Algemene preventie binnen het sociaal werk van het OCMW

advertisement
Universiteit Gent
Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen
Academiejaar 2008-2009
Opleiding Master Sociaal werk
Algemene preventie binnen het sociaal werk van het OCMW.
Promotor :
Masterproef neergelegd tot het behalen van
Prof. Dr. Nicole VETTENBURG
de graad van master in sociaal werk
2008-2009
Evaluatie door :
Auteur :
Prof. Dr. Nicole VETTENBURG
Stéphanie HONORÉ
Dr. Liesbet GOUBERT
Abstract
Het thema van deze masterproef handelt over het concept van algemene preventie
binnen het sociaal werk van het OCMW. De onderzoeker veronderstelt hierbij dat
algemene preventie nog steeds een te beperkte plaats kent in een OCMW. Omtrent dit
thema worden volgende onderzoeksvragen geformuleerd: Hoe wordt de opdracht van
preventie zoals vermeld in de organieke wetgeving van 1976 uitgevoerd en ingevuld in het
sociaal werk van het OCMW? En welke plaats krijgt algemene preventie naast de
curatieve hulpverlening in het OCMW? Om op deze vragen een adequaat antwoord te
formuleren, moet er als eerst een theoretische situering gegeven worden over dit thema.
Daarom spitst het eerste hoofdstuk zich toe op de opdrachten van een OCMW met
aandacht voor de plaats van preventie hierin. Een tweede hoofdstuk behandelt exclusief
het thema van algemene preventie waar zowel theorieën uit nationale en internationale
literatuur aan bod komen. Een derde hoofdstuk licht de gebruikte methodologie voor het
onderzoek toe. Deze masterproef gebruikt een kwalitatieve onderzoeksopzet en hiervoor
werden tien sociaal werkers uit verschillende OCMW’s bevraagd. Dit gebeurde aan de
hand van een semi-gestructureerde open vragenlijst. In een vierde hoofdstuk worden de
onderzoeksresultaten gepresenteerd. In een vijfde hoofdstuk wordt de conclusie en een
antwoord op de onderzoeksvragen geformuleerd. De belangrijkste bevindingen uit het
onderzoek is de conclusie dat algemene preventie wel degelijk aanwezig is in een
OCMW. Deze kent verschillende invullingen die in de onderzoeksresultaten benoemd
worden. Ondanks de aanwezigheid van algemene preventie kent deze een te beperkte
plaats in het ruime aanbod van het OCMW.
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave .............................................................................................................1
1
Inleiding en probleemstelling...............................................................................3
2
Hoofdstuk 1 : Het OCMW......................................................................................5
2.1
2.1.1
Middeleeuwen tot 1925............................................................................5
2.1.2
1925: het ontstaan van de COO’s............................................................6
2.1.3
1976: de geboorte van het OCMW ..........................................................6
2.2
3
Het recht op maatschappelijke dienstverlening ........................................7
2.2.2
Opdrachten in het kader van maatschappelijke dienstverlening...............9
2.3
OCMW Structuur ...........................................................................................10
2.4
Een voorbeeld van preventief werken: het armoedeprobleem .......................11
Hoofdstuk 2: Algemene preventie......................................................................13
Preventie .......................................................................................................13
3.1.1
Preventiedefinities .................................................................................13
3.1.2
Preventie in sociale wetenschappen ......................................................14
3.1.3
Preventie in het sociaal werk .................................................................15
3.2
Individuele preventie......................................................................................16
3.3
Algemene preventie.......................................................................................17
3.3.1
Definities van algemene preventie .........................................................17
3.3.2
Algemene preventie in het sociaal werk.................................................19
3.3.3
De meerwaarde van algemene preventie ..............................................19
3.4
5
Opdrachten binnen het sociaal werk van het OCMW.......................................7
2.2.1
3.1
4
Historische situering van het ontstaan van het OCMW ....................................5
De tijdslijn......................................................................................................20
3.4.1
Algemeen beleid ....................................................................................20
3.4.2
Primaire, secundaire en tertiaire algemene preventie ............................21
3.4.3
Curatie...................................................................................................23
3.5
Preventieve reflex..........................................................................................24
3.6
Valkuilen bij het algemeen preventief werken................................................25
Hoofdstuk 3: Methodologie ................................................................................28
4.1
Onderzoeksmethode .....................................................................................28
4.2
Werkwijze......................................................................................................30
Hoofdstuk 4: Onderzoeksresultaten ..................................................................32
5.1
Topic Preventie .............................................................................................32
1
5.1.1
Algemene preventie...............................................................................32
5.1.2
Redenen indien er niet algemeen preventief gewerkt wordt...................52
5.1.3
Individuele preventie..............................................................................53
5.1.4
Preventieve reflex en signaleren............................................................54
5.2
Topic OCMW.................................................................................................55
5.3
Topic Sociaal Werk .......................................................................................56
6
Besluit..................................................................................................................59
7
Dankwoord ..........................................................................................................65
8
Literatuurlijst .......................................................................................................66
9
Bijlagen................................................................................................................72
9.1
Vragenlijst .....................................................................................................73
9.2
Begeleidende tekst voor interviews ...............................................................77
9.3
Voorbeeld van interview ................................................................................80
2
1
Inleiding en probleemstelling
De titel van deze masterproef is ‘Algemene preventie binnen het sociaal werk van het
OCMW.’ De motivatie voor dit thema volgt uit ervaringen die ik heb opgedaan tijdens mijn
stageperiodes op een sociale dienst in een OCMW, een Openbaar Centrum voor
Maatschappelijk Welzijn. In deze werkpraktijk ligt de nadruk vooral op individuele,
algemene hulp- en dienstverlening aan cliënten met overwegend financiële problemen.
Tijdens gesprekken merkte ik op dat vele hulpvragers in een gelijkaardige situatie vaak
geconfronteerd worden met dezelfde problemen of moeilijkheden. Voorbeelden hiervan
zijn energiearmoede, werkloosheid, gebrekkige werkervaringen, laaggeschooldheid, te
hoge huurlasten, overmatige schuldenlasten en kredietleningen aan woekerrentes. Deze
problemen worden voornamelijk op een curatieve manier aangepakt door bijvoorbeeld het
opstellen van een afbetalingsplan, het toekennen van een leefloon en het verlenen van
financiële steun. Vaak komen deze vormen van hulpverlening erg laat in de
probleemontwikkeling Zo wordt bijvoorbeeld een afbetalingsplan pas opgesteld na een
overmatige schuldenlast. Als gevolg van de talrijke confrontaties met deze problematiek is
mijn motivatie gegroeid om binnen de verwachte dienstverlening van het OCMW het
aanbod van preventie te analyseren. Het is namelijk zo dat dit specifiek aspect van de
dienstverlening in tegenstelling tot het curatieve vaak onderbelicht blijft.
Het uitgangspunt in deze masterproef is dus of preventie, en in het bijzonder algemene
preventie tegenwoordig een te beperkte plaats heeft in het sociaal werk van het OCMW.
Algemene preventie kan nochtans zinvol zijn aangezien er zich situaties voordoen waar
meerdere cliënten met gelijkaardige problemen geconfronteerd worden. Algemene
preventie is erop gericht om dit te voorkomen door initiatieven te nemen die een ruimere
doelgroep bereiken (Goris, Burssens, Melis, en Vettenburg, 2007). Een OCMW is een
eerstelijnsorganisatie die algemene hulpverlening biedt naar alle burgers toe. De
organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de Openbare Centra voor Maatschappelijk
Welzijn beschrijft wat de missie, algemene bepalingen en taken zijn van het OCMW. Het
uitgangspunt waarop het OCMW zich baseert, wordt beschreven in artikel 1 van deze wet.
In dit artikel wordt het recht op maatschappelijke dienstverlening beschreven waar elk
persoon recht op heeft en eenieder in de mogelijkheid moet stellen een leven te leiden dat
beantwoordt aan de menselijke waardigheid1. Artikel 57§1 beschrijft dat het OCMW de
taak heeft om aan personen en/of gezinnen de maatschappelijke dienstverlening te
verzekeren. Deze dienstverlening bevat niet enkel een curatieve, maar ook een
preventieve opdracht. Vanuit de wetgeving leid ik af dat een OCMW ook een preventieve
1
De organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk (2007). Geraadpleegd op 15
februari 2009: (http://www.binnenland.vlaanderen.be/regelgeving/wetgeving/OCMW-WET/PDF/)
3
taak kan opnemen. In deze masterproef spits ik me verder toe op de algemene
preventieve opdracht van een maatschappelijk assistent in een OCMW-praktijk. De
probleemstelling omtrent dit thema is: onderzoeken of er aan ‘algemene preventie’
gedaan wordt in het sociaal werk van het OCMW. Omdat ik wil weten op welke manier
algemene preventie kan bijdragen tot menswaardige hulpverlening, teneinde zicht te
krijgen op welke plaats en invulling de preventieve opdracht van een OCMW heeft in de
praktijk. Omtrent deze probleemstelling kunnen de volgende onderzoeksvragen
geformuleerd worden waar ik doorheen de masterproef een antwoord wil op aanreiken:
Hoe wordt de opdracht van preventie zoals vermeld in de organieke wetgeving van 1976
uitgevoerd en ingevuld in het sociaal werk van het OCMW? En welke plaats krijgt
algemene preventie naast de curatieve hulpverlening in het OCMW? Deze masterproef
heeft
een
wetenschappelijke
relevantie
omdat
het
kan
bijdragen
aan
een
kennisvermeerdering over het preventiediscours in een OCMW. Dit thema is
maatschappelijk relevant omdat, er op basis van de bestudeerde literatuur kan besloten
worden dat preventie nog onvoldoende verankerd is in de hulpverlening (Serrien, 2004)
(Hendrickx, 2008a) (Hendrickx 2008b). Een onderzoek over algemene preventie kan
ervoor zorgen dat er meer aandacht komt voor deze hulpverleningsmethode naast het
curatieve werk. Het is tevens één van de doelstellingen om het dominante curatieve
model van een OCMW in vraag te stellen. Een andere maatschappelijke reden waarom
dit onderzoek maatschappelijk relevant is, is namelijk het decreet dat een OCMW in de
mogelijkheid stelt een preventieve taak op te nemen. Dit is bijgevolg één van de meeste
belangrijkste redenen om een thesis te maken rond de algemeen preventieve opdracht
van een OCMW. De studie die ik uitvoer is gebaseerd op interviews afgenomen van
maatschappelijk assistenten van sociale diensten van verschillende OCMW’s. Hierbij zal
ik sociaal werkers bevragen over ‘algemene preventie’ in hun praktijk. Het onderzoek
heeft nood aan een ruimere theoretische context. Daarom volgt in hoofdstuk één een
inleiding over de geschiedenis en opdrachten van een OCMW. In dit hoofdstuk wordt
gekeken welke opdrachten een OCMW heeft en wat allemaal onder de term sociaal werk
valt en welk plaats preventie hierin krijgt. In een tweede hoofdstuk wordt verder ingegaan
op de theorieën rond preventie en in het bijzonder algemene preventie. Hierbij wordt
zowel nationale als internationale literatuur aangehaald. Een derde hoofdstuk gaat verder
in op de gebruikte methodologie voor het kwalitatief onderzoek. Een vierde hoofdstuk
handelt over de resultaten van het onderzoek. Afsluitend volgen de conclusies horend bij
deze masterproef en de literatuurlijst. Achteraan vindt u tevens de bijlagen zoals de
vragenlijst, een begeleidende tekst voor het interview en een uitgetypt voorbeeld van een
interview.
4
2
Hoofdstuk 1 : Het OCMW
Om een goed inzicht te verwerven in het sociaal werk van het OCMW is het noodzakelijk
om eerst een ruim beeld te schetsen van wat deze hulpverlening precies inhoudt. Het
OCMW is een instelling die is ontstaan in 1976 met de uitvoering van de organieke wet
van 8 juli betreffende de openbare centra voor maatschappelijke welzijn (2007). Het
OCMW is de opvolger van het COO, (Commissie voor Openbare Onderstand) die zijn
ontstaan kende in de wet van 10 maart 1925 (Luyten, 1993) (Lammertyn, 1990). Daarom
zal dit hoofdstuk tevens een korte voorgeschiedenis bevatten. Het OCMW is een instelling
die reeds langer dan dertig jaar bestaat en het kende in deze periode ontwikkelingen die
een effect hadden op de hulpverlening in deze instelling. Daarom is het ook noodzakelijk
om kennis te hebben van ontwikkelingen in de wetgeving die zich doorheen de jaren van
het bestaan van het OCMW hebben voorgedaan. Gezien de titel van deze masterproef
wordt in dit hoofdstuk specifiek aandacht besteed aan het aandeel van preventie in het
sociaal werk van het OCMW. Dit hoofdstuk heeft als doelstelling om inzicht te verwerven
in de rol van ‘algemene’ preventie in de hulpverlening van het OCMW en daarnaast ook
het ontstaan, de taken en de doelstellingen van het OCMW te bespreken.
