten van Gods Geest op
iemand (vergelijk Jesaja 61:1; Romeinen
5:5) — en staat voor Gods kracht en interventie om, in de aangehaalde gevallen, de
opdrachten te verrichten die hoorden bij het
ambt waarvoor men was gezalfd. Jezus Zelf
was “gezalfd … met de Heilige Geest en met
kracht” (Handelingen 10:38).
De Joden uit Jezus’ tijd keken uit naar een
bepaalde geprofeteerde figuur, waarnaar in
diverse schriftgedeelten wordt verwezen als
de Messias of de Gezalfde, een grote Koning
uit de lijn van David die door de kracht van
God Israël zou herstellen en over de wereld
zou heersen. Jezus van Nazareth was die
Gezalfde — en Hij zal deze profetieën nog
gaan vervullen.
Wat betekent dan de naam “Jezus”? Hoe
heeft Hij Zijn naam gekregen?
In Mattheüs 1 zien we dat men achter de
zwangerschap van Maria komt terwijl ze nog
niet getrouwd was met Jozef. Jozef over-
woog hoe hij het beste met deze moeilijke
situatie kon omgaan.
“Toen die overweging bij hem opkwam,
zie, een engel des Heren verscheen hem in
de droom en zeide: Jozef, zoon van David,
schroom niet Maria, uw vrouw, tot u te
nemen, want wat in haar verwekt is, is uit de
heilige Geest. Zij zal een zoon baren en gij
zult Hem de naam Jezus geven. Want
Hij is het, die zijn volk zal redden van
hun zonden” (Mattheüs 1:20-21, NBG).
De Griekse naam “Jezus” is een vertaling
van de Hebreeuwse naam Jehoshua of
Jeshua, wat in het Nederlands “Jozua” zou
zijn. Deze naam betekent letterlijk JHWH is
redding of JHWH redt. De boodschap van
de engel luidde dus: “Gij zult Hem de naam
‘JHWH is redding’ geven, want Hij is het,
die zijn volk zal redden van hun zonden.”
Die naam vertelt ons het doel van Jezus in
Gods plan — dat God Zijn plan om de mensheid van de eeuwige dood te redden en ons
eeuwig leven in Zijn familie te geven, door
middel van Hem tot voltooiing brengt.
78
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
Toen Jezus op een zeker moment een groep van 5000 mannen op
bovennatuurlijke wijze van voedsel had voorzien, raakten zij ervan over­
tuigd dat Hij “werkelijk de Profeet (is), Die in de wereld komen zou”
(Johannes 6:14). Dit is een verwijzing naar Mozes’ profetie, waarin hij
spreekt over “een Profeet uit uw midden, uit uw broeders, zoals ik” in
Deuteronomium 18:15-19. De discipelen van Jezus herkenden in Hem
deze zelfde Profeet: “Wij hebben Hem gevonden over Wie Mozes in de
wet geschreven heeft, en ook de profeten, namelijk Jezus, de zoon van
Jozef, uit Nazareth” (Johannes 1:45).
Wie kun je beter als koning hebben dan iemand die je op wonderbaar­
lijke manier van voedsel kan voorzien? Dit wonder zorgde voor een toe­
name van de steun om Hem daar, op dat moment, tot koning te maken.
“Omdat Jezus nu wist dat zij zouden komen en Hem met geweld mee
zouden nemen om Hem koning te maken, trok Hij Zich opnieuw terug
op de berg, Hij Zelf alleen” (Johannes 6:14-15). Hij maakte Zichzelf uit
de voeten. Een menselijke koning te worden over een machtig Israël was
geen onderdeel van Jezus’ missie op dat moment.
Zelfs na Zijn dood en opstanding waren Zijn discipelen nog steeds
gefocust op de idee dat Hij het Davidische koninkrijk over Israël op
dat moment zou herstellen. Zij vroegen Hem: “Heere, zult U in deze
tijd voor Israël het Koninkrijk weer herstellen?” (Handelingen 1:6). Zij
begrepen nog niet alle stukjes van de profetische puzzel die Hij hun aan
het onthullen was.
De messiaanse profetieën begrijpen
Deze misvattingen zijn gedeeltelijk gebaseerd op het niet juist begrij­
pen van de tijd waarop de profetieën betrekking hebben. Welbeschouwd
sprak en handelde Jezus op zo’n manier, dat deze het ware doel van Zijn
eerste komst naar de aarde openbaarden — en dit doel wordt in Bijbelse
profetie wel degelijk uiteengezet, maar niet op een manier die zij begre­
pen.
Van de Messias werd inderdaad geprofeteerd dat Hij naar Zijn volk zou
komen. We hebben al laten zien dat veel van deze profetieën vervuld wer­
den toen Hij naar de aarde kwam in het vlees. Hij was een dienstknecht,
heeft tijdens Zijn leven geleden en heeft vrijwillig Zijn leven opgeofferd.
Maar er waren nog veel profetieën die niet vervuld werden — tenminste,
niet op dat moment.
Zo zijn er bijvoorbeeld de grote profetieën van Jesaja, die ons vertel­
len dat het “in het laatste der dagen (zal) geschieden dat de berg van
het huis van de HEERE vast zal staan als de hoogste van de bergen, en
dat hij verheven zal worden boven de heuvels, en dat alle heidenvolken
ernaartoe zullen stromen” (Jesaja 2:2).
De Onbegrepen Missie van de Messias
79
In Bijbelse profetieën worden bergen en heuvels gebruikt als beeld van
regeringen of landen. Deze profetie spreekt over een tijd, wanneer het
toekomstige Koninkrijk van de Messias gevestigd zal worden en over alle
aardse regeringen en landen zal regeren. Het profetische inzicht in het
goddelijke Koninkrijk alsmede de ultieme rol van de Messias daarin ston­
den centraal in Jezus Christus’ boodschap.
Toen Jezus aankondigde dat het Koninkrijk van God nabij was
(Markus 1:15), zei Hij eenvoudigweg dat het toekomstige Koninkrijk
van God naar de aarde zou komen — en dat Hij de weg was om het
Koninkrijk binnen te kunnen gaan. Als de evangeliën zeggen dat “zij in
Hem geloofden”, betekent dit vaak dat zij geloofden dat Hij de Messias
was die een koninkrijk Israël zou vestigen op dat moment!
Waarom Jezus niet iets meer direct was
Tijdens Zijn prediking corrigeerde Jezus de misvattingen van de men­
sen over de verwachte Messias door de aandacht te vestigen op de werke­
lijke betekenis van de Schrift, waarop zij steunden, maar die zij verkeerd
interpreteerden. De Joden uit Zijn tijd begrepen het Oude Testament zó
verkeerd, dat zij de Messias die zij elk moment verwachtten niet eens her­
kenden!
Het is veelzeggend dat Jezus Zelf niet verkondigde dat Hij de Christus
was. Hij verbood de door Hem uitgeworpen demonen om te verkondigen
dat Hij de Christus was (Lukas 4:41). En toen Petrus — in reactie op
Jezus’ directe vraag “Maar u, wie zegt u dat Ik ben?” — antwoordde dat
Hij de Messias was, gaf Jezus de discipelen de opdracht om niemand te
vertellen dat Hij de Christus was (Mattheüs 16:15-16, 20).
Hij beantwoordde de vraag van de gevangengenomen Johannes de
Doper (“Bent U het Die komen zou, of verwachten wij een ander?”)
door hem te wijzen op de bewijzen van Zijn Messiaanse aanspra­
ken — Zijn onderwijs en Zijn werken (Mattheüs 11:2-6).
Er zijn echter een paar voorvallen waar Hij Zijn messiaanse identiteit
bepaald onomwonden bevestigde. Hij onthulde bijvoorbeeld aan de
Samaritaanse vrouw bij de bron wie Hij was. “De vrouw zei tegen Hem:
Ik weet dat de Messias komt — Jezus zei tegen haar: Ik ben het, Die
met u spreek” (Johannes 4:25-26). Aan het begin van Zijn prediking
aanvaardde Hij de uitspraak van Zijn eerste discipelen, waarin zij Hem
erkenden als de Messias (Johannes 1:41-50).
Ook bij minder openlijke gelegenheden accepteerde hij de titels
“Messias” en “Zoon van God”, maar in het openbaar vermeed Hij
dergelijke benamingen. Wat Hij met deze titels bedoelde en de manier
waarop de Joden deze titels uitlegden, waren twee geheel verschil­
lende dingen. Jezus kon niet ontkennen wie Hij was of wat Hij kwam
80
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
doen, maar Hij was voorzichtig ten aanzien van het uitleggen van de
aard van het toekomstige Koninkrijk en het wegnemen van misvattin­
gen over Zijn missie.
Jezus begreep wat het was dat Zijn volk in een Messias zocht. Waar­
schijnlijk is dat er mede de oorzaak van waarom Hij Zich meestal
onthield van het claimen van de titel voor Zichzelf en anderen ervan
weerhield deze titel te gebruiken. Om het doel van Zijn eerste komst te
vervullen wilde Hij onder de Joden, die ernaar verlangden om hun eigen,
onafhankelijke koninkrijk te stichten, niet een opstand ontketenen tegen
de verachte Romeinse regering van die periode.
Daar komt nog bij dat als Jezus van Zichzelf zou hebben verkondigd
dat Hij de Messias was, dit tot een directe confrontatie tussen Hemzelf
en de Joodse en Romeinse autoriteiten zou hebben geleid, wat vervol­
gens geleid zou hebben tot een te vroege executie van Hemzelf. Toen
het eenmaal zover was, bevestigde Jezus zowel aan de Joden als aan de
Romeinse autoriteiten dat Hij inderdaad de Messias was.
Jezus de Koning
De hogepriester vroeg Jezus tijdens Zijn verhoor: “Bent U de
Christus, de Zoon van de Gezegende? En Jezus zei: Ik ben het. En u zult
de Zoon des mensen zien zitten aan de rechterhand van de kracht van
God en zien komen met de wolken van de hemel” (Markus 14:61-62). De
hogepriester beschuldigde Jezus vervolgens van blasfemie en oordeelde
dat Hij de doodstraf verdiende (vers 64).
Ja, Jezus was inderdaad de Messias, gezonden door God en geboren
om koning te zijn. Hij maakte dit punt duidelijk toen Hij voor Pilatus
stond. Jezus had echter het Koninkrijk van God verkondigd in plaats van
het Koninkrijk van Israël.
De Joden beschuldigden Hem er voor Pilatus van dat Hij beweerde
“Christus, de Koning” te zijn, hetgeen Hem tot een directe bedreiging
voor de Romeinse autoriteiten maakte (Lukas 23:2).
Bezorgd over deze beschuldiging vroeg Pilatus Jezus naar deze aan­
klacht. Jezus antwoordde: “Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld. Als
Mijn Koninkrijk van deze wereld was, zouden Mijn dienaars gestreden
hebben, opdat Ik niet aan de Joden overgeleverd zou worden, maar nu is
Mijn Koninkrijk niet van hier” (Johannes 18:36). Pilatus drong verder aan
door te vragen of Hij inderdaad een koning was. Jezus antwoordde: “U
zegt dat Ik een Koning ben. Hiervoor ben Ik geboren en hiervoor ben Ik
in de wereld gekomen” (vers 37).
Toch kwam Pilatus tot de conclusie dat Jezus geen bedreiging vormde
voor Caesars koninkrijk. Maar de Joden wisten Pilatus toch over te halen
om Hem te executeren op beschuldiging van Zijn bewering dat Hij een
De
Onbegrepen Missie van de Messias
81
koning was (Johannes 19:12). Pilatus liet zelfs de titel “Koning der Joden”
boven Jezus’ hoofd plaatsen toen Hij werd gekruisigd (verzen 19-22).
Nadat hij had bevolen om Jezus te geselen, bracht Pilatus Hem weer
naar buiten voor de menigte en verkondigde: “Zie, uw Koning”, omdat hij
waarschijnlijk dacht dat de vreselijke mishandeling die Hij had ondergaan
de menigte wel voldoende tevreden zou stellen. “Maar zij schreeuwden:
Weg met Hem, weg met Hem, kruisig Hem! Pilatus zei tegen hen: Moet
ik uw Koning kruisigen? De overpriesters antwoordden: Wij hebben geen
koning dan de keizer” (Johannes 19:14-15).
Zij herkenden hun eigen Koning niet.
Het toekomstige Koninkrijk
Jezus zei duidelijk tegen Pilatus dat Zijn Koninkrijk niet van die tijd
en van die plaats was. Het zou niet een van de koninkrijken van deze
tegenwoordige wereld zijn — van het huidige tijdperk van de mens. Maar
er is een toekomstig tijdperk, waarin Zijn Koninkrijk op aarde gevestigd
zal worden om alle volken te leiden.
Veel profetieën over Jezus’ rol als Messias werden inderdaad door
Hem tijdens Zijn 31⁄2-jaar durende prediking vervuld. Maar de vervulling
van veel meer profetieën — die van de vestiging van het Koninkrijk van
God op aarde — moeten nog door Jezus Christus worden vervuld.
Toen Jezus over het Koninkrijk van God begon te spreken, begrepen
de mensen het niet. In de gedachtegang van de meeste Joden uit de eerste
eeuw bestond er namelijk geen verschil tussen de profetieën over de eerste
komst van de Messias en die over Zijn tweede komst.
Voor de mensen uit Zijn tijd waren de profetieën over de Messias en
het messiaanse Koninkrijk als het kijken naar de sterren. Zij lijken voor
ons allemaal een baldakijn boven ons hoofd te vormen, alle op ongeveer
dezelfde afstand van ons. Maar in werkelijkheid zit er een enorme afstand
tussen de sterren. Met het blote oog kunnen we niet zeggen welke sterren
dichterbij staan en welke verder weg staan. De messiaanse profetieën kwa­
men op dezelfde manier op de Joden over. De meeste Joden verwachtten
dat alle profetieën zouden worden vervuld in één en dezelfde komst van de
Messias.
Zijn tweede komst
Hoewel de meeste mensen Jezus’ eerste komst niet hebben opgemerkt,
zal iedereen Zijn tweede komst opmerken. Jezus zei dat alle mensen op
aarde “de Zoon des mensen (zullen) zien, als Hij op de wolken van de
hemel komt met grote kracht en heerlijkheid” (Mattheüs 24:30).
Maar wanneer Hij voor de tweede maal komt, zal Hij dan wel geac­
cepteerd worden? Wat zullen de mensen verwachten? Zullen de Joden
82
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
denken dat Hij alleen voor hen gekomen is? Zullen de christenen denken
dat zij van de aarde weggenomen zullen worden? Zal de wereld denken
dat ze te maken hebben met een buitenaardse indringer?
Jezus gaf een visioen aan Zijn apostel Johannes, opgenomen in het
boek Openbaring. Daarin completeert Jezus de profetieën die Hij gedu­
rende Zijn bediening op aarde heeft gegeven. Het is zeer interessant om
op te merken dat Hij door de wereld niet geaccepteerd zal worden bij
Zijn tweede komst, net zoals Hij niet geaccepteerd werd bij Zijn eerste
komst. Als Hij voor de tweede maal komt, zal Hij niet komen als Iemand
die het Koninkrijk van God aankondigt, maar als Degene Die komt als
Heerser om het Koninkrijk van God te vestigen!
Vergis u niet — de volkeren zullen Hem opnieuw verwerpen. De tijd
van Zijn terugkeer noemt Hij “de grote dag van Zijn toorn”, wanneer de
volkeren boos zullen zijn op Gods ingrijpen (Openbaring 6:16-17; 11:1718). De heersers van de wereld zullen “hen … verzamelen voor de oorlog
van de grote dag van de almachtige God”, waarbij zij tegen Hem zullen
strijden (Openbaring 16:14).
Bij Jezus’ tweede komst wordt Hij afgebeeld als Degene Die “oor­
deelt en (oorlog voert) in gerechtigheid” (Openbaring 19:11). “Uit Zijn
mond komt een scherp zwaard, opdat Hij daarmee de heidenvolken zou
slaan … En Hij treedt de wijnpersbak van de wijn van de grimmige toorn
van de almachtige God” (vers 15).
Dergelijke passages maken duidelijk dat de wereld Christus niet met
open armen zal verwelkomen als Hij terugkeert. Dit is een andere kant
van Jezus, die tegenwoordig niet veel meer wordt onderwezen. Als Hij
terugkeert, zal Hij op een vijandige wijze door de wereld onthaald wor­
den — net als bij Zijn eerste komst.
Dit brengt ons bij de volgende vraag: kennen we werkelijk de ware
Jezus? Weten we werkelijk wat Hij aan het doen is? Bereiden wij
onszelf werkelijk voor om geaccepteerd en beloond te worden door Hem
als Hij Zijn Koninkrijk vestigt? En wat wil dat Koninkrijk eigenlijk
zeggen? Deze belangrijke vragen zullen we in het volgende hoofdstuk
beantwoorden.
Wat
Was het Evangelie van Jezus?
83
Wat Was het
Evangelie van Jezus?
“Ik moet … het Evangelie van het Koninkrijk van God verkondigen,
want daarvoor ben Ik uitgezonden” (Lukas 4:43).
“N
adat Johannes overgeleverd was, ging Jezus naar Galilea en
predikte het Evangelie van het Koninkrijk van God, en Hij
zei: De tijd is vervuld en het Koninkrijk van God is nabijge­
komen; bekeer u en geloof het Evangelie” (Markus 1:14-15).
Jezus begon Zijn prediking met deze woorden die het Koninkrijk
van God aankondigen. De tijdspanne die “vervuld” was en die Hij
in gedachten had, was waarschijnlijk een verwijzing naar de profetie
in Daniël 9:24-25, waar gezegd wordt dat de Messias 483 jaar na
het besluit om Jeruzalem te herbouwen, zou komen. Het jaar 27 na
Christus was het jaar waarin de in deze profetie genoemde 483 jaren
zouden verstrijken (zie “De Bijbel Profeteerde het Exacte Jaar dat de
Messias Zou Verschijnen” op pag. 21). Het jaar 27 is opmerkelijk,
omdat dat het jaar is waarin Jezus Zijn bediening begon. Hij begon de
boodschap van het Koninkrijk van God te prediken in Galilea.
Zoals we in het vorige hoofdstuk zagen, bestonden er onder het
volk en zelfs onder Christus’ eigen discipelen veel verkeerde opvattin­
gen omtrent de Messias en Zijn missie. Vandaag de dag begrijpen nog
steeds veel mensen Zijn missie verkeerd, maar op een totaal ándere
manier. Velen realiseren zich niet dat het toekomstige Koninkrijk, dat
over de gehele wereld zal heersen en dat geprofeteerd is in zo veel pro­
fetieën in het Oude Testament, centraal stond in Jezus’ boodschap en
onderwijs.
Een letterlijk koninkrijk op aarde
De meeste mensen begrijpen niet dat het Koninkrijk van God een
letterlijk koninkrijk is, een regering die zowel goddelijk als koninklijk
is en over echte mensen op aarde regeert. Dit is niet slechts een sym­
bolische of geestelijke regering, een gevoel dat alleen in de harten van
mensen bestaat. Het is, zoals we zullen zien, veel meer. Jezus zette een­
voudigweg het verkondigen van profetieën over dit Koninkrijk, waarvan
de openbaring begonnen was in het Oude Testament, voort.
