Muziekbeluisteren Muziek als tijdkunst. Het is er niet, maar ontstaat in ons hoofd tijdens het luisteren. Luisteren= wat nu klinkt vergelijken/combineren met dat wat zojuist klonk. Activatiemiddelen/luisteropdrachten helpen/ondersteunen kinderen daarbij. wat willen we met het muziekbeluisteren? aankweken bewuste luisterhouding aanbrengen kennis/toelichten van onderdelen uit KVB-model. Muziekbeluisteren als één van domeinen. Activatiemiddelen/luisteropdrachten hebben tot doel de luisteraar betrokken te leren luisteren. Kinderen: eerst emotionele band kweken met de muziek. Klankspel/elementen uit de muziek eerst zelf beleven/meespelen met muziek: ideale wegbereider. De herkenning slaak al het ware de brug tussen jezelf en de muziek. Voorbeelden: Muziek kan iets vertellen: geluiden (uit de natuur), verhalen (sprookjes/fabels) etc. Herhaling/Echo Baba Yaga en Goldenberg en Schmuyle – Modeste Moussorgsky Mens en machine: Morning uit: Porgy and Bess – George Gershwin Die Fabrik – Wilhelm Dieter Siebert Meespelen met een luistervoorbeeld: Slagwerkensemble Dans je dol HERHALING Imitatie en echo Liedjes: Flieh flah (Egenwijs, 328) De echo hoort mijn woorden Luistervoorbeelden: Leichte Kavallerie (Von Suppé) – lvb. 1 Fragment Dido and Aeneas (Echo Dance of the furies - Purcell) – lvb. 2 1 Baba Yaga Muziek kan verhalen vertellen Cauldron: heksenketel Slime: slijm To bubble: pruttelen Brew: brouwen In lied 1 gaat het over een heks die een smerig kwaadaardig brouwsel kookt; ze gaat op reis naar de heksensabbat en blijft gelijktijdig thuis. Haar hut heeft nl. kippenpoten die door magi-sche krachten tot leven komen en dan gaat de hele handel aan de wandel zie Lied 2. In dit lied slaat de tekst slaat dus op het tot “leven”komen van de “cabin” (hut), waardoor de hekst “shaking to and fro” (heen en weer schuddend) er vandoor gaat. In zo'n heksenbrouwsel is allerlei troep door mekaar gehutseld. Muzikaal kan dat ook, o.a. door de twee liederen gelijktijdig door twee groepen te zingen (quodlibet). Zet de teksten op het bord zo onder elkaar dat de beklemtoonde exact samenvallen. Boil in the Hey cauldron you slime, brew and ho suddenly I bubble, mo – ving, mo ving go in my cabin shaking to and fro At death of night I prepare a great trouble! Mo Here a with is coming, and the legs are running to the ving mo ving. Brrrrrrr mountain high hey ho! Stevige tromslagen op die lettergrepen geven een stabiel metrum waardoor je het zaakje bij elkaar kunt houden. Op dat metrum evt. ook een begeleiding op metallofoon (’t liefst bas). Luistervoorbeelden: Heksenlied 1 – lvb. 3 Heksenlied 2 – lvb. 4 Quodlibet – lvb. 5 Heksenklankspel: In zo'n heksenklankspel moeten allerlei bubbel-, pruttel- en borrelgeluiden voorkomen. Verder: magische formules en spreuken. En verder. ... Bedenk zelf ook maar geluiden, effecten, de plaats waar de liedjes komen, wie wat wanneer gaat doen. Je kunt ook het verhaal veranderen, andere liedjes, bandopname maken enz. ... Op de volgende blz. staat een voorbeeld van een speelplan: uit geluiden, spreuken en liedjes is het stuk samengesteld. Er is een taakverdeling, een bepaalde opbouw (en afbouw!). Dus niet zomaar wat geluidjes en liedjes! Luistervoorbeeld 6: voorbeeld van een klankspel. 