Samenvatting H7 – Rome (Door Max)

advertisement
KCV: Rome
7.1: DE KONINGSTIJD: 753 – 509 v Chr
753 vC: Rome werd volgens de overlevering gesticht door Romulus en Remus.
Archeologisch onderzoek toonde aan enkele heuvels al in de 9e eeuw bewoond
werden:
-de Palatinus:
bewoners: Latijnen
-de Quirinalis
bewoners: Sabijnen
-de Esquilinus
bewoners: Sabijnen
In de loop van de 7e eeuw zijn deze stammen wrs. samengegaan.
In de eerste eeuwen werde Rome geregeerd door koningen:
1e was: Romulus (de legendarische stichter)
2e was: Numa (veel gedaan op gebied van bestuur en religie)
De laatste 3: waren wrs allemaal Etrusken  Rome behoorde in de 6e eeuw tot het
Etruskisch machtsgebied.
ETRUSKEN waren indertijd het machtigste volk in Italië. Het oorspronkelijke
woongebied was het huidige TOSCANE  dit werd uitgebreid van de Povlakte tot
Napels.
een hoog ontwikkelde cultuur: archeologische vondsten: fresco’s, keramiek,
bronzen kunstvoorwerpen en gouden sierraden.
Cloaca maxima: het afwateringskanaal dat in Rome onder de macht van de
Etrusken ontstond. Hierdoor werd het moeras tussen de heuvels drooggelegd  het
Forum Romanum ontstond.
Etrusca disciplina: de term voor het voorspellen van de toekomst wat de Romeinen
aan de Etrusken te danken hadden.
7.2: De eerste fase van de republiek: ca. 500 – 270 vC. De standenstrijd en de
onderwerping van Italië
Tegen 500 vC: Romeinen verdreven de laatste koning/tiran Tarquinius Superbus,
hiermee bevrijdden ze zich van de Etrusken.
De Republiek begon!
-belangrijke functies van de koning werden overgenomen door 2 consuls.
-grootste politieke macht werd bij de Senaat gelegd (Raad van Ouden =
hoofden van aanzienlijke families)
Standenstrijd
Republiek leidde tot tweespant (spanningen) tussen:
De Patriciërs: hadden grondbezit, bestuur en rechtspraak in handen
De Plebejers: hadden slechts een klein beetje rechten.
De rijke plebs wilden meer invloed op het bestuur v/d staat.
De arme plebs wilden geen armoede meer (leidde tot schuldslavernij)
In een aantal fasen is aan de eisen van de Plebejers voldaan:
-
-
494vC: het instituut van het volkstribuun werd ingesteld:
 Moest het volk beschermen
 Speciale functionarissen hadden vetorecht over maatregelen van de
consuls en belangrijke magistraten.
450vC: Wetten van de 12 Tafelen: er werd een halt toegeroepen aan de
willekeur van (patricische) rechters.
367vC: 1 van beide consuls moest voortaan een PLEBEJER zijn.
287vC: Lex Hortensia: het einde van de standenstrijd: besluiten van de
vergaderingen van plebejers kregen kracht van wet.
Machtsverhoudingen
In theorie:
Volksvergadering: bestond uit volwassen manlijke burgers, zij hadden de meeste
macht. Kozen bestuurders en namen besluiten over wetsvoorstellen.
Magistraten: legden de wetsvoorstellen voor aan de volksvergadering. Zij werden
echter beperkt in hun macht door het feit dat een magistraat maar 1 jaar magistraat
was en iedereen minstens 1 collega had.
Senaat: het adviesorgaan, kon alleen door de magistraat bijeengeroepen worden.
In praktijk:
Senaat: had de werkelijke macht in handen. Had een enorm gezag
Op een gegeven moment vormde zich uit de oude patricische en rijke plebejische
families een nwe bestuurlijke elite: de Nobiles ( de aanzienlijken ).  consuls
behoorden altijd tot deze klasse.
De Ambten
Jaarlijks werden magistraten gekozen die hun ambt uitoefenden volgens het beginsel
van collegialiteit: collega’s in ambt hadden het vetorecht over elkaars besluiten. In de
loop van tijd ontstonden de volgende ambten [hoog-laag]:
Magistraten
Censoren
Aantal
2
Consuls
2
Praetoren
2-4-8
Aedilen
4
Quaestoren
2-8-20
Functie (ambt)
Volkstelling; indeling van vermogensklassen; aanvulling
van de senaat tot 300 leden; aanbesteding van openbare
bouwprojecten.