In Daniël 2 wordt op aanschouwelijke wijze een profetie over
dit aanstaande Koninkrijk weergegeven. In deze profetie krijgt de
84
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
Babylonische koning Nebukadnessar een beeld te zien dat symbool staat
voor de belangrijkste (konink-)rijken die het Midden-Oosten zouden
domineren. Het bovenste gedeelte van het beeld staat symbool voor het
koninkrijk Babylon, gevolgd door de drie opeenvolgende koninkrijken
die zouden regeren totdat het Koninkrijk van God “opgericht” zou
worden. Dit Koninkrijk van God zal een einde maken aan de regering
van de voorgaande koninkrijken.
Let op de beschrijving van dit laatste Koninkrijk, het Koninkrijk van
God, in vers 44: “In de dagen van die [laatste] koningen zal de God van
de hemel echter een Koninkrijk doen opkomen dat voor eeuwig niet te
gronde zal gaan en waarvan de heerschappij niet op een ander volk zal
overgaan. Het zal al die andere koninkrijken verbrijzelen en tenietdoen,
Behoud Betekent Toegang
tot Gods Koninkrijk
O
ver het algemeen wordt Jezus’ komst
naar de aarde als volgt gekarakteriseerd: “Jezus kwam om te sterven voor ons
zodat we behouden kunnen worden.” Maar
om het bij deze omschrijving van het doel
van Zijn eerste komst te laten, is onvolledig.
Behoud wordt zelden uitgelegd op de
manier waarop Jezus het uitlegde. Jezus
legde de idee van behoud en eeuwig leven
uit in termen als het binnengaan in het
Koninkrijk van God.
Jezus onderwees: “Wanneer gij u niet
bekeert en wordt als de kinderen, zult gij het
Koninkrijk der hemelen voorzeker niet binnengaan” (Mattheüs 18:3, NBG).
Let op Jezus’ onderricht in hoofdstuk
19 van het evangelie volgens Mattheüs.
De rijke jongeling kwam naar Jezus toe en
vroeg Hem: “Wat voor goeds moet ik doen
om het eeuwige leven te hebben?” (vers
16). Jezus antwoordde hierop: “Wilt u tot
het leven ingaan, neem dan de geboden in
acht” (vers 17). Hij legde vervolgens aan
Zijn discipelen uit dat “een rijke moeilijk het
Koninkrijk der hemelen kan binnengaan”
(vers 23) en dat het gemakkelijker is “dat
een kameel door het oog van een naald
gaat, dan dat een rijke het Koninkrijk van
God binnengaat” (vers 24). Zijn discipelen
waren ontsteld door Jezus’ opmerkingen
en zeiden: “Wie kan dan zalig worden?”
(vers 25).
Jezus onderwees duidelijk dat eeuwig
leven, gered worden en het Koninkrijk van
God binnengaan synoniemen van elkaar zijn,
en de discipelen begrepen dit goed!
Petrus merkt in dezelfde passage (verzen
27-29) op dat zij alles hebben opgegeven om
Jezus te volgen en hij vraagt zich af hoe dit
beloond zal worden. In Zijn antwoord zegt
Jezus: “Als de Zoon des mensen zal zitten
op de troon van Zijn heerlijkheid … zult (ook
gij) zitten op twaalf tronen en de twaalf
stammen van Israël … oordelen … en het
eeuwige leven beërven”.
De apostel Paulus wijdt uit over Christus’ onderricht over het binnengaan van
het Koninkrijk van God. “Maar dit zeg
ik, broeders, dat vlees en bloed het
Koninkrijk van God niet kunnen beër­
ven …” (1 Korinthe 15:50). “Zie, ik vertel u
een geheimenis: Wij zullen wel niet allen ontslapen, maar wij zullen allen veranderd
worden, in een ondeelbaar ogenblik, in
Wat Was het Evangelie van Jezus?
85
maar zelf zal het voor eeuwig standhouden.” Het beeld dat Nebukadnes­
sar zag, stelde de opeenvolgende koninkrijken voor die zouden bestaan
vanaf de tijd van Daniël tot de tijd dat het Koninkrijk van God gevestigd
zal worden, wanneer al die koninkrijken door het Koninkrijk van God
vernietigd zullen worden. Het Koninkrijk van God zal “voor eeuwig niet
te gronde” gaan en zal “voor eeuwig standhouden”.
Net als deze letterlijke koninkrijken, met elk een leider, regering, wet­
ten, onderdanen en grondgebied, zal ook het Koninkrijk van God zijn.
Zijn Leider zal Jezus Christus zijn (Openbaring 11:15). Zijn regering en
wetten zullen de regering en wetten van God zijn (Jesaja 2:2-4). Zijn
onderdanen zullen alle volkeren op aarde zijn en zijn grondgebied zal de
gehele aarde beslaan (Daniël 7:14). Het Koninkrijk van God zal over de
een oogwenk, bij de laatste bazuin. Immers,
de bazuin zal klinken en de doden zullen
als onvergankelijke mensen opgewekt
worden, en ook wij zullen veranderd
worden” (verzen 51-52).
“De laatste bazuin” zal klinken als Jezus
Christus terugkeert om te regeren over Zijn
Koninkrijk. Jezus Zelf inspireerde deze profetie in Openbaring 11:15: “En de zevende
engel blies op de bazuin, en er klonken
luide stemmen in de hemel, die zeiden:
De koninkrijken van de wereld zijn
van onze Heere en van Zijn Christus
geworden, en Hij zal Koning zijn in
alle eeuwigheid.”
Hoe belangrijk is het om te geloven in het
evangelie van het Koninkrijk van God? Jezus
zei in Markus 1:15 dat u het evangelie van
het Koninkrijk van God moet geloven om
behouden te worden!
Het behoud dat Christus predikte, moet
begrepen worden in termen als het binnengaan in het Koninkrijk van God. Dit
onderwijs laat ons duidelijk zien wat behoud
of eeuwig leven inhoudt. Daarnaast laat
het zien dat er sprake zal zijn van dienend
leiderschap in het Koninkrijk van God, dat
alle andere menselijke koninkrijken zal vervangen en het enige heersende koninkrijk
op deze aarde zal zijn (Mattheüs 20:25-28;
Openbaring 20:4, 6). Elk onderwijs van
Jezus was gericht op de toekomstige vestiging van het Koninkrijk van God.
Jezus begon Zijn prediking met de eenvoudige uitspraak: “Bekeer u, want het
Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen”
(Mattheüs 4:17). Hij bood Zijn volgelingen
een plaats in dat Koninkrijk aan.
Petrus, Andreas, Jakobus, Johannes en
de rest van Jezus’ eerste discipelen zagen
de door hen genomen beslissing om alles
achter zich te laten in het licht van de unieke
mogelijkheid om als het ware “op de eerste
rij” van het Koninkrijk van God te zitten. Zij
wisten dat het Koninkrijk van God een letterlijk koninkrijk is; zij wisten alleen niet wan­
neer het gevestigd zou worden. Zij wisten
wel dat zij op dat moment een beslissing
voor het leven maakten.
Dezelfde boodschap wordt nog steeds
gepredikt, en dezelfde mogelijkheid is er nog
steeds voor degenen die kunnen bevatten
wat Jezus bedoelde.
Om de ware Jezus te kennen moet u
begrijpen wat het Koninkrijk van God
inhoudt. Om met Hem in het Koninkrijk te
kunnen zijn, moet u de boodschap geloven
die Hij predikte. (Om meer te leren over
dit Koninkrijk kunt u een gratis exemplaar
van ons boekje Het Evangelie van het
Koninkrijk aanvragen of downloaden van
onze website.)
86
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
gehele aarde regeren! Laten we kijken naar een aantal bekende profe­
tieën die het Koninkrijk waarover Jezus sprak, uitbeelden.
De bekende profetie uit Jesaja 9:5-6 geeft een beschrijving van Zijn
regering: “Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en
de heerschappij rust op Zijn schouder. En men noemt Zijn Naam Won­
derlijk, Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst. Aan de uitbreiding van deze heerschappij en aan de vrede zal geen einde komen
op de troon van David en over zijn koninkrijk, om het te grondvesten en
het te ondersteunen door recht en gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid.” Dit is het wereldrijk waarover Jezus heeft gesproken en wat
nog niet gekomen is!
De profetie van Jesaja 2 (gedeeltelijk aangehaald in het vorige hoofd­
stuk) zal vervuld worden op het moment van de terugkeer van Jezus. Let
op de verzen 3-4:
“Vele volken zullen gaan en zeggen: Kom, laten wij opgaan naar de
berg van de HEERE, naar het huis van de God van Jakob; dan zal Hij
Andere Namen voor het Koninkrijk
H
oewel het meestal “het Koninkrijk van
God” genoemd wordt, worden soms
ook andere namen gebruikt om het Koninkrijk te beschrijven. Drie van de schrijvers van
de evangeliën — namelijk Markus, Lukas
en Johannes — gebruiken de naam “het
Koninkrijk van God” om door middel van
een naam te verwijzen naar het Koninkrijk.
“Het Koninkrijk der hemelen” wordt als
term alleen door Mattheüs gebruikt, met
32 verwijzingen in zijn verslag over het
leven van Jezus Christus. Hij gebruikt echter
afwisselend zowel de term “het Koninkrijk
van God” als de term “het Koninkrijk der
hemelen”. In Mattheüs 19:23-24 gebruikt
hij beide termen in opeenvolgende verzen,
waarmee hij duidelijk aangeeft dat deze
termen synoniemen voor elkaar zijn. Maar
vaak ook heeft hij het gewoon over “het
Koninkrijk”.
Waarom noemde Mattheüs het “Koninkrijk der hemelen”? Omdat hij voornamelijk
schreef voor een Joods publiek. Volgens
het artikel “het Koninkrijk van God” in de
Jewish Encyclopedia refereerden de Joden
uit die tijd aan het Koninkrijk van God
met de term Malkut Shamayim (hetgeen
“Koninkrijk der hemelen” betekent). Zij vatten het op twee manieren op. De ene
manier was als een letterlijk Koninkrijk zoals
geprofeteerd in Daniël 2, waar dit Koninkrijk
wordt voorgesteld als een steen die ‘vanuit
de hemel’ (“afgehouwen uit de berg”) op
de aarde viel en de koninkrijken van deze
wereld verbrijzelde, en die vervolgens de
gehele aarde vervulde.
De hemel is inderdaad de plaats waar Jezus
vandaan komt om het Koninkrijk op aarde te
vestigen. Kort gezegd is het het Koninkrijk
van de hemel (“Koninkrijk der hemelen”),
omdat het Koninkrijk afkomstig is uit de
hemel (en niet, zoals sommigen wel beweren,
omdat het koninkrijk in de hemelen is).
Een ander aspect van de Joodse opvatting in de tijd van Christus ten aanzien van
het Koninkrijk van God betreft de “regering
of soevereiniteit van God als contrast met
de koninkrijken van wereldse machten”
Wat Was het Evangelie van Jezus?
87
ons onderwijzen aangaande Zijn wegen, en zullen wij Zijn paden bewan­
delen. Want uit Sion zal de wet uitgaan, en het woord van de HEERE uit
Jeruzalem. Hij zal oordelen tussen de heidenvolken en veel volken von­
nissen. En zij zullen hun zwaarden omsmeden tot ploegscharen en hun
speren tot snoeimessen. Geen volk zal tegen een ander volk het zwaard
opheffen. Oorlog voeren zullen zij niet meer leren.”
Het Koninkrijk van God zal de oorlog uitroeien
Toen Jezus zo vaak over het Koninkrijk van God sprak, borduurde Hij
gewoon voort op de boodschap van de oudtestamentische profeten. Jezus
verwees vaak en overduidelijk naar Zijn terugkeer naar de aarde om het
Koninkrijk te vestigen waarover deze profeten hadden gesproken. In Zijn
langste profetie, die Hij gaf in antwoord op de vraag van Zijn apostelen
“Wat is het teken van Uw komst en van de voleinding van de wereld?”
(Mattheüs 24:3), beschreef Hij de eindtijd van de door mensen geleide
regeringen en de komst van Zijn goddelijke regering op aarde.
(ibid.). Met andere woorden, als men zich
onderwierp aan volledige gehoorzaamheid
aan Gods wetten en Zijn geopenbaarde
manier van leven, dan onderwierp men zich
aan de autoriteit van “het Koninkrijk van
God” of “het Koninkrijk der hemelen” als
tegenstelling van elke andere menselijke of
wereldse autoriteit. Op bepaalde momenten
en in bepaalde gevallen lijkt Jezus de term
in deze betekenis te gebruiken.
Een andere factor die in bepaalde commentaren wordt geopperd, heeft te maken
met het feit dat de Joden de naam van God
niet wilden uitspreken, als gevolg waarvan
Mattheüs mogelijk de term “het Koninkrijk
van God” verving voor “het Koninkrijk der
hemelen”. Dit wordt duidelijk als we passages als Mattheüs 4:17 vergelijken met Markus 1:15, en Mattheüs 5:3 met Lukas 6:20,
waar Mattheüs de term “het Koninkrijk der
hemelen” gebruikt, terwijl Markus en Lukas
de term “het Koninkrijk van God” gebruiken
wanneer ze Jezus’ woorden aanhalen met
betrekking tot dezelfde gebeurtenis.
Toch moet opgemerkt worden dat de
Joden soms wel degelijk de term “het
Koninkrijk van God” of “het Koninkrijk
des Heren” gebruikten en niet slechts “het
Koninkrijk der hemelen”. Jezus Zelf gebruikte
deze termen immers ook afwisselend.
De apostel Paulus gebruikt in zijn brieven
meestal de term “het Koninkrijk van God”.
Toch noemt hij het ook “het Koninkrijk van
Christus en van God” (Efeze 5:5), en daarmee erkent hij de rol van Jezus Christus als
Heerser van dat Koninkrijk en als de Weg
door Wie we het Koninkrijk binnen kunnen
gaan. Door het Koninkrijk ook “het Koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde” (Kolossenzen 1:13) te noemen, geeft Hij ook uiting
aan de hechte, liefhebbende relatie tussen
God de Vader en Jezus Christus.
De apostel Petrus erkent ook de centrale
rol van Christus in het Koninkrijk en verwijst
ernaar als “het eeuwig Koninkrijk van
onze Heere en Zaligmaker, Jezus Christus”
(2 Pet­rus 1:11). Jezus Christus is nu onze
Heer en Meester en Hij zal oppermachtig
heersen in het komende Koninkrijk
(Openbaring 17:14; 19:16). Als Redder van
de mensheid is Hij “de deur” waardoor en
“de weg” waarlangs we toegang krijgen
tot God de Vader, en verlossing in Gods
Koninkrijk (Johannes 10:9; 14:6).
88
Wat
Was het Evangelie van Jezus?
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
Hij beantwoordde de vraag van de discipelen met name in vers 30: “En
dan zal aan de hemel het teken van de Zoon des mensen verschijnen; en
dan zullen al de stammen van de aarde rouw bedrijven en zij zullen de
Zoon des mensen zien, als Hij op de wolken van de hemel komt met grote
kracht en heerlijkheid.”
Alleen al in dit hoofdstuk spreekt Hij acht keer over Zijn komst naar
de aarde, welke komst totaal verschillend zal zijn van Zijn eerste komst.
De eerste keer verkondigde Hij het goede nieuws van het Koninkrijk van
God. De tweede keer zal Hij komen als de omnipotente Koning, die Zijn
Koninkrijk op de gehele aarde zal vestigen.
“Wanneer de Zoon des mensen komen zal in Zijn heerlijkheid en al de
heilige engelen met Hem, dan zal Hij zitten op de troon van Zijn heerlijk­
heid. En voor Hem zullen al de volken bijeengebracht worden, en Hij zal
ze van elkaar scheiden zoals de herder de schapen van de bokken scheidt.
En Hij zal de schapen aan Zijn rechterhand zetten, maar de bokken
aan Zijn linkerhand. Dan zal de Koning zeggen tegen hen die aan Zijn
rechter­hand zijn: Kom, gezegenden van Mijn Vader, beërf het Koninkrijk
dat voor u bestemd is vanaf de grondlegging van de wereld” (Mattheüs
25:31-34).
Over welk koninkrijk heeft Hij het? Het Koninkrijk van God, waarover
Hij zo vaak heeft onderwezen! Dit Koninkrijk is “van de grondlegging van
de wereld” af gepland en in voorbereiding. Jezus, “de Zoon des Mensen”,
zal de Koning van dit Koninkrijk zijn. Dit is wat Jezus kwam aankondi­
gen — dit was waar het in Zijn boodschap om draaide!
zij waren (namelijk op aarde) verder zouden gaan met het voortzetten
van het werk van hun Heer tot Hij terug zou komen, wanneer zij hun
beloning zouden ontvangen (verzen 13-27). En wat is in deze parabel hun
beloning? Het ontvangen van autoriteit over steden — fysieke steden met
mannen, vrouwen, jongens en meisjes (verzen 17, 19).
De parabel van de talenten in Mattheüs
25:14-30 bevat een gelijksoortige bood­
schap. Het basisscenario is het volgende:
“… Het [Koninkrijk] is als iemand die naar
het buitenland ging, zijn eigen slaven bij
zich riep en hun zijn bezittingen toever­
trouwde” (vers 14).
De beloning voor degenen die hun
talenten vermeerderden (een talent is
in Bijbels taalgebruik een munt en stelt
hier op symbolische wijze de geestelijke
vermogens voor), is aangesteld te worden
“over veel” (verzen 21, 23). Het Koninkrijk
van God zal, als het eenmaal is opgericht
door Jezus Christus bij Zijn terugkeer,
een letterlijke regering zijn die op aarde
Jezus Christus zal terugkeren
regeert en die niet alleen gezag heeft
als Koning der Koningen
inzake de geestelijke aangelegenheden van
om de wereld te regeren in
de mens, maar ook inzake de fysieke.
een Koninkrijk van vrede en
voorspoed voor allen. Dit
Dit is het door Jezus aangekondigde,
evangelie van het Koninkrijk
toekomstige Koninkrijk. Hij begon men­
van God stond centraal in Zijn sen op te roepen om zich te bekeren en het
onderwijs.
evangelie” — het goede nieuws van Zijn
boodschap — te geloven, omdat “het Koninkrijk van God … nabijgeko­
men” is (Markus 1:15). Hij kondigde het Koninkrijk op dat moment aan,
en aan de mensen werd op dat moment de gelegenheid geboden om zich
klaar te maken om een onderdeel van dat Koninkrijk van God te worden
bij Zijn terugkeer.
Shaun Venish/Corel Professional Photos
Jezus’ parabel van de talenten
Vanwege het verkeerde begrip omtrent het Koninkrijk gaf Jezus een
parabel, waarin Hij duidelijk maakte dat Zijn regering een letterlijk
koninkrijk zou betreffen, zowel in de fysieke wereld als in de geestelijke
wereld.
“Terwijl zij nu dit alles hoorden, sprak Hij een gelijkenis uit, die Hij
eraan toevoegde omdat Hij dicht bij Jeruzalem was en zij dachten dat
het Koninkrijk van God onmiddellijk zou aanbreken” (Lukas 19:11). De
mensen verwachtten de vestiging van Gods Koninkrijk met Jeruzalem
als het centrum van de regering over de volkeren, en met de Joden
als het prominente volk in het Koninkrijk, zoals de profeten hadden
voorzegd.