2.1
Historische situering van het ontstaan van het OCMW
2.1.1 Middeleeuwen tot 1925
Inzake de institutionele armenzorg geven Vanmarcke, Boonen en De Winter (2004) een
historisch overzicht, dat hieronder volgend beknopt zal worden omschreven. De zorg voor
armen werd in de middeleeuwen voornamelijk uitgevoerd door de kerk. Door de invloed
van de kerk was er een plicht tot naastenliefde die de rijken dwong om af en toe een
bijdrage te leveren aan de armen. De armenzorg op basis van liefdadigheid werd
oorspronkelijk georganiseerd vanuit caritatieve en filantropische initiatieven. Sociaal werk
is in dit kader ontstaan om deviant gedrag in de maatschappij te voorkomen. De
liefdadigheid werd gekenmerkt door selectiviteit met een bijzondere aandacht voor de
meest behoeftigen in de lage sociale klassen (Maeseele, Roose, Roets en Bouverne- De
Bie, 2008). Vanaf 1600 wordt de strijd tegen armoede overgenomen door de seculiere
overheid. In 1796 worden de burelen van weldadigheid opgericht die op lokaal niveau
individuele hulpverlening bieden. Ook in 1796 ontstaan er burgerlijke godshuizen die de
collectieve dienstverlening op zich nemen.
5
2.1.2 1925: het ontstaan van de COO’s
Omwille van de gevolgen van de Eerste Wereldoorlog ontstond in 1925 de wet op de
Commissies voor Openbare Onderstand (COO) waardoor de bevoegdheden van de
burgerlijke godshuizen en burelen van weldadigheid opgegeven en samengevoegd
werden in de COO’s (Vanmarcke, et al., 2004). De voorganger van het OCMW, de COO
(Commissie van Openbare Onderstand), kende zijn bestaan in de wet van 10 maart 1925.
Deze wet kende verschillende opdrachten toe aan de COO’s zoals: behoeftigen thuis
ondersteunen, verzekeren van ziekenverpleging, hulp verlenen aan zieken of gewonden,
ellende bestrijden door preventieve maatregelen, voogdij nemen over vondelingen en
wezen, investeren in goedkope woningen met hun kapitalen, bijdragen leveren aan
instellingen met sociale doeleinden en als laatste de uitvoering van de in 1974 ingevoerde
bestaansminimum-wet (Vranken, 2005). Preventie was bij de COO’s al een opdracht die
in 1976 werd overgenomen door de OCMW’s. Vranken (2005) schrijft dat het verlenen
van steun als de eerste opdracht van de COO’s beschouwd werd. Het aanbod van de
COO’s was breder dan enkel het verlenen van financiële hulp en kon zich ook richten op
collectieve dienstverlening. Collectieve dienstverlening kan omschreven worden als extra
diensten die op initiatief van een bepaalde COO’s opgericht worden. Voorbeelden van
collectieve dienstverlening in de COO waren onder andere diensten voor bejaarden,
maaltijdenbedeling, dagcentrums, opbouw van sociale woningen en geestelijke
gezondheidszorg. Preventie was voor de oprichting van deze collectieve dienstverlening
één van de belangrijkste drijfveren . De wet van 10 maart 1925 betreffende COO’s
vertrouwt de specifieke opdracht om behoeftigheid te voorkomen toe aan de COO’s.
Vranken (2005) omschrijft de preventieve taak van COO’s als innovatief en als primair. De
wet van 1925 refereert voor de preventieve opdracht van COO’s naar het realiseren van
sociale woningen, verlenen van steun aan instellingen van sociale voorzorg en
behoeftigen laten aansluiten bij de sociale voorzorg (Vranken, 2005).
2.1.3 1976: de geboorte van het OCMW
Vanaf 1945 ontstond er, in het merendeel van Europa, een consensus over het gegeven
dat de strijd tegen armoede tot de missie van de overheid behoorde (Luyten, 1993). De
staat werd dus bereid om collectieve voorzieningen op te richten om zo welzijn te
garanderen naar de burger toe (Maeseele et al., 2008). Deze auteurs omschrijven het
ontstaan van het OCMW als een verschuiving van liefdadigheidswerk (gunst) naar recht
op sociaal welzijn. Na wereldoorlog II ontstond onder invloed van de ingang van
internationale mensenrechten de Belgische sociale welvaartstaat waarin solidariteit en
integratie sleutelbegrippen waren. Dit ging gepaard met de introductie van de sociale
6
zekerheid (Maeseele, et al., 2008). De algemene bepaling van het OCMW staat
beschreven in artikel 1 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare
centra voor maatschappelijk welzijn die hier geciteerd wordt. “Elke persoon heeft recht op
maatschappelijke dienstverlening. Deze heeft tot doel eenieder in de mogelijkheid te
stellen een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid”. Door de
inwerkingstelling van het OCMW werd met het verleden van de COO’s als
liefdadigheidsinstelling, volledig komaf gemaakt (de OCMW-wet van 1976) (Maeseele, et
al., 2008). De wet van 1976 geeft aan het OCMW een bredere opdracht, waar preventie
ook onderdeel van is. Deze brede opdracht biedt het OCMW de mogelijkheid om in te
spelen op nieuwe maatschappelijke vraagstukken (Luyten, 1999). Volgens Maeseele et
al., (2008) werd het recht op maatschappelijke dienstverlening ingevoerd als antwoord op
groeiende onvoorspelbare risicofactoren in de samenleving. Door het recht op
maatschappelijke dienstverlening te benoemen als een subjectief recht wil men
anticiperen op deze risicofactoren. Dit recht wordt tevens pas van kracht wanneer zich
een probleem of risico op een probleem voordoet (Maeseele, et al., 2008). Notredame
(1998, geciteerd in Vranken, 2005) omschrijft het ontstaan van het OCMW als een
maatschappelijk project ,die volgens hem ook een verschuiving van gunst naar recht
inhoudt. “… de invoering van afdwingbare rechten als grondslag van de maatschappelijke
dienstverlening (of van gunst naar recht), de verbreding van de opdracht van het OCMW
van armoedebestrijding tot welzijnsbevordering van de totale bevolking en de
professionalisering van de hulpverlening (Notredame, 1998, geciteerd in Vranken, 2005:
152).” In 2002 werd de laatste grote wijziging ingevoerd met betrekking tot de OCMW
wetgeving. De wet betreffende het Recht op Maatschappelijke Integratie (RMI) van 2002
introduceert het Leefloon die het Bestaansminimum vervangt. Het leefloon en het RMI
betekenen de invoering van nieuwe activeringsmaatregelen met een nog grotere nadruk
op arbeidsplicht in vergelijking met de bestaansminimumwet (De Boyser, 2006).
Deze historische schets geeft het ontstaan van het OCMW weer die zijn geschiedenis put
uit liefdadigheidsinstellingen en via het COO een institutionele basis kreeg. Het OCMW
kreeg bij zijn ontstaan een brede opdracht mee om maatschappelijke dienstverlening te
verzekeren. En wat dit precies inhoudt wordt in volgende paragraaf besproken.
2.2
Opdrachten binnen het sociaal werk van het OCMW
2.2.1 Het recht op maatschappelijke dienstverlening
De omschakeling in 1976 van het COO naar het OCMW bracht heel wat verschuivingen
met zich mee. Lammertyn (1977, in Luyten, 1993) somt de belangrijkste op. Als eerste
kwam er in tegenstelling met het COO een recht op maatschappelijke dienstverlening die
7
voor iedere Belgische burger geldt. Ten tweede werd de opdracht gekoppeld aan het
recht op maatschappelijke dienstverlening aanzienlijk uitgebreid. Ten derde werd er meer
belang gehecht aan de rol van de sociale dienst. Lammertyn (1990) stelt dat het recht op
maatschappelijke dienstverlening van iedere burger de belangrijkste tegenstelling is met
de COO’s, waar enkel de meest behoeftige personen hulp kregen. Door het ontstaan van
het OCMW kwam er een garantie van de overheid op een menswaardig bestaan (Luyten,
1993). De missie van het OCMW wordt door Luyten (1999) als dubbel omschreven.
Enerzijds heeft het OCMW een brede opdracht door het recht op maatschappelijke
dienstverlening die geldt voor iedereen. Anderzijds is het OCMW de instelling die zich
bezig houdt met armoedebestrijding en zich specifiek richt op de meest kwetsbaren. Het
bestaansminimum/leefloon is een aspect van het ruime aanbod aan maatschappelijke
dienstverlening die door het OCMW verleend wordt (Lammertyn, 1990). Naast het
bestaansminimum/leefloon is er in het OCMW ook aanvullende steun verkrijgbaar. Dit kan
omschreven worden als materiële hulp in de meest passende vorm. De maatschappelijke
dienstverlening is breder dan het verlenen van financiële steun (Luyten, 1993). De inhoud
van deze dienstverlening wordt omschreven in art. 57 van de organieke wet betreffende
de OCMW’s van 8 juli 1976. “Het OCMW heeft tot taak aan de personen en de gezinnen
de dienstverlening te verzekeren waartoe de gemeenschap gehouden is. Het verzekert
niet alleen lenigende of curatieve, doch ook preventieve hulp. Deze maatschappelijke
dienstverlening kan van materiële, sociale, geneeskundige, sociaal-geneeskundige of
psychologische aard zijn (Art. 57 organieke wet van OCMW’s van 8 juli 1976, geciteerd in
Lammertyn, 1990: 8).” Uit dit artikel kan afgeleid worden dat het OCMW ook een
preventieve rol kan opnemen en dit op meerdere welzijnsdomeinen. De bijstandsverlening
in het OCMW kan zowel een lenigend als een regulatief aspect bevatten. Lenigend wordt
door Luyten (1993) omschreven “…als een curatief middel om deze noodsituatie te
lenigen (Luyten, 1993: 415)”. Over het regulatief aspect van bijstand schrijft Luyten: “ De
bijstand wordt niet alleen passief gebruikt, maar ook actief: met name als een middel om
wijzigingen aan te brengen in de sociale situatie van de betrokkene (Luyten, 1993: 415)”.
In de OCMW-hulpverlening wordt het curatieve aspect het meest benadrukt. De hulp kan
een oplossing of antwoord bieden op een bepaald sociaal probleem. Doch heeft het
OCMW ook een actionistisch aspect door de gerichtheid om verandering te brengen in
een probleemsituatie en deze om te buigen in een andere (betere) cliëntsituatie (Luyten,
1993). Luyten (1993) stelt dat bijstand makkelijker verleend wordt als het een
regulariserend en preventief (om erger te voorkomen) effect heeft op de probleemsituatie.
Als besluit stelt Luyten (1993) dat het verlenen van bijstand niet enkel een curatieve
doelstelling dient, maar ook gemotiveerd wordt door preventieve en regulatieve aspecten.
Preventie in een OCMW wordt door Luyten (1993) als volgt omschreven “In geval van
8
preventie is een bepaalde nood nog niet aanwezig, maar moet het OCMW dringend
handelen om deze te vermijden (Luyten, 1993: 417).”
2.2.2 Opdrachten in het kader van maatschappelijke dienstverlening
Het
recht
op
maatschappelijke
dienstverlening
kan
gerealiseerd
worden
door
verschillende actiemiddelen. Aagten en Asselberghs (1989, in Lammertyn, 1990)
formuleerden enkele hiervan. Het eerste actiemiddel is informatie. Het OCMW kan
raadgevingen en inlichtingen verlenen opdat de burger kennis zou hebben van zijn/haar
rechten. Het tweede actiemiddel is bemiddeling. Dit houdt in dat het OCMW zelf stappen
kan ondernemen om de sociale rechten van de cliënt te vrijwaren. Ten derde is er
begeleiding. Deze begeleiding kan psycho-sociaal, moreel en opvoedend van aard zijn.
Het OCMW biedt als vierde hulpverleningsvorm materiële hulp aan in de best passende
vorm. Een vijfde mogelijkheid in de OCMW-hulpverlening, is de oprichting van
voorzieningen of hulpdiensten die zowel sociaal, curatief of preventief van aard kunnen
zijn. Deze diensten kunnen van diverse aard zijn en tonen hiermee de diversiteit aan van
de
maatschappelijke
dienstencentra’s,
budgetbegeleiding,
dienstverlening.
diensten
voor
budgetbeheer,
Voorbeelden
tele-onthaal,
zijn
kinderopvang,
service-flats,
bejaardentehuizen,
sociale
ziekenhuizen,
woningen,
poetsdiensten,
maaltijdenbedeling. Een zesde hulpverleningstaak van het OCMW betreft voogdij over
minderjarige kinderen die toevertrouwd worden aan een OCMW. Een zevende taak is
tewerkstelling waarin het OCMW kan meehelpen door te bemiddelen voor de cliënt of zelf
werkgever te worden. Als laatste wordt het OCMW ook verantwoordelijk gesteld voor het
verlenen van onmiddellijke medische hulp voor diegene die dit nodig hebben vanwege
ziekte of een ongeval (Aagten en Asselbergs, 1989, in Lammertyn, 1990). Aagten, en
Asselberghs, (1999) onderscheiden nog een drietal actiemiddelen meer dan deze
beschreven in Lammertyn (1990). Zij beschouwen het toekennen van voorschotten,
bewaring en hulp aan daklozen en huisvestiging ook als actiemiddelen. Het OCMW kan
een beslissing nemen om voorschotten toe te kennen op bepaalde uitkeringen. Het
OCMW is ook bevoegd om waarden te bewaren van personen die het aan het OCMW
toevertrouwen. De voorzitter van het OCMW heeft als opdracht om huisvestiging te
zoeken wanneer een dakloze zich aanmeld (Aagten en Asselbergs, 1999). Andere taken
voor het OCMW naast de kernopdrachten van maatschappelijke dienstverlening worden
onderscheiden door Luyten (1999). De eerste taak is inventariseren. Het OCMW zal hier
de verschillende behoeften in de gemeente verzamelen om vervolgens na te gaan of deze
passen in het bestaande hulpverleningsaanbod. Is dit niet het geval, kan het OCMW zelf
een organisatie oprichten om tegemoet te komen aan de lokale behoeften. Een tweede
9
taak van het OCMW is de coördinatie en regisseursfunctie. Het OCMW kan dienen als
een overlegplatform voor de verschillende regionale welzijnsvoorzieningen. Het overleg
tussen de diensten kan zich ook toespitsen rond preventie. De coördinatiefunctie van het
OCMW moet ervoor zorgen dat het aanbod toegankelijk en afgestemd is op elkaar. Een
derde opdracht handelt over de organisatie van de hulpverlening. Het OCMW heeft een
ondersteunende rol in de integratie van personen die niet op eigen krachten kunnen
deelnemen in de samenleving. Het OCMW kan de integratie bevorderen door hulp te
bieden op materieel en/of immaterieel vlak. Een laatste opdracht van het OCMW is de
signaalfunctie. Het OCMW kan de via hulpverlening geregistreerde hiaten, leemtes,
neveneffecten en onvolledigheden in wetgeving en beleid signaleren aan eigen bestuur of
overheid. Het is de organieke wet van 1976 die het OCMW deze signaalfunctie geeft. De
signaalfunctie en betrokkenheid op lokale behoeften van het OCMW kan een rol spelen bij
de preventieve opdracht van het OCMW (Luyten, 1999). Het OCMW heeft ook de
mogelijkheid om opdrachten uit te besteden aan of samen te werken met andere
bestaande voorzieningen (Luyten, 1999). In het kader van preventie is het goed om weten
dat deze preventieve taak niet altijd door de sociale dienst van het OCMW zelf uitgevoerd
wordt maar ook kan uitbesteed worden aan andere diensten.
