Gods leiding in je leven Er komen in dit boekje verschillende aspecten van Gods leiding aan de orde. Deze zijn onderverdeeld in drie studies. Allereerst kijken we naar Gods bemoeienis met deze wereld, namelijk Gods voorzienigheid. Daarna gaan we in op de leiding van God in ons persoonlijk leven, hoe we erachter kunnen komen wat Hij verlangt, maar ook zullen we ‘extreme’ voorbeelden van leiding bekijken en tenslotte wat het voor gevolgen heeft als je Gods leiding ook navolgt. In het laatste deel van het boekje nemen we bij wijze van leiding een voorbeeld aan hoe Jezus in een bepaalde situatie met mensen omging en kijken hoe we dat in ons eigen leven moeten toepassen. Het tweede deel van veel studies bestaat uit een los gedeelte uit de Bijbel, over hetzelfde onderwerp. Dit kunnen jullie dan zelfstandig bestuderen. We hopen dat deze studies een onderdeel mogen zijn van Gods leiding in jullie eigen leven. Deel 1: Gods voorzienigheid Deel 2: God kennen en Hem navolgen Deel 3: Over leiding gesproken, bijbelse voorbeelden DEEL 1 STUDIE 1.1 Gods voorzienigheid 1 Inleiding In het boek Zendelingen van Norman Lewis komt de volgende passage voor: ‘Al [Jones’] handelingen hadden één enkel doel, om met zijn eigen woorden te spreken: ‘God meer glorie te geven’, en God reageerde door Jones’ zendingsarbeid te vergemakkelijken met regelmatige kleine wonderen. Hij noemde er een uit de laatste tijd: hij had moeten terugvliegen naar de Verenigde Staten en door Gods voorzienigheid had een vliegtuig anderhalf uur vertraging gekregen, anders had hij het gemist.’ Deze opvatting over Gods voorzienigheid lijkt haaks te staan op de volgende, bija verbitterde uitspraak: ‘Nog iets anders zag ik onder de zon: niet altijd winnen de snelsten de wedloop of de dappersten de oorlog. Het zijn niet altijd de wijzen die te eten hebben, de verstandigen die rijk worden of de deskundigen die bijval krijgen. Alles hangt af van tijd en toeval.’[Prediker 9:11, Willibrordvertaling] In deze studieserie over Gods leiding zijn deze twee begrippen: ‘voorzienigheid’[door sommige mensenaangeduid als ‘leiding’] en ‘toeval’ twee niet onbelangrijke begrippen. Het eerste begrip heeft vaak een voordelige associatie, het tweede vaak een negatieve; vaak wordt het bestan ervan zelfs ontkend. In deze studie willen we een aanzet geven om verder na te denken over de twee begrippen, die meer zijn dan ze lijken! Voor het ene begrip nemen we de definitie over uit de Heidelbergsche catechismus, voor de andere de betekenis die de meeste woordenboeken eraan geven. Zondag 10, vraag en antwoord 27 ‘Vraag: Wat verstaat gij onder de voorzienigheid Gods? Antwoord:[Dat is] De almachtige en alomtegenwoordige kracht Gods, door welke Hij hemel en aarde, mitsgaders alle schepselen, als met Zijn handnog onderhoudt, en alzo regeert, dat loof en gras, regen en droogte, vruchtbare en onvruchtbare jaren, spijze en drank, gezondheid en krankheid, rijkdom en armoede en alle dingen, niet bij geval, maar van Zijn vaderlijke hand ons toekomen.’ Gods voorzienigheid bestaat dan hierin, dat Hij na de schepping der wereld niet Zijn handen van de wereld getrokken heeft [zoals in het deïsme van Decartes] en gezegt heeft: nu zoeken ze het verder zelf maar uit! Vragen ter voorbereiding: Noteer je antwoorden en wissel ze uit! 1. Over toeval: wat voor idee heeft Prediker hierover? Wat voor idee heb je zelf over toeval? Valt dat te rijmen met het idee van Prediker? 2. Over voorzienigheid: wat voor idee heb je er zelf over? Is het iets vanzelfsprekends, of juist een begrip waar je geen kant mee opkunt? Waar komen je ideeën over voorzienigheid/ ‘leiding’ vandaan? 