Preek over Exodus 4 vs 11 en 12

advertisement
MET GOD KUN JE MEER DAN JE DENKT
- preek over Exodus 4:11 en 12 –
Aanwijzingen voor de liturgie
Orde van Dienst B, middagdienst
Votum en vrede-/zegengroet
Zingen:
Gezang 168 (Gereformeerd Kerkboek)
Gebed
Lezen:
Exodus 2:23-3:10; 4:1-17
Zingen:
Psalm 105:11 en 12
Tekst:
Exodus 4:11 en 12
Preek
Zingen:
Psalm 90:8
Belijdenis van het geloof
Zingen:
Psalm 90:1 en 2
Dankgebed en voorbede
Collecte
Zingen:
Gezang 155:5 (Gereformeerd Kerkboek)
Zegen
MET GOD KUN JE MEER DAN JE DENKT
- doop- en themapreek over Exodus 4:11 en 12 –
Gemeente van onze Here Jezus Christus!
Wat zou u gedaan hebben, als u in Mozes’ schoenen had gestaan? En jullie, jongens en
meisjes? Eerlijk zeggen! Want dat is nog niet zo eenvoudig. Ik bedoel: het zal je maar
gebeuren. Dat je in het steppeland, je schapen aan het hoeden bent. En dan opeens de HERE
God je verschijnt, in een brandende doornstruik. En tegen je zegt, dat je naar de Farao van
Egypte moet gaan. Om hem te vertellen, dat hij de Israëlieten moet laten gaan.
Nogmaals: dat is nog niet zo eenvoudig. Want de Farao is de koning van Egypte, en
woont dus in een mooi en groot paleis. Met soldaten voor de deur. En ja, daar moet jij – als
schaapherder. Dan heengaan, om die Farao op zijn troon een boodschap van de HERE te
brengen. Nou, dat is nogal wat! En bovendien, want dat komt daar ook nog ‘ns bij. Had
Mozes, jaren geleden – op een wat vervelende manier Egypte verlaten.
Ik bedoel: Mozes was aan het hof opgegroeid. Als aangenomen zoon, van Farao’s
dochter. Maar had op enig moment iets willen doen, voor het volk waar hij echt vandaan
kwam. Voor de Israëlieten. Maar dat was erop uitgelopen, dat hij een Egyptenaar had gedood.
En vervolgens had moeten vluchten, naar Midjan. Nu, en zou hij dan nu naar het hof van
Egypte terugkeren? Om opnieuw te proberen, Gods volk te verlossen?
Wees eerlijk: dat is nog niet zo eenvoudig! En als we het lezen, in Exodus 3 en 4.
Kunnen we ons opgelucht voelen, dat we Mozes niet zijn. En de HERE ons, vandaag. Niet
voor zo’n moeilijke keuze plaatst. Door ons te roepen. En toch, gemeente – toch moeten we
dat maar niet te gauw, en te hard roepen. Want natuurlijk, de HERE roept ons niet – om naar
de Farao van Egypte te gaan. Zoals Mozes. Maar: Hij roept ons wel!
Ik bedoel: we mogen allemaal horen, bij de gemeente van de Here Jezus Christus. Een
groot voorrecht, is dat. Zeker, als je bedenkt – dat de Here Jezus Christus daarvoor zijn
lichaam heeft moeten geven. En zijn bloed moeten vergieten. Maar tegelijk: hoewel we zelf
dus ons plekje in de gemeente niet hoeven te verdienen. En daar ook helemaal niet toe in
staat. Brengt dat plekje toch wel degelijk een verplichting met zich mee.
We kunnen dat ook op een wat andere manier zeggen. In aansluiting bij het
Schriftgedeelte, dat we vanmiddag met elkaar gelezen hebben. Namelijk zo, dat de HERE ook
ons roept. Net, zoals Hij dat Mozes eens deed. En nogmaals: wij hoeven niet meer naar de
Farao, op zijn troon. Zoals Mozes. Maar ook wij, moeten wel op weg. Zo wil de HERE, dat
we, als leden van de gemeente. Naar elkaar omzien. En: elkaar opzoeken.