Uit deze paragraaf kan geconcludeerd worden dat het OCMW een zeer brede
taakomschrijving heeft en deze naast curatie ook een preventieve invulling kan krijgen.
Preventie kan in het OCMW op verschillende welzijnsdomeinen ingeschakeld worden. Het
OCMW kan hier zelf initiatieven voor oprichten maar kan deze preventieve taak ook
uitbesteden aan andere diensten. Het OCMW kan door zijn centrale rol in het lokale
welzijnsbeleid een belangrijke functie innemen om preventieve projecten op te starten.
2.3
OCMW Structuur
Het OCMW kent een structuur die bestaat uit verschillende bestuursorganen. Bovenaan
de structuur zetelt de Raad voor Maatschappelijk Welzijn. In deze Raad wordt een
Voorzitter verkozen. De raad kan verschillende bijzonder comités oprichten, maar de
voornaamste is de sociale dienst. Deze dienst houdt zich bezig met het behandelen van
dossiers betreffende individuele maatschappelijke dienstverlening. De sociale dienst staat
ook in voor het sociaal onderzoek die een uitkering of maatschappelijke dienstverlening
vooraf gaat. Op basis van het onderzoek kan men een diagnose stellen van de sociale
probleemsituatie en kan men een bepaalde steunverlening toekennen. Dit is een taak die
expliciet wordt toegekend aan een maatschappelijke assistent of sociaal werker. (Luyten,
1993). Elk OCMW moet beschikken over een secretaris, ontvanger en maatschappelijk
10
werker. Deze hebben elk hun specifieke bevoegdheid in de structuur van het OCMW. De
secretaris is hoofd van het personeel en wordt door Luyten (1999) als een manager
omschreven. De ontvanger is verantwoordelijk voor het beheren van alle inkomsten en
uitgaven. Luyten (1993) stelt “…dat de Raad de keuze maakt, De secretaris het bevel
geeft, en de maatschappelijk werker uitvoert (Luyten, 1993: 59)”. De hulpverlening wordt
specifiek toegeschreven aan de maatschappelijk werker. De hulpverlener heeft als
opdracht om een menswaardig leven te garanderen en de probleemsituaties van cliënten
op te heffen of te verbeteren. Gezien er in elk OCMW minstens één maatschappelijk
assistent dient aanwezig te zijn kan deze gezien worden als de uitvoerder van het recht
op maatschappelijke dienstverlening (Lammertyn, 1990). Deze dienstverlening kan zoals
bovenvermeld preventief van aard zijn en daarom is het interessant om deze masterproef
toe te spitsen op de rol van maatschappelijk werkers als uitvoerders van het sociaal werk
en preventie in een OCMW.
2.4
Een voorbeeld van preventief werken: het armoedeprobleem
Om aan preventie te kunnen doen moet er sprake zijn van een probleem. Door de
confrontatie met een probleem kan het denken over preventie van start gaan (Goris,
Burssens, Melis en Vettenburg, 2007). Daarom is het essentieel om inzicht te hebben in
de uitgebreide en complexe problematiek van OCMW-cliënten. Wat volgt is een voorbeeld
van een probleem waar voornamelijk OCMW-cliënten mee kampen en waarvoor ze beroep
doen op steun van het OCMW, namelijk armoede. In de volgende paragraaf zullen enkel
risico en beschermende factoren van armoede gegeven worden. Deze paragraaf duidt
enkel op een voorbeeld waarop algemene preventie zich kan richten. Armoede is het
voornaamste probleem waaraan gewerkt wordt in een OCMW, maar zeker en vast niet
het enige. Hierdoor kan armoede in het kader van algemene preventie in de OCMWpraktijk een centrale plaats innemen. Een preventieve aanpak van het armoedeprobleem
op gemeentelijk niveau vinden we terug bij Strier (2008). Deze auteur stelt dat de strijd
tegen armoede kan gevoerd worden op vier niveaus namelijk het globale, nationale,
regionale en op gemeentelijk niveau. De aanpak van het armoedeprobleem kan bereikt
worden via enkele strategieën zoals de reproductieve, palliatieve, preventieve en
emancipatorische. De preventieve armoedebestrijdings-strategieën hebben als doel: “…
are intented to anticipate the most immediate consequences of poverty and to inhibit the
mechanisms that replicate poverty (Strier, 2008: 5)”. Deze definitie van preventie geeft
aan dat het gericht is om escalatie van het armoedeprobleem te voorkomen en het
ontstaan van de oorzaken van armoede tegen te gaan. Deze preventieve strategie wil in
druisen tegen effecten van armoede. De armoedepreventie kan zich richten op
11
armoedegerelateerde problemen zoals werkloosheid, laaggeschooldheid en dakloosheid.
Deze preventiestrategie is zowel een combinatie van een top-down model, met de nadruk
op integratie in de reguliere arbeidsmarkt, en een bottom-up-model, met de nadruk op de
bevordering van maatschappelijke participatie (Strier, 2008). De sterkte van een
preventieve aanpak van armoede schuilt in de proactieve benadering van preventie die
gericht is om de waarschijnlijkheid van armoede te reduceren (Strier, 2008). De strijd
tegen armoede is de voornaamste opdracht waar het OCMW aan werkt, en waar
preventie een bijdrage aan kan leveren. Armoede kent enkele beschermende en
risicofactoren waarmee bij een algemeen preventieve opzet rekening kan worden
gehouden.
Armoede wordt
gekenmerkt
door
enkele
sociaal,
economische
en
demografische factoren (De Boyser, 2006). Voorbeelden van maatschappelijk kwetsbare
groeperingen die een verhoogd risico op armoede hebben zijn: vrouwen (iets hoger dan
mannen), 65-plussers, alleenstaanden, alleenstaande ouders (De Boyser, 2006). Een
ander risico die de kans op armoede aanzienlijk verhoogt zijn gezinnen waar ouders niet
werken en kinderen ten laste hebben (De Boyser, 2006). Een overmatige schuldenlast
kan tevens aanleiding zijn voor armoede. Schulden ontstaan wanneer de uitgaven hoger
zijn
dan
de
inkomsten.
Dit
onevenwicht
kan
aanleiding
geven
tot
een
schuldenproblematiek (De Boyser, 2006). De Boyser (2006) beschrijft op basis van een
rondvraag van het Vlaams centrum schuldbemiddeling bij schuldbemiddelingsdiensten
van
OCMW’s
en
CAW’s
de
volgende
oorzaken
van
schulden:
“onvoorziene
omstandigheden zoals ziekte, werkloosheid, echtscheiding, overbesteding, gebrekkig
inkomen, tekort aan administratieve vaardigheden en psychische problemen (De Boyser,
2006: 90)“. Budgetbegeleiding en budgetbeheer zijn hulpverleningsvormen die zich
specifiek richt op de schuldenproblematiek en ook onderdeel kunnen uitmaken van de
dienstverlening in OCMW’s (De Boyser, 2006). Er zijn daarentegen ook enkele
beschermingsfactoren tegen armoede. Een eerste beschermingsfactor is tewerkstelling.
Een andere beschermingsfactor is de werkintensiteit waaruit blijkt dat hoe langer men
gewerkt heeft, hoe minder risico er is op inkomensarmoede (De Boyser, 2006).
Deze paragraaf geeft een duidelijk beeld weer van de complexiteit van OCMW-cliënten
met armoedeproblemen. Armoede is een probleem die ook preventief aangepakt kan
worden. Besluitend wordt gesteld dat om aan algemene preventie te kunnen doen het
belangrijk is om zicht te krijgen op de oorzaken van bijvoorbeeld het armoedeprobleem.
Dit kan ook gedaan worden voor andere problemen waarvoor het OCMW hulp biedt.
12
3
Hoofdstuk 2: Algemene preventie
Uit vorig hoofdstuk blijkt dat een OCMW een preventieve taak kan opnemen. Maar wat
houdt deze preventie in? Zoals in de probleemstelling geformuleerd handelt deze thesis
over ‘algemene preventie’. Daarom is het noodzakelijk om een beschrijving te geven wat
dit concept inhoudt en hoe dit ingevuld wordt in zowel nationale en internationale
literatuur. Eerst volgt een duiding van het preventiebegrip. Vervolgens wordt stil gestaan
bij individuele preventie om nadien dieper in te gaan op het concept van algemene
preventie. Daarna wordt het concept van algemene preventie gesitueerd op de tijdslijn.
Afsluitend wordt nog een kritische toetsing gegeven aan algemene preventie.
3.1
Preventie
3.1.1 Preventiedefinities
Alvorens in te gaan op het concept algemene preventie, moet er duidelijkheid zijn over
wat preventie is. Wat is kenmerkend aan dit begrip en hoe onderscheidt het zich van de
klassieke hulpverlening? Wat volgt zijn verschillende definities van preventie. Preventie
getuigt van gezond verstand want voorkomen is nog altijd beter dan genezen (Janssen,
1995). Dit kan gezien worden als een redelijk argument om preventief te gaan werken.
Maar wat is preventie? Volgende auteurs definiëren dit concept: “Preventie omvat de
initiatieven die doelbewust en systematisch anticiperen op risicofactoren (Vettenburg,
Burssens, Goris, Melis, Van Gils, Verdonck & Walgrave, 2003: 15)”. Een recentere
preventiedefinitie werd aangepast en gedefinieerd door Goris, Burssens, Melis &
Vettenburg (2007) als “Initiatieven die doelbewust en systematisch een probleem
voorkomen (Goris et al., 2007: 13)”. Belangrijk hierbij is dat elk woord in deze zin even
zwaar weegt en dus allemaal aanwezig moeten zijn om onder het preventiebegrip te
vallen. Een eerste aspect van preventie is dat het gaat over een initiatief. Dit wil zeggen
dat preventie niet ongepland is maar een bewuste actie veronderstelt. Een tweede
dimensie van preventie is dat het systematisch moet zijn. Dit houdt in dat er over
preventie nagedacht werd en er een zekere planning aan voorafging. Een derde
onderdeel van preventie is de gerichtheid op een probleem en dit is verbonden met het
vierde onderdeel van preventie namelijk het voorkomen van een probleem (Goris et al.,
2007). Zonder een probleem kan er geen sprake zijn van preventie. Om een probleem te
voorkomen is het noodzakelijk om een probleemanalyse uit te voeren om zo zicht te
krijgen op de risico- en beschermende factoren die hieraan gekoppeld zijn (Burssens,
Goris, Melis & Vettenburg, 2004). Een laatste facet is het doelbewuste. Een volwaardig
preventie-initiatief voldoet dus aan deze vijf voorwaarden. Indien dit niet het geval is wordt
13
er gesproken over initiatieven met een preventieve waarde (Goris et al., 2007) (Goris,
2008). Een andere definitie van preventie wordt door Vandemeulebroecke (1995)
geschetst als het vroegtijdig bijsturen om zwaardere hulp overbodig te maken. Preventie
wordt door Stepney (2006) beschreven als het vroegtijdig ingrijpen voordat een crisispunt
bereikt wordt. Small & Memmo (2004) kennen het ontstaan van preventie toe aan het idee
dat het effectiever en efficiënter is om problemen nu te voorkomen dan ze later op te
lossen. Een andere preventiedefinitie komt van de hand van Bouverne-De Bie (2000).
Preventie is hier, het ondernemen van acties die moet leiden tot een lastvermindering van
groepen of individuele personen en dit door het stimuleren van gelegenheden tot
zelfontplooiing (Bouverne-De Bie, 2000). Deze definitie toont aan dat preventie ingevuld
kan worden vanuit de gerichtheid op een individu of een groep.
Uit deze definities blijkt dat de gerichtheid om zo vroeg mogelijk in te grijpen in de
probleemontwikkeling een essentieel element is van preventie. Een ander belangrijk
aspect in het preventiediscours is de oriëntatie op het reduceren van risicofactoren en het
promoten van beschermende factoren. Dit model gaat ervan uit dat via bepaalde
algemene preventie-initiatieven bepaald gedrag, die het risico op problemen verhoogt,
afgeleerd kan worden en gedragingen die beschermende factoren promoten, aangeleerd
kunnen worden (Morris & Barnes, 2008). Volgens Small en Memmo (2004) behoort dit
model tot de basisstrategieën van preventie. Ook Hawkins (2006) stelt dat het kennen van
factoren die het risico op een bepaald probleem verhogen een essentieel element is van
preventie.