2 Luisteren: Het Slot: na de afbouw begint aansluitend plotseling een muziekstuk: 'de Hut op de kippenpoten' van de Russische componist Modeste Moussorgsky (1839-1881), oorspronkelijk voor piano gecomponeerd. Luistervoorbeelden: Baba Yaga (pianoversie) – lvb. 7 Baba Yaga (orkeststversie) – lvb. 8 Baba Yaga (synthesizerversie) – lvb. 9 Uit: NFO jeugdconcerten 1984 3 4 Hieronder ook nog een makkelijker lesplan voor jongere kinderen (uit: Muziek Meester- Thieme meulenhoff, 2004) De kinderen beelden De hut van Baba Yaga uit. De muziek geeft vorm en sfeer duidelijk aan. Voorbereiding Klaarzetten: schoolinstrumenten, materialen waarmee de kinderen geluiden kunnen maken, attributen: enkele bezems. Luistervoorbeelden Baba Yaga Stap 1 Introductie van de heks: ‘Wat is een heks, wie kent een verhaal van een heks, wie droomt er wel eens over een heks, wat gebeurt er dan? Wat doet zo’n heks in haar huisje?’ Aanwijzing Je kiest enkele vragen om ‘de heks’ te introduceren. Neem drie à vier minuten voor dit onderdeel. Stap 2 ‘Ik ga je vertellen over een bijzondere heks: Baba Yaga. De heks Baba Yaga woont in een hut op kippenpoten. Ze vliegt op haar bezemsteel tussen de bomen door op zoek naar arme boeren. Als ze iemand tegenkomt, gooit ze hem een ijzeren klem om de nek, trekt hem het moeras in en laat hem verdrinken. In haar hut doet ze haar toverkunsten.’ Aanwijzing Je vertelt het verhaal zo spannend mogelijk; bedenk er eventueel maar een verhaal omheen. Stap 3 ‘We gaan muziek maken. In groepjes van ongeveer vijf kinderen ga je de muziek spelen die bij het toverhutje van Baba Yaga hoort, of je maakt muziek die past bij haar tocht op de bezemsteel. Hoe moet de hutmuziek klinken? En hoe de bezemmuziek?’ Aanwijzing Zorg dat de instrumenten klaarstaan. Dat hoeven niet allemaal echte instrumenten te zijn. Je kunt diverse voorwerpen gebruiken: gereedschap, een veger, glaswerk, een waterkan met een rietje, kranten, enzovoort. Stap 4 Maak een opname van de geluiden/de muziek. Aanwijzing Als je met vijf groepen werkt, zorg dan wel voor afwisseling in de volgorde. Stap 5 ‘Zoek een plaats in de ruimte. We luisteren naar de band. Als je muziek hoort van Baba Yaga in haar hutje, ga je toverdrankjes maken. Als de muziek klinkt waarop de heks op haar bezemsteel door de bossen vliegt, gaan alle kinderen die die muziek gemaakt hebben “vliegen”. De andere kinderen zijn bomen. Doe je armen maar omhoog: dat zijn de takken.’ Aanwijzing Verdeel de kinderen goed over de ruimte: ‘Zoek maar een lege plaats op.’ Attributen? Een bezem, een heksenmuts, een drankjesketel. Stap 6 Laat horen: ‘Baba Yaga’. ‘Nu gaan we luisteren naar muziek van een orkest. Luister goed en vertel na afloop wat je gehoord hebt.’ 5 Aanwijzing In feite de kern van de les, al het andere was voorbereiding om de kinderen goed te laten luisteren. Zorg dat de omstandigheden zo zijn dat ze dat ook kunnen: ze zitten rustig, de cassetterecorder staat klaar. Bespreek na afloop de verschillen en overeenkomsten tussen hun eigen muziek en die van Moussorgsky. Stap 7 Laat horen: ‘Baba Yaga’. ‘Als je hutmuziek hoort, ga je drankjes maken. Klinkt er bezemmuziek, dan is iedereen boom behalve de kinderen die eerst zelf bezemmuziek maakten. Zij spelen voor heks. Luister goed: wanneer is het hutmuziek en wanneer bezemmuziek?’ Aanwijzing De kinderen gaan nu bewegen op de muziek van Moussorgsky. Goldenberg en Schuyle Muziek kan gevoelens, stemmingen en sfeer uitbeelden Voorbereiding voor de leerkracht en benodigdheden: muziekfragment met duidelijk contrast in stemming uitkiezen zorgen voor voldoende leesteksten en/of instrumenten Om het muziekbeluisteren voor te bereiden voeren de lln. onder meer een vocaal klankspel uit. Als alternatief kan er gekozen worden voor een instrumentale variant. Lesdoel: kinderen ervaren en beredeneren de relatie tussen klankeigenschappen van de muziek en de uitwerking op de stemming/sfeer. Verloop van de les: (voor alternatief begin zie volgende bladzijde!) Inleiding 1. klopspel: een lln. gaat naar buiten en klopt op de deur alsof hij/zij: angstig, gehaast, woedend of vrolijk is. (deze mogelijkheden staan op het bord en de leerling kiest er één uit) 2. De lln. imiteren het kloppen en proberen vast te stellen welke gemoedstoestand bedoeld werd (waaraan kon je dat horen?). 3. We beluisteren een muziekfragment met een groot karakterverschil. (Inleiding uit de Symfonie nr. 9 van Dvorák – alleen als mp3 op de site) Laat het contrast in stemming/sfeer door de kinderen beschrijven. Kern: 4. De lln. krijgen een krant (verhaal uit taalboek kan ook goed) Op een teken van de leerkracht beginnen alle lln. te lezen. 5. Hierna volgen enkele "experimenten" : zo snel mogelijk lezen, zo langzaam mogelijk, laag lezen en de woorden als elastiek uitrekken, combinaties b.v. lang - zacht, kort en snel 6. Tot slot volgt een opname, het resultaat wordt beluisterd en besproken. Verwerking: 7. De klas wordt verdeeld in twee groepen : groep 1: leest laag en lang groep 2: leest hoog en kort. Groep 1 begint te lezen, hierna groep 2 en tenslotte samen. Er wordt een bandopname gemaakt. Voordat we het resultaat beluisteren wordt de vraag gesteld: "Als het twee mensen moesten zijn, welk karakter hebben ze dan?" 8. Voor meer verwerkingsmogelijkheden: zie volgende bladzijde! 6 Alternatieve inleiding en kern: instrumentaal klankspel als ingang. De leerkracht vertelt b.v. het volgende verhaal: ".... Beide mannen zien er erg verschillend uit. De één is rijk gekleed, hij heeft een kostbare pelsmantel aan en een bontmuts op. Aan z'n vingers heeft-ie gouden ringen met diamanten. Ook heeft hij niet tekort aan eten, want hij heeft een hangbuik en drie onderkinnen. Hij heet Samuel Goldenberg. De ander heeft alleen maar versleten kleren en gaten in z'n schoenen. Hij is mager en rilt van de kou. Zijn naam is Schmuyle. De arme en de rijke komen elkaar op een goede (kwade) dag tegen. Wat zouden ze elkaar te vertellen hebben?" Twee leerlingen beelden op verschillende instrumenten een gesprek gesprek tussen Goldenberg en Schmuyle uit. Goldenberg: bv. grote handtrom - lange tonen; Schmuyle : bv. claves of woodblock - korte tonen. Aansluitend luisteren we naar "Goldenberg en Schmuyle" uit De "Schilderijententoonstelling" van Moessorgski. (de orkestrale versie van Ravel - lvb. 10) "Welk verhaal vertelt de muziek? (vergelijk deze muziek eens met het "gesprek" van zonet)" Verdere verwerkingsopdrachten: (eventueel op het bord schrijven) welke instrument(en) worden gebruikt voor de rijke en welke voor de arme? hoe verloopt het gesprek, vooral is belangrijk, wie begint te praten en wie eindigt? waarover gaat volgens jou het gesprek? De CD wordt gestart. (eventueel wordt het stukje enkele malen herhaald) antwoorden: instrumenten: de rijke: violen, altviolen, celli en