3. Zoek beide begrippen op en noteer wat je opvalt. 1 Omdat er in de hele Bijbel door vanuit gegaan wordt dat God deze aarde in Zijn hand houdt [hoewel er soms ook wel eens aan getwijfeld wordt], en er voor deze studie hooguit twee avonden gerekend wordt, willen we bekijken hoe Jezus en Paulus dachten over de voorzienigheid van God. Vragen voor de avond zelf: Deze vragen zijn een aanzet voor een verder gesprek. 4. Lees Mattheus 6: 25-34 en 10: 29-31. Kijken: Wanneer worden deze dingen gezegd? Over wie gaat het? Over wie gaat het niet? Begrijpen: Wat wil Jezus hiermee duidelijk maken? Toepassen: Hebben wij er wat mee te maken? 5. Lees Colossenzen 1: 16-17, Romeinen 8: 28 en 11: 36 Noteer de overeenkomsten en de mogelijke tegenstellingen. Houd bij Romeinen 8: 28 ook de betekenis in het oog, die de Heidelbergsche catechismus geeft aan de voorzienigheid; essentieel hierbij is het dat je ook de tekstverwijzingen van de catechismus naleest. Verduidelijken ze of roepen ze juist vragen op? Zo ja, bespreek die vragen. Andere verduidelijkende teksten: Psalm 65: 7-14, 1 Korinthe 8:6, Romeinen 1: 24-25, Klaagliederen 3: 38 en Jesaja 45: 5-7. 6. Zou het mogelijk zijn dat ook het toeval een plaats heeft in Gods voorzienigheid? STUDIE 1.2 Gods voorzienigheid 2 Zelfstudie: Psalm 104. Literatuur: - Lewis, norman, Zendelingen, De Arbeiderspers, Amsterdam 1989 - Ursines en Olevianus, Catechismus of onderwijzing in de Christelijke leer, Zondag 10 2 DEEL 2 God kennen en Hem navolgen STUDIE 2.1 inleiding ‘Leiding’ is eigenlijk een behoorlijk vaag begrip, vergelijkbaar met het begrip ‘relaties’. Op het eerste gezicht lijkt iedereen er hetzelfde onder te verstaan. Na een tijdje nadenken wordt duidelijk dat dit onmogelijk zo kan zijn, omdat het begrip daarvoor eigenlijk te algemeen is. Zo geven vele christenen aan te smachten naar leiding in de zin van ‘duidelijkheid over de richting die ze moeten/mogen gaan’. Aan de andere kant kun je bijvoorbeeld ‘leiding krijgen’ ook negatief opvatten als het verliezen van autonomie, het ondergeschikt worden. 1. Denk, voordat je verder gaat, eens na over wat jijzelf verstaat onder leiding. Bij een groepsstudie over een relatief algemeen begrip als ‘leiding’ is het belangrijk om als groep samen overeen te komen waar we het over hebben. In de Bijbel staan verschillende teksten over ‘leiden’, ‘de weg wijzen’, ‘Zijn stem horen’. Laten we een aantal van deze teksten lezen. 2. 3. 4. Lees: Psalm 25: 9, Psalm 32: 8, Psalm 48: 15, Johannes 10:27, Johannes 14: 18 en Johannes 16: 13. Geef per tekst een compacte beschrijving van wat er bedoeld wordt. Probeer met behulp van de gelezen verzen een voorlopige definitie van ‘leiding’ boven tafel te krijgen. Op deze wijze weten we dat we het over hetzelfde hebben tijdens de studies. De leider van het volk Israël, Mozes, had een heel persoonlijk contact met God. Hij durfde zelfs concreet te vragen of God met hem en het volk zou meegaan. Zie ook Exodus 33: 14t/m17. De Bijbel laat ons verder zien dat leiding ook een reëel gegeven is voor christenen. Lees Johannes 10:27. ‘Het lijkt wel of de christen op deze wijze gedegradeerd wordt tot een toestand van afhankelijkheid. Hij wordt nooit volwassen genoeg om de verantwoordelijkheid voor zijn persoonlijke beslissingen te nemen. Niet alleen moet hem verteld worden wat hij doen moet, maar hij heeft ook nog iemand nodig die daarbij zijn hand vasthoudt.’ 