SAW DC 68 Eetstoornissen - Profi

advertisement
DC
68
Eetstoornissen
1 Inleiding
Eetstoornissen vormen een aparte hoofdcategorie in het statisch handboek (DSM) voor
diagnose en statistiek van psychische aandoeningen. Een eetstoornis wordt omschreven
als een afwijking van het normale eetgedrag behorend bij onder andere de leeftijd en het
geslacht.
De inhoud van dit thema:
2 Achtergronden en uitingsvormen
3 De meest voorkomende eetstoornissen
4 Tips voor de praktijk
1
Dit thema sluit aan bij paragraaf 18.9 in het boek Cliënt en Omgeving.
SAW DC 68 Eetstoornissen
1
2 Achtergronden en uitingsvormen
De redenen voor abnormaal eetgedrag kunnen heel verschillend zijn. Bij obesitas (groot
overgewicht) spelen bijvoorbeeld erfelijke factoren, omgevingsfactoren en psychosociale
factoren een rol. Bij psychosociale factoren kun je denken aan mensen die niet lekker in
hun vel zitten, depressief zijn en hun problemen als het ware proberen weg te eten. Bij
anorexia nervosa (onderdrukken van de eetlust, gestoord eetgedrag en een extreem verlangen om mager te zijn) kan ontevredenheid over lichaam en gewicht een rol spelen.
Naar de achtergrond gekeken maken we onderscheid in drie soorten eetgedrag:
• extern eetgedrag: eetgedrag wordt bepaald door externe prikkels als de aanwezigheid en
geur van lekkernijen;
• lijngericht eetgedrag: eetgedrag komt voort uit de sterke wens tot gewichtsverandering;
• emotioneel eetgedrag: eetgedrag wordt met name bepaald door emoties als verdriet,
eenzaamheid, onzekerheid, teleurstelling.
De problemen kunnen zich op verschillende manieren uiten:
• de hoeveelheid voedsel die iemand tot zich neemt (te veel, te weinig, helemaal niets);
• de hoeveelheid die iemand in één keer tot zich neemt (eetbuien);
• wát iemand eet;
• de wijze waarop het voedsel het lichaam verlaat (braken, rumineren, door gebruik van
laxeermiddelen).
2
SAW Digitale Content
3 De meest voorkomende eetstoornissen
Er zijn veel verschillende soorten eetstoornissen. De meest voorkomende zie je hieronder.
Meest voorkomende eetstoornissen:
• pica
• rumineren
• obesitas
• binge-eating disorder
• orthorexia nervosa
• anorexia nervosa
• boulimia nervosa
2
We besteden kort aandacht aan pica, rumineren, obesitas, binge-eating disorder en orthorexia nervosa. We gaan uitgebreider in op anorexia nervosa en boulimia nervosa.
3.1 Pica
Pica is de neiging om niet-eetbare dingen op te eten. Dit gedrag komt met name voor bij
kinderen en bij mensen met een verstandelijke beperking. Zo hebben sommige kinderen
de neiging om zand, bladeren, gras, textiel of zelfs uitwerpselen van dieren op te eten.
Bij mensen met een veelal ernstig verstandelijke beperking kan daar nog het eten van de
eigen uitwerpselen en bijvoorbeeld sigarettenpeuken bijkomen. Het is logisch dat dergelijk
gedrag tot allerlei gezondheidsproblemen kan leiden.
3.2 Rumineren
Rumineren is het bewust ophalen van al doorgeslikt voedsel. De zuurgraad van dit voedsel
is vrij hoog waardoor de slokdarm en het tandglazuur ernstig aangetast kunnen worden.
Dit gedrag komt vooral voor bij mensen met een verstandelijke beperking.
3.3 Obesitas
Obesitas is een aandoening waarbij er zoveel vet in het lichaam opgestapeld wordt dat de
gezondheid erdoor in gevaar komt. Deze aandoening heeft meestal een chronisch karakter.
Dit houdt in dat obesitas een levenslang probleem is. Er is voortdurende aandacht voor
nodig. Relatief eenvoudige dieetprogramma’s of een beetje meer bewegen helpt niet of
nauwelijks.
SAW DC 68 Eetstoornissen
3
De belangrijkste gezondheidsrisico’s hebben betrekking op diabetes mellitus type 2, harten vaatziekten, bepaalde vormen van kanker, aandoeningen aan het bewegingsapparaat en
psychosociale problemen (depressie).
BMI
Als maat voor overgewicht wordt meestal de BMI (Body Mass Index) gebruikt. Je berekent de
BMI door je gewicht te delen door je lengte in het kwadraat. Er wordt van overgewicht gesproken bij een BMI tussen de 25 en 30 en over obesitas bij een BMI tussen 30 en 35.