Jezus legde het dus als volgt uit: “Een zeker mens van hoge geboorte
reisde naar een ver land om voor zich een koninkrijk in ontvangst te
nemen en daarna terug te keren” (vers 12). Jezus, in deze parabel de
“man van hoge geboorte”, onderwees dat tijdens Zijn afwezigheid voor
een onbepaalde tijdsduur (in de hemel) Zijn dienstknechten daar waar
89
90
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
Jezus’ Onderwijs
Aangaande Gods Wet
“Denk niet dat Ik gekomen ben om de Wet of de Profeten af te
schaffen; Ik ben niet gekomen om die af te schaffen,
maar te vervullen” (Mattheüs 5:17).
D
e meest wijdverspreide controverses over het onderwijs van
Jezus hebben waarschijnlijk betrekking op Zijn houding
ten opzichte van de wetten van God, zoals die zijn opgeno­
men in het Oude Testament. De benadering door de meeste
kerken en denominaties met betrekking tot Jezus is dat Hij een nieuw
onderricht gaf dat aanzienlijk van de instructies van het Oude Testa­
ment afwijkt.
De algemene visie is dat het onderwijs van Christus in het Nieuwe
Testament het onderwijs in het Oude Testament ontbond en verving.
Maar is dat wel zo?
De idee dat Jezus het onderwijs van het Oude Testament verliet, is
ook een algemene aanname binnen het Judaïsme. Jacob Neusner legt in
zijn boek A Rabbi Talks With Jesus uit waarom Joden over het algemeen
Jezus niet volgen en waarom zij de mogelijkheid dat Hij de Messias zou
kunnen zijn, verwerpen. “Joden geloven in de Thora van Mozes,” legt hij
uit, “ … en dat geloof vereist van gelovige Joden dat zij het niet met het
onderwijs van Jezus eens kunnen zijn vanwege het feit dat dit onderwijs
op belangrijke punten de Thora tegenspreekt” (1993, pag. xii).
Dit is een serieuze fout die zowel het christendom als het Judaïsme
maken aangaande het onderwijs van Jezus. Beide gaan er onterecht vanuit
dat Jezus het onderwijs van het Oude Testament verlaten heeft, met name
voor wat betreft de wet.
Zoals we nog zullen zien, maakt het verslag in de Bijbel duidelijk
dat Jezus het weliswaar oneens was met de religieuze leiders, maar dat
Hij het niet oneens was met wat er in de oudtestamentische Geschriften
stond. Datzelfde verslag laat ook zien dat het traditionele christendom zélf
het onderwijs van Christus niet volgt.
Om de ware Jezus te kennen, moeten we onszelf afvragen: Wat heeft
Hij werkelijk gezegd? Uiteindelijk maakt het niet uit wat de mensen over
Hem zeggen. Ook maakt het niet echt uit wat hun interpretatie is van wat
Hij heeft gezegd. Wat echt belangrijk is, is wat Hij werkelijk heeft gezegd,
en of wij gaan geloven wat Hij heeft gezegd.
Jezus’
Onderwijs Aangaande Gods Wet
91
Een duidelijke uitspraak in de Bergrede
De Bergrede vormt een goed uitgangspunt. Aangezien dit de langste
op schrift gestelde prediking van Jezus Christus’ onderwijs betreft, kun­
nen we verwachten hierin Zijn visie op de wetten van God, zoals die in
het Oude Testament zijn opgenomen, aan te treffen. En dat is ook het
geval.
Eén van de redenen die ten grondslag liggen aan enkele van Jezus’
uitspraken in de Bergrede is dat sommige mensen — vanwege het
feit dat Zijn onderwijs zo verschilde van dat van de Farizeeën en
Sadduceeën — van mening waren dat het Zijn bedoeling was om de
autoriteit van Gods Woord omver te werpen en daarvoor in de plaats Zijn
eigen autoriteit te stellen. Maar Zijn werkelijke intentie was te laten zien
dat veel van wat de Farizeeën en de Sadduceeën hadden onderwezen
uiteindelijk tegengesteld was aan het oorspronkelijke onderwijs in de
Thora van Mozes, de eerste vijf boeken van de Bijbel.
Jezus weerlegde met behulp van drie krachtige uitspraken over de wet
de foutieve ideeën die mensen zich over Hem hadden gevormd. Laten we
deze eens bekijken.
“Ik ben niet gekomen om de wet af te schaffen, maar om te vervullen”
Jezus legt direct na het uitspreken van de zaligmakingen Zijn visie op
de wet uit: “Denk niet dat Ik gekomen ben om de Wet of de Profeten af
te schaffen; Ik ben niet gekomen om die af te schaffen, maar te vervullen” (Mattheüs 5:17).
We zien dus direct dat Jezus niet de bedoeling had om de wet af te
schaffen. Hij zegt ons dat we zelfs niet iets dergelijks moeten denken.
In plaats van de oudtestamentische Geschriften tegen te spreken, zei Hij
dat Hij was gekomen om “de Wet en de Profeten” te vervullen; Hij ging
verder en bevestigde juist hun autoriteit. “De Wet en de Profeten” was
een veel gebruikte term voor de oudtestamentische Geschriften (vergelijk
Mattheüs 7:12).
“De Wet” verwees naar de eerste vijf boeken van de Bijbel, de boeken
van Mozes, waarin Gods wetten zijn opgeschreven. “De Profeten” ver­
wijst niet alleen naar de geschriften van de Bijbelse profeten, maar ook
naar de historische boeken van wat later bekend werd onder de naam
Oude Testament.
In eerdere hoofdstukken hebben we besproken hoe Jezus “de
Profeten” vervulde. Maar wat bedoelde Jezus toen Hij sprak over het
vervullen van de wet?
Het is spijtig te moeten constateren dat de betekenis van “het
vervullen van de wet” verdraaid is door velen die beweren christelijk te
zijn, maar die niet werkelijk begrepen wat Jezus Christus onderwees. Zij
92
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
zeggen dat, aangezien Jezus heeft gezegd dat Hij de wet zou vervullen,
wij niet langer de wet hoeven te houden en dat de wet voor Zijn
volgelingen geen verplichting meer vormt.
Een andere visie op “het vervullen van de wet” is dat Jezus
“aanvulde” of “vol maakte” wat ontbrak aan de wet — dat wil zeggen,
dat Hij de wet voltooide of volledig maakte door deze gedeeltelijk
buiten werking te stellen en gedeeltelijk iets eraan toe te voegen; naar
de zodoende gevormde wet wordt soms verwezen als “Christus’ wet” of
“nieuwtestamentisch onderwijs”. De implicatie van deze visie is dat het
Nieuwe Testament een verandering bracht in de eisen om behouden te
worden, en dat de wetten die onder het Oude Testament waren gegeven,
verouderd waren. Maar komen deze visies wel volledig overeen met wat
Jezus bedoelde?
Jezus’ visie op het vervullen van de wet
Het Griekse woord pleroo, wat in Mattheüs 5:17 wordt vertaald met
“vervullen”, betekent “vol maken, vullen, opvullen, … volledig vul­
len, … aanvullen als in: completeren” (Thayer’s Greek-English Lexicon of
the New Testament, 2002, Strong’s getal 4137). Met andere woorden: Jezus
zei dat Hij was gekomen om de wet vol te maken en perfect te maken.
Hoe? Door de geestelijke betekenis en toepassing van Gods wet te laten
zien. Zijn bedoeling wordt duidelijk vanuit de rest van het hoofdstuk, waar
Hij de geestelijke bedoeling van bepaalde geboden liet zien.
Sommige mensen verdraaien de betekenis van “vervullen” door te
zeggen dat Jezus in werkelijkheid zei: “Ik ben niet gekomen om de wet
af te schaffen, maar om de wet te beëindigen door het te vervullen.” Dit
is strijdig met Zijn eigen woorden. Hij liet in de rest van het hoofdstuk
zien dat de geestelijke toepassing van de wet het zelfs nog moeilijker
maakt om de wet te houden, en níet dat de wet was afgeschaft of
overbodig was.
Jezus vervulde een profetie uit Jesaja 42:21 over de Messias door
Gods wet uit te leggen, uit te breiden en toe te lichten: “Het heeft de Ene
behaagd ter wille van zijn gerechtigheid — de Wet groot te maken en te
verheerlijken” (Naardense Bijbel, Gereviseerde Leidse Vertaling).
Door de heilige, geestelijke bedoeling en omvang te laten zien van
Gods wet heeft Jezus Christus precies dat gedaan: de wet groot maken
en verheerlijken. Hij voldeed aan de door de wet gestelde eisen door de
wet perfect te gehoorzamen in denken en doen, zowel naar de letter als
naar de geest van de wet.
Alles zal vervuld worden
De tweede belangrijke uitspraak die Jezus in hetzelfde verband deed,
Jezus’ Onderwijs Aangaande Gods Wet
93
maakt het zelfs nog duidelijker dat Jezus niet was gekomen om de wet
te vernietigen, te ontbinden, buiten werking te stellen of af te schaffen.
“Want, voorwaar, Ik zeg u: Totdat de hemel en de aarde voorbijgaan,
zal er niet één jota of één tittel van de Wet voorbijgaan, totdat het alles
geschied is” (Mattheüs 5:18).
Met deze woorden vergeleek Jezus het bestendige karakter van de wet
met de aanwezigheid van de hemel en de aarde. Hij zegt hier dat de wet
onveranderlijk en onaantastbaar is, en slechts kan worden vervuld, maar
nooit kan worden afgeschaft.
We zien hier dat in dit vers een ander Grieks woord is gebruikt voor
“geschied”, namelijk ginomai, hetgeen betekent: “worden”, “tot ont­
staan komen” of “tot stand komen” (Thayer’s, Strong’s getal 1096). Tot
de uiteindelijke voltooiing van Gods plan om de mensheid tot heerlijk­
heid te brengen in Zijn Koninkrijk een feit is — dat wil zeggen, zolang
er nog steeds mensen van vlees en bloed zijn — is de fysieke codificatie
van Gods wet in de Schrift noodzakelijk. Dit is, zoals Jezus uitlegde, zo
zeker als de bestendigheid van het universum.
Zijn dienstknechten moeten de wet houden
De derde uitspraak van Jezus geeft te kennen dat ons lot afhankelijk is
van onze houding jegens en onze behandeling van Gods heilige wet. “Wie
dan een van deze geringste geboden afschaft en de mensen zo onderwijst,
zal [door hen] de geringste genoemd worden in het Koninkrijk der heme­
len; maar wie ze doet en onderwijst, die zal groot genoemd worden in het
Koninkrijk der hemelen” (Mattheüs 5:19). Het [door hen] is ter verduidelij­
king toegevoegd aangezien — zoals in andere gedeelten uitgelegd — dege­
nen die volharden in het overtreden van Gods wet en anderen ook zo leren,
zelf niet in het Koninkrijk zullen komen.
Jezus maakt het heel duidelijk dat degenen die Hem volgen en die
ernaar streven om in Zijn Koninkrijk te komen, een voortdurende ver­
plichting hebben om Gods wetten te gehoorzamen. Wat Hij zegt, is dat
wij van Gods wet zelfs niet een jota of een tittel — het equivalent van het
horizontale streepje van de ‘t’ en de punt op de ‘i’ — uit de wet kunnen
verwijderen.
De waarde die Hij aan Gods geboden hecht is ook onmisken­
baar — evenzeer als de hoge achting die Hij voor de wet heeft en die Hij
ook verlangt van allen die in Zijn naam onderwijs geven. Zijn afkeuring
betreft hen die het kleinste gebod van de wet minachten, en Zijn eer is
bestemd voor degenen die de geboden onderwijzen en gehoorzamen.
Aangezien Jezus de geboden van God gehoorzaamde, volgt daaruit
dat Zijn dienstknechten ook de geboden moeten onderhouden en anderen
dienen te leren deze eveneens te onderhouden (1 Johannes 2:2-6). Hieraan
94
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
kunnen de ware dienaren van Christus herkend worden — doordat zij in
de voetstappen van Jezus volgen (Johannes 13:15).
Overvloediger dan de schriftgeleerden en de Farizeeën
Met de volgende uitspraak in de Bergrede laat Jezus er geen twijfel
over bestaan wat Hij bedoelde met Zijn drie voorgaande stellingen. Hij
bedoelde onmiskenbaar dat Zijn discipelen Gods wetten dienden te hou­
den — en Hij eiste van hen dat zij de wet zouden houden conform een
maatstaf die uitsteeg boven al wat ze ooit hadden gehoord. “Want Ik zeg
u: Als uw gerechtigheid niet overvloediger is dan die van de schriftge­
leerden en de Farizeeën, zult u het Koninkrijk der hemelen beslist niet
binnengaan” (Mattheüs 5:20).
Andere Belangrijke Manieren
Waarop Jezus de Wet Vervulde
D
e wet eiste volledige gehoorzaamheid en legde een doodstraf op aan
degene die deze overtrad. Paulus vertelt
ons: “Het loon van de zonde is de dood”
(Romeinen 6:23).
Denk daar eens goed over na: dát is de
straf die ieder van ons over zichzelf heeft
gebracht door te zondigen. Het is niet
het vagevuur of de hel, of een of andere
plaats of staat van bewustzijn (vraag ons
gratis boekje Heaven and Hell: What
Does the Bible Really Teach? aan of
download deze van onze website). Het
is de dood — eeuwige vergetelheid, niets,
een totaal uitgewist bestaan, waaruit we
nooit zouden kunnen ontsnappen als we
niet Gods belofte van de opstanding zouden
hebben.
Paulus gaat verder in Romeinen 6:23,
“… Maar de genadegave van God is
eeuwig leven, door Jezus Christus, onze
Heere.” Aangezien we allen zondigen, kan
de wet alleen maar onze dood eisen. Hoe
kan iemand dan ook maar hopen op een
leven na de dood?
Jezus vervulde de wet ook in die zin,
dat Hij voldeed aan de eisen van de wet
door de straf te betalen die ieder van ons
op zich heeft geladen voor onze eigen
ongehoorzaamheid: de dood. Jezus, die
nooit gezondigd heeft, heeft nooit Zélf
de door de wet geëiste doodstraf op Zich
geladen. Maar Hij was als de Schepper
van de mensheid en ons perfecte offer
voor de zonde in staat om te voldoen aan
de eis van de wet, namelijk onze dood.
Op die manier deed Hij “met zijn offer
de zonde teniet” (Hebreeën 9:26, NBV).
Jezus Christus heeft “ons van onze zonden
gewassen … in Zijn bloed” (Openbaring
1:5) en heeft het voor ons mogelijk
gemaakt om Gods geschenk van eeuwig
leven te ontvangen.
Het ‘wetgedeelte’ van de Bijbel, de eerste vijf boeken van de Bijbel, bevat verschillende soorten wetten. Naast wat we de
morele wetten zouden kunnen noemen,
die het menselijke gedrag regelen (zoals
de Tien Geboden), bevat dit gedeelte ook
de verschillende offerwetten, die de offers
voor de zonden beschreven. Van zichzelf
konden deze wetten en offers echter nooit
de doodstraf voor de zonde opheffen.
Hebreeën 10:1-14 laat zien dat dit offersys-
Jezus’ Onderwijs Aangaande Gods Wet
95
Wie waren de schriftgeleerden en Farizeeën? De schriftgeleerden
waren de meest vermaarde onderwijzers in de wet — de uitleggers van
de wet, de geleerden, de experts. De Farizeeën, een aanverwante groep,
werden over het algemeen beschouwd als de meest voorbeeldige model­
len van het Judaïsme. Zij vormden een sekte binnen het Judaïsme. Deze
sekte stelde een leidraad in voor moreel gedrag en rituelen die strikter
was dan de in de wet van Mozes opgenomen geboden, waarbij veel van
hun gebruiken gebaseerd waren op jarenlange tradities. Zowel de schrift­
geleerden als Farizeeën waren zeer streng en stonden in hoog aanzien in
het Judaïsme (Handelingen 26:5).
Hoewel de schriftgeleerden de experts waren, oefenden de Farizeeën
zich in de zuiverste vorm van gerechtigheid. Toen Jezus dus stelde dat
teem “nooit met dezelfde offers, die zij jaar
in jaar uit ononderbroken brengen, hen die
naderen tot volmaaktheid (kan) brengen.
Zou er anders niet een einde gekomen
zijn aan het offeren? Want zij die de dienst
verrichtten, zouden zich dan in geen enkel
opzicht meer bewust zijn van zonden,
wanneer zij eens en voor altijd gereinigd
waren.”
“Maar nu wordt men door deze offers
elk jaar opnieuw aan de zonden herinnerd. Want het is onmogelijk dat het
bloed van stieren en bokken de zonden
wegneemt. Daarom zegt Hij bij Zijn komst
in de wereld: Slachtoffer en spijsoffer hebt
U niet gewild, maar U hebt voor Mij een
lichaam gereedgemaakt …”
“Op grond van die wil zijn wij geheiligd
door het offer van het lichaam van Jezus
Christus, voor eens en altijd gebracht.
En … nadat Hij één slachtoffer voor de
zonden geofferd had, tot in eeuwigheid gezeten aan de rechterhand van
God … Want met één offer heeft Hij hen
die geheiligd worden …”
Wat hier wordt gezegd is dat Jezus
alles wat in de wetten betreffende de
zondoffers was voorgeschreven, heeft
vervuld. Jezus hield de gehele wet in
ere door Zelf het offer voor de zonde te
worden.
Als Christus Zichzelf niet als offer voor
de zonde had gegeven, zouden de offers
die een voorafschaduwing waren van het
ene “slachtoffer voor de zonden” een
onvervulde profetie of teken zijn geweest,
aangezien ze alle naar Hem verwijzen.
Jezus zei dat Hij niet gekomen was
om de Wet of de Profeten af te schaffen,
maar om ze te vervullen. Dit deed Hij
op verschillende punten en op verschillende manieren. Hij legde de volledige
geestelijke bedoeling van de wet uit
door deze als het ware vóór te leven
als een perfect voorbeeld voor ons. De
profeten hadden Zijn persoon, Zijn missie en vele details omtrent Zijn geboorte,
leven, dood en opstanding aangekondigd — die Hij alle heeft vervuld. De
door de wet geëiste offers waren een
beeld van Zijn offerdood voor de zonden
van de mensheid — een offer dat alleen
Hij kon brengen.
Jezus maakte in alles duidelijk dat
het Oude Testament in al zijn onderdelen en elementen — zowel moreel als
profetisch — naar Hemzelf verwees en
door Hem vervuld werd. Hij vervulde alle
aspecten van wat de Wet en de Profeten
eisten door deze te bevestigen en door
te voldoen aan wat zij eisten en aankondigden.
96
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
onze gerechtigheid die van de schriftgeleerden en de Farizeeën dient te
overstijgen, was dat een verrassende uitspraak!
Men keek op tegen de Farizeeën als degenen die het toppunt van
persoonlijke gerechtigheid hadden bereikt, en de gewone mensen meen­
den dat een dergelijke mate van geestelijkheid ver buiten hun bereik lag.