Hè, als iemand uit ons midden het moeilijk heeft. Of, ook: afdwaalt van de weg die de
HERE ons wijst. Dan is het onze taak, onze roeping – als gemeenteleden. Om zo iemand op
ze zoeken, om hem of haar te bemoedigen. Of, juist: te vermanen. En zelfs is het zo, dat de
HERE ons roept. Om ook mensen buiten de kerk op te zoeken. In onze vrienden- en
kennissenkring. Om hen te vertellen van het goede nieuws van de Here Jezus.
Ik preek ik u vanmorgen, aan het begin van een nieuw seizoen. Exodus 4:11 en 12. En
doe dat onder het volgende thema, waar ik de preek ook in samenvat:
MET GOD KUNT U MEER, DAN U DENKT! Hij is het, die u
1. schiep
2. riep
1. God is het, die u schiep.
Gemeente, gasten! Wat zou u gedaan hebben, als u in Mozes’ schoenen had gestaan? Met die
vraag, zijn we de preek van vanmorgen begonnen. En dan kwamen we er direct al achter, dat
dat nog niet zo’n eenvoudige vraag is. Want de HERE, Hij vroeg nogal wat – van Mozes. En
daarom is het aan één kant ook best te begrijpen, dat Mozes met uitvluchten komt. En
argumenten naar voren brengt, om maar niet naar de Farao van Egypte te hoeven.
En van één van die uitvluchten, hebben we vanmorgen dan ook gelezen. In Exodus 4.
Mozes wijst de HERE erop, dat hij geen goed spreker is. En ja, daar zit ook best wat in. Ga
maar na: het is nogal wat, wat de HERE van Mozes vraagt. Om naar de Farao van Egypte te
gaan, en die te bewegen de Israëlieten te laten gaan. Een zware missie is dat, zou je kunnen
zeggen. Die, als je het nuchter bekijkt. Maar heel weinig kans van slagen heeft.
Maar goed, als je het dan al probeert. Moet je natuurlijk op z’n minst wel met een
goed verhaal komen. En het overtuigend brengen. Maar dat, zegt Mozes tegen de HERE. Kan
ik nou juist niet. ‘Ik ben geen goed spreker. Dat is altijd al zo geweest, en daar is geen
verandering in gekomen nu u tegen mij, uw dienaar, gesproken hebt. Ik kan nooit de juiste
woorden vinden.’ En nogmaals: op zich is dat ook best een goed argument, van Mozes.
Sterker nog: wij kunnen het vandaag de dag, ook nog gebruiken. Ik bedoel: we
hoorden al even, dat de HERE ook ons nog steeds roept. Als leden van de gemeente van zijn
Zoon. Om om te zien, naar broeders en zusters die met moeite te maken hebben gekregen. Of
aan het afdwalen zijn, van de HERE en zijn Woord. En zelfs, om mensen buiten de kerk op te
zoeken. In onze vrienden- en kennissenkring. Om hen te vertellen van de Here Jezus.
Maar ook als het daarover gaat, kun je het meemaken. Dat broeders en zusters met
hetzelfde argument op de proppen komen, als Mozes eeuwen geleden al aanvoerde toen de
HERE hem riep bij de brandende doornstruik. ‘Hoor ‘ns even, dominee. Het is allemaal goed
en wel, en de HERE kan me honderd keer roepen. Maar dit is toch werkelijk teveel gevraagd!
Om mensen, binnen en buiten de kerk op te zoeken. Want ik ben geen goed spreker.’
En ik weet niet, hoe het u vergaat. Maar op mij, maakt zo’n argument best indruk.
Sterker nog: je kunt je er zelfs voor op de bijbel beroepen! Immers, zegt de HERE in de bijbel
niet. Dat we allemaal onze eigen gaven van Hem hebben gekregen? Anders gezegd: een ieder
zijn of haar eigen mogelijkheden? Maar daarmee ook: beperkingen? En ja, wat kun je er dan
aan doen, of veranderen. Als de HERE jou niet ‘de gave van het woord’ heeft gegeven?