4
SAW Digitale Content
3.4 Binge-eating disorder
Een binge-eating disorder wordt ook wel een eetbuistoornis genoemd. Bij deze stoornis
is er sprake van voortdurende eetbuien. De stoornis vertoont grote overeenkomsten met
boulimia nervosa. Het grootste verschil is dat iemand met boulimia nervosa na een eetbui
het liefst op de een of andere manier het voedsel weer kwijtraakt door bijvoorbeeld braken
of het gebruik van laxeermiddelen. Dit compensatiegedrag komt niet voor bij mensen met
een eetbuistoornis. In veel gevallen leidt deze stoornis tot obesitas en tot de hierbij horende
lichamelijke en psychische klachten.
Rosanne heeft al jaren last van een eetbuistoornis. In korte tijd eet ze heel veel, vaak ongezond,
voedsel. Honger heeft ze eigenlijk niet en ze beleeft er ook niet veel plezier aan. Na zo’n eetbui
baalt ze ontzettend van zichzelf en voelt ze zich schuldig en somber. Als troost grijpt ze dan
vaak naar de volgend portie ongezond voedsel. Zo eet ze zich als het ware steeds dieper de
put in. Ze wordt steeds zwaarder en heeft inmiddels last van ernstig overgewicht. Ze heeft dus
zowel een eet- als een gewichtsprobleem.
DSM IV-TR Binge-eating disorder (eetbuistoornis)
(voorgestelde onderzoekscriteria voor binge-eating disorder)
A Recidiverende (steeds terugkerende) episodes van eetbuien. Een episode wordt gekarakteriseerd door de volgende kenmerken:
- het binnen een beperkte tijd (bijvoorbeeld twee uur) eten van een hoeveelheid voedsel,
die beslist groter is dan wat de meeste mensen in eenzelfde periode en onder dezelfde
omstandigheden zouden eten;
- een gevoel de beheersing over het eten tijdens de episode kwijt te zijn (bijvoorbeeld
het gevoel dat men niet kan stoppen met eten of zelf kan bepalen wat of hoeveel men
eet).
B De eetbuien hebben tenminste drie (of meer) van de volgende kenmerken:
-
sneller eten dan normaal;
- dooreten tot men zich onbehaaglijk vol voelt;
- grote hoeveelheden voedsel eten zonder fysieke honger te voelen;
- alleen eten omdat men zich schaamt voor de hoeveelheid;
- zich walgelijk, somber of schuldig voelen na het overeten.
C Aanzienlijke spanning over de eetbuien.
D De eetbuien komen gemiddeld tenminste twee dagen per week gedurende zes maanden
voor.
E De stoornis komt niet voor tijdens anorexia nervosa of boulimia nervosa.
SAW DC 68 Eetstoornissen
5
3.5 Orthorexia nervosa
Alhoewel je steeds meer leest over orthorexia nervosa is deze aandoening nog niet door
de medische wereld erkend. Het belangrijkste kenmerk is dat iemand enorm gericht is op
gezond voedsel. Voor de meeste mensen die hieraan lijden is het een obsessie.
In denken en handelen zijn mensen met orthorexia nervosa een groot deel van de dag bezig
met voedsel dat gezond moet zijn. Zij vermijden alle voedsel dat maar enigszins ongezond kan zijn. Ze gebruiken geen voedingsmiddelen met kleurstoffen, smaakversterkers
en conserveringsmiddelen. In veel gevallen stelt men steeds hogere eisen aan de gezondheid van het voedsel. Het merendeel is of wordt vegetarisch en eet op den duur alleen nog
biologisch geteelde rauwe groente en fruit. Door deze houding ten aanzien van voedsel eet
iemand te weinig, is de voeding te weinig gevarieerd en kan de persoon gevaarlijk afvallen.
In sommige gevallen kan het obsessieve gedrag ook tot problemen in de sociale omgang
leiden.
Het gedrag kan te maken hebben met een bepaalde kwetsbaarheid van de persoonlijkheid,
met opvoedingsfactoren, traumatische ervaringen en met de angst om de grip op de omgeving kwijt te raken. Dit laatste zie je ook bij anorexia en boulimia. Op de een of andere
manier probeert men het gevoel van controle op de omgeving terug te krijgen door een
overdreven voedsel- en/of gewichtscontrole.
6
SAW Digitale Content
3.6 Anorexia nervosa
Letterlijk betekent anorexia nervosa een gebrek aan eetlust door een psychische oorzaak.