contrabassen. de arme : trompet (met demper) verloop van het gesprek : eerst de rijke, daarna de arme en tenslotte samen gespreksstof: een meningsverschil dat niet tot een oplossing komt. vb. "De arme wil geld lenen, maar krijgt het niet". Baba Yaga en Goldenberg en Schmuyle zijn “portretjes” uit De schilderijententoonstelling van Moussorgsky, gecomponeerd n.a.v. een in 1874 gehouden tentoonstelling van werken van een overleden vriend, schilder Victor Hartmann. Het werk verklankt een tiental schilderijen, terwijl de compositie begint met de Promenade. Het werk is in 1923 door Maurice Ravel geïnstrumenteerd. Daarnaast bestaat er een versie voor Synthesizer (Tomita) en een popversie van ELP. 7 Morning Muziek kan machinegeluiden uitbeelden Voorbereiding voor de leerkracht en benodigdheden: Nodig: voor iedereen een stukje gereedschap dat een geluid kan maken: schaar, hamer, vijl, heggenschaar, zaag, bezem enzovoort. Opnameapparatuur Verloop van de les 1: Goede morgen! Situatie: een ontwakend dorpje: iedereen wordt wakker en gaat aan het werk. Laat maar horen! 1. Om de beurt laat iedereen zijn/haar gereedschap horen. 2. Sommige geluiden zijn aardig om te combineren: donkere geluiden tegen lichte, snelle bewegingen tegen langzame: we maken daar een spel mee! 3. Nog aardiger wordt het wanneer de bewegingen allemaal "in de maat" uitgevoerd worden: opbouwen dat wil zeggen één instrument begint in kwartenbeweging, het volgende in achtsten, enzovoort. 4. Dit klankspel nemen we op: uiterste concentratie is vereist. 5. We beluisteren de band: wanneer je je eigen stukje gereedschap hoort, steek je het de lucht in. Wanneer je het niet meer hoort, leg je het weer voorzichtig neer (bandopname bewaren voor de volgende les). George Gershwin: Porgy and Bess, Morning – lvb. 11 Luisteropdracht: welke gereedschappen hoor je? Maak maar een lijstje. er is ook een ander geluid hoorbaar. Welk? Verloop van de les 2: Die Fabrik De opname van de vorige les is de basis voor het volgende spel: 1. Eerst beluisteren we deze opname weer. Steek je vinger omhoog wanneer je je eigen stukje gereedschap hoort. 2. We luisteren weer, maar nu doen we de beweging mee die bij de opname hoort. Wanneer de kinderen in een kring zitten, mogen ze gaan staan en de desbetreffende beweging uitvoeren. 3. Nu moet je je voorstellen, dat dit geen gereedschappen zijn maar allemaal machines in een grote fabriek. Die machines staan achterelkaar; het product wordt doorgegeven van de ene machine naar de andere. Maak maar groepjes van ongeveer zeven kinderen en speel die machines met bewegingen na. Wanneer de kinderen even geoefend hebben, wordt de band gestart en volgen de kinderen het tempo van de opname. 4. Het kan zijn dat de eigen bandopname minder geschikt is. Je kunt besluiten om een nieuwe opname te maken, je kunt ook doorgaan met het volgende onderdeel 5. Hoewel het Duits is, hoor je in de volgende opname heel goed wanneer er een nieuwe machine bij komt. De kinderen staan weer in groepjes van zeven. Opdracht: probeer zo goed mogelijk een beweging te maken bij de muziek die je hoort. Let op: nummer één begint! Wilhelm Dieter Siebert: Die Fabrik (1976) 2x opgenomen lvb. 12 Extra: we gaan met Orff-instrumenten, gereedschappen en andere materialen zelf het geluid van een machine(fabriek) nabootsen. Uit: katern betekenis - SLO 8 Dans je