Opperbevel over het leger; openbare orde; algemeen
bestuur; bestuur van provincies (als proconsuls).
[eerst 2, later 4, later 8]. Rechtspraak; bestuur van
provincies (als propraetoren)
Politie/brandweer; toezicht op de markt en de
korenvoorziening; organisatie van de Spelen.
Beheer van staatsfinanciën
De strijd om de macht in Italië
In de eerste eeuwen van de Republiek waren o.a. de Latijnse stammen de Aequi, de
Volsci en de Samnieten geduchte vijanden van de Romeinen.
386vC: Rome werd verwoest door een inval van Gallische stammen.
Ook Etrusken deden nog herhaaldelijk pogingen om de Romeinse kracht te breken.
3e eeuw: Romeinen versloegen hun verenigde vijanden en bezetten heel Italië ten
zuiden van de Po (behalve Griekse steden in het Zuiden  270 vC ingenomen).
Vanaf nu nog 2 grootmachten over in het Westelijk Middelandse-Zeegebied:
ROME en CARTHAGO (de rijke/machtige handelsstad aan de kust van N. Afrika).
7.3: De Romeinen veroveren het Middellandse Zeegebied: ca. 270-133
Rome en Carthago: de strijd tussen de grootmachten: 264 – 146
De Romeinen en de Carthagers en hebben 3 oorlogen met elkaar gevoerd, de
Punische oorlogen.
DE 1E PUNISCHE OORLOG:
De Carthagers (ook wel Puniërs) verloren deze en moeste ongunstige
vredesvoorwaarden accepteren; o.a. Sicilië kwam in bezit van de Romeinen. De
Romeinen profiteerden in de jaren erna van de Carthaagse zwakte door ook Sardinië
en Corsica in te nemen.
De Carthagers wilden hun verlies compenseren, en veroverden delen van Spanje.
zilvermijnen leverden rijkdom
bewoners werden huurlingen voor het Carthaagse leger.
De drijvende kracht achter de 1e oorlog was Hamilcar Barcas (vader van Hannibal)
DE 2E PUNISCHE OORLOG:
Volgens de Romeinen kwam deze 2e oorlog door de onbetrouwbaarheid van de
Carthagers. Ze gebruikten hiervoor het spreekwoord: punica fides.
Deze oorlog werd de gevaarlijkste die de Romeinen ooit gehad hebben.
Onverwachts wist Hannibal met een leger en met olifanten de alpen over te trekken.
hij viel N. Italië binnen.
grote nederlagen bij de Romeinen (o.a. bij Cannae).
Rome zelf kwam in gevaar, het gerucht ging dat Hannibal voor de poorten zou
staan. Maar Hannibal kwam niet.
Uiteindelijk wonnen de Romeinen: zij gingen grote slagen uit de weg; ze hadden de
hele zee rond Italië waardoor Hannibals leger niet voldoende voedsel aangeleverd
kon krijgen; ze veroverde Spanje  Hannibal had geen huurlingen meer.
P. Cornelius Scipio veroverde laatste stukje Spanje, stak de zee over en begon
Afrika te veroveren! Hannibal moest terug om zijn vaderland te verdedigen, en werd
daar verslagen door Scipio (Zama, 202vC).
Scipio keerde in triomftocht terug naar Rome, en kreeg de eretitel Africanus.
201vC: de vrede werd ondertekend; Carthago verloor al haar buitengewesten,
oorlogsvloot en heel veel geld.
Rome was dus bijna kapot geweest, de angst was groot geweest. Het gevolg van de
angst was…
DE 3E PUNISCHE OORLOG:
De Romeinen bleven bang voor de Carthagers. Zij stelden militair niks meer voor,
maar hadden zich in economisch opzicht goed hersteld. M. Porcius Cato (van de
Senaat) vond dat Carthago verwoest moest worden. Deze 3 e oorlog was in feite niets
minder dan de Romeinse belegering van Carthago.