Op deze letterlijke vertaling is veel kritiek te geven. Op de eerste plaats heeft een groot
gedeelte van de mensen met anorexia wel degelijk honger, maar wordt dit hongergevoel
onderdrukt. Ten tweede is de psychische oorzaak omstreden. Zo noemt de bekende neurowetenschapper Dick Swaab anorexia een hersenziekte. Bij de bespreking van de oorzaken
en risicofactoren komen we hier nog op terug.
Anorexia nervosa:
• kenmerken
• oorzaken
• gevolgen
• begeleiding en behandeling
3
3.6.1 Kenmerken
We kunnen anorexia nervosa, afgekort anorexia, typeren als een eetstoornis met als belangrijkste kenmerken:
• een gestoord eetgedrag;
• een niet reëel beeld van het eigen lichaam;
• een extreem verlangen om mager te zijn en/of een enorme angst om dik te worden.
Anorexia komt vooral bij vrouwen voor in de leeftijd van 15 tot en met 30 jaar. Van alle
mensen met anorexia is 90-95% vrouw. Er lijken twee voorzichtige trends waarneembaar.
Anorexia lijkt steeds vroeger op te treden. De leeftijd van 12 jaar is al geen uitzondering
meer. Bovendien lijkt het aantal jongens langzaam maar zeker toe te nemen. In dit geval
wordt er gesproken over ‘manorexia’.
SAW DC 68 Eetstoornissen
7
Anorexia is een ernstige psychische aandoening met veelal een chronisch karakter. De kans
op overlijden is voor mensen met anorexia vijfmaal zo groot als voor gezonde leeftijdgenoten.
Belangrijkst kenmerken anorexia:
• afwijkend eet- en lijngedrag
• verstoord zelfbeeld en lichaamsbeeld
• lichamelijke kenmerken
• psychische kenmerken
4
Afwijkend eet- en lijngedrag
Uit verhalen van mensen met anorexia blijkt dat anorexia nervosa in veel gevallen begonnen is met afvallen. Langzaam maar zeker nam dit afvallen abnormale vormen aan. De hele
dag wordt bepaald door het denken aan afvallen, het tellen van calorieën, het wegen van
zichzelf en meten van de lichaamsomvang. Vaak eten ze iedere dag dezelfde dingen, volgens
een vast ritueel. Ze vermijden steeds vaker het eten van vet en (rood) vlees.
Mensen met anorexia worden in veel gevallen vegetarisch. Langzaam maar zeker neemt de
angst om dik te worden toe en uiteindelijk is er sprake van een intense angst om aan te komen terwijl er in werkelijkheid sprake is van sterk ondergewicht. Hiervoor wordt een maat
gehanteerd van een BMI lager dan 17.5. Voor pubers gelden er afhankelijk van geslacht en
leeftijd lagere grenzen. Ook wordt als criterium voor gewichtsverlies een percentage van het
gewenste gewicht gebruikt. De grens ligt dan bij minder dan 85% van dit gewicht.
Tot het afwijkend eet- en lijngedrag behoren ook allerlei manieren om versneld gewicht te
verliezen. Een van deze manieren is intensief sporten, het liefst flink ingepakt met kleding
waardoor er sprake is van extra transpiratie. Een ander voorbeeld is het gebruik van laxeermiddelen of braken.
8
SAW Digitale Content
Deel uit het persoonlijke verhaal van Wendy
Ik wil jullie graag deel laten uitmaken van mijn verhaal. Dat begon toen ik 12 jaar was. Ik zat op
turnen en had de nodige dingen thuis al meegemaakt (niet met mijn ouders, die zijn altijd al
schatten geweest). Het overkwam me. Ik weet niet meer hoe het is gekomen. Volgens mij doordat die enge man met die baard tijdens een turnwedstrijd zei dat ik een te dikke kont had terwijl ik superslank was. Achteraf gezien maakte hij maar een grapje maar als je kwetsbaar bent…
Ik weet nog dat ik die dag in de spiegel keek en dacht; ‘Ja ik heb echt een te dik achterwerk.’ Ik
besloot er wat aan te doen. Ik ging meer sporten, aerobikken via video’s thuis, hardlopen, veel
fietsen en minder eten. Het eten werd minder en minder en op een gegeven moment kreeg
ik een hekel aan het eten. Ik probeerde uit alle macht het eten over te slaan, moest tijdens de
maaltijden door veel naar het toilet (ik gaf niet over maar als iedereen klaar was werd mijn bord
ook weggehaald) en op een gegeven moment spuugde ik mijn eten weer in een servetje uit na
het een beetje gekauwd te hebben. Niemand merkte iets.