Maar Jezus beweerde dat de gerechtigheid van de schriftgeleerden en de
Farizeeën niet genoeg was om het Koninkrijk waarover Hij sprak binnen
te mogen gaan! Welke hoop hadden anderen dan?
Jezus veroordeelt religieuze hypocrisie
Maar eigenlijk was er een groot probleem met de gerechtigheid van de
schriftgeleerden en de Farizeeën. Het komt erop neer dat hun gerechtig­
heid niet deugde, aangezien het slechts uiterlijk vertoon was. Het leek er
voor buitenstaanders op alsof zij de wet gehoorzaamden, maar innerlijk
overtraden zij Gods wet, wat buitenstaanders niet konden zien.
Let erop hoe Jezus hen in een vernietigend oordeel beschuldigde
van hypocrisie, doordat zij van hun religie een show maakten: “Wee u,
schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, want u reinigt de buitenkant
van de drinkbeker en van de schotel, maar van binnen zijn ze vol
van roofzucht en onmatigheid … want u bent als de witgepleisterde
graven, die van buiten wel mooi lijken, maar van binnen zijn ze vol
doodsbeenderen en allerlei onreinheid. Zo lijkt u ook wel van buiten
rechtvaardig voor de mensen, maar van binnen bent u vol huichelarij en
wetteloosheid” (Mattheüs 23:25-28).
Deze zogenaamde religieuze leraars legden de nadruk op minder
belangrijke aspecten van de wet, terwijl ze de belangrijkere zaken veron­
achtzaamden. “Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, want
u geeft tienden van de munt, de dille en de komijn, en u laat het belang­
rijkste van de Wet na: het recht, en de barmhartigheid en het geloof.
Deze dingen zou men moeten doen en die andere dingen niet nalaten”
(vers 23). Jezus vond het belangrijk dat aan elk onderdeel van de “recht­
vaardige eis” voldaan zou worden, en Hij was boos dat zij blind waren
voor de “zwaardere” onderdelen — de belangrijkere geestelijke aspec­
ten — van de wet.
Terwijl zij uitermate precies waren in hun ceremoniële tradities,
namen ze tegelijkertijd de vrijheid om Gods directe geboden niet te
gehoorzamen. In sommige gevallen verhieven zij zelfs hun eigen tradities
boven de duidelijke geboden van God (Mattheüs 15:1-9).
Het belangrijkste motief achter hun acties was zelfverheerlijking en
eigenbelang. Zij lieten in het openbaar hun toewijding aan God — door
middel van gebed, vasten en het geven van aalmoezen — zien, terwijl ze
dat in privé zouden moeten doen. Dit alles deden ze zodat ze door andere
Jezus’
Onderwijs Aangaande Gods Wet
97
mensen gezien zouden worden en men van hen zou denken dat ze recht­
vaardig waren (Mattheüs 6:1-6; 23:5-7).
De religieuze leiders hielden zich niet aan Gods wet
Direct na Zijn uitspraak dat het niet Zijn bedoeling was om Gods wet
af te schaffen, gaf Jezus met voorbeelden van de tradities en het onder­
wijs van de Joodse religieuze leiders aan dat ze totaal niet begrepen waar
het over gaat en dat hun tradities en hun onderwijs zelfs in strijd waren
met de geestelijke betekenis van Gods wet.
Het eerste voorbeeld dat Hij gaf, betrof het zesde gebod: “U zult niet
doodslaan.” Alle Farizeeën begrepen dat dit gebod betekende dat het ver­
boden was om iemand te vermoorden. Jezus onderwees hen wat duide­
lijk had moeten zijn, namelijk dat de bedoeling van het zesde gebod niet
alleen was om het letterlijke moorden te verbieden, maar elke slechte
houding in hart en verstand die tot moord zou kunnen leiden — met inbe­
grip van ongerechtvaardigde woede en minachtende woorden (Mattheüs
5:21-26).
Op dezelfde manier haalde Hij het voorbeeld aan van het zevende
gebod: “U zult niet echtbreken.” De Farizeeën in die tijd dachten dat al­­
leen het hebben van een seksuele relatie met een vrouw buiten het huwe­
lijk om een zonde was. Zij hadden echter ook moeten weten dat, net als
bij het zesde gebod, ook het verlangen naar een andere vrouw zondig was
vanwege het feit dat degene die zich hieraan schuldig maakte, het gebod in
zijn hart al had gebroken.
Deze voorbeelden van de “gerechtigheid … van de schriftgeleerden
en de Farizeeën” beschreven wat Jezus bedoelde met het reinigen van de
drinkbeker en van de schotel, terwijl de binnenkant “vol roof en hebzucht”
(Mattheüs 23:25, Het Boek) was.
Jezus instrueerde Zijn discipelen dat Gods wet inderdaad letterlijk ge­­
hoorzaamd dient te worden, maar dat de wet ook gehoorzaamd dient te
worden naar de geestelijke betekenis en de bedoeling van de wet. Toen
Jezus deze oprechte gehoorzaamheid aan Gods wetten onderwees, bleef
Hij trouw aan wat het Oude Testament onderwees: “Het komt immers niet
aan op wat de mens ziet; de mens toch ziet aan wat voor ogen is, maar de
HERE ziet het hart aan” (1 Samuël 16:7).
De profeet Jeremia keek uit naar de tijd waarin God een nieuw verbond
zou sluiten, een tijd waarvan God beloofd had om Zijn “wet in hun bin­
nenste (te) leggen en die in hun hart (te) schrijven” (Jeremia 31:33). Gods
oorspronkelijke bedoeling met Zijn wet was dat mensen die wet vanuit hun
hart zouden gehoorzamen (Deuteronomium 5:29). Het falen van de mens
om Gods wet te gehoorzamen in “het diepst van [hun] ziel” (Psalm 51:8,
GNB) leidde onvermijdelijk tot uitwendige ongehoorzaamheid.
98
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
Jezus veranderde de wet niet
Jezus leidde Zijn tegenstelling tussen de enge interpretatie van de wet
door de schriftgeleerden en de Farizeeën en haar ware, geestelijke bete­
kenis in met de volgende woorden: “U hebt gehoord dat tegen de ouden
gezegd is … maar Ik zeg u …” (Mattheüs 5:21-22, 27-28).
Sommige mensen denken onterecht dat het Jezus’ bedoeling was om
een tegenstelling tussen Zijn eigen onderwijs en dat van Mozes te bena­
drukken, waarbij Hij Zichzelf tot de ware autoriteit uitriep. Zij nemen
aan dat Jezus ofwel een tegenstander was van de Mozaïsche wet of dat
Hij deze op enigerlei wijze aanpaste.
Maar het valt moeilijk te geloven dat Jezus nú, nadat Hij zojuist met
de meeste plechtige en krachtige verkondiging de bestendigheid van de
wet en Zijn grote eerbied ervoor had benadrukt, de autoriteit van de wet
zou ondermijnen door andere uitspraken hierover te doen. Jezus was niet
inconsistent; Hij had een grote eerbied voor de wet en hield deze in ere
in al Zijn uitspraken.
In deze uitspraak stelt Hij zich niet op tegenover de Mozaïsche wet,
en ook claimt Hij geen superieure geestelijkheid. Wat Hij wel deed was
de verkeerde interpretaties die door de schriftgeleerden en de Farizeeën
in stand gehouden werden, te weerleggen. Dat is de reden waarom Hij
verkondigde dat onze gerechtigheid die van de schriftgeleerden en van
de Farizeeën diende te overstijgen. Jezus herstelde de Mozaïsche voor­
schriften in het verstand van Zijn toehoorders door deze weer terug te
brengen tot hun oorspronkelijke zuiverheid, kracht en omvang. (Voor een
beter begrip omtrent deze wetten kunt u een gratis exemplaar van ons
boekje De Tien Geboden aanvragen of downloaden van onze website.)
Aangezien de Auteur van zowel het Oude als het Nieuwe Verbond
dezelfde God is, mag het ook duidelijk zijn dat er geen conflict tussen
beide kan bestaan, en dat de fundamentele morele wetten, die aan beide
Verbonden ten grondslag liggen, volledig met elkaar in overeenstemming
moeten zijn — en dat zijn ze ook. God zegt ons in Maleachi 3:6: “Ik ben
de Heer, ik verander niet” (GNB).
Jezus en de Sabbat
Onder degenen die beweren Jezus te volgen, is er geen ander Bij­
bels gebod dat zoveel controverse heeft doen ontstaan als het vierde
gebod — Gods instructie om de Sabbatdag te gedenken en te heiligen
(Exodus 20:8-11). Met name bij dit gebod zien we dat de verschillende
interpretaties van Jezus’ onderwijs volledig uiteenlopen.
Sommigen beweren dat Jezus alle tien geboden buiten werking heeft
gesteld, maar dat negen ervan in het Nieuwe Testament weer in ere zijn
hersteld — alle geboden, behalve de Sabbat. Sommigen geloven dat Jezus
Jezus’
Onderwijs Aangaande Gods Wet
99
de Sabbat Zelf heeft vervangen, en dat Hij nu onze “rust” is. Anderen
menen dat er nu geen Sabbat meer nodig is, dat we op elke dag die ons
goed uitkomt, kunnen rusten of God kunnen eren. Ongeacht welk argu­
ment ook wordt gebruikt, het overgrote gedeelte van het traditionele
christendom gelooft dat de zondag, de eerste dag van de week, de Sab­
bat, de zevende dag van de week, vervangen heeft.
Kunnen we in Christus’ voorbeeld of onderwijs enig bewijs vinden
dat deze visie onderbouwt? Wat kunnen we, in het licht van Jezus’ dui­
delijke onderwijs aangaande de bestendigheid van Gods wet, vinden over
Zijn houding ten opzichte van de Sabbatdag?
Als we de evangeliën bestuderen, is een van de eerste dingen die
opvallen het feit dat Jezus gewoon was om op de Sabbat naar de syna­
goge te gaan om God te eren (Lukas 4:16). Dit was Zijn wekelijkse
J
Christus’ Nieuwe Gebod
ezus heeft gezegd: “Een nieuw gebod
geef Ik u, namelijk dat u elkaar liefhebt;
zoals Ik u liefgehad heb, moet u ook elkaar
liefhebben” (Johannes 13:34). Verving
Jezus de tien geboden door een nieuw religieus principe, dat liefde alléén ons leven
op het juiste pad kan leiden?
Vervangt dit nieuwe gebod de tien
geboden en alle andere Bijbelse wetten?
Jezus heeft deze fundamentele vraag heel
duidelijk beantwoord toen Hij zei: “Denk
niet dat Ik gekomen ben om de Wet of de
Profeten af te schaffen” (Mattheüs 5:17).
Toch menen veel mensen die in Christus
als hun Verlosser geloven, dat dit nieuwe
gebod hen bevrijdt van elke verplichting
om Gods wetten te gehoorzamen.
Zij begrepen niet wat Jezus heeft gezegd
en bedoeld. De Heilige Schrift in het Oude
en het Nieuwe Testament leert ons dat
we elkaar moeten liefhebben (Leviticus
19:18). Jezus introduceerde liefde niet als
een nieuw principe. Dat principe was al
eerder in de Bijbel opgenomen en vormde
een fundamenteel onderdeel van Gods
onderwijs aan het oude Israël.
Wat was dan nieuw aan Christus’
“nieuwe gebod”? Let goed op Zijn woordgebruik. Hij zei dat wij elkaar moeten
liefhebben “zoals Ik u liefgehad heb”.
Wat nieuw was, was Zijn eigen voorbeeld van liefde! De hele wereld heeft een
perfect voorbeeld van de liefde van God in
Christus’ perfecte voorbeeld van liefhebbende gehoorzaamheid. Christus hield zo
veel van ons, dat Hij Zijn eigen leven voor
ons heeft opgeofferd. Hij legde dit Zelf uit:
“Niemand heeft een grotere liefde dan
deze, namelijk dat iemand zijn leven geeft
voor zijn vrienden” (Johannes 15:13).
Jezus is gekomen als het licht van de
wereld om de toepassing en praktijk van
de koninklijke wet van liefde te verhelderen. We hebben niet langer een excuus
om te zeggen dat we niet weten wat
we moeten doen of hoe we lief moeten
hebben. Jezus demonstreerde waar het
bij liefhebbende gehoorzaamheid allemaal
om draait:
“Als u Mijn geboden in acht neemt, zult
u in Mijn liefde blijven, zoals Ik de geboden van Mijn Vader in acht genomen heb
en in Zijn liefde blijf” (Johannes 15:10).
We nemen Jezus’ nieuwe gebod in acht
als we elk gebod van God gehoorzamen
op een werkelijk liefhebbende wijze, en als
we bereid zijn om ons leven op te geven
voor anderen.
100
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
gewoonte. Bij de gelegenheid die in Lukas 4:16-21 wordt beschreven,
verkondigde Hij zelfs Zijn missie als Messias aan degenen die op die dag
in de synagoge bijeen waren gekomen.
Het is opvallend om te zien dat het later ook Paulus’ gebruik was om
op de Sabbatdag God te eren en in de synagogen onderwijs te geven
(Handelingen 17:2-3). Noch hij noch Jezus heeft ooit enige aanwijzing
gegeven dat zij geen rustdag hoefden te houden of een andere rustdag
dienden te houden.
Confrontaties over hóe, en niet óf de Sabbat gehouden moet worden
Het punt waarop mensen verkeerde conclusies trekken over Jezus en de
Heeft het Nieuwe Verbond
de Geboden Afgeschaft?
D
e Bijbel zegt ons dat Christus is gekomen als de Middelaar van een beter
verbond (Hebreeën 8:6). Het populaire
geloof dat het nieuwe verbond Gods wet
heeft afgeschaft, geeft een verkeerd begrip
van beide verbonden aan. God zegt ons
dat Hij het oorspronkelijke verbond heeft
aangepast en “een verbond dat in betere
beloften is vastgelegd”, heeft gemaakt (vers
6). Maar dit verbond is niet op andere wetten gebaseerd. De wet bleef dezelfde.
Er was echter een zwak punt of fout in
het oorspronkelijke verbond. Die fout lag
bij de mensen, niet bij de wet. “Want hen
berispend zegt Hij tegen hen: Zie, de dagen
komen, spreekt de Heere, dat Ik met het
huis van Israël en met het huis van Juda
een nieuw verbond zal sluiten” (vers 8). De
reden was duidelijk: “Want zij bleven niet
in Mijn verbond en Ik heb geen acht meer
op hen geslagen, zegt de Heere” (vers 9).
Onder het oude verbond schreef God de
wet op stenen tafels. Het was uitwendig,
en niet een onderdeel van het denken en
de motieven van het volk. Het was wel
in hun literatuur opgenomen, maar niet
in hun hart. Onder het nieuwe verbond
schrijft God de wet in het hart en het
verstand van Zijn volk (Hebreeën 8:10;
Jeremia 31:33-34).
Om mensen in staat te stellen om Zijn
wet in zichzelf eigen te maken — om de
wet lief te hebben, vol ijver en bereidwillig
om deze te gehoorzamen — doet God de
volgende belofte: “Dan zal Ik u een nieuw
hart geven en een nieuwe geest in uw binnenste geven. Ik zal het hart van steen uit
uw lichaam wegnemen en u een hart van
vlees geven. Ik zal Mijn Geest in uw binnenste geven. Ik zal maken dat u in Mijn
verordeningen wandelt en dat u Mijn bepalingen in acht neemt en ze houdt” (Ezechiël
36:26-27). Gods Geest stelt Gods mensen
in staat om Zijn wetten te gehoorzamen!
Mensen die de Heilige Geest niet bezitten,
zijn niet in staat oprechte gehoorzaamheid
tentoon te spreiden. Waarom? “Immers, het
denken van het vlees is vijandschap tegen
God. Het onderwerpt zich namelijk niet aan
de wet van God, want het kan dat ook niet.
En zij die in het vlees zijn, kunnen God niet
behagen” (Romeinen 8:7-8).
Dit is de reden waarom het oude
verbond en het nieuwe verbond van elkaar
verschillen. Paulus legt uit dat “wat voor de
wet onmogelijk was, krachteloos als zij was
Jezus’
Onderwijs Aangaande Gods Wet
101
Sabbat is in Zijn confrontaties met de schriftgeleerden en de Farizeeën.
Toch gingen deze confrontaties nooit over het feit of de Sabbat al dan niet
gehouden diende te worden — maar slechts over hoe deze gehouden diende
te worden. Er bestaat een cruciaal verschil tussen deze twee vragen!
Jezus daagde de Joden vrijmoedig uit over hun interpretatie van het
onderhouden van de Sabbat, door genezingen te verrichten op de Sabbat
(Markus 3:1-6; Lukas 13:10-17; 14:1-6).
Volgens de Farizeeën was het verlenen van medische hulp aan iemand
(als het niet een zaak van leven en dood betrof) verboden op de Sabbat.
En aangezien deze genezingen door Jezus geen enkele keer een zaak
van leven en dood betrof, meenden zij dat Jezus het Sabbatsgebod had
door het vlees”, God heeft gedaan door
Jezus te sturen, Die het vlees overwonnen
heeft en “de zonde veroordeeld (heeft) in
het vlees, opdat de rechtvaardige eis van
de wet vervuld zou worden in ons, die
niet naar het vlees wandelen, maar naar
de Geest” (Romeinen 8:3-4; zie ook 1
Johannes 3:4).
De International Critical Commen­
tary merkt ten aanzien van Romeinen 8:4
op: “Gods doel met het ‘veroordelen’ van
de zonde was om aan de eis van Zijn wet in
ons te voldoen, dat wil zeggen, dat Zijn wet
op een zodanige manier [in ons gevestigd]
zou worden dat deze in ieder geval oprecht
en op juiste wijze gehoorzaamd zou worden — de vervulling van de beloften van
Jer[emia] 31:33 en Ezech[iël] 36:26.1.”
In een voetnoot bij Jeremia 31:33-34
legt dit commentaar uit dat deze passage
“vaak verkeerd wordt begrepen, namelijk
als een belofte van een nieuwe wet, die de
plaats inneemt van de oude, of anders als
een belofte van een religie zonder enige
wet. Maar het nieuwe dat in vers 33 wordt
beloofd is in feite noch een nieuwe wet
noch een afwezigheid van enige wet, maar
een oprecht innerlijk verlangen en overtuiging van de zijde van Gods mensen om de
wet, die al eerder aan hen gegeven was, te
gehoorzamen …”
De volgende passages in het Nieuwe
Testament bevestigen, expliciet of door
hun voorbeeld, dat Jezus en de apostelen
de tien geboden als noodzakelijk voor het
ware christelijke leven beschouwden.
• Het eerste gebod: Mattheüs 4:10;
22:37-38.
• Het tweede gebod: 1 Johannes 5:21;
1 Korinthe 6:9; 10:7, 14; Efeze 5:5.
• Het derde gebod: Mattheüs 5:33-34;
7:21-23; Lukas 11:2; 1 Timotheüs 6:1.
• Het vierde gebod: Lukas 4:16; Handelingen 13:14, 42, 44; 16:13; 17:2; 18:4;
Hebreeën 4:4, 9.
• Het vijfde gebod: Mattheüs 15:3-6;
19:17-19; Efeze 6:2-3.
• Het zesde gebod: Mattheüs 5:21-22;
19:17-18; Romeinen 13:9, Galaten 5:19-21;
Jakobus 2:10-12.