3.1.2 Preventie in sociale wetenschappen
Het voorkomen van de ontwikkeling of escalatie van problemen is iets wat al bestaat sinds
mensenheugenis. Maar preventie als een wetenschappelijk thema ontwikkelde zich in de
medische sector die een natuurwetenschappelijk paradigma hanteert. Medische preventie
baseert zich op epidemiologie of oorzakenleer om de oorsprong van een bepaalde ziekte
te achterhalen. Een kritiek op medische preventie is de onvertaalbaarheid naar een
ingewikkelde ruime sociale context die niet lineair monocausaal te verklaren is, maar
integendeel een circulair multicausaal karakter vertoont. In het sociaal werk, die
intervenieert in de sociale realiteit, zijn problemen zelden te herleiden tot één oorzaak
maar worden deze bepaald door meerdere factoren. Wat het probleem is of wie het een
probleem vindt, is moeilijk eenduidig te stellen in de sociale realiteit (De Cauter &
Walgrave, 1999). Preventief werken is om deze redenen een complexe bezigheid. Dit
wordt nog eens verhoogd doordat de oorzaken van problemen in de sociale realiteit
circulair van aard zijn in plaats van lineair. De oorzaken van een probleem en de gevolgen
14
die hieraan verbonden zijn, drukken in een sociale context dan ook eerder
waarschijnlijkheid dan sluitende oorzakelijkheid uit (Bouverne-De Bie, 2000). Dit duidt op
de complexiteit van preventie in het sociaal werk.
3.1.3 Preventie in het sociaal werk
Het preventiethema in het sociaal werk loopt uiteen in verschillende vormen. Het kent een
grote diversiteit naar gelang de methodiek, actie, het probleem die men wil voorkomen en
de aard en intensiteit van de problemen (Walgrave, 1999). Preventie is dus een
differentieel begrip. Preventie wordt door Stepney (2006) omschreven als een moeilijk te
definiëren concept omwille van de gelaagde en veelzijdige betekenis. Deze auteur wijst
erop dat preventie naar gelang de sector een andere invulling of definitie krijgt (Stepney,
2006). Ook Balachova, Bonner & Levy, (2009) vinden preventie geen makkelijk concept
aangezien dit interventies op verschillende niveaus en een multidisciplinaire werking
vereist. In de hulpverlening blijkt preventie dikwijls nog een vijfde wiel aan de wagen.
Mogelijke oorzaken hiervan zijn de middelen die schaars, maar nodig zijn voor preventie
en de caseload van hulpverleners die overbelast is. Hierdoor wordt preventie als een
extra belastende taak gezien naast de gangbare hulpverlening (Stepney, 2006). Bepaalde
auteurs, zoals Goris (2007), zijn voorstanders van meer (algemene) preventie in het
sociaal werk. Het sociaal werk wordt geconfronteerd met veel verontwaardigde situaties.
Preventie houdt deze thema’s levendig in de hulpverleningspraktijk door bijvoorbeeld te
signaleren. De realisatie van een preventief sociaal werk wordt verstoord door de nadruk
op het individuele en curatieve sociaal werk dat momenteel nog steeds meer aandacht
krijgt. De keuze voor preventie in plaats van curatie wordt afgewimpeld met een te hoge
werkdruk als argument. Een oplossing hiervoor is een omschakeling van uitsluitend
curatie naar een combinatie met preventie (Goris, 2007). De keuze voor preventie wordt
beargumenteerd omdat het aanpakken van problemen wanneer ze hun crisispunt bereikt
hebben, zowel voor de cliënt als maatschappelijk werker negatieve gevolgen kunnen
hebben. Het gevaar schuilt hierin om enkel nog van het ene naar het andere crisismoment
te werken. Preventie roept dit een halt toe door het toepassen van vroege interventie.
Door deze vroegtijdige preventie kunnen manifeste crisismomenten vermeden worden
(Sheppard, 2008a). Preventie is dan ook gericht op het voorkomen van verslechtering van
situaties (Sheppard & Crocker, 2008b).
Besluitend kan gesteld worden dat preventie een gevarieerd thema is dat verschillende
invullingen kent. Preventie krijgt ook een specifieke invulling in een sociale context, die
sterk verschilt met een medisch-wetenschappelijk paradigma. Preventie is in het sociaal
werk een thema die (nog) niet dominant is, maar wel belangstelling geniet.
15
3.2
Individuele preventie
Preventie kan zowel een individuele of algemene invulling krijgen. Gezien deze
masterproef handelt over algemene preventie, geef ik hier het onderscheid weer met
individuele preventie, om vervolgens in te gaan op de definitie van algemene preventie.
Individuele preventie voldoet aan de criteria om van een preventie-initiatief te spreken.
Deze preventie is gericht op het voorkomen van problemen van één te onderscheiden
individu (Goris et al., 2007). Individuele preventie wordt als volgt gedefinieerd: “Individuele
preventie wil een probleem van een geïndividualiseerde persoon voorkomen. Individuele
preventie grijpt in op risico- en beschermende factoren die voor die ene persoon relevant
zijn. Individuele preventie volgt een strategie op maat van die persoon in zijn eigen
context. We evalueren individuele preventie positief als het te voorkomen probleem zich
bij die persoon minder voordoet (Goris et al., 2007: 27)”. Dit houdt een individuele
probleemanalyse in en heeft als doel in te grijpen op de risicofactoren van een bepaald
probleem die eigen zijn aan een specifiek individu (Burssens et al., 2004). Individuele
preventie kan benoemd worden als een onderdeel van de feitelijke hulpverlening. Sociaal
werkers zullen erkennen dat de hulp die ze bieden ook preventieve effecten hebben
(Goris, 2008). Hulpverleners melden dat door hun interventies op geregelde basis men
bewust de verdere escalatie van problemen bij individuele cliënten voorkomt (Melis,
2008). Deze preventievorm heeft echter een begrensd effect gezien de werking ervan zich
beperkt tot één individu (Goris et al., 2007). De inzet van individuele preventie gaat vaak
pas van start, wanneer een probleem zich al voordoet (Goris, 2008). Dit kan ook als een
reactieve aanpak van problemen omschreven worden, omdat deze maar optreedt
wanneer het probleem reeds manifest is of dreigt tot ontwikkeling te komen. (Melis, 2008).
In eerste instantie wordt dan eerst een oplossing gezocht voor het probleem (Goris,
2008). Het onderscheid tussen individuele en algemene preventie is ontstaan in 1965 in
het kader van de jeugdbeschermingswet die een preventieve opdracht gaf aan het
jeugdwelzijnswerk. Hier is individuele preventie een initiatief ten aanzien van één persoon.
Dankzij deze wetgeving kwam er een introductie van preventie in het welzijnswerk. Al
vroeg bleek dat de individuele invulling van preventie een groter succes kende dan de
algemene vorm. Toch lijkt recentelijk meer aandacht te komen voor algemene preventie in
het welzijnswerk, al gebeurt dit met enige vertraging (Burssens, Goris, Melis &
Vettenburg, 2004) (De Cauter & Walgrave, 1999).
16
3.3
Algemene preventie
3.3.1 Definities van algemene preventie
Algemene preventie onderscheidt zich van individuele preventie door de focus op een
ruimere doelgroep. Het algemene slaat niet op één individu maar op een ruimere
populatie die niet individueel te identificeren is. Een definitie van algemene preventie luidt
als volgt: “Algemene preventie wil een probleem van een ruimere bevolkingsgroep
voorkomen. Algemene preventie grijpt in op risico- en beschermende factoren die
gemeenschappelijk zijn voor de hele doelgroep. Algemene preventie volgt een strategie
die aansluit bij gemeenschappelijke kenmerken van de bevolkingsdoelgroep. We
evalueren algemene preventie positief als het te voorkomen probleem zich bij de
omschreven doelgroep minder voordoet (Goris et al. 2007: 28)” (Goris, 2008). Deze
omschrijving valt zoals individuele preventie onder de preventiedefinitie, maar verschilt
door de oriëntatie op een ruimere populatie. De probleemanalyse richt zich op een
algemene doelgroep die gekenmerkt wordt door gemeenschappelijke problemen of
risicofactoren op een probleem (Goris et al., 2007) (Goris, 2008).
Het contrast tussen individuele en algemene preventie wordt bepaald door de doelgroep
waarmee men wil werken. Is de doelgroep beperkt tot één individu is het individuele
preventie en is de doelgroep een ruime populatie, is het algemene preventie. Toch
kunnen individuele preventieve acties de aanzet zijn tot algemene preventie. Een
preventieve actie ten aanzien van een probleem van één individu, kan er voor zorgen dat
er meer aandacht komt voor het probleem bij andere personen of groepen (Burssens et
al. 2004) (Melis, 2008). Een andere definitie van algemene preventie wordt door The
World Health Organisation (2004 in Balachova et al., 2009) omschreven als interventies
die dienen om risicofactoren te elimineren of reduceren en beschermende factoren te
promoten om zo het probleem te stoppen. Morris & Barnes (2008) zijn ook voorstanders
van algemene preventie. Dit wordt bij hen omschreven als “Working with community
models (Morris & Barnes, 2008: 1205)”. Dit model biedt een minder geïndividualiseerd
perspectief op preventie en herkent de diversiteit in de gemeenschap (Morris & Barnes,
2008). Een andere definitie van algemene preventieve komt van Godfrey (2001) die dit
concept situeert bij voorzieningen die de nood voor meer intensieve zorg voorkomen.
Deze definitie geeft volgens Godfrey (2001) blijk van een bredere definitie van preventie.
Een andere auteur schetst algemene preventie als volgt “Algemene preventie wordt …
beschouwd als een kritisch analyseren van en ingrijpen in de samenleving, dit op basis
van de rechten op ontplooiing van elk individu (Bouverne-De Bie, 2000: 268)”. Preventie
wordt door deze auteur omschreven als een mogelijkheid om de samenleving te
17
herbedenken op basis van menselijke en maatschappelijke waarden en dit als recht van
elke burger die zowel individueel als collectief kan gelden (Bouverne-De Bie, 2000).
De keuze voor algemene preventie kan gemotiveerd worden door de ervaring dat
meerdere personen dezelfde drempels of struikelblokken ervaren. Een algemene
preventieve opzet kan ook resulteren uit de constatering dat een probleem op
systematische basis verschijnt (Goris et al., 2007). Om duurzame verandering in de
samenleving te realiseren en oorzaken van problemen aan de wortel aan te pakken, is
individuele preventie op zich te beperkt. Daarom wordt er een pleidooi gehouden voor
algemene preventie die een actieradius heeft voor een ruimere populatie die niet te
herleiden is tot één individu (Melis, 2008) (Goris, 2003). Algemene preventie biedt de
mogelijkheid om vanuit een interactioneel standpunt problemen aan te pakken. Hierdoor
is er niet alleen aandacht voor de individuele kant van het probleem maar komen ook
maatschappelijke oorzaken aan het licht (Goris, 2003). Dit wijst erop dat algemene
preventie intervenieert in de relatie tussen burgers en hun ruimere context.
Ontwikkelingsbeperkingen van mensen kunnen ontstaan wanneer dit niet op een
doordachte wijze gebeurt (Melis, 2008). Dit toont het belang aan van een bottom-up
benadering in algemene preventie. Deze stelling komt ook terug bij Bouverne-De Bie
(2000) die voorstander is van een bottom-up benadering in algemene preventie. Dit model
bekritiseert de vaak hanteerde topdown benadering, die de probleemanalyse uitvoert
zonder enige betrokkenheid van de probleemdragers. Het belangrijkste verschil tussen
deze twee modellen is dat de bottom-up benadering vertrekt van de probleembeleving bij
de betrokkenen zelf. Participatie is in dit kader een kernbegrip (Bouverne-De Bie, 2000).
Janssens (1995) is ook te vinden voor een bottum-up strategie waarbij men vertrekt vanuit
de vragen en behoeften van de betrokkenen.
Volgens Stepney (2006) kan algemene preventie in het sociaal werk opgezet worden
vanuit twee discours. Enerzijds kan preventie gericht zijn op een beschermingsmodel dat
enkel aandacht heeft voor personen met een verhoogd risico op problemen. Anderzijds
kan preventie vertrekken vanuit een sociaalecologisch model die gericht is op een brede
ondersteuning van de gemeenschap om zo problemen bij de bron aan te pakken. Het
sociaalecologisch
preventiemodel
biedt
een
alternatief
voor
het
dominante
beschermingsmodel die enkel gericht is op de meest kwetsbaren (Stepney, 2006).
Goris (2003) is voorstander van preventie die structureel, gepland, systematische en op
lange termijn onderbouwd is, zoals algemene preventie. Zo heeft deze ook een grotere
slagkracht. Doch is de curatieve hulpverlening niet volledig los te koppelen van algemene
preventie. De registratie van problemen in de individuele hulpverlening kan dienen als
signaalfunctie voor het opzetten van algemene preventie. Individuele hulp kan op deze
manier de aanzet vormen voor een algemene preventieve opzet (Goris, 2003).