5. Reageer op deze stellingen en maak daarbij gebruik van de termen ‘afhankelijkheid’ en ‘kleinering’. STUDIE 2.2 de prijs van leiding Bestudeer zelf Lucas 9:23-27 en Johannes 12: 24-26 en eventueel aanverwante teksten. [Beantwoordt dit aan jouw idee van leiding? Wat kost het je eigenlijk om van God je leiding te ontvangen? Doet dit nieuw licht schijnen op het beeld dat je van leiding hebt?] STUDIE 2.3 vormen van bijzondere leiding In de Bijbel staan een aantal zeer spectaculaire voorbeelden van Gods leiding beschreven. In deze paragraaf gaan we nadenken over deze bijzondere vormen van leiding. Lees Exodus 3: 1-5 en 4: 1-5, Richteren 6: 11-21, Handelingen 10: 9-18 1. 2. 3. Denk na over deze gebeurtenissen en ga na in welke context deze verzen staan [voorgeschiedenis, omstandigheden]. Beantwoord daarmee de volgende vragen. Zouden gebeurtenissen zoals beschreven tegenwoordig ook nog kunnen gebeuren? Waarom denk je dat? Ken je actuele voorbeelden van deze vormen van leiding? 3 Mozes 4. Verdiep je in de voorgeschiedenis van Mozes en denk je in zijn situatie in. Waardoor wordt de houding van Mozes getypeerd in de verzen uit Exodus? 5. Waarom zou Mozes reageren op de manier in Exodus 4: 1 en bijvoorbeeld vers 13? 6. In welke opzichten verschilt de roeping van Mozes met die van ons? Gideon 7. Probeer met behulp van de voorgeschiedenis in Richteren 6 te achterhalen in hoeverre Gideon en zijn familie vertrouwd zullen zijn geweest met Gods Woord [in die tijd de boeken van Mozes en Jozua]? Is onze situatie als christenen in deze eeuw vergelijkbaar met die van Gideon en zijn familie? Wat zijn de verschillen? 8. Gaf het eerste teken dat Gideon kreeg [Richteren 6: 21] hem genoeg zekerheid over zijn verdere roeping? 9. Inde geschiedenissen over Gideon worden meer situaties beschreven waarin bijzondere leiding van God voorkomt. Waar zou dit mee te maken hebben? Petrus 10. Wat was de betekenis van het visioen dat Petrus kreeg? Zie ook iets verder in hoofdstuk 10. 11. Wat zouden de beweegredenen geweest zijn voor de reactie van Petrus’ medeapostelen op het handelen van Petrus dat volgde uit het visioen? Zie begin hoofdstuk 11. 12. Ga na of er een patroon te ontdekken valt in de hierboven behandelde geschiedenissen. 13. Toets het patroon dat gevonden is de komende tijd in je persoonlijk Bijbellezen aan de Bijbel: is het een algemeen geldend en terugkomend patroon? STUDIE 2.4 God kennen door de Bijbel In deze studie gaan we nadenken over leiding in ons dagelijks leven. Lees Psalm 119: 1-11 Stel je de gelukkige situatie voor, dat je kan kiezen uit drie bijbaantjes: bij firma A mag je komen, op voorwaarde dat je niets aan de belasting doorgeeft. Bij firma B verdien je wel wat minder, maar alles gaat wel volgens de regels. Firma C werkt ook volgens de regels, maar hier verdien je nog minder dan bij firma B. 1. 2. 3. Hoe kan Psalm 119 je helpen om in dit geval tot een keuze te komen? Heeft elk vraagstuk een morele kant? Geef voorbeelden. Wat betekent de Psalm voor de stelling: ‘Als je God vraagt om hulp bij het nemen van een beslissing, is Hij zeker zo geintereseerd in de manier waarop je kiest als in de keus zelf’. Lees Psalm 19. 4. Welke twee manieren van Gods openbaring worden in deze Psalm genoemd? Op dit moment focussen wij ons vooral op de manier die vanaf vers 8 naar voren komt. Dit gedeelte vertelt wat het voor ons kan betekenen als we ons verdiepen in Gods wet, geboden en bevelen. 5. 6. 7. 