Wij zijn het volledig eens met Boomsma en Van der Laan dat enuresis bij volwassenen een verborgen probleem is dat bespreekbaar gemaakt moet worden en waarover voorlichting nuttig zou zijn. Wij willen echter benadrukken dat getracht moet worden enuresis nocturna bij volwassenen te voorkomen. Dit is mogelijk door op een juiste manier te stimuleren dat kinderen zindelijk worden en als ze op de leeftijd van 6 jaar nog in bed plassen te beginnen met begeleiding en behandeling. Voor afwachten tot een kind spontaan droog wordt, is geen plaats meer. Bovendien kun je niet voorspellen wie hoort tot de groep van 15% die jaarlijks spontaan droog wordt. Boomsma en Van der Laan stellen dat uiteindelijk een kleine groep onzindelijk blijft. De vraag is hierbij of 5% van de 9-jarigen of 1-2% van de adolescenten een klein percentage is. Daarbij moet ook bedacht worden welke psychosociale problemen het langdurig nat blijven veroorzaakt. Wij zijn het eens dat de begeleiding van allochtone kinderen die in bed plassen en van kinderen met een sterke familiaire belasting moeilijker is, maar inmiddels is gebleken dat het niet onmogelijk is. Voor deze groepen kan de plaswekker met goede begeleiding, zo nodig aangevuld met desmopressine en eventueel de droogbedtraining tot goede resultaten leiden. Onze hoofdboodschap is dat niet te lang gewacht moet worden met het begeleiden en adviseren van kinderen die in bed plassen. Dit geldt eens te meer voor de groepen voor wie briefschrijvers extra aandacht vragen. r.a.hirasing f.j.m.van leerdam Leiden, juni 1998 Twee kinderen met bijzondere oorzaken van dwangstand van het hoofd: primitieve neuro-ectodermale tumor en syndroom van Grisel Met interesse heb ik de casuïstische mededeling van Henneveld et al. gelezen (1998:1030-3). In de beschouwing stippen zij terecht aan dat de begrippen ‘dwangstand’ en ‘torticollis’ regelmatig foutief gebruikt worden. In de literatuurlijst mis ik helaas een verwijzing naar een eerdere casuïstische mededeling uit 1985 in het Tijdschrift, waarin het syndroom van Grisel werd beschreven.1 1 literatuur Paping RHL, Annyas AA, Mooij JJA, Penning L. Torticollis nasopharyngealis (syndroom van Grisel). Ned Tijdschr Geneeskd 1985; 129:1787-90. r.h.l.paping Schiedam, juni 1998 Met belangstelling lazen wij de ingezonden brief van Paping. Bij het vermelden van geraadpleegde literatuur hebben wij een keuze moeten maken, waardoor het genoemde artikel niet in de literatuurlijst werd opgenomen. h.t.henneveld k.w.albrecht r.w.koot Amsterdam, juni 1998 Boekaankondigingen Handbook of treatment for eating disorders. 2e druk. Onder redactie van D.M.Garner en P.E.Garfinkel. 528 bl., fig., tabellen. The Guilford Press, New York 1997. ISBN 1-57230-186-4. Prijs: geb. ƒ 151,20. Dit boek is de 2e druk van het in 1985 verschenen standaardwerk Handbook of psychotherapy for anorexia nervosa and bulimia nervosa. De verandering in de titel van ‘psychotherapy’ in het bredere ‘treatment’ weerspiegelt dat de behandeling van eetstoornissen het afgelopen decennium breder is geworden dan alleen psychotherapie. In 5 delen met in totaal 30 hoofdstukken wordt een overzicht gegeven van de behandelmethoden bij anorexia nervosa en boulimia nervosa met een sterke nadruk op psychotherapie. In het 1e, inleidende, deel worden de historische achtergrond en de diagnostiek van anorexia nervosa en boulimia nervosa beschreven. In deel 2 wordt de belangrijkste hedendaagse psychotherapeutische stroming, de cognitieve gedragstherapie, behandeld. Hoewel boulimia nervosa als stoornis een veel kortere historie kent dan anorexia nervosa, zijn er veel meer gecontroleerde behandelingsonderzoeken naar boulimia nervosa gedaan dan naar anorexia nervosa. In het 3e deel geeft een aantal toonaangevende deskundigen een overzicht van psychodynamische, feministische en gezinstherapeutische benaderingen bij de behandeling van eetstoornissen. Vooral de interpersoonlijke therapie beschreven door Fairburn is de laatste jaren sterk in opkomst. Deel 4 van het boek beschrijft de klinische behandeling en farmacotherapie. Bij de meeste patiënten met eetstoornissen kan volstaan worden met poliklinische of dagklinische behandeling. Bij een zeer ernstige eetstoornis, een mislukte ambulante behandeling of ernstige comorbiditeit kan een klinische behandeling de voorkeur verdienen. Een klini1686 Ned Tijdschr Geneeskd 1998 18 juli;142(29) sche behandeling voor patiënten met ernstige eetstoornissen betekent een intensieve multidisciplinaire behandeling. Farmacotherapie speelt nauwelijks een rol bij anorexia nervosa. Antidepressiva kunnen wel bij boulimia nervosa van belang zijn, maar cognitieve gedragstherapie verdient meestal de voorkeur. In deel 5 wordt een aantal speciale onderwerpen bij de behandeling van eetstoornissen besproken: medische complicaties, seksueel misbruik, middelenmisbruik en -afhankelijkheid, comorbiditeit, persoonlijkheidsstoornissen, weigeren van behandeling, groepspsychotherapie, eetstoornissen vóór de puberteit, de vreetbuienstoornis en zelfhulp. Het boek is inderdaad een handboek voor de behandeling van eetstoornissen. Het legt de nadruk op nieuwe ontwikkelingen in de psychotherapie; het heeft minder aandacht voor nieuwe ontwikkelingen op andere gebieden, bijvoorbeeld de neurobiologie. Samenvattend: een boek om aan te bevelen aan artsen en andere hulpverleners die regelmatig te maken hebben met patiënten met eetstoornissen. h.w.hoek Advanced imaging in coronary artery disease. PET, SPECT, MRI, IVUS, EBTC. Onder redactie van E.E.van der Wall, P.K.Blanksma, M.G.Niemeyer en H.J.G.M.Crijns. (Developments in cardiovascular medicine, vol. 202.) 348 bl., fig., tabellen. Kluwer, Dordrecht 1998. ISBN 0-7923-5083-9. Prijs: geb. ƒ 240,–. D.Post, Manipuleren met het leven. Ethische dilemma’s in de gezondheidszorg. 142 bl. Kok, Kampen 1997. ISBN 90-2429276-X. Prijs: ingen. ƒ 24,90.