Ik woog toen schoon aan de haak 58 kg (en was 1.70 lang) Ik wilde naar de 55 kg toe. Binnen
een week of 3 haalde ik dat moment (je gaat eerst spieren opbouwen en daarna val je pas af )
en toen was dat moment eigenlijk niet zo fantastisch meer. Dus ging ik verder naar de 52 kg.
Toen ik dat haalde was ook dat niet meer zo geweldig en ging ik verder naar de 50 kg. Toen ik
onder de 50 kg woog was ik zoo blij……….Tot ik een vaste vriend kreeg, ik was toen 15 jaar. Ik
moest met mijn moeder naar de huisarts voor de pil. Ik werd gewogen. 42 kg schoon aan de
haak. Ik geloof dat ik mijn moeder nog nooit zo heb zien schrikken en zien huilen. Ik moest mijn
shirt uitdoen en alle botten kwamen tevoorschijn. Het fenomeen anorexia was geboren. Ik was
zo trots, maar alleen voor mezelf.
(Bron: internet)
Verstoord zelfbeeld en lichaamsbeeld
Het is opvallend dat veel mensen met anorexia last hebben van een gebrekkige zelfwaardering, weinig zelfvertrouwen en perfectionisme. Daarnaast is er sprake van een verstoord
lichaamsbeeld. Ze voelen en zien zichzelf als te dik, terwijl ze in werkelijkheid broodmager
zijn. Deze verstoorde waarneming van het eigen lichaam is door onderzoek aangetoond.
Als ze zichzelf met behulp van verschillende technieken moeten afbeelden, maken ze zich
beduidend forser dan de werkelijkheid.
Lichamelijke kenmerken
De extreme vermagering heeft een aantal belangrijke lichamelijke gevolgen. Het belangrijkste lichamelijke kenmerk is het gedurende langere tijd wegblijven van de menstruatie.
SAW DC 68 Eetstoornissen
9
Daarnaast treden er verschijnselen op als een verlaagde bloeddruk, vertraagde hartslag,
lagere lichaamstemperatuur en verandering in de beharing (uitvallen van haren, donsachtige beharing).
Psychische kenmerken
Het is opvallend dat een groot gedeelte van mensen met anorexia nervosa eveneens aan
een of meerdere andere psychische stoornissen lijden. Bij meer dan de helft komt depressie
voor en ongeveer de helft lijdt ook aan een of meerdere angststoornissen. Daarnaast wordt
opvallend vaak melding gemaakt van een dwangmatige persoonlijkheid.
DSM IV-TR Anorexia nervosa
A Weigering het lichaamsgewicht te handhaven op of boven een voor de leeftijd en lengte
minimaal normaal gewicht (bijvoorbeeld gewichtsverlies dat leidt tot het handhaven van
het lichaamsgewicht op minder dan 85 procent van het te verwachten gewicht; of het in
de periode van groei niet bereiken van het te verwachten gewicht, hetgeen leidt tot een
lichaamsgewicht van minder dan 85 procent van het te verwachten gewicht).
B Intense angst om in gewicht toe te nemen of dik te worden, terwijl er juist sprake is van
ondergewicht.
C Stoornis in de manier waarop iemand zijn of haar lichaamsgewicht of lichaamsvorm beleeft,
onevenredig grote invloed van het lichaamsgewicht, of lichaamsvorm op het oordeel over
zichzelf of ontkenning van de ernst van het huidige lage lichaamsgewicht.
D Bij meisjes na de menarche (eerste menstruatie) treedt amenorroe op. Dat wil zeggen de
afwezigheid van tenminste drie achtereenvolgende menstruele cycli. (Een vrouw wordt
geacht een amenorroe te hebben als de menstruatie alleen volgt na toediening van hormonen, bijvoorbeeld oestrogenen)
3.6.2 Oorzaken
Bij het ontstaan van anorexia spelen meerdere factoren een rol. Zo blijkt de kwetsbaarheid
van anorexia voor een deel erfelijk bepaald te zijn. Kinderen van ouders met anorexia hebben ruim 10 keer meer kans om zelf anorexia te krijgen dan andere kinderen. Ook blijkt er
een verband te zijn met de aanwezigheid van angststoornissen en stemmingsstoornissen bij
de ouders. Indien hier sprake van is, hebben de kinderen driemaal zoveel kans op anorexia.
Vroeggeboorte en geboortegewicht spelen eveneens een rol. Kinderen die te vroeg geboren
zijn hebben 3 keer meer kans op anorexia nervosa dan andere kinderen. Hebben ze ook nog
eens een te laag geboortegewicht, dan wordt de kans ruim 5 keer zo groot. Tot slot lijken ook
minimale afwijkingen in de hersenen een rol te spelen bij het ontstaan van anorexia.