18
3.3.2 Algemene preventie in het sociaal werk
Algemene preventie is in het sociaal werk niet beperkt tot één bepaalde sector. Preventie
kan bijvoorbeeld opgestart worden in de geestelijke gezondheidszorg, het algemeen
welzijnswerk, de jeugdzorg, het woonbeleid en de sociale tewerkstelling. Toch krijgt
algemene preventie in de welzijnssector een beperkte plaats (Goris, 2003). Godfrey
(2001) stelt dat er in de literatuur een gebrek is aan een duidelijke definitie van het
preventieconcept in sociale voorzieningen. Dit maakt het moeilijk te bepalen welke dienst
preventief werkt, ten aanzien van wie en op welke manier (Godfrey, 2001). Dit komt door
de late bloei die algemene preventie kent, waardoor het minder sterk is uitgebouwd en
gestructureerd is in het sociaal werk (Serrien, 2004). Preventie gebeurt dikwijls nog in de
schaduw van de hulpverlening. In het welzijnswerk wordt de opdracht van sociaal werkers
meestal gereduceerd tot begeleiding, zorg-en hulpverlening. De oorzaak hiervan ligt vaak
op een te grote werkdruk in het sociaal werk die zich begrenst tot een uitsluitend curatieve
opdracht (Goris, 2003). Een andere reden kan de opleiding van sociaal werkers zijn, want
algemene preventie vraagt om een andere aanpak. Serrien (2004) stelt dat het algemeen
preventief werken een zekere deskundigheid vergt. Sociaal werkers zijn vaak opgeleid in
het individueel maatschappelijk werk terwijl preventieprojecten vaardigheden eisen die
sociaal werkers uit de sociaal cultureel werk opleiding bezitten. Opbouwwerkers en
sociaal cultureel werkers zijn onderricht om aandacht te hebben voor, en te werken met,
groepen, maatschappij en structuren in de samenleving. Dit staat in tegenstelling met een
individueel sociaal werker, die gericht is op het werken met individuele hulpvragen
(Serrien, 2004). Misschien ligt hier de reden waarom algemene preventie onvoldoende
verankerd is in het welzijnswerk en specifiek in het OCMW. Mensen met een opleiding in
het sociaal cultureel welzijnswerk hebben wellicht meer aandacht voor algemene
preventie.
3.3.3 De meerwaarde van algemene preventie
Algemene preventie kent in vergelijking met individuele preventie een aantal voordelen in
de hulpverlening. Algemene preventie kan een meerwaarde bieden aan de preventieve
werking van een sociale dienst in het OCMW. Doch is individuele preventie een essentiële
schakel in het sociaal werk. Algemene preventie wordt daarom gepromoot als een
aanvulling van individuele preventie en niet als een vervanging hiervan. Beiden zijn echter
noodzakelijk in een hulpverleningspraktijk. Algemene preventie kan wel een uitweg bieden
voor hulpverleners die het gevoel hebben steeds hetzelfde stramien te doorlopen met
verschillende cliënten die tegen gemeenschappelijke problemen aanlopen (Burssens et
al., 2004). In plaats van met elke cliënt individueel preventief te werken kan algemeen
19
preventie, waar problemen aangepakt wordt op doelgroepniveau, een uitweg bieden in
deze impasse (Burssens et al., 2004). Een ander voordeel van algemene preventie ten
opzichte van de individuele versie is dat er meer mensen bereikt worden, ongeacht de
aanwezigheid van het probleem of risicofactoren, door de anticiperende werking van
algemene preventie. In tegenstelling tot individuele preventie is er bij de algemene versie
geen directe relatie waarneembaar met een bepaald probleem. Er moet natuurlijk wel
sprake zijn van een probleem om aan preventie te kunnen doen, al moet het probleem
niet volledig geëscaleerd zijn. Algemene preventie is in die zin proactief omdat het reeds
zal optreden voordat het probleem zich ten volle stelt. Individuele preventie opereert
meestal in de hulpverlening, waar het probleem al manifest is. Individuele preventie is
daarom meer reactief, waar algemene preventie het voordeel kan hebben om proactief te
ageren (Burssens et al., 2004).
3.4
De tijdslijn
Algemene preventie bevindt zich op een tijdslijn tussen het algemeen beleid en curatie
(Vettenburg et al., 2003). De tijdslijn is een weergave van een probleemontwikkeling. Naar
gelang de ontwikkeling krijgt algemene preventie een andere invulling. De tijdslijn maakt
ook een onderscheid tussen het algemeen beleid, algemene preventie en curatie
(Vettenburg et al., 2003). Het onderscheid tussen algemene preventie enerzijds en het
algemeen beleid en curatie anderzijds is gebaseerd op het gegeven dat deze concepten
niet onder de preventiedefinitie vallen. Toch zijn deze drie begrippen niet volledig van
elkaar te onderscheiden (Goris et al., 2007). Eerst komt het algemeen beleid aan bod op
de tijdslijn. Vervolgens wordt er ingegaan op de verschillende niveaus van algemene
preventie. Hierbij wordt ook een vergelijking gemaakt met andere preventieniveaus
omschreven in de internationale literatuur. Hierna wordt het concept van curatie
besproken.
3.4.1 Algemeen beleid
Het algemeen beleid ligt het eerst op de tijdslijn. Hier is er nog geen sprake van een
probleem (Vettenburg et al., 2003). Het algemeen beleid houdt zich niet bezig met het
voorkomen van problemen (Goris et al., 2007). Het algemeen beleid dat voor algemene
preventie komt op de tijdslijn, houdt zich bezig met het ontwikkelen van rechten (Goris,
2008). Toch blijkt er een link te zijn tussen algemene preventie en het algemeen beleid.
Algemene Preventie kan gezien worden als een leerproces. Wanneer de vooropgestelde
doelen gerealiseerd zijn kan algemene preventie een onderdeel worden van het
algemeen beleid, waar preventie geen centraal doel meer is. Met andere woorden
20
algemene preventie kan overgaan en onderdeel worden van het algemeen beleid
(Vettenburg et al., 2003) (Goris, 2008).
3.4.2 Primaire, secundaire en tertiaire algemene preventie
Algemene preventie krijgt naarmate de positie op de tijdslijn een andere indeling. Zo kan
algemene preventie een heel diverse invulling krijgen (Goris, Burssens, Melis en
Vettenburg, 2006). Preventie in de context van de gezondheidszorg brengt meer
duidelijkheid over dit concept. Deze sector onderscheidde het preventieconcept in drie
niveaus namelijk een primaire, secundaire en tertiaire (Godfrey, 2001). Deze drie niveaus
geven zo een verdere invulling aan algemene preventie. De beoogde problemen en
doelgroepen spelen een cruciale rol in de verdeling tussen de drie niveaus (Goris et al.,
2007). Deze niveaus krijgen een andere inhoud naargelang het over een geëscaleerd
probleem of risicofactoren op een bepaald probleem gaat (Goris et al., 2006). De plaats
van algemene preventie op de tijdslijn wordt daarnaast ook bepaald door de acuutheid
van het probleem, de probleemontwikkeling en de manifestatie van risicofactoren
(Vettenburg et al., 2003). Het eerste niveau (primaire algemene preventie) richt zich op
een algemene populatie waar er nog geen sprake is van een acuut probleem. Dit kan
volgens Vandermeulebroecke (1995) gerealiseerd worden door middel van een breed
aanbod aan informatie en advies. Het tweede niveau, namelijk secundaire algemene
preventie, specificeert zich naar doelgroepen die risico’s vertonen op een bepaald
probleem. In deze fase worden de signalen van het probleem zichtbaar en is het risico op
probleemontwikkeling aanwezig. Tertiaire algemene preventie (derde niveau) richt zich op
personen die geconfronteerd worden met problemen. Problemen worden manifest en
algemene preventie heeft hier als doel om een verdere escalatie van het probleem te
voorkomen (Goris et al., 2007) (Goris, 2008). Een gelijkaardige definitie van de
verschillende
niveaus
van
algemene
preventie
wordt
omschreven
door
Vandermeulebroecke (1995). Internationale auteurs zoals Small & Memmo (2004);
Godfrey (2001); Mann & Reynolds (2006) beschrijven ook de traditionele indeling van
algemene preventie in een primair, secundair en tertiair niveau. Deze definities komen
overeen met deze geformuleerd door Goris et al. (2007) en Vettenburg et al. (2003).
In de internationale literatuur wordt wel een uitbreiding gegeven op de verschillende
preventieniveaus. Hardiker et al. (1989, geciteerd in Morris & Barnes, 2008)
onderscheiden, in tegenstelling tot de drie gebruikelijke verdelingen van algemene
preventie, nog een vierde niveau namelijk quaternary prevention (Sheppard, 2005). Dit
vierde niveau wordt omschreven als “herstellende preventie die de focus legt op het
reduceren van de impact van een indringerige interventie (CYPU, 2001: 37, geciteerd in
21
Morris & Barnes, 2008: 1197)”. Deze preventie gaat nog verder dan het tertiaire niveau.
Quaternary prevention (Sheppard, 2005) vergt preventieve acties die verder gezet worden
in de zorg- en hulpverlening (Sheppard, 2005). De vraag is of dit vierde niveau dan nog
onder het preventieconcept valt want, Small & Memmo (2004) stellen dat onderzoekers
enkel initiatieven onder het preventieconcept erkennen, wanneer deze optreden voor het
begin, of de escalatie van ernstige problemen. Een andere indeling van algemene
preventie, die enkel terug te vinden was in internationale literatuur, is deze in universele,
selectieve en geïndiceerde preventie. Deze preventie-indeling wordt uiteen gezet bij
Balachova, Bonner & Levy (2009); Crane, Warnes & Fu (2006); Small & Memmo (2004).
Universele preventieprogramma’s richten zich op de volledige populatie. Selectieve
preventie richt zich op groepen met een hoger risicoprofiel op een bepaald probleem.
Geïndiceerde preventie is gericht op personen of groepen met specifieke kenmerken van
een probleem (Crane, Warnes & Fu, 2006). Ook Small & Memmo (2004) omschrijven
universele preventie als “… interventies gericht op een groot publiek of een volledige
populatie (Small & Memmo, 2004: 4)”. Deze definitie valt onder algemene preventie door
de gerichtheid op een niet-geïndividualiseerd persoon, maar een populatie. Selectieve
preventie wordt door Small & Memmo (2004) omschreven als “Selective preventive
interventions are directed at a subgroup of a population that is a risk of developing the
problem but is not yet exhibiting any difficulties (Small & Memmo, 2004: 4)”. “Indicated
prevention involves interventions targeted at high-risk individuals who show some signs or
symptoms of a problem (Small & Memmo, 2004: 4)”. Een vaststelling is dat deze
concepten sterk overeen komen met de definities van primaire, secundaire en tertiaire
preventie en ook een onderscheid maakt in de stijgende probleemontwikkeling. In de
literatuur kan daarom universele preventie gelijk staan aan primaire preventie en
geïndiceerde, aan tertiaire preventie. Eigenlijk kunnen de concepten van universele,
selectieve en geïndiceerde preventie gezien worden als nieuwe formuleringen van de
bekende primaire, secundaire en tertiaire preventiebegrippen (Small & Memmo, 2004).
Ook Sheppard & Crocker, (2008b); Sheppard, (2009); Sheppard, (2005) merken deze
vergelijking op.
Balachova et al. (2009) verschillen met bovenvermelde auteurs, omdat Balachova et al.
(2009) universele, selectieve en geïndiceerde preventie als een onderdeel omschrijven
van primaire preventie, naast secundaire en tertiaire preventie. Universele primaire
preventie beogen, ongeacht bepaalde risico’s, de gehele populatie. Selectieve primaire
preventie beogen groepen van individuen met een verhoogd risico op problemen. Deze
preventie richt zich op groepen van mensen die meer kans hebben om een probleem te
ontwikkelen. Geïndiceerde primaire preventie richt zich op personen of groepen waar
problemen manifest zijn en zijn gericht om een verdere escalatie of uitbarsting van het
22
probleem te voorkomen (Balachova et al., 2009). Deze categorieën behoren volgens deze
auteurs tot de categorie van primaire preventie. Maar de omschrijving van deze
concepten komen sterk overeen met deze geformuleerd door Goris et al. (2007) als
primaire, secundaire en tertiaire preventie.
Besluitend kan geconcludeerd worden dat algemene preventie traditioneel onderverdeeld
wordt in primaire, secundaire en tertiaire preventie. In de internationale literatuur wordt dit
tevens bevestigd als definitie van algemene preventie. Algemene preventie krijgt in de
internationale literatuur een uitbreiding door de concepten van ‘’universal, selective and
indicated prevention’(Small & Memmo, 2004). Een ander theoretisch concept is deze van
‘quaternary prevention’(Morris & Barnes, 2008), die in de literatuur omschreven wordt als
een vierde niveau van algemene preventie.