De eerste 2 jaar gebeurde er vrijwel niets. Tenslotte slaagde Scipio Aemilianus erin
het verzet te breken.
stad werd verwoest
de 50.000 overlevenden werden slaaf
het grondgebied werd een provincie van het Romeinse Rijk, genaamd Africa.
Rome en de Hellenistische wereld
215: de militaire confrontatie van Rome met de Hellenistisch wereld begon.
Oorzaak: de Macedonische koning Phillipus V ging een coalitie aan met Hannibal.
In de eerste helft van de 2e eeuw hebben de Romeinen 4 Macedonische oorlogen
gevoerd. Resultaat:
146: heel Macedonië en Griekenland werden bij het Romeinse Rijk ingelijfd.
133: het gebied Pergamum kwam erbij (geërfd van koning Attalus III)  werd de
provincie Asia.
Romeinen kwamen in aanraking met de Hellenistische cultuur. Romeinen en
Grieken wisselden kennis en cultuur uit.
7.4: Crisis en burgeroorlog: 133-31 v. Chr.
Sociale omwentelingen
Voor de oorlog met Hannibal:
Romeinse maatschappij bestond voornamelijk uit zelfst. boeren.
zorgden voor eigen voedsel, brachten dus weinig op de markt.
dienden tevens als legioensoldaten
Na de oorlog:
Veel boeren waren in de oorlog gestorven of hun landerijen waren door Hannibal
verwoest.
OP HET LAND:
zochten hun toevlucht binnen de stadsmuren
verlaten boerderijen kwamen in handen van rijke senatoren en equites
(ridders van de 2e stand).
kleine boerderijen werden verdrongen door grootgrondbezitters
dezen lieten hun land bewerken door slaven uit Africa.
IN DE STAD:
vanwege de gevluchte boeren ontstond binnen Rome grote armoede = het
bezitloze stadsproletariaat (kon geen deel meer uitmaken van het leger).
deze burgers stelden zich als clientes onder bescherming van de rijke
rijke patroni (ze kregen dan politieke steun)
Hervormingsvoorstellen
Tiberius en Gaius Gracchus (broers): de eersten die met voorstellen kwamen en de
problemen aan de orde stelden (133-121).
Zij wilden:
-het grootgrondbezit beperken
-het vrijkomende land verdelen onder de bezitloze proletariërs.
De rijken vreesden machtsverlies van de Senaat ten gunste van de Volksvergadering
en aantasting van hun materiële bezit.
De gebroeders Gracchus werden vermoord door hun tegenstanders.
Nu kwamen in de politiek 2 stromen tegenover elkaar te staan:
De populares: traden in het voetspoor van de gebroeders Gracchus. Zij vormden in
de Senaat een minderheid, dus wendden zich met hun voorstellen tot de
Volksvergadering.
De optimates: werkten via de Senaat.
de senaat en de volksvergadering raakten steeds meer met elkaar in conflict.
Burgeroorlog
Eind 2e eeuw: gevaarlijke situatie:
De popularis Marius voerde als consul een belangrijke legerhervorming door: hij nam
de proletariërs tegen betaling op in de legioenen  er ontstond een beroepsleger.
RISICO: de loyaliteit van de soldaten ging nu in eerste plaats uit naar hun generaals
(vanwege beloningen), ipv naar de Senaat.
88-87: uitbarsting: de Senaat vroeg de consul Sulla om een militaire operatie in het
oosten. MAAR, de volksvergadering kende dit commando toe aan de andere consul,
Marius.
felle strijd  Sulla won.
82: Sulla liet zich tot dictator uitroepen  nam maatregelen om de positie van de
optimaten te versterken.
79: Sulla trad vrijwillig af.
49: een nwe burgeroorlog: een machtsstrijd tussen Caesar (populares) en Pompeius
(senaat).
nederlaag en dood van Pompeius zware slag voor de Republiek.
Caesar werd alleenheerser, maar er bleef verzet heersen in de senaat.
44: Caesar werd door een groep senatoren olv Brutus en Cassius vermoord.
7.5: Het einde van de Republiek
Maar ondanks de moord op Caesar werd het doel niet bereikt: herstel van de
Republiek. Caesar had namelijk een grote populariteit bij het volk.
43: de leidende figuren van de “Caesar-partij” (Marcus Antonius (consul/naaste
medewerker van Caesar); C. Octavianus (18 jarige achterneef van Caesar); Lepidus)
vormden een driemanschap.