10
SAW Digitale Content
Anorexia nervosa is een hersenziekte
Niemand zal tegenspreken dat anorexia een gevaarlijke ziekte is. Zo’n 5% van de patiënten
overlijdt. De ziekte treft in 93% van de gevallen vrouwen. Alle symptomen wijzen erop dat
het een ziekte van de hypothalamus (deel van de hersenen) is. Naast de eetstoornissen en
gewichtsverlies stopt de menstruatie, zijn de spiegels van de geslachtshormonen verlaagd,
vermindert het libido (geslachtsdrift), is de schildklierfunctie verlaagd, werkt de bijnier harder,
en zijn er stoornissen in de waterbalans en het dag-nachtritme.
Een laatste argument voor de lokalisatie van het ziekteproces in de hypothalamus is dat alle
symptomen van anorexia nervosa op kunnen treden wanneer er een cyste (onnatuurlijke holte
met lucht, vocht of pus), tumortje (zwelling) zit of zich een ander proces in de hypothalamus
afspeelt.
(Uit: Dick Swaab: Wij zijn ons brein)
Daarnaast spelen omgevingsfactoren en traumatische ervaringen een rol bij het ontstaan
van anorexia. Hóe is nog niet duidelijk. Lang werd aangenomen dat bepaalde gezinskenmerken van invloed zijn. Dit wordt niet bevestigd door onderzoek. Wel blijken de reacties
van het gezin een rol te spelen bij het al dan niet genezen of verergeren van anorexia.
De druk van de omgeving, bijvoorbeeld vanuit de mode- en reclamewereld en de sport
(dans, judo, turnen) zou de kans op anorexia vergroten. Onder modellen en balletdanseressen komt inderdaad meer anorexia voor, maar het is nog onduidelijk of dit komt door
de druk vanuit de omgeving of omdat de modellen- en balletwereld meisjes aantrekt die
gevoeliger zijn voor anorexia.
Mishandeling, verwaarlozing en seksueel misbruik in de jeugd maken de kans op anorexia
nauwelijks groter. Wel rapporteren jongeren met anorexia vaker negatieve jeugdervaringen,
zoals pesten en het gevoel er niet bij te horen.
SAW DC 68 Eetstoornissen
11
3.6.3 Gevolgen
Op de lange termijn heeft anorexia een aantal vervelende gevolgen. We geven een opsomming van de belangrijkste lichamelijke en sociaalaffectieve gevolgen.
Lichamelijke gevolgen:
• ernstig energieverlies;
• osteoporose (botontkalking);
• huidproblemen;
• gebitsproblemen;
• obstipatie (verstopping);
• hartritmestoornissen;
• nier- en leverbeschadiging.
Sociaalaffectieve gevolgen:
• sociaal isolement;
• conflicten met de omgeving (ouders, vrienden, partner);
• afvlakken van emoties;
• studieproblemen;
• arbeidsongeschiktheid.
3.6.4 Begeleiding en behandeling
Zoals bij veel stoornissen wordt ook bij anorexia de begeleiding en behandeling bemoeilijkt
doordat de patiënten hun probleem hardnekkig blijven ontkennen. Anorexia roept bij de
directe omgeving heftige en vaak tegenstrijdige gevoelens op. Goed bedoelde adviezen leiden eerder tot conflicten dan tot verbetering. Voor ouders en goede vrienden is de omgang
met iemand met anorexia dan ook heel zwaar.
Veel gehoorde problemen zijn:
• schuldgevoelens;
• gevoelens van machteloosheid (je wil wel dwingen tot eten, maar dat kan niet) en wanhoop (kleine vooruitgang wordt weer gevolgd door terugval);
• voortdurende strijd rondom alles wat met eten en gewicht te maken heeft (de maaltijden worden ervaren als een hel).
Een sociaal agogisch werker kan in een hulpverleningssituatie met patiënten met anorexia
dezelfde problemen en gevoelens ervaren als de ouders. Het is belangrijk om vroegtijdig
mogelijke kenmerken van anorexia te signaleren. Je kunt op de volgende signalen letten.
12
SAW Digitale Content
Signalen met betrekking tot het eetgedrag:
• vaak geen trek hebben;
• maaltijden overslaan;
• hamsteren van voedsel en snoep op de eigen kamer.
Signalen met betrekking tot sociaal gedrag:
• stemmingswisselingen;
• weerzin tegen dik zijn:
• afspraken afzeggen.
Signalen met betrekking tot lichamelijke kenmerken:
• gewichtsverlies;
• onregelmatige menstruatie of wegblijven van de menstruatie.