• Het zevende gebod: Mattheüs 5:27-28;
19:17-18; Romeinen 13:9; 1 Korinthe 6:9;
10:8; Efeze 5:5; Galaten 5:19-21; Jakobus
2:10-12.
• Het achtste gebod: Mattheüs 19:17-18;
Romeinen 13:9; Efeze 4:28.
• Het negende gebod: Mattheüs 19:17-18;
Romeinen 13:9; Kolossenzen 3:9; Efeze
4:25.
• Het tiende gebod: Lukas 12:15; Romeinen 7:7; 13:9; Efeze 5:3, 5.
Om meer te leren over dit onderwerp kunt u gratis een exemplaar van
The New Covenant: Does It Abo­
lish God’s Law? aanvragen via onze
website.
102
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
overtreden. Maar Jezus, als de Verlosser, begreep het doel van de Sab­
bat, namelijk dat het de meest geschikte tijd was om Zijn boodschap van
genezing, hoop en verlossing te brengen aan de mensheid, en om die
boodschap mede door Zijn handelen vóór te leven.
Om Zijn punt duidelijk te maken vroeg Jezus de Farizeeën: “Is het
geoorloofd op sabbatdagen goed te doen of kwaad te doen, een mens te
behouden of te doden?” (Markus 3:4). Hij legde hun hypocrisie bloot
door erop te wijzen dat zij er geen kwaad in zagen om te werken op de
Sabbat door een dier te redden dat op die dag in een put was gevallen, of
door een dier op die dag water te geven, maar dat zij Hem wel veroor­
deelden voor het helpen van een mens op de Sabbat — wiens waarde veel
groter was dan dat van enig dier (Lukas 13:15-17; Mattheüs 12:10-14).
Hij had alle recht om boos te zijn op hun onvermogen om te kunnen zien
dat zij hun eigen tradities en interpretaties boven het ware doel van de Sabbat­
heiliging stelden (Markus 3:5-6). Toch waren zij zó geestelijk verblind, dat zij
N
Jezus Christus en de
Bijbelse Feestdagen
aast de Bijbelse Sabbatdag onderhield
Jezus ook de in het Oude Testament
genoemde Bijbelse Feestdagen. Johannes
7 laat zien dat Hij in de tempel onderwees
gedurende het Loofhuttenfeest. Alle vier
evangeliën doen verslag van wat Hij heeft
gedaan in de dagen die voorafgingen aan
en gedurende Zijn laatste Pascha met de
discipelen in de nacht voordat Hij gekruisigd
werd.
De Kerk die Hij had gesticht, ontstond op
de Pinksterdag (Handelingen 2:1-4). Na Zijn
dood en opstanding bleven de apostelen
deze Bijbelse feestdagen vieren (Handelingen 18:21; 20:6; 1 Korinthe 5:6-8; 16:8).
Als Jezus, de apostelen en de vroege Kerk
deze Bijbelse feestdagen dan wel onderhielden, waarom onderhouden en onderwijzen
de kerken vandaag de dag deze dan niet
meer? In plaats daarvan hebben zij deze
Heilige Dagen van de Bijbel vervangen door
andere feestdagen.
Als het Jezus’ bedoeling was dat Zijn Kerk
andere feesten zou gaan vieren dan de Feesten die Hij vierde, had Hij daarover dan geen
instructies voor ons moeten achterlaten? Hij
was duidelijk en krachtig in Zijn instructies
aan Zijn discipelen. Het is moeilijk voor te
stellen dat Jezus wel Zelf een voorbeeld
heeft gegeven aangaande het vieren van
de Bijbelse Sabbatdagen en Feesten, maar
dat Hij later Zijn Kerk ertoe heeft gebracht
of geïnspireerd om deze af te schaffen en
te vervangen door alternatieven, die hun
oorsprong vinden in het heidendom.
Kerstmis en Pasen worden nergens in
de Bijbel onderwezen, terwijl ze toch de
belangrijkste feestdagen van het traditionele
christendom zijn geworden. Op dezelfde
wijze is de zondag de belangrijkste dag
ter ere van God geworden, in plaats van
de Sabbat op de zevende dag van de
week. Als u meer zou willen leren over de
ware Bijbelse feestdagen en hoe deze zijn
vervangen door heidense feesten, vraagt u
dan onze gratis boekjes Holidays or Holy
Days: Does It Matter Which Days We
Observe? en Gods Plan Volgens Zijn
Heilige Dagen: De Belofte van Hoop
voor de Gehele Mensheid aan.
Jezus’
Onderwijs Aangaande Gods Wet
103
Hem haatten omdat Hij aan het licht bracht dat zij Gods geboden verdraaiden
(vers 6).
Op een andere Sabbatdag liepen Jezus’ discipelen door een veld en pluk­
ten zij een handvol graan om iets te eten te hebben. De discipelen waren het
veld niet aan het oogsten; het enige wat ze deden was wat graan plukken om
zodoende hun honger enigszins te stillen. Maar de Farizeeën bleven volhou­
den dat dit een overtreding van de wet was. Jezus gebruikte een voorbeeld
uit de Schrift om te laten zien dat de geest en de bedoeling van de wet niet
waren gebroken en dat Gods wet ruimte laat voor genade (Markus 2:23-26).
Het was ook bij deze gebeurtenis dat Jezus het ware doel van de Sabbat
duidelijk maakte. “De sabbat is gemaakt ter wille van de mens, niet de mens
ter wille van de sabbat” (vers 27). De Farizeeën hadden de prioriteiten van
de wet van God omgedraaid. Ze hadden zó veel zorgvuldige voorschriften
en tradities toegevoegd aan het Sabbatsgebod, dat het trachten dit gebod te
onderhouden op de manier zoals zij dat eisten, een enorme last was gewor­
den voor het volk in plaats van de zegening, zoals God met de Sabbat had
bedoeld (Jesaja 58:13-14).
Jezus claimde toen de autoriteit te hebben hoe men de Sabbat dient
te onderhouden: “Daarom, de Zoon des mensen is Heere, óók van de
sabbat” (vers 28). Hier neemt Jezus Zijn legitieme plaats in als Degene
die uiteindelijk Zelf dit Sabbatsgebod heeft gegeven. Want Hij, als de
eigenlijke Schepper zoals we eerder al hebben gezien (Kolossenzen 1:16;
Johannes 1:3), is Degene die de Sabbat heeft geschapen door erop uit
te rusten (Genesis 2:2-3). Het is dus totaal onlogisch om te beweren dat
Jezus iets dat Hij Zelf heeft geschapen voor het welzijn van ieder mense­
lijk wezen, zou hebben afgeschaft of buiten werking gesteld!
Wat Jezus in werkelijkheid tegen de Farizeeën heeft gezegd is: U hebt
niet het recht om mensen te zeggen hoe zij Gods wetten dienen te onderhouden. Ik ben Degene Die de wetten aan de mens heeft gegeven, en om
die reden weet Ik waarom deze zijn geboden en hoe deze bedoeld waren
om gehouden te worden.
Toen Jezus dit zei, kwam dit voort uit de autoriteit die Hij van nature
bezat als de grote Wetgever. Jezus heeft nooit Zijn eigen wet afgeschaft!
Maar Hij heeft daarentegen wél zonder enige aarzeling de verdraaiingen
van de wet door deze religieuze leiders gecorrigeerd. (Als u meer zou
willen weten over de Bijbelse Sabbatdag kunt u een gratis exemplaar van
ons boekje Sunset to Sunset: God’s Sabbath Rest aanvragen of van onze
website downloaden.)
Het Judaïsme verliet Mozes, het christendom verliet Christus
Als het op Jezus en de wet aan komt, kunnen we niet anders dan con­
cluderen dat de “christelijke” religie ons teleurgesteld heeft door niet vast
104
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
te houden aan het oorspronkelijke onderwijs van Christus, die Zelf wel
aan het oorspronkelijke onderwijs van de oudtestamentische Geschriften
heeft vastgehouden. En zoals het onderwijs door de Joodse leiders de wet
van Mozes aantastte en verdraaide, zo hebben de latere christelijke lera­
ren — dat wil zeggen, de valse christelijke leraren — het onderwijs van
Jezus aangetast en verdraaid. In realiteit verkondigden Jezus en Mozes het­
zelfde.
Stel uzelf de volgende vraag. Als Jezus nu hier op aarde zou zijn,
welke dag zou Hij dan houden als de Sabbatdag? Dat zou de dag zijn die
Hij Zelf heeft bevolen in de tien geboden: de zevende dag.
De ware Jezus hield Zich aan de wet en verwachtte van Zijn disci­
pelen dat zij dat ook zouden doen. Hij maakte duidelijk hoe Hij over
iemand dacht die ook maar één jota van de wet af zou willen doen.
Iemand die zich niet aan de wet houdt, maakt alleen maar misbruik van
Christus’ goede naam zonder te doen wat Hij heeft gezegd.
Hij waarschuwt ons met de volgende woorden: “Niet ieder die tegen
Mij zegt: Heere, Heere, zal binnengaan in het Koninkrijk der hemelen,
maar wie de wil doet van Mijn Vader, Die in de hemelen is. Velen zullen
op die dag tegen Mij zeggen: Heere, Heere, hebben wij niet in Uw Naam
geprofeteerd, en in Uw Naam demonen uitgedreven, en in Uw Naam veel
krachten gedaan? Dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend;
ga weg van Mij, u die de wetteloosheid werkt!” (Mattheüs 7:21-23).
We moeten onszelf dus afvragen: vertegenwoordigen de Kerken, die
beweren Christus te vertegenwoordigen, Hem wel werkelijk?
Jezus wees er vaak op dat Zijn onderwijs gebaseerd was op de oudtes­
tamentische Schrift. Toen Zijn onderwijs in twijfel werd getrokken, ant­
woordde Hij: “Hebt u niet gelezen …?” om te laten zien dat wat Hij had
gezegd door de Schrift ondersteund werd (Mattheüs 12:3, 5; 19:4; 22:31).
Degenen die zeggen dat Jezus van het Oude Testament is afgeweken,
hebben het eenvoudigweg bij het verkeerde eind. In dit hoofdstuk heb­
ben we laten zien dat zowel vele Joden als het grootste gedeelte van het
christendom zich vergissen in hun beoordeling van Jezus’ onderwijs.
Jezus was in Zijn onderwijs trouw aan het geschreven woord van het
Oude Testament.
We hebben al eerder gezien dat Jezus in werkelijkheid de God van
het Oude Testament was. God verandert Zijn wegen niet. Hij is eeuwig.
Het zou weinig geloof inboezemen als we zouden weten dat Hij in het
Oude Testament het ene eiste, maar Zich vervolgens bedacht heeft en in
het Nieuwe Testament met geheel nieuwe eisen kwam. Jezus Christus
is consistent, Hij is “gisteren en heden Dezelfde en tot in eeuwigheid”
(Hebreeën 13:8).
Wie Doodde Jezus?
105
Wie Doodde Jezus?
“Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerech­
tigheden verbrijzeld. De straf die ons de vrede aanbrengt, was op
Hem, en door Zijn striemen is er voor ons genezing gekomen. Wij
dwaalden allen als schapen, wij keerden ons ieder naar zijn eigen
weg. Maar de HEERE heeft de ongerechtigheid van ons allen op
Hem doen neerkomen” (Jesaja 53:5-6).
D
e dood van Jezus Christus is de meest bekende in de geschie­
denis. De door de overheid bevolen moord die bijna 2.000
jaar geleden plaatsvond, is nu nog steeds in het nieuws. Geen
enkele andere misdaad tegen iemand die onschuldig was,
is de mensheid zo lang en zo uitvoerig bijgebleven. Deze dood blijft
‘levend’ als een verhaal dat keer op keer weer wordt verteld.
De onrechtmatigheid van de arrestatie, de rechtszaak en de dood van
Jezus Christus dringt zo diep door omdat geen enkel ander persoon ooit
zó onschuldig, zó zondeloos, zó schuldeloos was en allerminst een derge­
lijke straf verdiende. Petrus getuigt dat Hij “geen zonde gedaan heeft en in
[Zijn] mond geen bedrog gevonden is” (1 Petrus 2:22). Hij was de meest
eerzame persoon die ooit geleefd heeft.
Jezus daagde Zijn vijanden uit met de woorden: “Wie van u overtuigt
Mij van zonde?” (Johannes 8:46). De hoofdman, de officier die de leiding
had over Zijn executie, was ervan overtuigd dat hij een rechtvaardig mens
had geëxecuteerd (Lukas 23:47). Een van de dieven die gelijktijdig met
Hem werden gekruisigd, begreep dat Jezus niets had gedaan dat verkeerd
was en dat Hij het niet verdiende om te sterven (Lukas 23:41).
Pilatus, de gouverneur die het uiteindelijke bevel gaf dat de executie
doorgang moest vinden, zei tot tweemaal toe tegen de Joden dat hij geen
schuld in Jezus had kunnen vinden (Johannes 18:38; 19:4). Toch werd de
executie, hoe afschuwwekkend en heftig ook, ten uitvoer gebracht en werd
deze onschuldige Man niet gespaard.
Hij heeft nooit iets gedaan waardoor Hij het verdiende om deze afschu­
welijke dood te moeten ondergaan, want Hij was “heilig, onschuldig, onbe­
smet, afgescheiden van de zondaars” (Hebreeën 7:26). Hij was dan ook de
Zoon van God, zoals de hoofdman erkende (Markus 15:39). Dit was niet
het onrecht van de eeuw, of van het millennium, maar het onrecht van de
geschiedenis van het menselijke ras.
Rechtvaardiging voor genocide
Het verhaal van Jezus’ moord is op zichzelf al dramatisch genoeg.
106
Wie Doodde Jezus?
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
Maar pogingen om de schuld aan Zijn dood te ‘herstellen’ hebben tot
verschrikkelijke daden van geestelijke corruptie geleid. Het Joodse
volk heeft het vanwege deze schuld het zwaarst te verduren gehad.
Hun betrokkenheid bij de dood van Christus heeft geresulteerd in een
onchristelijke vervolging
van het Joodse volk door de
eeuwen heen. “Moordenaars
van Christus!” was de bij­
naam die hen vaak naar het
hoofd werd geslingerd, en
vaak waren dat ook de laat­
ste woorden die een Jood
hoorde vlak voordat hij zelf
wreed werd vermoord.
De nazi’s gebruikten dit
als rechtvaardiging voor
de genocide van 6 miljoen
De misleide overtuiging dat de Joden alleen
Joden tijdens de Tweede
Wereldoorlog. Zonder enige verantwoordelijk waren voor de dood van de
Zoon van God heeft geleid tot afschuwelijke
werkelijke eerbied voor
vervolging en wreedheden, inclusief de moord
het onderwijs van Christus op 6 miljoen Joden in de 2de Wereldoorlog.
verklaarden Hitler en zijn
volgelingen dat het Joodse ras alleen en in zijn geheel verantwoorde­
lijk was voor het doden van de Zoon van God. De volgelingen van de
Führer werden zodanig gehersenspoeld door deze vergiftige doctrine,
dat zij gingen geloven dat de Joden zélf uitgeroeid zouden moeten wor­
den, omdat zij de Verlosser van de mensheid zouden hebben gedood.
Nergens in de Bijbel is enige ondersteuning te vinden voor de over­
tuiging dat de Joden volledig en alleen verantwoordelijk zijn voor
Christus’ dood. Het is verdrietig om te constateren, maar dit concept
komt oorspronkelijk niet bij de nazi’s vandaan. Gedurende bijna 2.000
jaar was het traditionele christendom, zowel de Katholieke als de Pro­
testantse stromingen, dezelfde mening toegedaan — en zij gebruikten
daarbij vaak dodelijk geweld.
reden om Hem uit de weg te willen ruimen. Het waren niet de gewone
mensen die Hem liever dood zagen. Keer op keer worden de politieke
leiders, de overpriesters, de schriftgeleerden en de Farizeeën aangewezen
als degenen die vastbesloten waren om Jezus ter dood te brengen.
Maar de belangrijkste aanstichters waren wel in staat om de gewone
mens te manipuleren om Pilatus te helpen overtuigen de doodstraf uit te
voeren (Markus 15:11).
Degenen tot wie Jezus had gesproken en die Hij had onderwezen en
voor wier ogen Hij wonderen had verricht — dezelfde mensen die slechts
een paar dagen daarvoor waren uitgelopen om Hem in Jeruzalem te ver­
welkomen als de geprofeteerde Messias, de Zoon van David (Mattheüs
21:9) — waren gedesillusioneerd geraakt en riepen zelfs om Zijn dood.
De Romeinen waren ook schuldig aan de dood van deze onschuldige
Man. Pilatus veroordeelde Hem, terwijl hij wist dat Hij niet schuldig
was aan de aanklachten die tegen Hem waren ingebracht. De Romeinen
voerden de straf op een voor hen typische manier uit — een wrede mis­
handeling, geseling en kruisiging. Het was een Romein die de nagels in
Zijn polsen en voeten sloeg. Het was een Romein die een speer in Zijn
zijde stak.
Wie is schuldig?
Corbis Digital Stock
Het complot om Jezus te vermoorden
De schuld op anderen schuiven is vaak niets meer dan een poging om
zichzelf van schuld te bevrijden. De vraag die lang geleden al — en nu
nog steeds — gesteld had moeten worden, is wie er werkelijk schuldig is
aan de dood van Jezus Christus.
Jezus heeft veel vijanden gemaakt. Hij haalde de gevestigde orde, de
machtige mensen op hoge posities in die tijd, omver. Velen hadden een
107
Enige weken later was Petrus snel met zijn oordeel wie er schuldig
was aan de dood van Jezus: “Want, in waarheid, tegen Uw heilig Kind
Jezus, Die U gezalfd hebt, zijn Herodes en Pontius Pilatus samen met
de heidenen en de volken van Israël bijeengekomen” (Handelingen
4:27). Het lijkt wel alsof er nauwelijks iemand buiten gelaten wordt.
Het is eenvoudig om de schuld van Jezus’ dood bij een klein groepje
mensen neer te leggen — de religieuze hypocrieten en de politieke lei­
ders, die graag hun eigen positie wilden behouden, lijken degenen te zijn
die het meest worden aangewezen als schuldigen. Het is ook makkelijk
om de schuld van deze moord in de schoenen van een heel ras te schui­
ven. Ook is het waar dat we kunnen wijzen naar de heersende Romeinse
staat. Maar zo simpel is het niet.
Men kan veilig stellen dat elke maatschappij of cultuur waarvan Jezus
ook maar de gebreken of hypocrisie zou hebben blootgelegd, Hem niet
zou hebben geaccepteerd. Iedere maatschappij waarvan Jezus zou heb­
ben ontmaskerd dat deze niet dicht bij haar idealen was gebleven, zou
Hem evengoed hebben omgebracht.
Dit is de afschuwelijke waarheid die we allen uit de weg willen
gaan. Wat de oorspronkelijke volgelingen van Jezus ons duidelijk wil­
len maken, is dat niemand onschuldig is aan deze misdaad. We zijn
allemaal medeplichtig aan de dood van Christus. Paulus was van zijn
108
Wie Doodde Jezus?