3.4.3 Curatie
Naast het algemeen beleid en de drie preventievormen, bevindt zich curatie op de tijdslijn
(Vettenburg et al., 2003). Algemene preventie onderscheidt zich van curatie. Deze wil een
acuut probleem lenigen en niet voorkomen. Bij curatie is er dan ook sprake van een
escalatie van het probleem (Goris et al., 2007). Curatie gaat in plaats van problemen te
voorkomen, ze oplossen. Men wil geen situaties in de toekomst voorkomen maar nu
oplossen (Goris, 2008). Curatie moet onderscheiden worden van tertiaire preventie omdat
deze niet voldoet aan de voorwaarden om het over preventie te hebben. Zo is curatie niet
gericht op het voorkomen van risicofactoren of problemen en kent het geen intentioneel
karakter (Vettenburg et al., 2003). De relatie hulpverlening en preventie is niet eenduidig
van elkaar af te scheiden. Sommige auteurs, zoals Small & Memmo (2004) maken een
differentiatie tussen hulpverlening en preventie, die van kracht wordt wanneer het
probleem te ver ontwikkeld is om nog preventief op te treden. Een andere stelling is dat er
in de hulpverlening nog altijd sprake kan zijn van preventie, al gaat het dan vaak over
individuele preventie. Zolang men gericht is op het voorkomen van problemen valt de
hulpverlening onder het preventiebegrip (Goris et al., 2006). Algemene preventie dreigt
aan de kant geschoven te worden door curatieve hulpverlening, doch kan curatie niet
verwaarloosd worden door de confrontatie met dringende hulpvragen. Het voordeel van
curatief werken, zijn de merkbare resultaten op korte termijn. Algemene preventie wordt
ook gevoed door de individuele curatie ook al wordt deze nog vaak als een vijfde wiel aan
de wagen behandeld in de praktijk (Serrien, 2004).
Hulpverlening kan aan de basis liggen voor preventie. Maar hoe verloopt de relatie tussen
deze twee. De tijdslijn tussen algemeen beleid, algemene preventie en curatie laat
uitblijken dat dit een rechtlijnig verband is. Dit is echter niet het geval. Via signalisatie kan
23
curatie aanleiding geven voor algemene preventie. Maar het kan ook omgekeerd,
preventie-initiatieven kan de hulpverlening wijzen op bijvoorbeeld structurele problemen.
Daarom wordt er beter gesproken over een circulair verband waar preventie en
hulpverlening elkaar voortdurend aanvullen. Dit kan gerealiseerd worden door de
algemeen preventieve opdracht niet alleen te geven aan preventiewerkers maar als taak
op te leggen voor iedere medewerker in de sociaal werk organisatie (Goris, 2003). Dit
wijst op het feit dat de drie concepten, algemeen beleid, algemene preventie en curatie, in
de praktijk niet los hangen van elkaar, maar elkaar voortdurend beïnvloeden.
3.5
Preventieve reflex
De keuze om op een bepaald moment in te grijpen en te kiezen voor algemene preventie
is de preventieve reflex. Op basis van een probleemgeval kan een reactie ontstaan om in
de toekomst te voorkomen dat meerdere mensen met hetzelfde probleem in contact
komen (Goris, 2008). Op deze manier kan er ook een brug gevormd worden van
individuele naar algemene preventie. De preventieve reflex kan ingeschakeld worden door
de aanwezigheid van een risico die de ontwikkeling van een probleem aanwakkert of de
constatering van een probleem. Algemene preventie krijgt zo een reactieve invulling, want
het probleem die aanwezig is of dreigt te escaleren geeft aanleiding tot het preventieinitiatief (Goris et al., 2007) (Goris, 2008). Algemene preventie kan dus op een reactieve
manier, maar ook op een proactieve wijze ontstaan. Algemene preventie die zich richt op
een ruime doelgroep kan proactief werken voor personen uit de doelgroep die nog niet
geconfronteerd werden met een probleem (Melis, 2008). Op basis van signalisatie,
onderzoek of eigen ervaringen dat een probleem voor een bepaalde populatie dreigt voor
te doen, kan er proactief gehandeld worden. Proactief betekent dat preventie van start
gaat voor dat het probleem reeds escaleert (Goris, 2008) (Goris et al., 2007). Individuele
preventie is niet volledig los te koppelen van de algemene versie en kan ook de
aanleiding zijn om algemene preventie-initiatieven op touw te zetten (Melis, 2008). De
preventieve reflex is een eerste aanzet om de burg te maken tussen het individueel
sociaal werk en algemene preventie. Serrien (2004) stelt dat deze reflex bij iedereen in
een welzijnsorganisatie moet aanwezig zijn. Als iedereen een preventieve reflex
aanneemt leidt dit tot een gemeenschappelijke reflectie op problemen en noden van
doelgroepen waar de welzijnsorganisatie mee werkt. Door deze reflectie kan er een
zingevingskader opgebouwd worden voor algemene preventie. Het opzetten van
algemene preventie is dus een taak voor iedereen (Serrien, 2004). Hendrickx
(2008a)(2008b) merkt op dat het omzetten van individuele hulpverlening naar algemene
preventie via de preventieve reflex niet makkelijk is (Goris, 2003). De werkdruk van de
24
individuele hulpverlening weegt zwaar door en werkt motiverend door de snelle resultaten
van het curatieve werk. Algemene preventie kan vanuit het gevoel dat cliënten met
gemeenschappelijke struikelblokken kampen een meerwaarde bieden ten opzichte van
het individuele casework. De preventieve reflex situeert zich bij de hulpverlener en deze
moet daarom ook leren breder denken en handelen dan de situatie van één individuele
cliënt. Er moet dus een reflex aanwezig zijn om na te gaan of het probleem verder reikt
dan die van één cliënt (Hendrickx, 2008a) )(Hendrickx, 2008b).
Signalen goed opvangen en analyseren is van belang bij de opbouw van algemene
preventie. Op organisatieniveau moet er daarom voldoende geregeld zijn om dit mogelijk
te maken. Indien dit niet gebeurt dreigt algemene preventie niet te slagen. Hierdoor
dreigen hulpverleners te vervallen in een individueel discours ten koste van algemene
preventie. Om dit tegen te gaan moet algemene preventie een taak zijn van elke
hulpverlener en niet alleen van preventiewerkers. Elke cliënt heeft ook het recht op
algemene
preventie
om
zo
onrechtvaardigheid
tegen
te
gaan
(Hendrickx,
2008a)(Hendrickx, 2008b). Signalen zoals bijvoorbeeld gemeenschappelijke problemen
van een doelgroep kunnen doorgegeven worden naar andere organisaties die initiatieven
hiervoor kunnen oprichten. (Goris, 2003). In het kader van algemene preventie zijn
signalisatie en de preventieve reflex onmisbaar.
3.6
Valkuilen bij het algemeen preventief werken
Uit het voorgaande blijkt dat algemene preventie een duurzaam concept is en op
verschillende manier gehanteerd kan worden. Toch is dit concept niet vanzelfsprekend en
is het niet zonder gevaar. Algemene preventie moet op een kritische en reflectieve manier
gebruikt worden. Het gevaar schuilt in een mogelijke herleiding van algemene preventie
tot sociale controle. Daarom vergt het ingrijpen op problemen verantwoording, zeker als
dit gebeurt zonder dat het gevraagd werd. Daardoor is het van belang om te spiegelen
wie een bepaald probleem formuleert en of dit door de personen in kwestie wel degelijk
als een probleem ervaren wordt (De Cauter & Walgrave, 1999).
Algemene preventie wordt ook geconfronteerd met ethische dilemma’s. Een belangrijk
aspect hiervan is de keuze om al dan niet in te grijpen. Enerzijds kunnen
preventiewerkers ervoor kiezen om in te grijpen. Het gevolg van dit interventionisme is dat
er controle op het gedrag van mensen komt vanuit de hangbare waarden en normen.
Anderzijds kan er gepleit worden om niet tussen te komen. Dit non-interventionisme kan
leiden tot verwaarlozing of maatschappelijke groepen kwetsen. Algemene preventie zal
altijd te maken hebben met deze keuzes en een afweging is hier aangewezen (De Cauter
& Walgrave, 1999). Het is niet altijd zo dat een verhoogd risico op een probleem effectief
25
uitgroeit tot een probleem. Het anticiperen op problemen is daarom niet altijd wenselijk.
De Cauter & Walgrave (1999) stellen dat het vroeg ingrijpen kan leiden tot neveneffecten
of helemaal geen effecten heeft. Preventie werkt niet altijd. Sommige preventie-initiatieven
kunnen tegenovergestelde of geen effecten hebben. Preventie is gericht op een specifiek
probleem en zal gericht tussenkomen om dat te voorkomen. Dit wil echter niet zeggen dat
het probleem volledig gereduceerd kan worden (De Cauter & Walgrave, 1999). Preventie
leidt dan ook niet noodzakelijk tot meer welzijn (Bouverne-De Bie, 2000).
Serrien (2004) beschrijft enkele valkuilen die gebonden zijn aan algemene preventie.
Preventieprojecten zijn eindig en hierin schuilt het gevaar dat preventiewerkers geen
afstand kunnen doen van het project. Algemene preventie houdt ook een dreiging van
afroming in. Afroming betekent dat preventie zich enkel zal richten op personen in de
doelgroep waar men betere resultaten mee kan bereiken. Het gevolg is dat de meest
kwetsbare individuen of groepen worden uitgesloten van algemene preventie (Serrien,
2004); (Burssens, Goris, Melis & Vettenburg, 2005); (Burssens, Goris, Melis &
Vettenburg, 2007). De effecten van algemene preventie resulteren vaak pas op lange
termijn, in tegenstelling tot curatieve hulp die onmiddellijke resultaten opleveren. Dit kan
tevens een drempel zijn om algemeen preventief te gaan werken (De Cauter & Walgrave
1999).
Het evidence-based referentiekader kent de laatste jaren een opmars in het
preventiediscours. Dit referentiekader kan beargumenteerd worden door de nadruk op
effectiviteit en efficiëntie. Ook internationale auteurs zoals Hawkins (2006) zijn
voorstanders van meer evidence-based prevention. Efficiëntie en effectiviteit zijn hierin de
sleutelbegrippen. Effectiviteit toetst of algemene preventie-initiatieven resultaten boeken.
Efficiëntie betekent dat deze resultaten moeten behaald worden met een minimaal aan
middelen (Vettenburg et al., 2003). Doch zijn er heel wat valkuilen mee verbonden als
men er niet op een doordachte manier mee omspringt. Dit discours legt een grote nadruk
op het meetbare. De valkuil hier is dat men zich enkel richt op het positieve effect van
preventie en niet op de mogelijke neveneffecten (Burssens et al., 2005). Ook dreigt
preventie herleid te worden tot het meten van effecten, maar deze zijn niet zo makkelijk
meetbare in een sociale context (Burssens, et al., 2007). Het welzijnswerk die handelt in
een complexe sociale realiteit is niet te reduceren tot cijfers. Het meten van bijvoorbeeld
resultaten van preventieve acties zijn in de sociale realiteit niet makkelijk. Want het
resultaat kan door meerdere actoren beïnvloedt zijn. Dit is ook het geval met preventieve
acties die op lange termijn werken. Het sociaal werk wordt ook zelden geconfronteerd met
een afgebakend probleem. Een probleem kent meestal een samenhang van meerdere
problemen met verschillende oorzaken. De vraag stelt zich hier of je dan wel meet wat je
wilt meten (Burssens et al., 2005); (Burssens et al., 2007).
26
Algemene preventie dreigt in een risicomaatschappij en in een veiligheidsdiscours herleidt
te worden tot disciplinering en controle. Het gevaar schuilt in de beoordelende werking
van preventie die op basis van risicoberekening bepaalde groepen als een bedreiging
bestempelen (Vettenburg, Melis, Burssens & Goris, 2007). Het referentiekader van
wenselijke algemene preventie wil op basis van een emancipatiegedachte de valkuilen
van algemene preventie tegen gaan. Dit kan gerealiseerd worden door te sleutelen aan
de vijf dimensies van wenselijke algemene preventie namelijk radicaliteit, offensiviteit,
integraliteit, het democratisch karakter en participatie. De definitie luidt als volgt:
“Wenselijke preventie: schept voorwaarden om problemen steeds vroeger te voorkomen,
is maximaal offensief, bouwt een integrale aanpak uit, is participatief en heeft een
democratisch karakter (Vettenburg et al., 2007: 40)”. Deze vorm van algemene preventie
poogt een antwoord te bieden op de mogelijke neveneffecten en valkuilen die gebonden
zijn aan algemene preventie.
Besluitend kan gesteld worden dat algemene preventie een positief concept is maar
wanneer deze op de verkeerde wijze gehanteerd wordt, kan het negatieve effecten
vertonen. Algemene preventie mag daarom niet ondoordacht toegepast worden. Het vergt
een kritische en interactionistische denkwijze.
27
4
Hoofdstuk 3: Methodologie
4.1
Onderzoeksmethode
De doelstelling van het onderzoek is om inzicht en kennis te verwerven over de plaats en
de toepassing van algemene preventie in de praktijk van het OCMW. Maatschappelijk
werkers zijn de uitvoerders van hulpverlening in de praktijk van een OCMW. Gezien
onderzocht wil worden welke invulling algemene preventie in de praktijk krijgt, is het
bevragen van hulpverleners de meest vanzelfsprekende keuze. De geformuleerde
onderzoeksvragen zoals beschreven in de inleiding luiden: Hoe wordt de opdracht van
preventie zoals vermeld in de organieke wetgeving van 1976 uitgevoerd en ingevuld in het
sociaal werk van het OCMW? En welke plaats krijgt algemene preventie naast de
curatieve hulpverlening in het OCMW? Door de gerichtheid op hulpverleners en hun
kennis, houding en handelen van algemene preventie in het sociaal werk van het OCMW,
is een kwalitatief onderzoek het meest aangewezen (Schuyten, 2005). Een kwalitatief
onderzoek is tevens een vorm van empirisch onderzoek. Dit type onderzoek wordt
getypeerd door niet-numerieke informatie en wordt weergegeven in dagdagelijkse taal
(Maso & Smaling, 1998). Gezien dit onderzoek een kwalitatieve studie inhoudt, heeft het
een beschrijvende en inventariserende functie (Schuyten, 2005). Op basis van een semigestructureerd interview wil ik een antwoord geven op bovenstaande onderzoeksvragen.