dol! (nr. 6 van de Deutsche Tanze van Wolfgang Amadeus Mozart) Meespelen met een luistervoorbeeld Verloop van de les: Mozart kreeg een baan als muzieklakei in z’n geboortestad Salzburg: hij mocht de muziek verzorgen voor de bisschop, maar toen die hem behalve de gewone ook nog de muzikale wetten wou voorschrijven, kregen ze hooglopende ruzie en Mozart werd er letterlijk uitgeschopt! Hij ging in Wenen wonen om te leven van opdrachten en zelf georganiseerde concerten. Dat viel niet mee: in 1791 stierf hij, totaal verarmd op 35-jarige leeftijd. Toch gebeurden in die laatste jaren wel plezierige dingen; vooral in Praag, waar Mozart soms heenreisde en waar men z'n muziek erg mooi vond. Op een avond, tijdens een wandeling kwam hij op een plein waar het volk uitgelaten en vrolijk, met veel stampen, springen en klappen een soort wals danste: de z.g. “Teutsche” (Duitse dans). Mozart -die zelf gek was op dansen- had daar enorm veel plezier in, vooral toen hij ontdekte dat de muzikanten melodietjes uit zijn opera Figaro hadden omgewerkt. Hij trok daar niet z'n neus voor op, in tegendeel: hij schreef zelf veel dansmuziek en daarvoor was de volksdans vaak het voorbeeld. Waarschijnlijk ook bij de Duitse dans die we gaan beluisteren. Laten we es een omwerking beluisteren voor een Tiroler Kapel, Daarbij hoort stampen, klappen en dijenkletsen! (lvb. 13: Tiroler dansje, vrij naar Mozart) Eerst even “droog” oefenen met lvb. 14: stampen, klappen en kletsen! Aanwijzing: wil het klappen en stampen lukken, dan moet waarschijnlijk eerst langzaam geoefend worden. Maak vooral niet te grote bewegingen! Lvb. 15: De Tirolerkapel + stamp, klap, klets! Zet het geluid maar flink open en doe mee! De muziek werd vrij langzaam en een beetje plomp gespeeld; dat moest wel, want Oostenrijkse boeren dansten gewoon in hun zware leren schoenen met ijzerbeslag en dikke spijkers, op de ruwe houten vloer of op de koude grond. Mozart schreef z'n dans voor de hogere kringen en daar danste men met lichte schoentjes op gladde parketvloeren. Muziek en dans waren sneller, lichter en sierlijker en i.p.v. een boerenkapel zit er een echt klassiek orkest met alles erop en eraan. Lvb. 16: Deutsche tanz nr. 6, 1e deel. Opdracht: de kinderen de verschillen laten noteren tussen deze en de vorige “boerenversie”. Dit dansje had twee melodietjes: A en B. Mozart bedacht ter afwisseling ook nog iets anders, het z.g. Alternatief. Weer twee melodieën (lvb. 17: alternatief) C zangerig, sierlijk en licht, D springerig, "stampend". 9 De volgorde is: (vul in) Volgorde: C - C – D – C – D - C. Waarom heet deze les nu: "Dans je dol"? Omdat de mensen van zo'n draai, stamp en springdans helemaal door het dolle raakten en wel betoverd leken. Deze magische kracht van de muziek kenden de volksmuzikanten heel goed en het was de kunst om vooral aan het eind de dansers zo op te zwepen dat ze buiten adem en haast buiten zinnen raakten. Nou vond het volk dat best fijn. Het deftige danspubliek bij Mozart ook: hij componeert nog een opwindend slot, het z.g. Coda. (it. “staart”). Niet het venijn maar het fijne zit in deze staart. Luister maar (lvb. 18): De muziek wordt spannend, sneller, sterker plotseling: Stop! Even klinkt iets dat we al kenden (A? B? C? D?). Antwoord: na stop klinkt C. Dan weer stampend verder, weer wervelende spanning, het houdt maar niet op……even een amechtig piccolofluitje. Hè, hè…….. uit! Tot slot beluisteren we de hele Duitse dans van Mozart (Lvb. 19: volledige opname van de Deutsche tanz). 