8. Schrijf onder elkaar de eigenschappen op van Gods Woord die genoemd worden. Schrijf daarachter op wat het kan betekenen als we ons verdiepen in Gods Woord. Hebben wij dezelfde ervaring met Gods Woord als David hier beschrijft? Wat zou ons kunnen helpen om de verlichting en wijsheid [leiding] van Gods Woord meer te ervaren? Denk hierbij na over de Bijbel als afstemmogelijkheid op Gods gedachten en bedoelingen en mensen. Deel ook ervaringen/voorbeelden hiervan uit ons eigen leven met elkaar. ‘Het is zijn bedoeling dat je zijn kameraad wordt, dat je samen met Hem wandelt. Hij weet alles al van je. Nu wil Hij dat je iets van Hem gaat begrijpen.’[De Goede Strijd – John White] 4 STUDIE 2.5 luisteren naar de stem van de Herder…en daarna In een vorig gedeelte hebben we nagedacht over de Bijbel als instrument om leiding te ontvanhgen van God: we mogen voor ons dagelijks leven de Bijbel zien als meetlat voor onze handelingen in het dagelijks leven. Geschreven instructies zijn belangrijk. Als we een innerlijke aandrang hebben om iets te doen wat tegen de Bijbel ingaat, dan kun je er zeker van zijn dat die aandrang niet van God komt. Toch moet ons geloofsleven niet gereduceerd worden tot het opvolgen van een serie geschreven instructies. Er is meer. Lees Johannes 10: 1-10, 25-30. 1. Leg aan de hand van deze tekstgedeelten uit wat het verschil is tussen enerzijds het opvolgen van aanwijzingen van en anderzijds het volgen van een Gids. 2. Ga na wat je liever zou hebben als je de weg in een vreemde stad niet kan vinden: een routebeschrijving van de VVV of iemand van de VVV die met je meegaat? 3. Eerder hebben we nagedacht over Gods leiding door middel van de Bijbel, als het ware ‘leiding aan christenen als collectief’. Is daarnaast ruimte voor leiding voor ons als individu? Betrek bij deze vraag Johannes 10: 3 en bijvoorbeeld het eerder gelezen Exodus 33: 14 en Psalm 139: 13-16. 4. Welke voorrechten hebben de schapen? 5. Welke belangrijke roeping van de schapen wordt in Johannes 10: 27 genoemd? Lees Jozua 1: 1-9. 6. Over welke gebeurtenissen gaat het hier? 7. In dit gedeelte wordt in vers 3 door God een belofte gedaan aan Zijn kinderen. Welke voorwaarde geldt hier impliciet bij? 8. Als je de link legt naar ons thema ‘Gods leiding’: kun je zeggen dat voor het ontvangen van leiding in onze tijd een soortgelijke voorwaarde geldt? 9. Bespreek met elkaar hoe we de komende tijd God ons leven kunnen laten leiden. 10. We hebben in een aantal studies nagedacht over Gods Leiding, dus we hebben onze gedachten op dit gebied bij kunnen schaven. Lees, met wat je geleerd hebt, de volgende citaten. In hoeverre ben je het er mee eens? Vind je dat je veel vertrouwen hebt in Gods ‘baas-zijn’? Vind je het moeilijk om te wandelen, zoals ook aan Jozua opgedragen is? Waarom precies? ‘Je kunt Christus niet volgen als je stil blijft staan. Jekunt vaak beter een fout maken dan je helemaal niet verroeren. Diep in je hart zul je misschien het gevoel hebben dat het volgen van Christus een soort koorddansen is, een verkeerde beweging en je bent er geweest. Maar als het schaap een beetje dwaalt, zal de Herder die zijn schapen bij name kent, hem niet laten begaan. Hij zal hem roepen, en als het schaap daar niet op ingaat, zal Hij hem gaan halen. Leiding ontvangen is geen koorddansen.’ - “Onze angst ten aanzien van Gods wil zorgt er voor dat we verstijven. We klampen ons liever vast aan de belachelijke steunpunten die we hebben, dan ons in het onbekende te wagen. Je kunt wel in de intellectuele stelling dat er een liefhebbende, almachtige God is, geloven. Maar het is nog heel wat anders om je lot aan Hem toe te vertrouwen. We worden angstig en bang, als we beseffen hoeveel er op het spel staat. We sluiten ons af voor wat God zou willen zeggen en begrijpen alleen dat nog maar waar we al vertrouwd mee zijn. Spreuken 3: 5 en 6: ‘Vertrouw op de Here met uw ganse hart en steun op uw eigen inzichten niet. Ken Hem in al uw wegen dan zal Hij uw paden recht maken.’ ” [De goede strijd- John White] - 5 DEEL 3: Over leiding gesproken, bijbelse voorbeelden STUDIE 3.1 goed voorbeeld doet goed volgen… een pastoraal gesprek met Jezus Zoeken naar Gods leiding in ons leven is ook kijken naar het voorbeeld dat Hij geeft. In deze studie kijken we naar een voorbeeld van een ‘pastoraal gesprek’, zoals Jezus dat voerde met de Samaritaanse vrouw. Om extra goed te zien wat er is gebeurt, is het goed om het stuk als rollenspel te lezen, met een verteller (V), Jezus (J), de Samaritaanse vrouw (S) en de discipelen (D). De tekst is gebaseerd op de Groot NieuwsBijbel [1998]. Johannes 4 V: De Farizeeën hoorden dat Jezus meer leerlingen maakte en doopte dan Johannes. –Jezus doopte niet zelf, maar Zijn leerlingen.- Toen Jezus vernam, dat de Farizeeën dat gehoord hadden, verliet Hij Judea en ging terug naa Galilea. Hij moest daarvoor door het gebied van Samaria. Onderweg kwam Hij bij Sichar, een stad in Samaria, vlak bij het stuk land dat Jakob aan zijn zoon Jozef had gegeven. Daar lag ook de bron van Jakob. Jezus was vermoeid van de tocht en ging bij de bron zitten. het was midden op de dag. Toen de leerlingen naar de stad waren om eten te kopen, kwam een Samaritaanse vrouw water putten. J: Geef mij wat drinken. S: Hoe kunt U, een Jood, drinken vragen aan mij, een Samaritaanse vrouw? Joden laten zich namelijk niet in met Samaritanen. J: Als u wist wat God geeft en Wie het is Die u te drinken vraagt, dan zou u Hem erom gevraagt hebben en Hij zou u levend water hebben gegeven. S: Maar meneer, U hebt niet een s een emmer en de put is diep. Waar wilt U dan levend water vandaan halen? Kunt U soms meer dan onze voorvader Jakob? Hij gaf ons deze put en dronk er zelf uit, en ook zijn zonen en zijn vee. J: Wie van dat water drinkt, krijgt weer dorst, maar wie het water drinkt, dat Ik hem geef, zal nooit mer dorst hebben. Want het water dat Ik hem geef, zal een bron in hem worden waaruit water opborrelt dat eeuwig leven geeft. S: Geef mij van dat water, meneer. Dan krijg ik geen dorst meer en dan hoef ik hier niet meer te komen putten. J: Ga uw man roepen en kom dan hier terug. S: Ik heb geen man. J: Ja, u zegt terrecht dat u geen man hebt. Want u hebt vijf mannen gehad, en de man die u nu hebt, is uw man niet. Het is waar wat u zegt. S: Meneer, ik zie dat U een profeet bent. Onze voorouders hebben God op deze berg aanbeden, maar bij U zegt men dat in Jeruzalem de plek is waar men God moet aanbidden. J: Geloof Mij, er komt een tijd dat u de Vader noch op deze berg noch in Jeruzalem zult aanbidden. Jullie aanbidden zonder te weten wat je aanbidt, maar wij aanbidden wat we kennen, want het heil komt uit de Joden. Maar er komt een tijd – en die is er al- dat wie echt aanbidden, de Vader aanbidden in geest en waarheid. Want de Vader wil mensen die Hem zo aanbidden. God is geest, en wie Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en waarheid. S: Ik weet dat de Messias zal komen. V: Messias betekent Gezalfde. S: Wanneer Hij komt, zal Hij alles aan ons bekend maken. J: Ik ben het, Die met u spreekt. V: Op dat moment kwamen de discipelenterug. Ze waren verbaasd dat Hij met een vrouw in gesprek was, maar niemand vroeg Hem ‘Wat wilt u daarmee’ of ‘Waarom praat u met haar’. De vrouw liet haar waterkruik staan en ging naar de stad terug. Ze riep: S: Kom toch kijken! Er is een man Die mij alles verteld heeft wat ik gedaan heb! Misschien is het de Christus wel! V: De mensen liepen de stad uit en gingen naar Hem toe. Intussen drongen Zijn leerlingen bij Hem aan: D: Rabbi, eet toch iets. J: Ik heb iets te eten dat jullie niet kennen. D: Zou iemand Hem eten gebracht hebben? J: Mijn voedsel is: de wil te doen van Hem Die Mij gezonden heeft en het werk volbrengen dat Hij Mij heeft opgedragen. Zeggen jullie niet: ‘Nog vier maanden en dan is de oogst?’ Ik zeg je: kijk eens goed rond en let eens op de velden: ze staan wit, rijp voor de oogst. Hij die oogst, ontvangt nu al zijn loon en haalt de eerste opbrengst voor het eeuwige leven binnen.; de zaaier verheugt zich tegelijk met de maaier. Want er zit waarheid in dit gezegde: De een zaait en de ander maait. Ik heb jullie erop uit 6 gestuurd om een oogst binnen te halen waarvoor jullie je niet hebben ingespannen; anderen hebben zich ingespannen en jullie plukken de vruchten van hun inspanning. V: Veel Samaritanen uit die stad kwamen tot geloof, omdat de vrouw verklaard had: ‘Hij heeft me alles verteld wat ik gedaan heb.’ En toen ze bij Hem gekomen waren, vroegen ze Hem bij hen te blijven. En Hij verbleef er twee dagen. Door wat Hij verkondigde, kwamen nog veel meer mensen tot geloof, en zij zeiden tegen de vrouw: ‘Wij geloven, maar nu niet meer om wat u verteld hebt, maar omdat we Hem zelf hebben gehoord, en we zijn ervan overtuigd, dat Hij werkelijk de redder is van de wereld.‘ Vragen ter voorbereiding: 1. Zoek uit wat de achtergrond is van de gespannen relatie tussen Joden en Samaritanen. 2. Welke berg bedoelt de Samaritaanse? Wat is de achtergrond van hun verering aldaar? 3. Kijk alvast naar de vragen voor de avond zelf en bereid met name de toepassingsvragen voor. Vragen voor de avond zelf: We willen vanavond kijken naar hoe Jezus het gesprek met de Samaritaanse vrouw ‘aanpakt’om zo te leren voor gesprekken die wij met anderen hebben. Kijken 4. Streep onduidelijke woorden, zinsneden aan; doe hetzelfde met andere opvallende dingen. 5. Welke onderwerpen komen tijdens het gesprek aan de orde? 6. Hoe reageren de gesprekspartners op elkaar? Kun je vreemde of onverwachte wendingen in het gesprek aanwijzen? 7. Zit er een bepaalde lijn in het gesprek? Waar loopt het op uit? Begrijpen 8. Wat voor een beeld krijg je van de Samaritaanse? Hoe zou ze bij haar dorpsgenoten bekend zijn geweest? 9. Hoe gaat Jezus met haar levensloop om? 10. Wat geeft de doorslag voor de vrouw dat ze bij Jezus goed zit? 11. Vergelijk vers 19 met 2 Koningen 6: 12. Waarom concludeert de vrouw dat Jezus een profeet is en wat voor effect heeft dat op de rest van het verhaal? 12. Vergelijk vers 42 met Job 42: 5. Werpt dit nieuw licht op het verhaal? Toepassen 13. Waarom voert Jezus het gesprek met die vrouw? 14. Stel: jij komt de Samaritaanse tegen bij de put en moet met haar een gesprek over het geloof houden. Hoe zou je dat doen? 15. Kun je je met een van de personen uit het verhaal identificeren? Zo ja, met welke en waarom? 16. Wat voor lessen haal je uit dit gesprek voor jouw gesprekken met anderen? 17. Zie je naar aanleiding van dit verhaal [of misschien vraag 14] punten die je zelf wilt verbeteren in je omgang met God of anderen? Zo ja, dan kun je ze hier opschrijven: STUDIE 3.2 zelfstudie Bestudeer Colossenzen 3: 1-17 inductief. STUDIE 3.3 [facultatief] ruzie met God Iemand die enorm met God geknokt heeft over wat God allemaal met hem deed en toeliet, is Job. Een idee is om uit een literaire vertaling [denk aan de Willibrordvertaling of de Groot NieuwsBijbel] het boek Job te lezen en in twee avonden te bespreken. 7