Niets, zo lijkt het. Want je bent, zoals je bent. Bijbels gezegd: je bent, zoals de HERE
jou eens geschapen heeft. En als dat betekent, zoals in het geval van Mozes. Dat de HERE jou
niet ‘de gave van het woord’ heeft gegeven. Je van nature, geen goed spreker bent. Dan kan
Hij ook niet van je verwachten, dat je dingen voor Hem gaat doen. Waarvoor je een goed
spreker moet zijn. Zoals, bijvoorbeeld – naar mensen toegaan, om met hen te spreken.
En toch, en dat is het opvallende aan ons tekstvers van vanmorgen. Toch legt de
HERE zich daar niet zomaar bij neer. En neemt Hij niet zomaar genoegen, met het argument
dat Mozes aandraagt. Hoor maar, wat Hij antwoordt – in het eerste vers van onze tekst.
Exodus 4:11. ‘Wie heeft de mens een mond gegeven? Wie maakt iemand stom of doof, ziende
of blind? Wie anders dan ik, de HEER?’ En dan moeten we daar goed over nadenken.
Want aan de ene kant, beaamt de HERE wat Mozes gezegd heeft. Hij is het, die de
mens geschapen heeft. En ook Mozes een mond heeft gegeven. Maar het opvallende is, dat
Hij daar een heel andere conclusie uit trekt dan Mozes dat deed. Want Mozes gebruikte het
feit, dat de HERE hem geschapen had. En hem daarbij niet ‘de gave van het woord’ had
gegeven. Als argument, om dan ook niet naar de Farao van Egypte te hoeven gaan.
Maar die conclusie, die trekt de HERE niet! Want Hij heeft de mens een mond
gegeven, jazeker. Die macht, die heeft Hij – als Schepper van hemel aarde. Maar dat is niet
alleen maar iets, uit een ver en grijs verleden. Nee, want dat betekent ook – dat Hij nu nog
steeds de macht heeft, om mensen stom of doof, ziende of blind te maken. Met andere
woorden: ook nu is Hij nog steeds bij machte, om Mozes die ‘gave van het woord’ te
schenken!
Dat is, wat de HERE bedoelt – met zijn antwoord in vers 11. En ik denk, dat wij er
goed aan doen. Als we nadenken over de dingen, waartoe de HERE ons roept. In en buiten de
gemeente van zijn Zoon Jezus Christus. Om daar ook terdege rekening mee te houden. Want
ik zei het eerder al: wij kunnen soms net zo redeneren, als Mozes dat deed. ‘Ik ben nu
eenmaal geen goed spreker. Nooit geweest, ook. En daarom: zoek maar een ander.’
Maar de HERE, Hij redeneert dus anders. Hij zegt tegen ons, als we zijn roeping
daarmee af willen doen. ‘Ben Ik het niet. Ik, de HERE God. Die jou je mond gegeven heb?
Nu, en als ik dat gekund heb. Toen Ik jou schiep. Zou ik dan ook nu, niet nog steeds bij
machte zijn. Om jou te doen spreken? En je alles te geven wat nodig is, om de dingen te doen.
Waartoe ik ook jou, als lid van de gemeente van mijn Zoon. In mijn Woord roep?’
En eerlijk is eerlijk, gemeente: dat zijn best confrontérende vragen! Want met Mozes,
dachten we weg te komen. Met een beroep, op de manier waarop de HERE ons geschapen
heeft. De mogelijkheden en onmogelijkheden, die Hij ons gegeven heeft. Maar de Schepper
Zelf zegt dan, dat we er zo niet mee weg komen. Maar wijst ons, op de macht die Hij ook nu
nog heeft. En brengt zo ook pijnlijk duidelijk aan het licht, wat er in ons hart leeft.
Ik bedoel: was het werkelijk zo, dat Mozes het niet kon? Dat Hij zó’n slecht spreker
was, dat hij het niet eens hoefde te proberen. Om naar de Farao van Egypte te gaan? Of was er
wat anders, dat speelde? Durfde hij het eenvoudigweg niet aan? En liet Hij zich zo leiden door
angst? Nu, en precies dezelfde vragen. Stelt de HERE ook ons, met zijn antwoord aan Mozes.
Kunnen we niet, wat Hij van ons vraagt? Of is het zo, dat we het niet durven?