Volgens de Multidisciplinaire Richtlijn Eetstoornissen zijn er vier manieren waarop anorexia behandeld kan worden:
1 behandeling gericht op het eetpatroon en gewicht (onder andere voedingsmanagement);
2 psychotherapie (onder andere cognitieve gedragstherapie);
3 medicijnen (farmacotherapie);
4 specifieke interventies, onder andere aandacht voor lichaamsbeleving middels psychomotorische therapie (lichaamsgerichte psychotherapie).
Daarnaast zijn er algemene richtlijnen waaraan we hier kort aandacht besteden. Het is
gangbaar om een patiënt in eerste instantie de minst belastende, goedkoopste en kortste
vorm van behandeling aan te bieden waarvan effect mag worden verwacht. Bij anorexia
zijn de problemen echter dusdanig dat men vrijwel onmiddellijk een zware behandeling
inzet.
Bij deze behandeling gaat het om een intensieve en integrale aanpak, waarbij aandacht
is voor de verschillende aspecten van de stoornis. Dat betekent dat de behandeling zich
richt op het eetgedrag, het lichaamsgewicht, de lichaamsbeleving, maar ook op psychische
problemen zoals onzekerheid, perfectionisme en jeugdervaringen.
Het eetgedrag moet zo snel mogelijk genormaliseerd worden. De patiënt heeft voldoende
gezonde, gevarieerde voeding op vaste tijden nodig (structuur). Om patiënten te motiveren
tot veranderen van hun eetgedrag is voedingsmanagement een belangrijk hulpmiddel. Voedingsmanagement is het geven van voorlichting en advies over voeding, eetgedrag en voedingsgerelateerde onderwerpen en over de gevolgen van een eetstoornis voor het lichaam.
SAW DC 68 Eetstoornissen
13
Het helpt de patiënt zich bewust te worden van het afwijkende eetpatroon en/of de irreële
gedachten omtrent voeding en gewicht. Voedingsmanagement wordt gecontinueerd tot de
patiënt een normaal eetpatroon heeft ontwikkeld en weet te behouden. Een eetdagboek
kan een hulpmiddel bij voedingsmanagement zijn.
Doelen van voedingsmanagement
•
herstel van een slechte voedingstoestand aan de hand van een voeding met voldoende
energie en voedingsstoffen om de bestaande tekorten op te heffen;
•
toename van gewicht tot een gezond lichaamsgewicht of stabilisatie daarvan;
•
normaliseren van het eetpatroon met daarin uitbreiding en variatie in het aantal en soort
voedingsmiddelen (onder een normaal eetpatroon verstaan we een voeding volgens de
richtlijnen gezonde voeding van het Voedingscentrum);
•
stoppen met compensatiegedrag (zoals braken, laxeren, vasten, overmatig bewegen);
•
bewerken van de irrationele gedachten die gerelateerd zijn aan voeding.
Naast eetgedrag en voedingsmanagement maakt psycho-educatie onderdeel uit van de integrale aanpak. Bij de patiënten is veelal sprake van de aanwezigheid van irrationele gedachten over voeding, energie en dik worden. Door voorlichting en soms cognitieve therapie
wordt getracht deze ideeën om te buigen naar een meer realistische opvatting.
14
SAW Digitale Content
3.7 Boulimia nervosa
Boulimia nervosa wordt ook wel kortweg boulimie of boulimia genoemd. Iemand met
boulimia kan bij een eetbui gemakkelijk 2000 tot 5000 calorieën achter elkaar verorberen, in de vorm van voedsel dat veelal zoet of calorierijk is. De hoeveelheid is echter niet
bepalend. Het gaat er vooral om hoe de persoon dit ervaart. Mensen met boulimia ervaren
dit als controleverlies. Meestal vinden deze buien in eenzaamheid plaats, uit schaamte voor
de omgeving.
Boulimia komt vaker voor dan anorexia. Het komt vooral voor bij jonge vrouwen. Van
elke 1000 vrouwen tussen 15 en 30 jaar lijden er jaarlijks 15 aan boulimia nervosa.
Boulimia nervosa:
• kenmerken
• oorzaken
• gevolgen
• begeleiding en behandeling
5
3.7.1 Kenmerken
Boulimia nervosa is een eetstoornis die gekenmerkt wordt door steeds terugkerende
eetbuien welke vervolgens weer gecompenseerd worden. Deze compensatie is gericht
op het verhinderen van gewichtstoename. De compensatie kan verschillende vormen
aannemen zoals braken, gebruik van laxeermiddelen, overmatig sporten en streng vasten.