10 Camel walk De kinderen oefenen een eenvoudig maatspel en spelen daarna dit maatspel met de echte muziek mee. Voorbereiding Zet het speelschema op het bord. Luistervoorbeelden Slagwerkensemble: Camel Walk – lvb. 20 Stap 1 Oefen eerst partij 1 met twee vingers op de rand van de tafel te tikken. Vervolgens partij 2 en 3 samen op de dijen en met handenklappen. Verdeel de klas in twee groepen (partij 1 en partij 2 en 3) en oefen het samen spelen. Aanwijzing Geef duidelijk de maat aan door bijvoorbeeld in het begin hardop te tellen. Begin met een laag tempo en voer dit geleidelijk op tot het tempo van het fragment. Begin bij het samenspelen eerst met partij 1 en laat partij 2 en 3 invallen als partij 1 goed loopt. Speelschema Camelwalk: Stap 2 Laat horen: ‘Slagwerkensemble: Camelwalk’. Luister met de kinderen naar het fragment. Welke instrumenten spelen jullie partijen? Aanwijzing Een shaker (sambabal) speelt partij 1, een hoge trom partij 2 en een lage trom partij 3. Stap 3 Laat horen: ‘Slagwerkensemble: Camelwalk’. Nu kunnen de kinderen met de partijen mee spelen. Begin met één partij en voeg de andere partijen toe. Aanwijzing Bij het meespelen met het fragment moet het fragment voldoende hard te horen zijn, zodat de leerlingen niet al te snel uit de maat gaan lopen. Blijf het tempo duidelijk aangeven met liedleidingsgebaren! Stap 4 Laat horen: ‘Slagwerkensemble: Camelwalk’. Schakel voor de laatste fase enkele instrumenten in. Geef duidelijk aan wanneer de instrumenten mee mogen spelen. 11 Aanwijzing Kies instrumenten die goed bij de partijen passen. Bijvoorbeeld: partij 1: twee sambaballen of schellenraam: partij 2: woodblock of claves, partij 3: handtrom of tamboerijn. De leerlingen die geen instrument hebben, kunnen de partijen mee doen zoals in de voorbereiding hierboven beschreven is: tikken, handenklappen of klappen op de dijen. (uit: Muziek Meester - Thieme meulenhoff, 2004) Contradans nr. 3 – Ludwig van Beethoven Verloop van de les: Er zijn nogal wat namen van componisten die met een B beginnen: Bach, Brahms, Bernstein, Berlioz. In deze les gaat het over een klein muziekstukje van een heel grote B: Beethoven. (zie achtergrondinformatie) In zijn tijd was een uit Engeland overgewaaide volksdans erg populair: de Country Dance of (in Wenen) de Kontratanz. Beethoven vond het beslist niet beneden zijn waardigheid er een 12-tal erg leuk op muziek te zetten. Over de oorsprong van de Contradans: zie achtergrondinformatie. We nemen voor deze les Beethovens 3e Contradans, hier gespeeld op een gezellig feestje in een herberg door 2 violen en een cello (lvb. 8: Beethoven in de herberg). Er zijn twee muzikale zinnen die elk 2x gespeeld worden, dus A A B B Je zult het ritme goed aanvoelen als je het volgende klap/stampstuk erbij speelt: Lvb. 9: (eerst langzaam, daarna in temp: één groep kan evt. de dans doen en de andere groep het klapstuk) Beethoven maakte ter afwisseling nog een derde (geheel andere) melodie C waar we een liedje van kunnen zingen (lvb. 10: middenstuk als liedje): De 3e Contradans in z’n geheel gaat als volgt (lvb. 11): A – A – B - B (met klapstuk en dans), C - C (evt. met zang), A - B (met klapstuk en dans) Beethoven