2. God is het, die u riep.
Gemeente, Mozes beroept zich – zo hoorden we, in het eerste punt van de preek van
vanmorgen. Op de manier, waarop de HERE hem geschapen heeft. ‘Neemt u mij niet kwalijk,
Heer, maar ik ben geen goed spreker. Nooit geweest, ook.’ En gebruikt dat als argument, om
niet naar de Farao van Egypte te hoeven. Maar de HERE, zo hoorden we ook. Laat hem er zo
niet mee weg komen. En wijst hem op de macht, die Hij – de Schepper. Ook nu nog heeft.
En daarom hoeft het ons ook niet te verbazen. Als de HERE, in het tweede vers van
onze tekst. Exodus 4:12. Tegen Mozes zegt, dat hij Hem tóch gehoorzaam moet zijn. ‘Ga nu’
– zegt Hij. In vertrouwen, op de God die je schiep. Maar weet u – en dat is het tweede, waar
ik u vanmorgen op wijzen mag. De God, die Mozes schiep. Is ook nog de God, die Mozes
riep. En dat is ook nog een tweede reden, voor Mozes. Om toch maar gewoon te gaan.
Ik bedoel: het is toch zeker geen toeval geweest, dat de HERE uitgerekend Mozes
geroepen had om naar de Farao te gaan? En de HERE, Hij had toch niet maar in het wilde
weg. En: zonder daarbij na te denken. Iemand uitgekozen, om dat werk te doen. ‘Wie zullen
we eens nemen? Ach, wat doet het er ook toe? Laten we Mozes maar roepen, die heeft anders
toch niet veel om handen.’ Nee, over die keuze heeft de HERE heel goed nagedacht!
Want de HERE, Hij is niet alleen de God die alles geschapen heeft. ‘In den beginne’.
Maar ook de God, die het sindsdien in stand houdt en regeert. En daarbij ook met goddelijke
wijsheid, te werk gaat. En daarom: het is geen toeval, dat de HERE uitgerekend Mozes riep
om naar de Farao van Egypte te gaan. En u, als leden van de gemeente van zijn Zoon. Om
naar uw broeder of zuster te gaan. Of naar die kennis of vriend, die niet gelooft.
Nee, we mogen ervan uit gaan. Dat de HERE daar goed over heeft gedacht. En
bovendien, want dat moeten we óók niet vergeten. Komt er in de roeping van de HERE, ook
altijd een belofte mee. En heel duidelijk wordt dat ook, in het tweede vers van onze tekst van
vanmorgen. Waarin de HERE tegen Mozes zegt: ‘ga nu, ik zal bij je zijn als je moet spreken
en je de woorden in de mond leggen.’ En daar zit ook een heel belangrijk les in.
Ik bedoel: in het begin van de preek hadden we het er al even over, tot wat voor zware
missie de HERE Mozes riep. Om naar het hof te gaan, en daar de Farao van Egypte te
bewegen om de Israëlieten te laten gaan. Maar wat denkt u, broeders en zusters? Is dat
werkelijk een zware missie geweest? Waar heel war redenaarstalent en overtuigingskracht
voor nodig was? Of moeten we eigenlijk zeggen, dat het een kansloze missie is geweest?
Nu, het is ongetwijfeld het laatste. Want de Farao van Egypte had de Israëlieten als
slaven aan het werk gezet. Voorraadsteden moesten ze bouwen. En daarom: hij zou hen nooit
of te nimmer laten gaan! Ook al zou Mozes nóg zo’n goed spreker zijn geweest. Want de
enige, die de Farao ertoe bewegen kon om de Israëlieten te laten gaan. En die dat uiteindelijk
ook gedaan heeft, was de HERE God Zelf. Oftewel, het is enkel van Hem afhankelijk!
En niet anders is het, bij de missie waartoe de HERE ons vandaag roept. Want wat
dacht u nou: als een broeder of zuster in de moeite zit. Twijfelt aan zijn of haar geloof. Of als
een vriend of kennis, niet gelooft in het goede nieuws van de Here Jezus Christus. Dat u hem
of haar er dan wel toe zou kunnen bewegen, om op God te vertrouwen? Nu, in nog geen
duizend jaar! Want het buigen van mensenharten, is iets wat alleen de HERE God kan.