DOEL: orde van de staat herstellen.
zij kregen uitgebreide volmachten.
42: in de slag bij Philippi werden de moordenaars van Caesar door Antonius en
Octavianus verslagen. De 2 overwinnaars zetten Lepidus buiten spel en maakten
een verdeling van het werkterrein:
Antonius: ging orde op zaken stellen in het OOSTEN.
Octavianus: richtte zich op het WESTEN.
Er kwam een steeds grotere kloof tussen Octav. en Ant. Antonius raakte onder de
indruk van de Egyptische koningin Cleopatra.
37: Antonius trouwde met Cleopatra (terwijl hij eigenlijk al getrouwd was met
Octavianus’ zus Octavia).
Anton. ging zich steeds meer gedragen als oosters vorst.
Octav. stelde zich hierdoor op als opvolger van Caesar en belangrijkste
beschermer van de Romeinse traditie.
32: Anton. liet zich van Cleopatra scheiden  breuk was definitief  oorlog
onvermijdelijk.
31: de beslissing: zeeslag bij Actium: Anton. en Cleopatra werden verpletterend
verslagen pleegden zelfmoord
Octavianus was heer en meester in het Romeinse Rijk
definitieve einde van de Republiek
7.6: De eerste eeuwen van de keizertijd
Augustus, de eerste keizer van het Romeinse Rijk: 27vChr – 14nChr.
Octavianus had een hoge status:
-veel steun van de legers
-had een groot informeel gezag (auctoritas)
-werd staatsman die boven de partijen stond
-een staatsman die vrede en herstel bracht
-hij kon zich een zoon van god noemen
27vC: hij kreeg de eretitel Augustus (de Verhevene).
zijn bevoegdheden werden meer officieel vastgesteld en bekrachtigd.
Republikeinse functies bleven bestaan, maar allemaal in de handen van Augustus.
Qua buitenlandse politiek streefde Augustus naar rust en voorspoed in de provincies
en vrede aan de grenzen.
De Pax Augusta: de periode waarin door de senaat tot driemaal toe de poort van
Ianus te sluiten, wat gebeurde als in het HELE rijk (zee + land) vrede heerste.
Augustus stierf in 14 n Chr. , de alleenheerschappij was hevig gegrondvest.
Culturele bloei onder het bewind van Augustus
Augustus bemoeide zich met de godsdienst, zo ontstonden er vele tempels.
Ook kunst en literatuur bloeiden op tijdens Augustus’ bewind.
Door Maecenas (een naaste medewerker van de keizer) werd een aantal dichters
vrijgesteld om zich geheel in poëzie wijden. Bekenden:
-Vergilius
-Horatius
De gehele geschiedenis van Rome werd beschreven in 142 boeken van de historicus
Livinius (de Ab Urbe Condita).
Augustus’ opvolgers: het Julisch-Claudische huis: 14-68 nC
Augustus had geen zoon die hem kon opvolgen, maar wilde wel de opvolging binnen
de familie houden.
Augustus
-
Tiberius;
Stiefzoon;
14 – 37;
Bekwaam bestuurder, maar gespannen verhoudingen met de senaat, dit
leverde hem een slechte naam op (majesteitsschennis)
-
Caligula;
Achterneef Tiberius;
37 – 41;
Ging zich als een despoot gedragen  vertoonde trekken van waanzin: zag
zichzelf als god, was van plan zijn geliefde paard tot consul te maken 
niemand was zijn leven meer zeker  Caligula werd vermoord.
-
Claudius;
Oom van Caligula;
41 – 54;
Enige familielid dat Caligula kon opvolgen. Was nooit met politieke functies
belast. Maar het viel mee: hij hield zich bezig met de organisatie van het
bestuur en voegde de provincie Brittania aan het Rijk toe. Ook hij had slechte
verhoudingen met de Senaat.
48: Claudius veroordeelde op verzoek van een van zijn vrijgelatenen zijn
vrouw ter dood (ze had een verhouding met een aristocraat, samen waren ze
van plan de keizer te vermoorden).
hij trouwde zijn nicht Agrippina; was veel jonger en bracht een zoon mee uit
een vorig huwelijk: Nero. Zij was van mening dat de keizer Nero moest
adopteren en hem als zijn opvolger moest maken  Claudius gehoorzaamde
 Agrippina vergiftigde Claudius  Nero werd keizer.