had z’n Kontradansen zo gemaakt dat ze al door een piepklein strijkorkestje gespeeld konden worden. Het mocht ook groter: meer violen en celli (die dan gesteund werden door een contrabas). En het werd al een heel orkest als er wat blazers bij kwamen: een fluit, 2 hobo’s, 2 fagotten en 2 hoorns (lvb. 12). Veel plezier met deze les! 12 Achtergrondinformatie bij CONTRADANS nr. 3 Ludwig van Beethoven werd geboren in 1770 te Bonn. Zijn vader bezorgde hem een onplezierige jeugd doordat hij probeerde van hem een wonderkind te maken. Door kontakten met aristocratische kringen werd hij ondermeer in staat gesteld in Wenen te studeren. In 1792 trok hij voorgoed naar Wenen. Door financiële bijdragen van adellijke families was hij in staat onafhankelijk van opdrachten en uitgevers te componeren. Weldra werd hij bekend om zijn uitstekend pianospel. Beethoven had door geldontwaarding toch financiële problemen; z'n zwaarste tegenslag vormde echter hardhorendheid, die geleidelijk overging in doofheid. Deze was zeker mede een oorzaak van zijn beruchte weerbarstige gedrag. Toch werd hij door z'n tijdgenoten als componist gewaardeerd. In 1827 stierf hij, na een laatste moeilijke periode waarin zwaarmoedigheid en vereenzaming hem kwelden. De contradans: In Engeland werd in 1650 door John Playford een aantal "Country Dances" gepubliceerd. Deze country dance kent twee hoofdvormen namelijk de round en de longway. De round (= rond) is een kringdans met beurtelings mannen en vrouwen. Bij de longway staan de mannen en vrouwen tegenover elkaar. Deze dansvorm is niet specifiek Engels maar komt over de hele wereld voor. Bet is een volksdans hoewel hij ook aan het hof gedanst werd. Een typisch Engels aspect aan de dans is het geleidelijk na elkaar in de dans mengen van de paren. Juist omdat het een volksdans is, is er weinig over de geschiedenis opgeschreven. Als er dan ook omstreeks 1650 "dances" worden gedrukt, is dit omdat ze aan het hof zijn geaccepteerd (Elisabeth I). Omstreeks 1685 leren ook Nederland en Frankrijk de country dance kennen en raakt hij geleidelijk aan verder over Europa bekend. Ook krijgt hij nu de meer galante Franse benaming: 'contre dance’. (Nederlands= contradans). Beethoven kwam met de contradans in aanraking en heeft er zelf tussen 1800 en 1801 een 12-tal gemaakt. De grote innerlijke onrust en het temperamentvolle karakter van de componist komt zelfs in deze "lichte" muziek te voorschijn. Let bijvoorbeeld op de grote tegenstelling tussen de 1e en 2e zin. De 1e zacht (piano) de tweede hard (fortissimo) en met een grote ritmische stuwing. Daarbij is het sierlijke middengedeelte een sterk contrast. In Beethovens' tijd was een waarschijnlijk door hemzelf gemaakte pianoversie zeer populair. De 12 contradansen zijn in 1800/1801 ontstaan en in 1802 uitgegeven onder de titel "Contredances pour 2 Violons et Basse et Instruments a Vent ad ibitum par Louis van Beethoven". De strijkerspartijen werden gedrukt en waren voor een uitvoering al voldoende. Blazerspartijen waren dus "ad libitum" (naar believen) en apart verkrijgbaar. 13 Workshop Muziekbeluisteren Wilfred van Eisden [email protected] de luistervoorbeelden van blz. 1 t/m 11 zijn te vinden op: http://www.pabomeppel.nl/html/workshop.html, de luistervoorbeelden van de Contradans nr. 3 op: http://www.vaneisden.nl/html/muzieklessen.html 14