Deze gedragingen doen zich minimaal tweemaal per week voor, gedurende een periode van
tenminste 3 maanden.
SAW DC 68 Eetstoornissen
15
De belangrijkste kenmerken van boulimia zijn:
• onbekwaam om de drang tot eten te controleren;
• onbekwaam om tijdens het eten grenzen te stellen aan de hoeveelheid en/of de snelheid
van eten (snel en onbeheerst eten);
• eetbuien waarbij het gaat om overdreven grote hoeveelheden voedsel;
• vertonen van compensatiegedrag vrijwel direct na een eetbui bestaande uit bijvoorbeeld
braken, laxeren en intensief bewegen;
• aanwezigheid van een negatief zelfbeeld, met name op basis van een negatief lichaamsbeeld. Opvallend is een extreme overbezorgdheid om lichaamsvormen, uiterlijk en
gewicht. Meestal vinden de patiënten zich lelijk en dik, hetgeen vaak niet overeenkomt
met de werkelijkheid (gestoorde en negatieve lichaamsbeleving).
DSM IV-TR Boulimia nervosa
A Recidiverende episodes van vreetbuien. Een episode wordt gekarakteriseerd door beide
volgende:
1 Het binnen een beperkte tijd (bijvoorbeeld twee uur) eten van een hoeveelheid voedsel, die beslist groter is dan wat de meeste mensen in eenzelfde periode en onder
dezelfde omstandigheden zouden eten;
2 Een gevoel de beheersing over het eten tijdens de episode kwijt te zijn (bijvoorbeeld
het gevoel dat men niet kan stoppen met eten of zelf kan bepalen wat of hoeveel men
eet).
B Recidiverend inadequaat compensatoir gedrag om gewichtstoeneming te voorkomen
zoals zelfopgewekt braken; het misbruik van laxantia (laxeermiddelen), diuretica (vochtafdrijvende middelen) of klysma’s (spuiten in de darm met laxerende vloeistof ) of andere
geneesmiddelen, vasten, of overmatige lichaamsbeweging.
C De vreetbuien en de inadequate compensatoire gedragingen komen beide gemiddeld ten
minste tweemaal per week gedurende drie maanden voor.
D Het oordeel over zichzelf wordt in onevenredige mate beïnvloed door de lichaamsvorm en
het lichaamsgewicht.
E De stoornis komt niet uitsluitend voor tijdens episodes van anorexia nervosa.
16
SAW Digitale Content
3.7.2 Oorzaken
De oorzaken van boulimia vertonen grote gelijkenissen met anorexia. Zowel erfelijke als
omgevingsfactoren spelen een rol. Kinderen van ouders met boulimia hebben viermaal
zoveel kans om zelf boulimia te krijgen als andere kinderen. Het volgen van een dieet met
het doel af te vallen is wel een specifieke risicofactor, maar de meeste mensen die lijnen
krijgen geen boulimia. Sommige gezinsfactoren, zoals hoge verwachtingen en problemen
van de ouders, verhogen de kans op boulimia nervosa bij de kinderen. Evenals bij anorexia
geldt ook hier dat conflicten in deze gezinnen niet de oorzaak maar vooral een gevolg zijn
van de eetstoornis.
3.7.3 Gevolgen
De meeste gevolgen van boulimia zijn hetzelfde als die we bij anorexia gezien hebben.
Vanwege het veelvuldig braken en het gebruik van allerlei geneesmiddelen is een aantal
lichamelijke gevolgen specifiek voor boulimia:
• afhankelijkheid van geneesmiddelen, laxeermiddelen;
• irritatie en blijvende schade aan de keel, slokdarm en maag;
• sterke aantasting van het glazuur van de tanden;
• vochtophoping (oedeem) met name in het gezicht.
Bij de sociale gevolgen zie je evenals bij anorexia dat een groot gedeelte van hen langzaam
maar zeker in een sociaal isolement komt. Schaamte en gevoelens van waardeloosheid
spelen hierbij een belangrijke rol.
3.7.4 Begeleiding en behandeling
De begeleiding en behandeling is hetzelfde als bij anorexia nervosa.
SAW DC 68 Eetstoornissen
17
4 Tips voor de praktijk
Tip 1 Vroegtijdige onderkenning
Voor een sociaal agogisch werker is het belangrijk alert te zijn op signalen die kunnen duiden
op anorexia nervosa. De belangrijkste signalen zie je hieronder.
