Informatie over ‘oorzaken’ van psychische stoornissen in het algemeen. Dé oorzaak van een psychische stoornis bestaat niet. Het gaat altijd om een ingewikkelde wisselwerking tussen genen en omgevingsfactoren. Naastbetrokkenen zijn (vrijwel) nooit de ‘schuldige’, maar kunnen goed bijdragen aan herstel. Het vaststellen van een stoornis behoort door professionals te gebeuren. Als naastbetrokkenen kun je er ‘aanspraak’ op maken om betrokken te worden bij diagnostiek, voorlichting, behandeling en terugvalpreventie. Vraag actief naar het familie- of naastbetrokkenenbeleid. Om maar met de deur in huis te vallen: dé oorzaak van een psychische stoornis bestaat niet. Het gaat altijd om een ingewikkelde wisselwerking tussen genen en omgevingsfactoren. Om de complexiteit van die interactie te illustreren, nemen we de borderline persoonlijkheidsstoornis als voorbeeld. Ik citeer hiervoor uit het boek Mentaliseren bij de borderline persoonlijkheidsstoornis van de psychotherapeuten Bateman en Fonagy. ‘Er is geen enkel model dat in staat is alle beschikbare kennis en invalshoeken te integreren. Het gaat om genetica, constitutionele kwetsbaarheden, neurofysiologische disfuncties van affectregulatie en stressreacties, disfuncties frontale cortex, emotieregulatiestoornis, voorgeschiedenis van slechte behandeling en misbruik in de jeugdjaren en stoornissen in de hechting.’ Genen Nooit is een enkel gen verantwoordelijk. Het gaat altijd om een samenspel van verschillende genen. Ook de genen alleen leiden niet tot een psychische aandoening. Omgevingsfactoren Omgevingsfactoren zijn bijvoorbeeld zeer ingrijpende gebeurtenissen zoals een zeer instabiele ouderlijke gezinssituatie, emotionele verwaarlozing, agressie of seksueel misbruik. Ook noem ik het verlies van een dierbare, zeker op jonge leeftijd, of het krijgen van een ernstige lichamelijke ziekte. Op het eerste gezicht ‘minder ernstige zaken’ zoals een (moeilijke) bevalling, een verhuizing of ontslag kunnen eveneens bepalende factoren zijn. Nog minder voor de hand liggend lijken zaken zoals wanneer een kind ouders had die altijd aan het werk waren en geen tijd voor hem of haar hadden; of kinderen die nooit positief gestimuleerd zijn in hun jeugd (veel kritiek, hoge prestatie-eisen) en te horen hebben gekregen ‘meisjes hoeven niet door te leren’ of ‘jij bent toch dom’ en andere negatieve opvoedingsboodschappen. Die omgevingsfactoren kunnen in een recente tijd spelen en in een ver verleden. Vaak komen psychische stoornissen pas (serieus) tot uiting op jongvolwassen leeftijd. Dat komt doordat je dan veel meer op eigen benen moet staan, je eigen boontjes moet doppen. Je moet verantwoordelijkheid nemen voor je eigen bestaan, en de eisen die de omgeving aan je stelt nemen ineens fors toe. Dus terwijl je omgeving zegt: ‘meer loslaten’ en je kind op kamers gaat wonen, kunnen er allerlei problemen ontstaan zoals huurschuld, verwaarlozing en matige administratieve afhandelingen, die logischerwijs weer leiden tot zorg van ouders. En niet zelden een hulpvraag van een kind, dat zelf ook zo graag afstand had willen nemen. Zo kan het gebeuren dat eerdere omgevingsfactoren, samen met de genetische kwetsbaarheid, dan pas leiden tot verstoringen in het psychisch functioneren. Vaak blijkt dan toch ook dat er – terugkijkend – al enige aanwijzingen waren dat dingen niet zo goed liepen, zoals mindere schoolprestaties, gedragsstoornissen, conflicten of opvallende persoonlijkheidskenmerken. Omgevingsinvloeden kunnen behalve door mensen (zoals opvoeders en leerkrachten) ook bepaald worden door de maatschappij of ‘(sub)cultuur’. Het wegvallen van maatschappelijke zekerheden (familie-, buurt- en kerkleven) kan een rol spelen. Mensen voelen zich eenzaam, meer op zichzelf teruggeworpen en minder veilig. Een maatschappij (of dorp, kerkgemeenschap, et cetera) waarin strenge regels gelden, met strenge normen en waarden bijvoorbeeld over omgangsregels en discipline, zal een andere invloed hebben op kinderen met