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
Blijf niet in onwetendheid steken
persoonlijke schuld overtuigd: “Deze woorden zijn betrouwbaar, ze ver­
dienen volledige instemming: Christus Jezus is in de wereld gekomen
om zondaars te redden. Van alle zondaars mag ik wel als eerste genoemd
worden” (1 Timoteüs 1:15, GNB).
iStockphoto
Een onwetende wereld die zich nergens
van bewust is
Paulus zegt als voormalig Farizeeër
van zichzelf dat Jezus hem in dienst heeft
genomen “ondanks het feit dat ik hem
vroeger heb bespot, vervolgd en bruut
behandeld. Maar hij heeft zich over mij
ontfermd, omdat ik in mijn ongeloof niet
wist wat ik deed” (vers 13, GNB). Dat is
het hele probleem. Wij waren ons er niet
van bewust. Paulus zegt ons dat “Christus
op de bestemde tijd voor goddelozen (is)
gestorven” (Romeinen 5:6). De wereld
Te midden van de olijfbomen
weet niet wat ze doet!
van Gethsémané op de lager­
Maar God weet dat wel, en ooit zullen gelegen delen van de Olijfberg
wij allen dat ook weten. Dit was Zijn doel bad Jezus in doodsangst, omdat
van eeuwigheid af. Jezus is naar de aarde Hij zich bewust was van het
gekomen in de wetenschap dat Hij gedood vreselijke lijden en de dood die
zou worden (Johannes 12:27). Jezus inspi­ Hij spoedig in onze plaats zou
reerde de oudtestamentische profeten om moeten ondergaan.
niet alleen Zijn dood te voorzeggen, maar ook om deze tot in ieder detail
te beschrijven. Het offersysteem dat aan Israël was gegeven, was een per­
fect zinnebeeld van wat komen zou.
Jezus heeft meerdere malen tegenover Zijn discipelen gesproken over
Zijn dood en Zijn daaraan voorafgaande lijden, maar over het algemeen
weigerden zij te accepteren wat Hij zei. Het was voor hen veel aangena­
mer om te geloven dat Hij Zijn Koninkrijk op dat moment zou vestigen,
zodat al hun zorgen voorbij zouden zijn.
Paulus spreekt over “de wijsheid van God … die verborgen was en die
God vóór alle eeuwen voorbestemd heeft … die niemand van de leiders
van deze wereld gekend heeft. Immers, als zij die gekend hadden, zouden
zij de Heere der heerlijkheid niet gekruisigd hebben” (1 Korinthe 2:7-8).
In Handelingen 3:17 zegt Petrus: “En nu weet ik, broeders, dat u het
uit onwetendheid gedaan hebt, evenals uw leiders.” Hij voegt hieraan toe:
“Maar God heeft op die manier vervuld wat Hij bij monde van al Zijn
profeten aangekondigd had, namelijk dat de Christus lijden zou” (vers
18).
109
God wil echter niet dat wij onwetend blijven. De gepleegde misdaad
was zó ondenkbaar dat deze geschiedenis in onze herinnering terug blijft
komen en we het niet kunnen vergeten.
Jazeker, de Joodse leiders hebben deze daad geïnitieerd, en de
Romeinen hebben hem uitgevoerd. Maar aangezien ieder van ons heeft
gezondigd, is Hij voor íeder van ons gestorven. Daar is niets ingewik­
kelds aan. Hij wil dat wij dat gaan inzien. Als wij niet zouden hebben
gezondigd, als ik niet zou hebben gezondigd, had Híj niet hoeven
sterven. Als wij niet zo gewetenloos en eigenzinnig waren geweest, had
Zijn lijden en Zijn dood niet zo afschuwelijk hoeven te zijn. Iedereen van
ons is schuldig aan deze misdaad. Dat is wat Petrus, Paulus en Johannes
ons trachten te vertellen.
Als we het verslag lezen over de jaloezie en haat jegens Christus, kun­
nen we wel stilletjes tegen onszelf zeggen: “Daar zou ik nooit aan mee
hebben gedaan als ik daar zou zijn geweest.” Maar dan vergissen we ons
echter op twee punten.
Is er namelijk enig verschil in de manier waarop we onze jaloezie,
afgunst, hebberigheid, boosheid en haat jegens anderen uiten, en de
manier waarop deze mensen dat jegens Jezus deden? Jezus maakt dit
Zelf duidelijk: “Voor zover u dit voor een van deze geringste broeders
van Mij gedaan hebt, hebt u dat voor Mij gedaan” (Mattheüs 25:40, 45).
Zonde is zonde; het maakt niet uit wie het slachtoffer is. En als Hij
niet onze plaats in de dood zou hebben ingenomen, zou dat ons lot zijn
geweest. Dus hoe kan iemand van ons ontkomen door een ander ervan
te beschuldigen aan Christus’ dood schuldig te zijn, terwijl ook wij allen
een aandeel daarin hebben?
Ten tweede: zouden we het werkelijk beter hebben gedaan als we erbij
zouden zijn geweest?
Judas, in het begin een hartstochtelijk discipel, heeft Hem voor een som
geld verraden. Petrus, Zijn meest uitgesproken medestander, ontkende zelfs
dat hij Hem kende toen Jezus terechtstond. De andere discipelen, die allen
beweerden trouw aan Hem te zijn tot in de dood (Mattheüs 26:35), verdwe­
nen na Zijn arrestatie spoorloos.
Niemand kwam voor Hem op om Hem te verdedigen bij Zijn berech­
ting. Niemand steunde Hem; niemand stond aan Zijn zijde. Pilatus wist
dat Hij onschuldig was, maar enkel om bij anderen een paar gunsten te
behouden stemde hij er — tegen een ongelooflijk hoge prijs — in toe om
een onschuldige Man te veroordelen tot een afgrijselijke dood. De religi­
euze leiders van die tijd konden gewoonweg niet toestaan dat iemand de
dingen voor hen in de war stuurde. En het volk werd, uiteindelijk, toch
ook een deel van de menigte.
110
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
Jezus Christus, de Wijsheid Gods
Jezus Christus,
de Wijsheid Gods
Gods wil en onze schuld
“Waar wij over spreken is Gods verborgen en geheime wijsheid, een
wijsheid waarover God vóór alle tijden besloten heeft dat wij door
haar zouden delen in zijn luister” (1 Korintiërs 2:7, NBV).
W
e hebben alle feiten gezien en op een rijtje gezet — nu moe­
ten we gaan begrijpen wat deze met zich meebrengt. We
moeten de betekenis van Christus’ kruisiging begrijpen.
Als Jezus precies was wie Hij zei dat Hij was, dan was
alles wat Hij heeft gezegd waarheid. Onze gehele toekomst hangt af van
het feit of we dat geloven of niet. En of we al dan niet gaan geloven wat
Hij onderwees, zal afhangen van het feit of we hiervan al dan niet over­
tuigd zijn. Ook het feit of we al dan niet Hem gaan gehoorzamen en in
alles in Zijn voetstappen gaan volgen, hangt van deze overtuiging af.
Het ware verhaal van Christus’ leven, dood, opstanding en toekom­
stige terugkeer is té belangrijk om zomaar, onbedachtzaam, van ons af te
zetten.
Natuurlijk is het zodanig gepland, dat het inderdaad onze aandacht
zou trekken en we er notie van zouden nemen! Hoeveel tijd er ook zou
verstrijken na deze gebeurtenissen, het was de bedoeling dat het een blij­
vende impact op ieder van ons zou hebben.
We hebben hier te maken met een kwestie die ons tot in ons diepste
innerlijk zou moeten raken. In het verhaal van Jezus Christus hebben we
te maken met iets dat in de hele geschiedenis van de mens en van religie
ongehoord is: de schepper God Zélf komt naar de aarde als een menselijk wezen. Hij doet afstand van Zijn privileges en de macht die Hij in
Zijn voorheen eeuwige bestaan had, legt Zijn leven en Zijn hele toekom­
stige bestaan in de handen van de Vader, wordt geboren in een familie in
een bezette natie om een leven te leven dat geheel in het teken staat van
het openbaren van God, en sterft dan voor ons.
Jezus, de openbaring van God
iStockphoto
Laten we nogmaals deze vraag stellen: Wie was het die Christus
doodde? Eenieder van ons is schuldig vanwege onze zonden. En toch
zijn wij niet volledig verantwoordelijk voor Jezus’ dood in die zin dat
onze verlossing van de zonde en de straf op de zonde door het lijden en
de dood van Christus vol­
ledig in overeenstemming
waren met de wil van God
de Vader en Christus Zelf.
We mogen namelijk niet
vergeten dat God “Zijn enig­
geboren Zoon gegeven heeft”
(Johannes 3:16). In Jesaja
53:10 (Contemporary English
Version; zie ook Het Boek)
staat [vertaald]: “De Here
besloot dat zijn dienstknecht
zou lijden als offer om de
zonde en de schuld van ande­ Jezus onderging weliswaar vrijwillig een
ren weg te nemen.” Jezus Zelf verschrikkelijk lijden en een vreselijke dood,
heeft gezegd: “Daarom heeft maar het waren ónze zonden die Zijn lijden
en sterven noodzakelijk maakten.
de Vader Mij lief, omdat Ik
Mijn leven geef … Niemand neemt het Mij af, maar Ik geef het uit Mij­
zelf … Dit gebod heb Ik van Mijn Vader ontvangen” (Johannes 10:17-18).
Hij wilde hiermee zeggen dat niemand Zijn dood heeft bewerkstelligd
zonder de wil van Hem en van Zijn vader en zonder Hun sturing van de
gebeurtenissen, die Zijn offerdood tot gevolg hadden. Inderdaad, dit was al
van eeuwigheid af Gods plan.
Natuurlijk is dit geen excuus voor ieders aandeel in de dood van
Christus. Het doden van Christus was een zonde, ook al was het voorbe­
stemd. En tegelijkertijd waren het onze zonden samen, die het offer van
Christus noodzakelijk maakten.
Wil God dat wij ons overmand voelen door schuld vanwege Christus’
sterven? In eerste instantie zullen we ons inderdaad schuldig moeten voe­
len over wat we gedaan hebben en om ons ertoe te bewegen tot God uit te
roepen om vergeving en hulp om te veranderen. Maar daarna dienen we
ons te richten op dankbaarheid voor Gods grote genade. Door hetzelfde
plan dat Jezus’ dood eiste, zijn wij na bekering bevrijd van schuld vanwege
ons aandeel in Zijn dood. Laten we ons dan allen bekeren en Gods verge­
ving door Christus accepteren.
111
Jezus heeft gezegd: “Alle dingen zijn Mij overgegeven door Mijn Vader;
en niemand kent de Zoon dan de Vader, en niemand kent de Vader dan de
Zoon, en hij aan wie de Zoon het wil openbaren” (Mattheüs 11:27). Jezus
beweert dus de Enige te zijn die God kan openbaren. Jezus verklaarde hier­
over: “Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien” (Johannes 14:9). Paulus
112
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
Jezus Christus, de Wijsheid Gods
schrijft dat Hij “het Beeld van de onzichtbare God” (Kolossenzen 1:15) is.
Hebreeën 1:1-3 zegt dat “nadat God voorheen vele malen en op vele
wijzen tot de vaderen gesproken had door de profeten, heeft Hij in deze
laatste dagen tot ons gesproken door de Zoon … Die de afstraling van
Gods heerlijkheid is en de afdruk van Zijn zelfstandigheid”.
Dit laat ons zien dat God lang geleden Zijn wil openbaarde door mid­
del van mannen die namens Hem spraken, maar dat Hij Zichzelf en Zijn
wil nu openbaart door middel van Jezus, die Hij van Zijn troon in de
hemel naar de aarde heeft gestuurd.
“Ik [heb] u alles wat Ik van Mijn Vader gehoord heb, bekendge­
maakt,” zei Jezus in Johannes 15:15. Maar Hij maakte niet alleen Gods
wil bekend, Hij kwam naar de aarde en leefde Gods wil onder de meest
beproevende omstandigheden als getuige voor de gehele mensheid.
De glorie en heerlijkheid van God, de waarheid van God en God
Zelf, werden aan ieder menselijk wezen onthuld in de persoon van Jezus
Christus. Want het is zoals Jezus zei: “Wie Mij gezien heeft, heeft de
Vader gezien …” (Johannes 14:9). Jezus vertegenwoordigde de Vader op
een perfecte wijze. Wie Jezus zag, zag in Hem de liefde en het perfecte,
rechtvaardige karakter van God weerspiegeld worden. De hele bediening
van Jezus in het vlees weerspiegelde de totale en bestendige liefde van
God voor de mensheid.
Gods openbaring versus andere religies
Ravi Zacharias verschaft in zijn boek Jesus Among Other Gods inzage
in de verschillen tussen Jezus en de grondleggers van andere wereldreligies:
“De kern van elke grote religie bevat een leidende exponent of uitvoer­
der. Wanneer men de beoefening van elke religie bestudeert, valt iets bui­
tengewoon opvallends op. Er komt een splitsing, of onderscheid, tussen de
persoon en het onderwijs naar voren — Mohammed enerzijds en de Koran
anderzijds. Boeddha enerzijds, het Achtvoudige Pad anderzijds. Krishna
enerzijds, zijn filosofie anderzijds. Zoroaster enerzijds, zijn ethiek ander­
zijds.”
“Wat we ook van hun beweringen mogen vinden, één realiteit is onont­
koombaar. Zij zijn allen leraars die wijzen op hun onderwijs of die een
bepaalde manier van leven laten zien. Uit die alle komt een instructie of
manier van leven naar voren … het is Zoroaster naar wie men luistert. Het
Het Scheuren van het Voorhangsel
attheüs maakt melding van verschillende gebeurtenissen rond Christus’
sterven. Eén daarvan, die in eerste instantie
wellicht onbeduidend lijkt te zijn, maar in werkelijkheid een symbool van groot belang is,
treffen we aan in Mattheüs 27:50-51: “Jezus
riep nogmaals met luide stem en gaf de
geest. En zie, het voorhangsel van de tempel
scheurde in tweeën, van boven tot beneden.”
Wat betekende dit? Een gebeurtenis die
zo belangrijk was dat drie van de schrijvers
van de evangeliën dit hebben vermeld?
De tempel was verdeeld in twee delen,
een buitenste ruimte die het Heilige wordt
genoemd en waarin een aantal priesters
dienden, en een binnenste ruimte, dat het
Heilige der Heiligen of Allerheiligste wordt
genoemd. Deze binnenste ruimte vertegen­
woordigde Gods aanwezigheid. Het
was zó heilig, dat de enige persoon die daar
naar binnen mocht gaan de hogepriester
was, en dan zelfs alleen maar op één dag
in het jaar om verzoening te doen voor de
zonden van hemzelf en van het volk.
Deze heilige ruimte, het Heilige der Heiligen, werd van de rest van de tempel afgescheiden door een schitterend geborduurd
en bewerkt gordijn. Volgens Joodse beschrijvingen van de tempel was dit gordijn werkelijk massief — zo’n 9 meter breed en 18
meter hoog, en bijna 8 centimeter dik. Het
in tweeën scheuren ervan op het moment
dat Jezus stierf, was een schokkende en verbijsterende gebeurtenis! Hoe kon God iets
dergelijks laten gebeuren met Zijn tempel?
God zat hier echter niet alleen achter, Hij
scheurde het gordijn opzettelijk om
een punt duidelijk te maken — namelijk
dat nu de zonden van de mensheid, die ons
van Hem hadden afgescheiden (Jesaja 59:2),
dankzij het vergoten bloed van Jezus Christus vergeven konden worden.
Hebreeën 10:19-22 vergelijkt hoe de
hogepriester voorheen alleen eenmaal per
Toen Christus stierf, scheurde het
massieve gordijn, dat het Heilige der
Heiligen van de rest van de tempel
afscheidde, van boven naar beneden.
Dit gaf aan dat de mensheid nu
rechtstreekse toegang tot God de
Vader heeft door Christus’ offer.
iStockphoto
M
113
jaar langs het gordijn naar binnen mocht
gaan om een offer ter verzoening van de
zonden te brengen, en legt uit dat een
nieuwe Hogepriester, Jezus Christus, dit
ritueel door Zijn Eigen offer verving en de
mensheid zodoende directe toegang tot
God verschafte:
“Omdat wij nu, broeders, vrijmoedigheid hebben om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus, langs
een nieuwe en levende weg, die Hij voor
ons heeft ingewijd door het voorhangsel,
dat is door Zijn vlees, en omdat wij een
grote Priester hebben over het huis van
God, laten wij tot Hem naderen met een
waarachtig hart, in volle zekerheid van het
geloof, nu ons hart gereinigd is van een
slecht geweten en ons lichaam gewassen
is met rein water.”
De les voor ons is dat wij na oprechte
bekering “met vrijmoedigheid (kunnen)
naderen tot de troon van de genade,
opdat wij barmhartigheid verkrijgen en
genade vinden om geholpen te worden
op het juiste tijdstip” (Hebreeën 4:16).
Vanwege het offer van Christus hebben
wij nu rechtstreekse toegang tot de troon
van onze genadige, liefdevolle Schepper.
(Lees “Weder Levend, Zowel Nu Als Tot in
Eeuwigheid”, beginnend op pag. 114, dat
meer over dit onderwerp uitlegt.)
114
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
is niet Boeddha, die verlost; het is het Achtvoudige Pad dat onderwijst.
Het is niet Mohammed die de mens verandert; het is de schoonheid van
de Koran die dat doet.”
“Hiermee in tegenstelling is Jezus, Die niet alleen Zijn boodschap
onderwees of uiteenzette. Hij was identiek aan Zijn boodschap … Hij
verkondigde niet alleen de waarheid. Hij zei: “Ik ben de waarheid.” Hij
liet niet alleen een weg van leven zien. Hij zei: “Ik ben de weg.” Hij
opende niet alleen deuren om te kunnen zien. Hij zei: “Ik ben de deur.”
“Ik ben de goede Herder.” “Ik ben de opstanding en het leven.” “Ik ben
de Ik ben” (2000, pagina 89).
Jezus gaf geen brood om de geest te voeden, Hij zei dat Hij het Brood
is. Jezus was niet slechts een leraar van een superieure ethiek, Hij was
I
Weder Levend, Zowel Nu
Als Tot in Eeuwigheid
n een daad van hoogste opofferingsgezindheid gaf Jezus van Nazareth Zijn leven voor
de gehele mensheid. Toch kon het graf Hem
niet vasthouden; Hij is opgestaan tot eeuwig
leven. Hoe ziet Hij er nu uit?
De apostel Johannes kreeg in een visioen
te zien hoe de opgestane, verheerlijkte Jezus
Christus er uit ziet in Openbaring 1:12-18:
“En ik keerde mij om, om de stem te zien die
met mij had gesproken. En toen ik mij had
omgekeerd, zag ik zeven gouden kandelaren.
En te midden van de zeven kandelaren zag
ik Iemand Die op de Zoon des mensen leek,
gekleed in een gewaad tot op de voeten, en
op de borst omgord met een gouden gordel.”
“Zijn hoofd en haar waren wit, als witte
wol, als sneeuw, en Zijn ogen waren als een
vuurvlam, en Zijn voeten waren als blinkend
koper, gloeiend gemaakt in een oven, en Zijn
stem klonk als het geluid van vele wateren. En
Hij had zeven sterren in Zijn rechterhand en
uit Zijn mond kwam een tweesnijdend scherp
zwaard; en Zijn gezicht was zoals de zon
schijnt in haar kracht.”