Signalen met betrekking tot eetgedrag:
•
weinig eten, vaak ‘geen trek hebben’, willen eten op afwijkende tijden of juist op vaste
tijden;
•
uitsluitend caloriearm voedsel willen nuttigen;
•
maaltijden overslaan;
•
voortdurend bezig zijn met eten, lijnen en calorieën tellen;
•
stiekem weggooien van eten;
•
na het eten naar het toilet gaan om te braken;
•
stiekem hamsteren van voedsel en snoep (bijvoorbeeld op de eigen kamer);
•
vermijden van sociale situaties waarbij gegeten wordt;
•
niet willen eten waar anderen bij zijn, of juist eetgedrag aanpassen;
•
letten op calorieën, verpakkingen lezen, kieskeurig zijn;
•
graag willen helpen met eten koken;
•
smoezen en trucs gebruiken om niet te hoeven eten;
•
de indruk geven dat ze gezond eten;
•
stiekeme eetbuien (lege koektrommel, koelkast en dergelijke).
Signalen met betrekking tot sociaal gedrag:
18
•
afkeer van ‘dik’ zijn;
•
rusteloos of hyperactief gedrag, overmatig sporten;
•
faalangst en gebrek aan zelfvertrouwen;
•
overdreven prestatiegericht en perfectionistisch gedrag;
•
sterke stemmingswisselingen en regelmatig terugkerende prikkelbaarheid;
•
gastvrouw spelen, zorgen voor anderen;
•
ontwijken van feestjes/traktaties;
•
afspraken afzeggen;
•
vaak naar het toilet gaan (braken, laxeren);
•
zwart-wit denken;
•
ruzie, spanningen;
•
dwanghandelingen;
•
ontkenning van problemen, wil geen hulp.
SAW Digitale Content
Signalen met betrekking tot lichamelijke kenmerken:
•
gewichtsverlies;
•
menstruatie blijft weg;
•
haaruitval, keelpijn, heesheid, slecht gebit;
•
koud hebben (blauwe handen en voeten).
Tip 2 Neem eetstoornissen serieus
Het is belangrijk om eetstoornissen (met name anorexia en boulimia) serieus te nemen, ook al
wordt dit vaak hardnekkig ontkent door de mensen die het betreft. Houd er rekening mee dat
goed bedoelde adviezen niet veel effect hebben. Het is bij anorexia en boulimia belangrijk om
direct professionele hulp in te schakelen.
Tip 3 Overige bruikbare tips
De volgende tips, bedoeld voor ouders en hun kinderen, zijn ook goed te gebruiken voor een
sociaal agogisch werker.
1 Stel het kind gerust
Puber (15 jaar): ‘Vertel me dat je er altijd zult zijn voor mij, dat je me wil helpen, en je op een
gepaste tijd met me praat over wat er aan het gebeuren is.’
2 Kijk ‘achter’ de eetstoornis
Volwassene (24 jaar): ‘Bekijk me niet als een eetstoornis nu dat je weet dat ik een eetprobleem heb. De eetstoornis is niet mijn identiteit.’
3 Blijf koelbloedig Puber (14 jaar): ‘Als je merkt dat je ouders emotioneel worden, kwaad of angstig, dan word
je zelf angstig en heb je zin om terug in je schelp te kruipen.’
4 Laat de therapie privé, als de cliënt dat wenst. Volwassene (22 jaar): ‘Forceer me niet om te praten over wat er gebeurt in therapie.’
5 Leer bij over eetstoornissen Volwassene (22 jaar): ‘Leer zelf bij over eetstoornissen. Je kan de dingen slechter inzien dan
ze zijn, als je er te weinig van afweet.
6 Doe leuke familieactiviteiten Puber 15 jaar: ‘Maak tijd voor de kinderen om leuke dingen te doen.’
7 Eet samen met de kinderen Volwassene (24 jaar): ‘Zorg ervoor dat je samen aan tafel zit met de kinderen, met een grote
verscheidenheid aan voedsel.’
8 Geef jezelf niet de schuld
SAW DC 68 Eetstoornissen
19
9 Vermijd om zelf therapeut te spelen
Volwassene (21 jaar): ‘Vertel ouders dat ze geen tweede therapeut moeten zijn voor hun
kinderen.’
10 Goede tips om een terugval te voorkomen Volwassene (24 jaar): ‘Vertel kinderen om te ‘luisteren’ naar hun lichaam (in verband met
eten en honger). Beloon kinderen niet met snoep en ijs.’
11 Vermijd machtsspelletjes in verband met voedsel Puber (15 jaar): ‘Dwing je kind niet om te eten.’
12 Bevorder contact met leeftijdsgenoten Puber (14 jaar): ‘Stimuleer je kind om erop uit te trekken met vrienden (in veilige situaties).’
(Bron: site anorexia België)
20
SAW Digitale Content
Download