Het interview houdt een combinatie in van zowel losse als vaste vraagstellingen. Dit soort
interview biedt de interviewer de mogelijkheid om in te gaan op aspecten die de
respondent aanbrengt. Een uitbreiding op de vragenlijst en tussenvragen worden hierdoor
mogelijk. De vragenlijst werd opgesteld aan de hand van open vragen. Dit geeft de
respondent de kans om te reflecteren over de preventieve opdracht die zij/hij uitvoeren in
een OCMW. Door de vrije antwoordmogelijkheid zijn meer spontane reacties mogelijk en
kan de respondent items bespreken die volgens hem van belang zijn. Dit zorgt ervoor dat
de informatie op een open manier verzameld kan worden. Deze open wijze van
onderzoek biedt de interviewer de mogelijkheid om in interactie te gaan met de
respondent en af te wijken van een vaste structuur (Maso & Smaling, 1998). Om de
informatie te verzamelen in het kader van een kwalitatief onderzoek werd er gebruik
gemaakt van een semi-open interview. Dit houdt in dat er kan afgeweken worden van de
vaste structuur (Schuyten, 2005).
De vragenlijst kent een bepaalde volgorde. Eerst werd het thema preventie bevraagd en
wordt er gepeild naar de houding, kennis en werking van algemene preventie in de
praktijk. Het laatste onderdeel houdt achtergrondvragen in met betrekking tot de functie,
opdrachten en opleiding van de respondent (Schuyten, 2005). Het doel van dit interview is
om meer inzicht te verwerven op een aantal topics voortvloeiend uit de literatuurstudie.
28
Op basis van de onderzoeksvragen en literatuurstudie werd een vragenlijst opgemaakt.
Deze vragenlijst is een eigen ontworpen instrument die peilt naar mogelijke antwoorden
op de onderzoeksvragen. De vragenlijst kent een bepaalde structuur die opgedeeld werd
in drie topics namelijk, preventie, OCMW en sociaal werk. De vragen werden zoveel
mogelijk gebundeld onder deze topics. Onder het topic van preventie bespreek ik de items
algemene preventie, individuele preventie, preventieve reflex en signaleren. Het doel van
deze vragen is om uiteindelijk een antwoord te kunnen bieden op de geformuleerde
onderzoeksvragen. In deze topic wordt eerst gepeild naar de kennis en houding van de
respondent tegenover algemene preventie. Daarna wordt ruim ingegaan op de algemeen
preventieve werking in het bevraagde OCMW, met als doel de werking en invulling van de
preventieve opdracht van het OCMW te achterhalen. Gezien de organieke wetgeving de
preventieve opdracht niet verder specificeert, wordt er ook gepeild naar individuele
preventie in de OCMW-praktijk. De preventieve reflex en het signaleren worden ook
bevraagd. Het doel van deze vragen is om na te gaan of er algemeen preventief gedacht
wordt bij de hulpverleners. Een tweede topic bevraagt de missie en opdrachten in een
OCMW. Aan de hand van deze vragen wordt nagegaan welke invulling algemene
preventie krijgt in de opdrachten en missie van het OCMW. Op basis van deze
antwoorden kan er duidelijkheid geschept worden over de plaats van algemene preventie
in de ruime opdrachten die het OCMW kent.. Een derde topic handelt over het sociaal
werk en bevraagt de opdrachten van een maatschappelijk assistent in een OCMW. Hier
wordt expliciet gepeild naar de preventieve opdracht van een sociaal werker. De
respondent wordt gevraagd om een afweging te maken tussen hun preventieve werk en
curatieve werk die ze verrichten. Er wordt ook gepolst naar de opleidingsachtergrond van
de sociaal werker. Het doel van deze vragen is om zicht te krijgen welke plaats en ruimte
vooral algemene preventie krijgt naast curatie in de sociale en maatschappelijke
werkpraktijk van een OCMW. Hierbij is het ook gepast om mee te delen dat het onderzoek
een minpunt kent met betrekking tot de vragenlijst. De vragenlijst werd halverwege het
onderzoek aangepast. De reden hiervoor is een wijziging in de probleemstelling die
tevens een wijziging in de literatuurstudie en dito vragenlijst vereist. Vijf interviews werden
afgelegd met een vorige vragenlijst. De vragenlijst werd aangepast, maar de meeste
vragen bleven gelden voor de huidige lijst. Om de gegevens op een uniforme wijze te
analyseren en rapporteren, werd er geen rekening gehouden met de gegevens bekomen
uit de vragen die weggelaten werden.
29
4.2
Werkwijze
Het onderzoek werd afgelegd in de context van een OCMW. Gezien de probleemstelling
en titel van deze masterproef, werd de sociale dienst van een OCMW bevraagd. De
sociale dienst kan afhankelijk van OCMW tot OCMW een andere opdeling hebben. De
respondenten die bevraagd werden werkten allemaal in de sociale dienst of de
schuldbemiddelingsdienst van een OCMW, die ook deel kan uitmaken van de sociale
dienst. Begin april werd eerst via mail contact opgenomen met de beoogde OCMW’s.
Meestal kreeg ik binnen de zeven dagen terug antwoord en konden afspraken gemaakt
worden. Indien ik binnen de zeven dagen geen antwoord via mail terugkreeg, nam ik
telefonisch contact op. Ik werd toen telkens verbonden met de hoofdmaatschappelijk
assistent van de dienst, die intern bekeek wie bereid is een interview af te nemen. In
totaal werden dertien OCMW’s gecontacteerd, deze waren allemaal bereid om mee te
werken. Van de gecontacteerde OCMW’s bevinden zich er vier in Oost-Vlaanderen en
negen in West-Vlaanderen. De keuze voor deze OCMW’s hebben deels te maken met de
kennis van de interviewer over het bestaan van deze OCMW’s en de bereikbaarheid van
deze diensten. Van de dertien gecontacteerde OCMW’s werkten tien OCMW’s mee aan
deze masterproef. De bevraging gebeurde telkens bij maatschappelijk assistenten in de
periode tussen 8 en 28 april 2009. De keuze om hulpverleners te bevragen komt voort uit
de stelling van Lammertyn (1990) waar de hulpverlener gezien wordt als de uitvoerder
van de maatschappelijke dienstverlening in een OCMW. Deze masterproef moet leiden tot
meer kennis over de plaats en invulling van algemene preventie in het sociaal werk van
het OCMW, dit motiveert de keuze voor het bevragen van maatschappelijk assistenten. In
totaal werden tien hulpverleners bevraagd in tien OCMW-diensten. Enkele dagen voor de
afname van het interview werd een begeleidende tekst doorgestuurd naar de
respondenten met meer uitleg over de te bevragen concepten. Zo kan voorkomen worden
dat de interviewer nog uitleg moet geven tijdens het interview en geeft de kans aan de
respondenten om voorbereid en doordachte vrije antwoorden te geven op de gestelde
vragen. De vragen vergen ook enige reflectie van de respondenten en via een
begeleidende tekst met een theoretische duiding van de gevraagde concepten kunnen de
vragen bewaakt worden. De begeleidende tekst houdt een duiding in van de
probleemstelling, de preventiedefinitie en het concept van algemene en individuele
preventie. De begeleidende tekst alsook een voorbeeld van een interview en de
vragenlijst kunt u vinden in bijlage. De interviews gingen telkens door op de diensten zelf
in het bureau van de maatschappelijk assistent. De ondervraagde kreeg op het interview
een vragenlijst zodat deze de volgorde van vragen kon volgen. De duur van het interview
werd sterk bepaald door de antwoorden van de respondent. Gemiddeld duurde een
30
interview ongeveer vijftig minuten. Voor het interview van start ging werd de
vertrouwelijkheid van de respondent en dienst benadrukt. Alle gegevens worden daarom
zo objectief mogelijk beschreven en er wordt geen gebruik gemaakt van namen van
gemeentes en respondenten. Het OCMW en de respondent zal benoemd worden met
cijfers 1 tot en met 10. Respondent 1 correspondeert met OCMW 1. Om de analyse zo
volledig mogelijk uit te voeren werden alle interviews zo letterlijk mogelijk uitgetypt. Het
analyseschema is gebaseerd op de structuur van de vragenlijst en de verkregen
gegevens uit de interviews.
31
5
Hoofdstuk 4: Onderzoeksresultaten
Voor het uitschrijven van de onderzoeksresultaten wordt dezelfde structuur gebruikt uit de
vragenlijst. Eerst zullen de bevindingen rond preventie gerapporteerd worden. In deze
sectie is er aandacht voor algemene preventie, individuele preventie en de preventieve
reflex. Een tweede onderdeel behandelt de opdrachten en taken van het OCMW en de
specifieke rol van preventie hierin. Een derde onderdeel bespreekt de rol van de
hulpverlener in het sociaal werk van het OCMW, met aandacht voor de preventieve
opdracht van de sociaal werker. De gehanteerde analysemethode is vooral gericht op het
categoriseren van de kwalitatieve gegevens onder bepaalde noemers (Maso & Smaling,
1998). Voor de analyse van de gegevens werd per topic nagegaan welke elementen
gemeenschappelijk zijn en welke elementen verschillen. Op basis daarvan werden
bepaalde gegevens samen gegroepeerd. Indien er over een bepaald element of vraag
een afwijkende mening is, werd deze uitdrukkelijk benoemd. De gemeenschappelijke
elementen aangewend door de respondenten, werden zoveel mogelijk geclusterd onder
een bepaalde noemer. In sommige gevallen gebeurde dit in samenspraak met de
respondent. Indien dit niet tijdens het gesprek gebeurde, werden elementen achteraf door
de interviewer onder een bepaalde noemer geplaatst. Bij elke topic werd er zo te werk
gegaan en rekening houdend met de structuur van het interview. Om de gegevens extra
kracht bij te zetten werden er soms letterlijke stukken uit de interviews geciteerd.
5.1
Topic Preventie
In deze topic worden alle bevindingen over preventie in een OCMW weergegeven. Het
concept algemene preventie komt eerst aan de orde. Hier wordt nagegaan wat de
houding en kennis van de respondenten is ten opzichte van algemene preventie.
Vervolgens wordt ingegaan op de algemeen preventieve werking in een OCMW. De
structuur
voor
dit
onderdeel
krijgt
een
onderverdeling
op
basis
van
de
onderzoeksgegevens. Vervolgens is er een bespreking van de redenen waarom er, in
sommige OCMW’s, niet algemeen preventief gewerkt wordt. Hierna wordt het concept
individuele preventie belicht. Als laatste komen de begrippen preventieve reflex en
signaleren aan bod.
5.1.1 Algemene preventie
5.1.1.1 Kennis en houding van respondenten tegenover algemene preventie
Er werd gepeild naar de kennis en houding van maatschappelijk werkers over het concept
van algemene preventie. Uit de kwalitatieve gegevens blijkt dat alle respondenten
32
algemene preventie een positief concept vinden. De respondenten beschrijven het
concept zelf als het erger voorkomen of problemen in de toekomst voorkomen. De
respondenten kennen volgende voordelen toe aan algemene preventie:
-Algemene preventie kan mensen duiden op mogelijke valkuilen en gevaren (bvb
aangaan van leningen)
-Algemene preventie spreekt een grote groep aan en heeft daarom een groter effect
-Algemene preventie voorkomt problemen op lange termijn.
-Algemene preventie heeft een informatieve werking onder het motto van een
gewaarschuwd persoon is er twee waard.
-Algemene preventie zou het aantal aanvragen tot financiële of materiële hulp in de
toekomst kunnen beperken.
Aan de respondenten werd ook gevraagd welke problemen en welke doelgroep ze
beogen om meer algemeen preventief aan te werken. De doelgroep waar respondenten
algemene preventie het meest aangewezen voor vinden zijn: jongeren, kansarme
doelgroepen en ouderen. De doelgroep die het meest benoemd werd zijn de jongeren.
Zes respondenten vinden algemene preventie zinvol ten aanzien van jongeren. De reden
hiervoor is dat je bij jongeren nog kan ingrijpen voor het te laat is, door hen bijvoorbeeld
reeds in het onderwijs, te wijzen op mogelijk gevaren en valkuilen van schulden.
Volgens
de
respondenten
schuldenproblematiek,
zou
er
meer
huisvestigingsproblemen
preventie
en
moeten
zijn
gedragsproblemen.
voor
de
Zeven
respondenten vinden dat er meer preventie moet zijn ten aanzien van de
schuldenproblematiek. Onder schuldenproblemen wordt verstaan, financiële problemen,
budgetteringsproblemen en ook het gevaar van het aangaan van kredieten of leningen.
5.1.1.2 Algemene preventie in het sociaal werk van het OCMW
Op basis van de kwalitatieve onderzoeksgegevens kan de invulling van algemene
preventie in een OCMW in vier onderdelen onderscheiden worden:
- Een eerste onderdeel bevat activiteiten die door het OCMW zelf opgericht zijn als een
initiatief die daarmee doelbewust en systematisch problemen wil voorkomen.
- Een tweede onderdeel is algemene preventie die uitgevoerd wordt in samenwerking met
andere diensten uit de gemeente of regio. Het initiatief tot algemene preventie wordt dan
niet genomen door het OCMW zelf. Het OCMW gaat voor de invulling van algemene
preventie samenwerken met een andere dienst die hier voor initiatieven opzet.
- Een derde onderdeel van algemene preventie zijn de door de respondenten omschreven
wettelijke ‘algemene preventieve’ opdrachten. Dit zijn opdrachten die door de federale of
Vlaamse overheid worden opgelegd en uitgevoerd worden in het OCMW zelf.