“En toen ik Hem zag, viel ik als dood aan
Zijn voeten, en Hij legde Zijn rechterhand op
mij en zei tegen mij: Wees niet bevreesd, Ik
ben de Eerste en de Laatste, en de Levende,
en Ik ben dood geweest en zie, Ik ben levend
tot in alle eeuwigheid.”
Jezus leeft nu in eeuwigheid als een eeuwig, onsterfelijk, geestelijk Wezen. Johannes
vertelt ons ook dat Zijn trouwe volgelingen
in de opstanding zullen zijn zoals Hij is — “en
ieder die deze hoop op Hem heeft, reinigt zich,
zoals Hij rein is” (1 Johannes 3:2-3).
Jezus zit nu aan de rechterhand van God
de Vader “terwijl de engelen, machten en
krachten Hem onderworpen zijn” (1 Petrus
3:22). Hij is het levende, actieve Hoofd van
Zijn Kerk (Kolossenzen 1:18), en als “de Eerstgeborene … onder vele broeders” (Romeinen
8:29) helpt Hij continu om anderen tot heerlijkheid in Gods familie te brengen.
Hoe dient Hij dan Zijn broeders en zusters
op aarde? Vergeet niet dat Hij de Middelaar
is tussen God en mens (1 Timotheüs 2:5).
Eén van de belangrijkste thema’s in het boek
Hebreeën is het uitleggen hoe Christus Zijn
heilige rol als onze Hogepriester vervult (meer
hierover treft u aan in “Het Scheuren van het
Voorhangsel”, pag. 112).
Zonde heeft het menselijke ras ernstige
schade toegebracht. “De zonde is Gods wet
Jezus Christus, de Wijsheid Gods
115
de Weg. Jezus beloofde niet slechts eeuwig leven, Hij zei: “Ik ben de
Opstanding en het Leven” (Johannes 11:25).
Wat hieruit duidelijk wordt, is dat alleen Jezus Degene is die werkelijk de ware God kan openbaren. Wat de mensen zagen, konden zij niet
ontkennen. God onthulde Zichzelf op een zodanige manier, dat niemand
van ons hier eenvoudig aan kan ontkomen. We zullen het eerlijk onder
ogen moeten zien — dat Jezus was wie Hij zei dat Hij was en dat Hij
naar de aarde was gezonden door Zijn Vader.
Er bestaat niet zoiets als “vele wegen leiden naar God”. Jezus verkon­
digde: “Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven. Niemand komt tot de
Vader dan door Mij” (Johannes 14:6). Dat is de reden waarom Petrus
vrijmoedig kon vertellen: “Door niemand anders kunnen wij worden
overtreden” (1 Johannes 3:4, Willibrordvertaling). Zonde scheidt ons van God af (Jesaja
59:1-2) en vormt een bedreiging voor onze
eeuwige beloning. Het is de onverbiddelijke
vijand van ieder menselijk wezen en dient
overwonnen te worden. Dit is niet eenvoudig — en dat is het nooit geweest.
Maar Christus weet wat het is om de
menselijke natuur te hebben, om verleid
te worden tot zonde, om verleid te worden tot het overtreden van Gods geestelijke wet. “Want waarin Hij Zelf geleden
heeft, toen Hij verzocht werd, kan Hij
hen die verzocht worden, te hulp komen”
(Hebreeën 2:18).
Christus deed er alles aan wat noodzakelijk was om de begeerten van het vlees en
de verleidingen tot zondigen te weerstaan.
Hij onderschatte dit nooit. Hij bad en vastte,
maar voornamelijk vertrouwde Hij op de
Vader en ging naar Hem toe voor hulp.
Door nooit op enig punt Gods wet te
hebben overtreden, heeft Hij “de zonde
veroordeeld in het vlees” (Romeinen 8:3).
Wij zijn hiermee volledig in tegenstelling:
zonde heeft ons besmet, en het is een van de
belangrijkste doelen van een christen om te
leren de valstrikken van de zonde te overwinnen. Dit kunnen wij echter niet zonder onze
Verlosser, Die ons heeft gezegd: “Zonder Mij
kunt u niets doen” (Johannes 15:5).
Let op wat er staat in Hebreeën 4:14-16:
“Nu wij dan een grote Hogepriester hebben,
Die de hemelen is doorgegaan, namelijk
Jezus, de Zoon van God, laten wij aan
deze belijdenis vasthouden. Want wij hebben
geen Hogepriester Die geen medelijden kan
hebben met onze zwakheden, maar Een Die
in alles op dezelfde wijze als wij is verzocht,
maar zonder zonde. Laten wij dan met
vrijmoedigheid naderen tot de troon van de
genade, opdat wij barmhartigheid verkrijgen
en genade vinden om geholpen te worden
op het juiste tijdstip.”
Christus is de auteur en regisseur van ons
behoud. “Daarom kan Hij ook volkomen
zalig maken wie door Hem tot God gaan,
omdat Hij altijd leeft om voor hen [bij de
Vader] te pleiten” (Hebreeën 7:25). Christus
zit aan de rechterzijde van God om “voor het
aangezicht van God te verschijnen voor ons”
(Hebreeën 9:24).
Paulus leert ons dat Jezus in bekeerde
christenen leeft door het inwonen van Gods
Geest (Galaten 2:20), en ons de kracht geeft
om een nieuw, goddelijk leven te leiden naar
het voorbeeld dat Hij Zelf heeft gegeven
tijdens Zijn leven. Door middel van Zijn offer
en het feit dat Hij in ons leeft, kunnen we vrijgekocht worden “van alle wetteloosheid” en
kunnen we gereinigd worden als Zijn “eigen
volk … ijverig in goede werken” (Titus 2:14).
116
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
Jezus Christus, de Wijsheid Gods
De dynamiek van Christus’ offer
gered, want zijn naam is de enige op aarde die de mens redding biedt”
(Handelingen 4:12, NBV).
God moest Zich ervan verzekeren dat de menselijke wezens, waarvan
het Gods bedoeling was dat zij kinderen in Zijn goddelijke familie zou­
den worden (2 Korinthe 6:18), zich in de toekomst niet op enig moment
tegen Hem zouden keren. (Vraag, als u meer wilt weten over deze onge­
looflijke toekomst, een gratis exemplaar aan van ons boekje Wat Is Uw
Bestemming? of download deze van onze website.)
Hoe kon God zich ervan verzekeren dat dit nooit meer zou gebeuren,
als we beseffen dat de eerste man en vrouw God toch ongehoorzaam
waren en ervoor kozen om Satan te volgen? Hoe zou God de mensen
zover kunnen krijgen dat zij zich nimmer meer tegen Hem zouden keren?
Hoe zou God hun volledige vertrouwen kunnen winnen?
Het plan dat het Woord een menselijk wezen zou worden en Zijn leven
zou overgeven voor de gehele mensheid, zou zonder enige twijfel Gods
liefde laten zien.
Het offer van Christus was niet alleen bedoeld als losprijs voor de
zonden, maar zou ook voor altijd getuigen van Gods liefde (Johannes
3:16-17). God zou een relatie hebben met Zijn kinderen, die in die relatie
verbonden zouden zijn omdat zij dat zelf zouden willen. Het zou een rela­
tie van volledig vertrouwen zijn.
Het is duidelijk dat de eerste menselijke wezens hun God en hun
Schepper niet echt kenden. Vlak voor Jezus’ arrestatie en kruisiging ver­
klaarde Jezus nadrukkelijk aan Zijn discipelen: “Van nu af kent u Hem
en hebt u Hem gezien” (Johannes 14:7).
De uitspraak die Jezus in Zijn laatste gebed deed, wordt nu werkelijk­
heid: “En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarach­
tige God, en Jezus Christus, Die U gezonden hebt” (Johannes 17:3). Zijn
offer zou het ultieme bewijs zijn van de liefde die God de Vader en Jezus
Christus hebben voor de mensheid. De discipelen zouden God spoedig
leren kennen op de meest diepgaande manier en zouden tot het meeste
diepgaande besef en geloof komen. “God is liefde”, is de manier waarop
de apostel Johannes het verwoordde (1 Johannes 4:8, 16).
Gods doel vanaf het begin
Een les in de grootste liefde
Designpics
Gods plan om “veel kinderen tot heerlijkheid te brengen”
(Hebreeën 2:10) omvat tevens het verzoenen van de mensheid met
God Zelf door Jezus Christus (2 Korinthe 5:18-19). Waarom hebben
we die verzoening nodig? In Jesaja 59:1-2 staat: “Zie, de hand van
de HEERE is niet te kort dat ze niet zou kunnen verlossen, en Zijn
oor is niet toegestopt dat
het niet zou kunnen horen.
Maar uw ongerechtigheden maken scheiding tussen u en uw God, uw zonden doen Zijn aangezicht
voor u verborgen zijn,
zodat Hij u niet hoort.”
Onze zonden hebben
ons van God afgesneden.
Paulus spreekt over ons als
vijanden die verzoening
met Hem behoeven — een
verzoening die tot stand
Het verhaal van Jezus Christus is ten diepste
wordt gebracht door het
een verhaal over liefde — de liefde van de
Vader, Die Zijn enige Zoon heeft gegeven,
offer van Jezus Christus.
en de liefde van de Zoon, Die Zijn leven heeft
“Want … toen wij vijan­
gegeven, opdat allen die dat willen volkomen
den waren, (werden wij)
in het eeuwige leven in de familie van God
met God verzoend … door
kunnen delen.
de dood van Zijn Zoon”
(Romeinen 5:10).
Petrus zegt dat Zijn dood “vóór de grondlegging van de wereld”
(1 Petrus 1:20) bekend was, en Johannes spreekt over Jezus als over
“het Lam Dat geslacht is, van de grondlegging van de wereld af”
(Openbaring 13:8). De komst van een Messias Die een verlossend offer
zou zijn, lag al in de planning besloten van vóór het begin van deze
tegenwoordige wereld.
Onze allereerste voorouders Adam en Eva hebben gezondigd. En de
gehele mensheid heeft hun voorbeeld gevolgd. Toch zou God de vijand­
schap in het hart van de mens jegens Hem uitwissen door Zijn liefde
voor hen allen te demonstreren op de enige overtuigende manier die
mogelijk was — de Schepper Zelf zou naar de aarde komen om Zijn
leven te geven voor hen (Johannes 3:16-17).
117
Wanneer u de ware Jezus en het ware verhaal leert kennen, zoals de
discipelen, maakt dat een wereld van verschil.
Deze uitdrukking van liefde was zo krachtig. Begrijpen we dat eigen­
lijk wel? “Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren
gaat, maar eeuwig leven heeft. Want God heeft Zijn Zoon niet in de
wereld gezonden opdat Hij de wereld zou veroordelen, maar opdat de
wereld door Hem behouden zou worden” (Johannes 3:16-17).
118
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
Mensen die nooit liefde hebben ervaren van diegenen die deze eigen­
lijk hadden moeten geven, namelijk ouders of andere familieleden, heb­
ben vaak moeite om van anderen te houden. Zonder het voorbeeld van de
liefde van anderen voor ons zouden wij niet weten wat liefde is. Liefde is
iets dat niet aan ons uitgelegd kan worden; we dienen het eenvoudigweg
zélf te ervaren. We weten niet hoe we moeten liefhebben, tenzij wij eerst
zelf liefde ontvangen.
Zonder ooit de goedheid van anderen te hebben ervaren, zien we er
zelf ook niet de noodzaak van in om goedheid te geven. Zonder het erva­
ren van de liefde van God, die uitgedrukt is in de dood van Christus,
zouden we er ook niet de noodzaak van inzien om anderen lief te heb­
ben. Zonder het besef dat God is gestorven voor ieder van ons persoon­
lijk, zouden we niet zodanig van onze persoonlijke zonden bewust zijn
geworden, dat we nooit meer willen zondigen.
God de Vader en Jezus Christus wisten precies hoe Zij Hun plan
om veel kinderen in Hun goddelijke familie te brengen, moesten vol­
tooien — kinderen die altijd in deze heilige, liefhebbende familierelatie
zouden willen blijven. Voor Jezus — de Schepper van alles Die in alle eeu­
wigheid had bestaan — kon er door te leven als mens te midden van men­
sen en vervolgens voor hen te sterven opdat ook zij eeuwig leven zouden
kunnen verkrijgen, niets minder goddelijk zijn.
Hetzelfde geldt voor de Vader die Zijn eeuwige metgezel opgaf. Zijn
metgezel, die Hem meer nabij was dan ooit in enige menselijke relatie
kan worden bereikt, en Die toestond dat Jezus door het lijden heenging
ter wille van de mensheid. Voor beiden is het offer onvoorstelbaar groot.
Dit is ongekend in de menselijke geschiedenis. Menselijke goedheid
komt daar niet eens bij in de buurt. Zoals Paulus schreef in Romeinen
5:7-8: “Want bij hoge uitzondering zal iemand voor een rechtvaardige
sterven; hoogstens immers heeft iemand de moed om voor de goede
mens te sterven. God echter bevestigt [bewijst] Zijn liefde voor ons
daarin dat Christus voor ons gestorven is toen wij nog zondaars waren.”
Paulus besluit dat Christus “de wijsheid van God” is (1 Korinthe 1:24)
en dat de overtuiging “Christus, en Die gekruisigd” (1 Korinthe 2:2) de
verborgen wijsheid is “die God vóór alle eeuwen voorbestemd heeft”
(vers 7). Gods plan voorziet in een manier waarop onze zonden vergeven
kunnen worden, maar is ook zodanig ontworpen dat wij de weg van de
zonde nooit meer zouden willen kiezen.
God wist hoe Hij het probleem van de zonde moest oplossen en stelde
Zijn doel hiertoe vast vóórdat de eerste mens ooit één teug adem had
kunnen nemen.
Uw Bestemming: Oog in Oog met de Ware Jezus
119
Uw Bestemming: Oog in
Oog met de Ware Jezus
“Ik ben gekomen om hun het leven te geven in al zijn volheid”
(Johannes 10:10).
H
et niet juist begrijpen van de verwachtingen die Jezus heeft van
Zijn volgelingen is een van de grootste tragedies ooit. Velen
die er ten onrechte van uitgaan dat wij nu kunnen doen wat
we maar willen omdat Jezus de straf voor onze zonden heeft
betaald, hebben een geestelijke voorstelling van Jezus als een rustig, dociel,
liefhebbend Wezen die eeuwig leven uitreikt aan ieder die maar welwillend
is om Hem te erkennen als Heer en Verlosser. Velen geloven dat er meer­
dere wegen zijn die leiden naar God en een vreugdevol hiernamaals.
De Bijbel laat zien dat ieder van ons oog in oog komt te staan met
zijn of haar bestemming wanneer we voor Jezus komen te staan en ver­
antwoording afleggen over onze daden. Opvallend genoeg zal de manier
waarop Jezus bij Zijn terugkeer zal verschijnen en de criteria die Hij
zal hanteren bij het bepalen wie toegang tot Zijn Koninkrijk verkrijgen,
nogal verschillen van wat de meeste mensen onderwezen is. Net zoals de
verwarring rond de eerste komst van Jezus zal er ook bij Zijn terugkeer
alom wanbegrip zijn. Wat is de waarheid — het ware verhaal — omtrent
Zijn terugkeer?
Waarom komt Christus voor een tweede keer?
Jezus wordt in het boek Openbaring omschreven als de opgestane
Verlosser, de Messias die Zich voorbereidt om voor een tweede maal
naar de aarde terug te keren. “[Ik ben] de Levende, en Ik ben dood
geweest en zie, Ik ben levend tot in alle eeuwigheid” (Openbaring 1:18).
Maar hoe komt Hij terug, en waarom? In Mattheüs 24 geeft Hij ons
het ontluisterende antwoord. In antwoord op de vraag van de discipelen
naar de tijd van Zijn terugkeer en het einde van dit tijdperk van de mens,
schetste Jezus een angstaanjagend scenario dat wijdverspreide religi­
euze misleiding, oorlogen, hongersnoden en verwoestende natuurrampen
omvat. “Maar al die dingen,” zei Hij tegen hen, “zijn nog maar een begin
van de weeën” (vers 8) die ons naar dit nieuwe tijdperk zullen leiden aan
het begin van Zijn terugkeer.
Op welk moment zal Hij ingrijpen? Op het moment dat de mensheid
op het punt staat zichzelf uit te roeien. “Want de ellende zal zo groot zijn
120
Uw
Bestemming: Oog in Oog met de Ware Jezus
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
als de wereld nog nooit heeft meegemaakt, van het begin af tot nu toe.
En zo’n grote ellende zal ook nooit meer voorkomen. Als God de duur
ervan niet zou verkorten, zou geen sterveling het overleven. Maar ter
wille van de uitverkorenen zal God de duur ervan verkorten” (verzen
21-22, GNB).
Waarom Jezus Christus moet terugkeren? De omstandigheden zullen
zó vreselijk zijn geworden, zó levensbedreigend, dat het menselijke leven
gevaar loopt te worden uitgeroeid. De eerste keer kwam Hij naar de
aarde om ons te redden van onze zonden. De tweede keer zal Hij komen
om ons te redden van onszelf.
In het begin zal het overigens allesbehalve een prettig gezicht zijn.
Openbaring 6:16-17 omschrijft Zijn komst in toorn vanwege de voort­
durende weigering van de mensheid om Zijn wetten te gehoorzamen,
en vanwege het aanhoudende vervallen tot zonde en tot zelfvernietiging
van de mensen. Zijn terugkeer wordt aangekondigd door het klinken van
bazuinen, die onvoorstelbare calamiteiten over de aarde inluiden (hoofd­
stukken 8 en 9). In dit alles is het echter Zijn grote bezorgdheid om de
mensheid die deze gerechtvaardigde woede in Hem aanwakkert.
Jezus wordt afgebeeld als Degene Die terugkeert naar de aarde om
over alle volkeren te regeren (Openbaring 11:15). Hij zal niemand aan­
vaarden die zich tegen Zijn rechtvaardige regering verzet, en Hij zal
oorlog voeren tegen de volkeren en de leiders die zich tegen Hem blij­
ven verzetten (Openbaring 19:15). Hij bestraft en neemt de leiding voor
ons eigen bestwil — om vrede te brengen aan een wereld die gebukt gaat
onder vernietiging.
Dit is wellicht het meest belangrijke beeld van Jezus in de Bijbel,
omdat dit de Jezus Christus is met Wie de hele wereld, ergens in de
komende jaren, oog in oog zal komen te staan — mogelijk al in de niet al
te verre toekomst.
Uit deze profetieën blijkt duidelijk dat Jezus niet is gestorven zodat
wij onze eigen gang kunnen blijven gaan. “Herkenbaar als mens, verne­
derde Hij Zich en gehoorzaamde tot het uiterste, zelfs tot in de dood aan
het kruis. Daarom heeft God Hem de hoogste plaats gegeven en Hem
een naam gegeven, die Hem boven alles plaatst, zodat in de naam van
Jezus iedereen in de hemel, op aarde en onder de aarde zijn knieën zal
buigen” (Filippenzen 2:8-10, Het Boek).
e wereld is tegenwoordig vol van allerlei
soorten terreur. Zelfmoordterroristen,
anthrax, radioactieve bommen, dodelijke
epidemieën, ontvoeringen, bendes, verkrachtingen, moorden, oorlogen.