kwetsbaarheden, dan een leefomgeving waarin dat niet het geval is. Leef je bijvoorbeeld in een maatschappij of (sub)cultuur waarin bescheidenheid en ingetogenheid grote deugden zijn, dan zul je met een druk, assertief, extravert en impulsief temperament eerder vastlopen. Als je van nature introvert bent, kun je buiten de boot vallen in een samenleving waarin je vooral succes hebt als je ‘haantje de voorste’ bent. Wisselwerking Aanleg (genen) en omgeving werken voortdurend op elkaar in, tot op hoge leeftijd. Een in aanleg aanwezige kwetsbaarheid, bijvoorbeeld de neiging om impulsief te reageren, hoeft niet tot een psychiatrische stoornis te leiden. Dat kan wel gebeuren door omgevingsfactoren, die genen als het ware ‘aan- en uitzetten’. Sommige aandoeningen, zoals ADHD, autisme, bipolaire stoornis en schizofrenie, hebben een sterkere erfelijke component dan andere. Maar altijd spelen omgevingsfactoren een rol. Zo kunnen veel mensen met schizofrenie slecht tegen veranderingen en stress. Ingrijpende gebeurtenissen, zoals de dood van een dierbaar iemand, een verbroken relatie, een verhuizing, moeilijkheden op het werk en de overgang van de puberteit naar de adolescentie kunnen de ziekte uitlokken. Ook bij de bipolaire stoornis (manischdepressieve stoornis) geldt dat ingrijpende levensgebeurtenissen het ‘uitbreken’ van de ziekte kunnen uitlokken. ADHD komt tot uiting of verergert door bijvoorbeeld spanningen tussen ouders, een chaotische opvoedingssituatie, veel afkeuring of pestgedrag op school. Het gaat dus om de wisselwerking. Als iemand bijvoorbeeld impulsief geboren is, kiest hij soms een vriendenkring die bestaat uit soortgenoten, en begeeft hij zich daardoor sneller in situaties die uitdagend en gevaarlijk zijn. Juist deze situaties dagen hem weer uit tot impulsieve handelingen. Iemand met een aanleg voor psychose voelt zich soms aangetrokken door drugs. Het gebruik van drugs jaagt een psychose juist weer aan. Als iemand van nature ‘verlegen’ is, maakt het uit in welke omgeving hij opgroeit (ouders, school, vrienden). Wordt hij er bijvoorbeeld mee gepest, of zelfs door uitgesloten, dan kan hij nog introverter worden, een depressie of ontwijkende persoonlijkheid ontwikkelen, of aan de drank of drugs raken. Maar wordt hij geaccepteerd zoals hij is, en gewaardeerd, dan kan iemand zich gedurende zijn leven rustig ontwikkelen tot de persoon die hij zou willen zijn. Een in aanleg aanwezige kwetsbaarheid leidt niet in een vast patroon tot een bepaalde stoornis. Impulsiviteit kan bijvoorbeeld leiden tot ADHD, tot een borderline persoonlijkheidsstoornis, tot antisociaal gedrag en tot alcoholmisbruik. Zogenaamd ‘slechte’ omgevingsfactoren, zoals negatieve ervaringen in de jeugd, hoeven helemaal niet te leiden tot psychische stoornissen. Sterker, sommige mensen worden sterk, krijgen veerkracht, door tegenslag! Wat je verder nog moet weten: Alcohol en drugs kunnen psychische stoornissen uitlokken), zoals cannabis (hasj/wiet) een beruchte uitlokker is van schizofrenie en er bij cocaïnegebruik veel depressies voorkomen. Lichamelijke ziekten kunnen leiden tot psychische verschijnselen, bijvoorbeeld een depressieve stoornis ten gevolge van een te langzaam werkende schildklier. Overmatig gebruik van koffie en cafeïnehoudende dranken, zoals thee en cola, kan angsten uitlokken of versterken. Hormonen (puberteit, premenstruele fase, overgang) hebben onmiskenbaar invloed op de emotionele stabiliteit. Onze hersenen zijn – gelukkig! – in staat tot zelfvernieuwing (plasticiteit), er ontstaan letterlijk nieuwe verbindingen tussen hersencellen. De gedachte dat de hersenen snel na de geboorte (of na de jongvolwassen leeftijd) nauwelijks nog veranderen, is radicaal overboord gegooid. Onze hersenen veranderen dus voortdurend en passen zich aan onder invloed van allerlei omgevingsfactoren. Daarmee zijn we weer beland bij het gegeven van de wisselwerking: onze hersenen bepalen ons gedrag en ons gedrag bepaalt (mede) onze hersenen (circulariteit).