Met andere woorden: het is van Hem, en niet van ons afhankelijk. En daarom moeten
we, als we. Als Hij ons roept. Ook op Hem, en niet op onszelf vertrouwen. Hij moet het doen,
niet wij! En als Hij ons, in zijn goedheid, genade en wijsheid. Daarom roept, om daar een rol
bij te spelen. Moeten we altijd voor ogen houden, dat we enkel een instrument in zijn
goddelijke handen zijn en blijven. En we dus kunnen en mogen gaan, in vertrouwen!
Want, en dan komen we weer terug bij wat de HERE tegen Mozes heeft gezegd. In het
tweede vers van onze tekst, Exodus 4:12. Als Hij ons roept, om te gaan en te spreken. Mogen
we gehoorzaam zijn – in het vertrouwen, dat Hij ook bij ons zal zijn als we moeten spreken.
En ons de woorden in de mond zal leggen. Want nogmaals: niet wij moeten die ander
overtuigen. Maar de HERE, door zijn Heilige Geest. Wij zijn ‘maar’ een instrument.
De HERE, Hij zal ons de woorden wel in de mond leggen. Of, zoals het er letterlijk
staat: ‘ons leren, wat we spreken moeten’. En dat brengt ons dan meteen bij het laatste, waar
ik u in de preek van vanmorgen op wijzen mag. Want natuurlijk kun je wat de HERE hier
zegt, zo uitleggen. Dat als het erop aankomt, de HERE je zonder enige voorbereiding van
jouw kant. De woorden in de mond legt. Maar de HERE, Hij werkt ook anders.
Ik bedoel: Hij gebruikt ook middelen, om je te leren wat je zeggen moet. En dat brengt
ons dan weer op hetzelfde punt, als waarmee we het eerste punt van deze preek eindigden. De
vraag namelijk, of we het echt niet kunnen – wat de HERE van ons vraagt. Of, dat we het niet
durven. Of, zelfs: niet willen. Anders gezegd: is het werkelijk onmacht, als je zegt geen goed
spreker te zijn. Of is het onwil? En daarmee: gemakzucht? En: geestelijke luiheid?
Want soms is het zo, dat als je broeders en zusters confronteert met hun roeping. Om
binnen en buiten de gemeente, mensen op te zoeken. En met ze te spreken, over de dingen van
de HERE. En het blijde nieuws, dat de Here Jezus ons verlossen wil. En: eeuwig leven wil
geven. Ze antwoorden: ‘ja, dat klinkt allemaal wel mooi. En indrukwekkend. Op zich. Maar ik
zie er toch maar vanaf. Want ik ben niet zo’n spreker, weet niet wat ik zeggen moet.’
Maar gemeente, leg dat dan eens. Naast wat de HERE tegen Mozes zegt, in Exodus
4:12. ‘Ik zal u leren, wat gij spreken moet’. Want als je die belofte krijgt, van de God die je
roept. Dan kun je toch niet meer volhouden, dat je niet weet wat je zeggen moet? Of het moet
zo zijn, dat je het niet leren wilt. Maar nogmaals: dan is het geen onmacht, maar onwil. Want
de HERE, Hij doet maar geen loze beloften. Maar komt na, wat Hij gezegd heeft.
Concreet, aan het begin van een nieuw vergaderseizoen. Als het werkelijk zo is, dat u
niet weet wat u zeggen moet. Tegen die broeder of zuster, die twijfelt. Of die vriend of kennis,
die niet gelooft. Dan wordt het hoog tijd, dat u zich door de HERE leren laat. En ook in onze
gemeente, zijn er wat dat betreft mogelijkheden genoeg. Want de HERE wil ons leren, door
zijn Woord. Dat in ons midden op allerlei plekken en manieren, bestudeerd wordt.
En daarom: als u zich onbekwaam voelt, tot het werk waartoe de HERE ook u roept.
Verschuil u daar dan niet achter, maar laat u door de HERE leren. En natuurlijk blijven er dan
verschillen. De één is nu eenmaal een beter spreker, dan de ander. En dat geeft ook niks. Als
we maar beseffen, dat de HERE ons allen roept voor het werk binnen en buiten de gemeente.
En ons allemaal, ieder met zijn of haar eigen gaven. Ook gebruiken kan en wil. Amen.
Download