Waar we ook kijken: we bevinden ons
in een neerwaartse spiraal. De onmenselijkheid van de mensen ten opzichte van
elkaar wordt erger en erger. Zelfs de meest
optimistische mens vindt het moeilijker om
de voorgevoelens dat onze wereld op weg is
naar zelfvernietiging, te bestrijden.
Jezus Christus heeft de gehele geschiedenis gezien en heeft deze spiraal van ellende,
die leidt tot een ongeëvenaarde tijd van
verdrukking vlak voor Zijn terugkeer, voorzegd (Mattheüs 24:7-8, 21). Onze geestelijke
Verlosser heeft ook beloofd om de mensheid
van volledige uitroeiing te redden door Zijn
glorieuze komst (Mattheüs 24:22, 30).
Corbis, PhotoDisc, iStockphoto
‘Ja, Kom, Heere Jezus!’
D
121
Hij zal als Koning der koningen Gods wonderbaarlijke, rechtvaardige Koninkrijk oprichten (Openbaring 11:15; vraag voor meer
informatie over deze profetieën een gratis
exemplaar aan van ons boekje U Kunt
Bijbelse Profetie Begrijpen of download
deze van onze website).
Dit is de periode waarnaar Gods mensen
door de eeuwen heen hebben verlangd:
“Uw Koninkrijk kome” (Mattheüs 6:10).
Aan Johannes, een apostel vol liefde
en compassie, werd een geweldig visioen
gegeven over een tijd nadat alle verdruk-
kingen, plagen en oorlogen, die door
het kwaad in de onbekeerde mens zijn
veroorzaakt, voorbij zullen zijn — de tijd
wanneer God alle tranen zal wegvegen,
wanneer er geen verdriet of pijn meer zal
zijn (Openbaring 21:4).
Aan het einde van het laatste hoofdstuk
van het laatste boek van de Bijbel noteert
Johannes drie maal Christus’ geweldige
belofte: “Ja, Ik kom spoedig” (Openbaring
22:7, 12, 20). In vers 20 antwoorden
Johannes en alle christenen met hem vol
verlangen: “Ja, kom, Heere Jezus!”
122
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
Wanneer Jezus terugkeert zal Hij Zijn wettelijke positie als heerser
van de aarde, als reddende Messias, innemen. Waar zult u zich op dat
moment bevinden?
Zien we iets over het hoofd?
Zoals aan het begin van dit hoofdstuk al is opgemerkt, hebben veel
mensen het idee dat Jezus voor ons is gestorven om zodoende elke eis
om God te gehoorzamen buiten werking te stellen — en dat een zachtaar­
dige, dociele Jezus ons in Zijn eeuwige nabijheid zal toelaten als we Hem
alleen maar erkennen als onze Verlosser, ongeacht de door ons gekozen
manier van leven.
Maar als we dit geloven, betekent dit dat wij geloven in een valse
Jezus, en dat wij het belang van Zijn beloofde tweede komst totaal niet
begrijpen. Hij moet juist terugkeren omdat we de manier van leven zul­
len hebben gevolgd waarin we alles hebben gedaan wat we maar wil­
den en waarbij we Gods wetten hebben verworpen — en die manier van
leven leidt uiteindelijk tot het uitsterven van het menselijke ras.
Welke manier van leven kiest u? Het is waar dat Christus’ offer Gods
liefde heeft laten zien, en niets kan een krachtiger demonstratie van die
liefde zijn. Maar blijft het daarbij? Draait het in het christendom alleen
om wat Jezus voor ons heeft gedaan? Of zijn wij bereid om Jezus te vol­
gen door datgene te doen wat Hij heeft bevolen en Zijn voorbeeld te volgen?
Gaan we simpelweg in Hem geloven, of gaan we ook Zijn boodschap
geloven? Daar bestaat een groot verschil tussen. Hij predikte het evangelie
van het Koninkrijk van God, het wereldomvattende en wereld-regerende
Koninkrijk, dat Hij bij Zijn terugkeer zal vestigen. Bereidt u zich erop voor
om in het Koninkrijk van God te zijn? Begrijpt u dat het Koninkrijk van
God een letterlijk koninkrijk is? Een koninkrijk dat over de gehele aarde
zal regeren en zich op een ultieme manier zal uitstrekken tot in alle eeu­
wigheid?
Jezus legde de wetten van het Koninkrijk van God uit in Zijn Berg­
rede. Dit zijn feitelijk uitvergrotingen van dezelfde wetten die Hij op de
berg Sinaï heeft gegeven, en aan welke wetten Hij Zich Zijn hele leven
perfect heeft gehouden. Jezus heeft van deze wetten ook gezegd dat
indien iemand ook maar aan het minst belangrijke ervan afbreuk zou
doen, deze persoon zelf als de minst belangrijke zou worden beschouwd
(Mattheüs 5:19). Helaas wordt door het grootste gedeelte van degenen
die beweren Jezus te volgen, afbreuk gedaan aan Zijn duidelijke uitspra­
ken aangaande dit belangrijke onderwerp.
Het lijkt er echter sterk op dat het onderwijs van het christendom
vanaf de periode dat de discipelen van het toneel waren verdwenen,
Uw
Bestemming: Oog in Oog met de Ware Jezus
123
zich heeft geconcentreerd op de aantrekkelijke idee van Iemand die
van u houdt, u vergeeft, u troost en u aanvaardt. Maar slechts weinigen
hebben onderwezen dat Jezus van Zijn volgelingen verwacht dat zij
gehoorzaam zijn aan de geboden van de Vader, zowel voor hun eigen
bestwil als in het voordeel en als zegen voor al degenen rondom hen
(1 Johannes 2:3-6; 5:3).
Als u Gods geboden niet begrijpt, begrijpt u ook de zonde niet, want
zonde is het overtreden van Gods wetten (1 Johannes 3:4). En als u niet
begrijpt wat zonde is, hoe kunt u zich dan bekeren? Hoe kunt u Jezus
Christus waarlijk zonder bekering — het zich afkeren van de eigen
manier van leven en het zich richten op Gods manier van leven — als
Heer en Verlosser aanvaarden?
Jezus is niet gestorven zodat we een beter gevoel over onszelf kun­
nen hebben. Jezus is gestorven om de straf voor de zonden, die u en ik
hebben begaan, te betalen. Als we, nu we dit weten, terugkeren naar
een leven vol zonde, dan betekent dit dat we “de Zoon van God opnieuw
kruisigen en openlijk te schande maken” (Hebreeën 6:6). Waarom zou­
den we Zijn offer afwijzen en Hem opnieuw willen kruisigen?
Wat verwacht Hij?
In Lukas 6:46 stelt Jezus een vraag die wij allen serieus moeten overwe­
gen: “Waarom noemt u Mij: Heere, Heere, en doet niet wat Ik zeg?”
Het is niet voldoende om Jezus “Heere” te noemen of Hem als zodanig te
aanvaarden. Zoals Jezus in Mattheüs 7:21 Zelf uitlegde: “Niet ieder die tegen
Mij zegt: Heere, Heere, zal binnengaan in het Koninkrijk der hemelen, maar
wie de wil doet van Mijn Vader, Die in de hemelen is.” Binnengaan in Gods
Koninkrijk vereist dat wij leven volgens Gods wil. Niets anders zal volstaan.
Hij vervolgt in de verzen 22-23: “Velen zullen op die dag tegen Mij zeg­
gen: Heere, Heere, hebben wij niet in Uw Naam geprofeteerd, en in Uw
Naam demonen uitgedreven, en in Uw Naam veel krachten gedaan? Dan zal
Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; ga weg van Mij, u die de wetteloosheid werkt!”
Over welke wetten zou Hij het gehad kunnen hebben? Dezelfde wetten die
Hij Zelf ook perfect heeft gehouden. Dezelfde wetten die Hij, als de God van
Abraham, Izak en Jakob, aan Mozes heeft geopenbaard. Dezelfde wetten die
Hij in Zijn Koninkrijk zal instellen om te regeren over de gehele mensheid.
Hij zal nimmer Zijn wonderbaarlijke geschenk van eeuwig leven geven aan
degenen die “de Zoon van God opnieuw kruisigen” door terug te keren tot de
zonde!
Het is duidelijk dat Jezus van ons verwacht dat wij ons volledig van de
zonde zullen afkeren en Zijn Vaders geboden gaan gehoorzamen. Die gebo­
den zijn de “volmaakte wet … van de vrijheid” (Jakobus 1:25; 2:12), welke
124
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
geboden ons bevrijden van het lijden en de dood die het gevolg zijn van de
zonde.
Een overvloedig, voldaan leven
Het is tragisch dat onderwerping aan Gods wetten als “last” wordt
beschouwd door zo veel mensen — inclusief, ironisch genoeg, veel zoge­
naamde religieuze, christelijke leraars. De apostel Johannes zegt ons
in duidelijke bewoordingen dat dergelijke leraars het bij het verkeerde
eind hebben. “Want dit is de liefde tot God, dat wij Zijn geboden in
acht nemen,” schreef Johannes. “Zijn geboden zijn geen zware last”
(1 Johannes 5:3).
Jezus Christus begreep dat een leven in overeenstemming met Gods
geopenbaarde manier van leven de sleutel is tot een succesvol, gelukkig
en bevredigend leven. “Ik ben gekomen om hun het leven te geven in al
zijn volheid,” zei Hij (Johannes 10:10, NBV).
Hij zei tegen degenen die Hem wilden volgen: “Neem Mijn juk op u,
en leer van Mij dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart; en u zult
rust vinden voor uw ziel; want Mijn juk is zacht en Mijn last is licht”
(Mattheüs 11:29-30). Wat de wereld als een last beschouwt is eigenlijk
ware vrijheid en waar geluk in Christus. Dit is wat God belooft aan
degenen die de ware Jezus en Zijn ware onderwijs willen volgen.
Maar die weg van leven is niet eenvoudig te vinden, en u alleen kunt
voor uzelf de keuze maken om deze te volgen. “Ga binnen door de
nauwe poort,” zegt Hij ons, “want wijd is de poort en breed is de weg die
naar het verderf leidt, en velen zijn er die daardoor naar binnen gaan.”
Hij geeft ons de opdracht om niet de makkelijke route te volgen, die het
overgrote deel van de mensheid wel volgt. “Maar de poort is nauw en de
weg is smal die naar het leven leidt, en weinigen zijn er die hem vinden”
(Mattheüs 7:13-14). Indien u besluit om u tot Jezus te wenden, laat dit
besluit dan wel genomen zijn met de ware Jezus Christus en Zijn ware
verhaal in uw achterhoofd. Hij is een Koning. Hij is waardig om over de
gehele aarde te regeren, en Hij zal erover regeren.
Hij is de Ontwerper van de aarde, de Maker ervan, en de Schepper
van het leven zelf. Hij nam de volledige verantwoordelijkheid voor Zijn
Schepping door naar de aarde te komen om Zijn goede bedoelingen met
ons te laten zien. Hij kwam naar de aarde in volle trouw en loyaliteit
aan de wil van God door voor ons te sterven. Hij zal niet falen in het
volbrengen van Zijn missie om Zijn Koninkrijk van vrede op de gehele
aarde op te richten.
Als u Hem dus aanvaardt, vergeet dan niet dat u Hem aanvaardt als
Koning en Heerser over uw leven nu. Hij is Degene Die u nu dient, en
Degene Die u voor eeuwig zult blijven dienen.
125
Als u meer zou willen
weten . . .
Wie wij zijn
Deze uitgave wordt u zonder kosten aangeboden door United Church of God,
an International Association (United Church of God-Holland), die dienaren en
gemeenten in vrijwel de gehele wereld heeft. Onze wortels gaan terug op de Kerk
die Jezus gesticht heeft, vroeg in de eerste eeuw. Wij onderhouden dezelfde lerin­
gen, doctrines en gebruiken zoals deze toen ingesteld zijn. Onze doelstelling is
om het evangelie van het komende Koninkrijk van God in de gehele wereld te
verkondigen als een getuigenis en om alle naties te leren onderhouden hetgeen
Christus geboden heeft (Matteüs 24:14; 28:19-20).
Zonder kosten
Jezus Christus zei: Om niet hebt gij het ontvangen, geeft het om niet” (Matteüs
10:8). United Church of God biedt deze en andere uitgaven zonder kosten aan als
een educatieve dienst in het algemeen belang. We nodigen u uit om uw gratis
abonnement op het magazine The Good News en/of het blad Vertical Thought
voor jong volwassenen aan te vragen alsmede om u in te schrijven voor onze
12-delige Bijbelstudie Cursus, eveneens zonder kosten. Wij zijn dankbaar voor de
genereuze tienden en offeranden van de leden van de Kerk en van andere mensen
die vrijwillig bijdragen aan het ondersteunen van dit werk. We vragen geen giften
van het algemene publiek. Bijdragen om ons te helpen deze boodschap van hoop
te verspreiden onder andere mensen worden echter zeer op prijs gesteld.
Persoonlijk advies beschikbaar
Jezus gebood Zijn volgelingen om Zijn schapen te voeden (Johannes
21:15-17). Om bij te dragen aan de vervulling van dit gebod heeft United Church
of God gemeenten, die over de gehele wereld verspreid zijn. In deze gemeenten
komen de gelovigen samen om onderwezen te worden in de Schrift en om met
elkaar samen te zijn. Onze dienaren zijn beschikbaar voor advies, om vragen te
beantwoorden en de Bijbel uit te leggen. Als u contact wenst op te nemen met een
dienaar of één van onze gemeenten wenst te bezoeken, neem dan vrijblijvend
contact met ons op.
Aanvullende informatie
Bezoek onze websites www.ucg-holland.nl en/of www.gnmagazine.org om
onze uitgaven te downloaden of aan te vragen, waaronder The Good News (inclusief een Nederlands supplement), een groot aantal gratis boekjes en veel meer.
U hoeft er maar om te vragen!
126
Jezus Christus: Het Ware Verhaal
127
Heeft Jezus Christus dat werkelijk gezegd?
H
et lezen van dit boekje heeft u waarschijnlijk verbaasd doen staan,
of wellicht geschokt, over bepaalde dingen die Jezus Christus werkelijk heeft gezegd en wat de Bijbel over Hem heeft gezegd. Maar
er is nog veel meer dat nauwelijks wordt onderwezen of besproken in de
meeste kerken — en als het al wordt onderwezen of besproken, klopt
het vaak niet met wat Jezus Zelf heeft gezegd!
U dient voor uzelf te ontdekken wat de Bijbel zegt. Neem het niet
eenvoudigweg van ons aan — lees het zelf na in uw Bijbel!
Dit boekje heeft veel onderwerpen aangesneden die van groot
belang zijn om Christus’ onderwijs en Gods doel met de mensheid en
met u te begrijpen. We hebben veel boekjes samengesteld die in veel
meer detail op deze cruciale onderwerpen ingaan. U kunt deze alle gratis verkrijgen. Neem contact met ons op (een lijst met correspondentieadressen treft u achterin dit boekje aan) of breng een bezoekje aan
onze website www.ucg-holland.nl of onze internationale website www.
ucg.org. Zoals u van ons gewend bent, zijn er geen kosten of verplichtingen aan verbonden, en niemand zal ongevraagd contact met u opnemen.
• Vraag een gratis exemplaar aan van Who is God? om meer te ontdekken over de ongelooflijke Bijbelse waarheid ten aanzien van wat er in
de Bijbel over God, Jezus Christus en de Heilige Geest wordt onthuld?
• Om te leren over het ontzagwekkende doel van het menselijke leven
zoals dat in de Schrift geopenbaard wordt, kunt u ons vragen om een
gratis exemplaar van het boekje Wat Is Uw Bestemming?
• Waarom zijn er zoveel verschillende kerken, die elk weer andere
doctrines onderwijzen? Hoe kunt u de ware Kerk, waarvan Jezus heeft
beloofd deze te zullen stichten, vinden? Vraag The Church Jesus Built aan
om achter de antwoorden te komen.
• Vraag voor meer informatie over berouw en bekering — en hoe u
Jezus Christus’ doel met uw leven kunt vervullen — een gratis exemplaar
aan van ons boekje Transforming Your Life: The Process of Conversion.
• Vraag een gratis exemplaar aan van het boekje Sunset to Sunset:
God’s Sabbath Rest om erachter te komen welke dag de Bijbelse Sabbatdag is — de dag die in de Bijbel apart gezet is als wekelijkse rustdag ter
ere van God. U zult ook zien waarom God wil dat Zijn mensen bij elkaar
komen, en waarom dit meest genegeerde gebod van de Tien Geboden zo
belangrijk is voor onze relatie met Jezus Christus en God de Vader.
• Om meer te leren over de Bijbelse feestdagen die Jezus hield, kunt u
een gratis exemplaar aanvragen van Gods Plan Volgens Zijn Heilige Dagen:
de Belofte van Hoop voor de Mensheid.
• Wat is het ware evangelie dat door Jezus Christus werd onderwezen
en waarvan Hij Zijn Kerk gebood dit te verkondigen aan de wereld? Is het
mogelijk dat het merendeel van het christendom een ander evangelie aanvaardt en verkondigt dan het evangelie dat Jezus Christus onderwees?
Vraag uw gratis exemplaar aan van Het Evangelie van het Koninkrijk om
achter de antwoorden te komen.
• De basis voor het juiste menselijke gedrag is in de Tien Geboden te
vinden. Maar waarom zijn deze zo belangrijk? Hebben ze een diepere
betekenis, een betekenis die de meeste mensen niet zien? Vraag zeker
een gratis exemplaar aan van De Tien Geboden.
• De populaire feestdagen, zoals Kerstmis en Pasen, zijn nergens in de
Bijbel te vinden. Waar ligt hun oorsprong? Waar komen alle typische verschijnselen die met deze feesten samenhangen, zoals versierde bomen, de
Kerstman, paashazen en gekleurde eieren, eigenlijk vandaan? Vraag uw
gratis exemplaar aan van Holidays or Holy Days: Does It Matter Which
Days We Observe? om achter de verrassende antwoorden te komen!
• Als u meer te weten wilt komen over de mensen achter deze publicaties kunt u het boekje This Is the United Church of God aanvragen.
Alle publicaties worden u zonder kosten aangeboden als een educatieve
dienst in het algemeen belang. U kunt de boekjes aanvragen of
downloaden van www.ucg-holland.nl of www.gnmagazine.org/booklets.
United Church of God Holland
Postbus 93
2800 AB GOUDA
Telefoon/Fax: 06-15887801/ 084-8704080
E-mail: [email protected]
Website: www.ucg-holland.nl
Andere (internationale) correspondentieadressen
vindt u op www.ucg.org
(United Church of God, an International Association)
Deze uitgave mag niet verkocht worden.
Dit is een gratis dienstverlening op educatief gebied in het algemeen belang,
uitgegeven door United Church of God, an International Association.
Author: Bill Bradford Contributing writers: Scott Ashley, Tom Robinson
Editorial reviewers: John Bald, Robert Dick, Roger Foster,
Paul Kieffer, John Ross Schroeder, Mario Seiglie
Cover photo: Scott Ashley Vertaling: A.K. Dekker-de Jong
JC/1409/1.0
Download