-
Nero;
Geadopteerd zoon van Claudius;
54 – 68;
Nero was 17 jr oud toen hij begon als keizer. De eerste 5 jaren werd de
regering uitgeoefend door zijn adviseurs. Maar ook zijn moeder wilde zoveel
mogelijk invloed  Nero en de adviseurs werden haar tegenstanders  59:
Nero liet zijn moeder vermoorden. Nero maakte er een zooitje van. De
schatkist raakte leeg door Nero’s fouten. Om aan geld te komen liet de keizer
een reeks van processen wegens majesteitsschennis doorvoeren (de
eigendommen werden van de veroordeelden afgepakt).
64: het grootste gedeelte van Rome werd verwoest door een enorme brand.
Nero gebruikte de ruimte die ontstond voor de bouw van een nieuw paleis.
Men dacht hierdoor dat Nero de brand zelf had aangestoken.
65: er kwamen samenzweringen om Nero te vermoorden. Nero veroordeelden
een hele hoop medeplichtigen ter dood.  hij maakte zich nog meer gehaat
hierdoor.
68: legers kwamen in opstand, olv de Spaanse gouverneur Galba  werd de
nwe keizer.
Het vierkeizerjaar: 68-69
Galba kwam aan de macht mbv zijn garde, de praetorianen.
maar Otho wist deze garde voor zich te winnen en liet Galba doden: nwe keizer.
intussen hadden Germaanse legioenen hun bevelhebber Vitellius tot keizer
uitgeroepen: hij versloeg Otho in N. Italië, die daarna zelfmoord pleegde: nwe keizer.
de troepen in het Oosten besloten dat hùn generaal keizer moest worden,
Vespasianus: nwe keizer, die erin slaagde zich te handhaven.
De Flavische dynastie: 69-98
Met Titus Flavius Vespasianus (69-79) begon de Flavische dynastie.
Hij stierf  de rust en de financiën in het Rijk waren weer hersteld.
Hij gaf de opdracht tot de bouw van het Colosseum.
werd opgevolgd door zijn zonen Titus en Domitianus.
Domitianus vertoonde dictatoriale neigingen.  hij werd vermoord olv zijn vrouw + 2
officieren van de keizerlijke garde.
opvolger werd gekozen door de senaat: de bejaarde senator Nerva (96-98)
De adoptiekeizers: 98-192
In de 2e eeuw werd de opvolging via adoptie geregeld. Deze keizers noemde men
“adoptiekeizers”.
Nerva “adopteerde” Trajanus (98-117). Hij was uitermate bekwaam en energiek
bestuurder  het Romeinse Rijk bereikte zijn grootste omvang.
Opvolgers:
Hadrianus
Antonius Pius
Marcus Aurelius  brak de traditie van adoptie. Zijn eigen zoon werd opvolger:
Commodus  bleek een zeer slechte keizer  192: hij werd vermoord.
er ontbreekt een periode van grote moeilijkheden aan voor het Romeinse Rijk.
7.7: De late keizertijd: 193-476
De 3e eeuw: de dynastie van de Severi en de soldatenkeizers
De nwe opvolger werd Septimius Severus.  hij en zijn opvolgers kregen te
kampen met de druk van de Germanen. Maar de rust bleef.
235: de dynastie verdween: het ging mis  aan alle grenzen oorlog  economie
ging hard achteruit  geen algemeen erkende machthebber
Soldatenkeizers kwamen: tientallen keizers die het leger steunden.
284-305: Diocletianus slaagde erin de macht stevig in handen te krijgen. Hij splitste
het Romeine Rijk in een westelijk en een oostelijk deel.
De vierde en de vijfde eeuw: het christendom, de volksverhuizingen en de val van
het West-Romeinse Rijk.
Maar deze indeling van het Rijk hield geen stand.
In de 4e eeuw riepen troepen een zeker Constantinus tot keizer uit.  werd bekend
onder de naam Constantijn de Grote . bekend vanwege zijn bekering tot het
Christendom.
313: hij vaardigde het Edict van Milaan uit: het christendom had dezelfde rechten als
de andere godsdiensten.
380: het Christendom werd de staatsgodsdienst, alle andere religies waren verboden
Download