33
- Een vierde onderdeel betreft initiatieven met een preventieve waarde en preventieve
effecten. Sommige respondenten plaatsten bepaalde activiteiten onder algemene
preventie, maar na een grondige screening blijkt dat niet alle projecten voldoen aan de
preventiedefinitie. Een volwaardig algemeen preventie-initiatief bevat zowel de elementen
initiatief, doelbewust, systematisch, probleem en voorkomen. Indien er één element
ontbreekt, valt dit initiatief niet langer onder een algemeen preventie-initiatief, maar onder
een initiatief met een preventieve waarde (Goris, et al., 2007). Indien er geen algemeen
preventie project aanwezig was in een OCMW, waren er veel activiteiten die onder deze
laatste noemer geplaatst kunnen worden. Daarom werd tijdens de gesprekken en analyse
de algemene preventiedefinitie van Goris et al. (2007) gebruikt, om te controleren of het
over (algemene) preventie gaat.
1] Algemene preventieprojecten in het sociaal werk van het OCMW
Bij de tien geïnterviewde OCMW’s waren er vier die algemene preventieve projecten
opgezet hebben. In wat volgt is een bespreking van de preventieve projecten in vier
OCMW’s. Deze OCMW’s bevonden zich in West-Vlaanderen. Twee OCMW’s van de vier
werden benoemd als een groot OCMW, de twee andere OCMW’s als middelgroot. In één
van de vier OCMW’s waren er twee preventiemedewerkers die een functie uitoefende in
een preventieproject en die hiervoor benoemd werden om aan preventie te doen. In de
andere OCMW’s werd er geen personeel benoemd tot preventiewerkers, maar oefenden
ze preventie uit, vanuit hun hoedanigheid van maatschappelijk assistent in een sociale
dienst van het OCMW.
Het eerste preventieproject die ik vond, was in een middelgroot OCMW in WestVlaanderen. Het project loopt reeds één jaar in dit OCMW onder de noemer van
proactieve dienstverlening aan senioren via het huisbezoekersteam. De doelgroep van dit
project zijn tachtigplussers. Het project oriënteert zich op het tegengaan van isolatie en
achteruitgang bij tachtigplussers op domeinen zoals welzijn en gezondheid. Twee
maatschappelijk werkers worden ingeschakeld om elk per maand vijftien huisbezoeken te
doen bij deze doelgroep. Oorspronkelijk deden ze dit enkel naar tachtigplussers die
alleenstaand zijn, maar later werd dit ook uitgebreid naar koppels. De keuze voor deze
doelgroep heeft te maken met het groot aandeel van de populatie in deze gemeente en
door het risico op een afgenomen zelfredzaamheid bij deze doelgroep. De interviewer
screende het project samen met de respondent op alle elementen van de
preventiedefinitie. Dit preventieproject voldoet aan de criteria. Het gaat namelijk over een
initiatief die door het OCMW zelf is genomen. Dit OCMW onderneemt bewust stappen
naar de oudere populatie in die gemeente. Het is systematisch, want het initiatief gebeurt
doordacht en niet ongepland. De twee bevoegde maatschappelijk werkers van dit project
34
bezoeken elk vijftien personen per maand. Hierbij wil men doelbewust mogelijke
problemen detecteren en voorkomen bij tachtigplussers (Goris et al., 2007). Dit initiatief
valt dus onder de noemer van een algemeen preventieproject. Men wil vooral problemen
van isolatie bij ouderen voorkomen. Respondent 2 beschrijft hier haar werkwijze: “Het
gebeurt aan de hand van huisbezoeken. Maandelijks krijgen wij een lijst van het stad met
alle namen van mensen die 80 jaar zijn of ouder en die verjaren in die maand. Dan sturen
wij een brief naar de mensen ter informatie dat we de mensen gaan opbellen voor een
afspraak te maken. Een week nadien bellen we de mensen op met de vraag of ze
geïnteresseerd zijn in een huisbezoek. De meeste mensen zeggen dat we zeker op
huisbezoek mogen komen en gaan er mee in. En dan gaan we kijken of mensen recht
hebben op bepaalde premies. Wij gaan dit ook melden in het stedelijk informatieblad van
de stad X. We maken eigenlijk zo veel mogelijk reclame daar rond, zodat mensen daar
eigenlijk van op de hoogte gesteld zijn.” Dit preventieproject wordt wel individueel
uitgewerkt, namelijk maatschappelijk werkers gaan naar tachtigjarigen, maar hun project
is niet alleen op één geïndividualiseerd persoon gericht, maar is voor alle tachtigplussers
die hier nood aan hebben. Het is ook vrijwillig. Indien men niet bereid is hier aan mee te
werken, is dit geen probleem. De dienst probeert het project ook zo ruim mogelijk bekend
te maken door het verspreiden van folders, contact op te nemen met andere diensten en
het project bekend te maken in het gemeenteblad. De respondent omschrijft het doel van
het project als “dat je er voor zorgt dat ze een menswaardig bestaan kunnen leven”. Dit
wordt mogelijk gemaakt door preventief en proactief op huisbezoek te gaan bij
tachtigplussers. Dit wordt volgens respondent 2 in de praktijk uitgevoerd door “Wel in het
kader van het huisbezoekersteam, begrijp ik onder algemene preventie om er voor te
zorgen dat ouderen begeleid worden. Dat kan bijvoorbeeld zijn poetshulp inschakelen
voor mensen of diensten gezinszorg inschakelen. Dus eigenlijk een beetje preventief te
werk gaan om zo mensen uit hun isolement te halen.” Hieruit blijkt dat door het
preventieproject nieuwe noden of problemen zichtbaar worden voor de hulpverleners. Het
preventieve bevindt zich in het gegeven dat de hulpverleners problemen op vlak van
gezondheid en welzijn vroeg willen detecteren voor deze risicogroep. Men wil ook
bepaalde problemen voorkomen door het screenen van rechten bij deze populatie. Indien
uit een huisbezoek blijkt dat een persoon of gezin hun recht niet vervuld is, kan de
hulpverlener dit in orde brengen. De respondent plaatst dit project onder de noemer van
primaire preventie. Primaire algemene preventie richt zich op een algemene populatie
waar er nog geen sprake is van een acuut probleem (Goris et al., 2007). Dit klopt want de
hulpverleners gaan reeds contact opnemen met de doelgroep vooraleer er sprake is van
een bepaald probleem of vooraleer ze bekend zijn op de dienst van het OCMW. De
35
hulpverleners proberen zo mogelijke risicofactoren op problemen of aanwezige problemen
te detecteren.
Een tweede algemeen preventieproject werd gevonden in een OCMW in WestVlaanderen. Dit OCMW heeft een preventieproject waarvoor twee maatschappelijk
werkers, halftijds aangesteld zijn als preventiewerkers. De informatie voor dit
preventieproject komt voort uit een interview met één van de twee preventiewerkers van
dit OCMW, het draaiboek2 en folders van dit preventieproject.
Het project loopt sinds mei 2008. Het doel van het project is om een preventieve
aanvulling te geven aan het curatieve luik van schuldbemiddeling. De motivatie om aan
meer preventie te doen vloeit voort uit de ervaring dat veel mensen bij de dienst
schuldbemiddeling aankloppen wanneer het probleem reeds ver geëscaleerd is. Via dit
preventieproject wil men een aanvulling geven aan de curatieve werking om zo ook zware
budgetproblemen in de toekomst te voorkomen. Respondent 5 formuleert het voordeel
van algemene preventie als volgt “Als je curatief werkt, komen er mensen bij jou die al
veel dieper in de problemen zitten. Als je preventief werkt kunnen we vermijden dat
mensen zo diep in de problemen komen. Je gaat zo ook de zelfredzaamheid van mensen
aanwakkeren.”
Een eerste concretisering van het preventieproject is het organiseren van onder andere
kookactiviteiten in het kader van budgetvriendelijk en gezond koken. Het preventieproject
van dit OCMW werkt ook samen met andere preventieprojecten van de provincie zoals
bijvoorbeeld preventie van baarmoederhalskanker en LOGO (lokaal gezondheidsoverleg).
Het preventieproject van dit OCMW organiseert ook zitdagen die zowel bestaan uit een
preventief en hulpverlenend luik. Het preventieve luik bestaat uit het geven van tips, info
en advies over het leven met een beperkt budget. Het hulpverlenende luik wordt ingevuld
vanuit de hoedanigheid als sociaal werker in de schuldbemiddelingsdienst van het OCMW
en het bieden van gepaste hulp op een bepaald budgetprobleem. De preventiewerkers
willen hun ervaringen in het preventieve werk niet voor zichzelf houden en komen daarom
driemaandelijks samen met hulpverleners van andere OCMW’s of diensten die
samenwerken met het OCMW en ook preventief werken. Dit heeft als doel om te leren
van anderen en eigen expertise te delen. Een laatste concretisering van het
preventieproject is het realiseren van een betere samenwerking binnen het OCMW en
met diens samenwerkingspartners.
Het project die het OCMW zelf opgericht heeft is het budgetvriendelijk en gezond leren
koken. Dit preventieproject gaat door de eerste dinsdag van de maand en de derde
2
Omwille van de vertrouwelijkheid van respondent en dienst wordt er niet gerefereerd naar dit draaiboek. Dit is een privédocument van de preventiewerkers, die de interviewer mocht gebruiken in het onderzoek.
36
woensdag van de maand. De doelstellingen van dit preventieproject is om de deelnemers
gezonder te leren leven en dit op een budgetvriendelijke manier. Dit wordt
geconcretiseerd in de praktijk door samen met de deelnemers boodschappen te doen en
zo de deelnemers prijsbewust te maken. Er wordt een goedkoop menu samengesteld.
Tijdens de kookactiviteit proberen de preventiewerkers het thema van gezond en
budgetvriendelijk koken te overstijgen naar andere gerelateerde thema’s met betrekking
tot budgetproblemen. Een andere doelstelling van het preventieproject is om mensen te
activeren en zo nieuwe attitudes bij te brengen zoals stiptheid, verantwoordelijkheid en
taakverdeling. Het preventieproject beoogt ook een toegangspoort te zijn voor de
deelnemers. Via het project komen mogelijke problemen van cliënten ter sprake,
waardoor de hulpverleners de persoon kan doorverwijzen naar aangewezen diensten. Het
sociaal contact staat ook zeer centraal. Dit biedt volgens respondent 5 een mogelijkheid:
“Vooral omdat mensen ook van elkaar kunnen leren”. Een laatste doelstelling van het
preventieproject is om de deelnemers een succeservaring te bieden. Elke deelnemer krijgt
daarom na het volgen van 10 sessies een diploma in ruil voor hun actieve deelname.
De interviewer screende samen met de respondent het preventieproject op de definitie
van algemene preventie. Dit preventieproject valt onder de algemene preventiedefinitie.
Het is een initiatief die bewust ondernomen wordt door twee preventiemedewerkers die
zich hier vrijwillig via literatuur en veel denkwerk voor opgeleid hebben. Het is
systematisch, het project gebeurt niet opgepland, maar vindt elke eerste dinsdag en derde
woensdag van de maand plaats. Via een folder wordt voor een periode van twee
maanden de inhoud van de kookactiviteiten bekend gemaakt. Dus er werd reeds op
voorhand nagedacht en gepland. Het is ook doelbewust. Het project kent een draaiboek
met een aantal doelstellingen om zo veranderingen bij de deelnemers te realiseren. Zoals
reeds vermeld is het project gericht op het voorkomen van budgetproblemen en
ongezonde voeding. Dit preventieproject probeert via activiteiten handvatten te creëren
om kwalitatief te leven met een beperkt budget. Het preventieproject richt zich op alle
inwoners van de gemeente met bijzondere aandacht voor de kansarme populatie. Dit wil
zeggen dat iedereen welkom is, maar de nadruk op het preventief werken met personen
met budgetproblemen ligt. Daarom is het vanzelfsprekend dat deze doelgroep het meest
bereikt wordt. Het project is tevens vrijwillig. Dit project is een voorbeeld van algemene
preventie gezien er een duidelijke gerichtheid naar een ruimere niet-geïndividualiseerde
populatie. Per sessie is er ongeveer plaats voor een twaalftal deelnemers.
Naast het project rond budgetvriendelijk en gezond koken, is er ook algemene preventie
via de zitdagen. Deze gaan elke dinsdagvoormiddag van de maand door. De bedoeling
van de zitdag wordt door respondent 5 omschreven als: “Mensen kunnen op de zitdag
langskomen voor tips over hoe ze met een beperkt budget toch kwalitatief kunnen leven
37
op de vier vlakken, zowel op vrije tijd, huishouden; als op voeding en gezondheid; als voor
energiekosten; als voor verzekeringen, leningen en kredieten. Op die vragen proberen wij
preventief in te spelen”. Op de vraag op welk preventieniveau het project zich bevindt
antwoordde respondent 5 dat dit zeer afhankelijk is van de problemen waarmee zij
geconfronteerd worden tijdens de sessies. “Voor sommige mensen is dat project op zich
al voldoende. Op die bepaalde dag kunnen ze al voldoende tips meekrijgen over hoe ze
het anders kunnen doen. En nemen ze die tips mee naar huis, om het thuis toe te passen.
Op dat vlak is het project wel primaire preventie. Maar we werken ook op het tertiaire
niveau. Bijvoorbeeld mensen die afkomen op de zitdag met ernstigere problemen,
waarvan je merkt hier moet ingegrepen worden. Dan moet je ervoor zorgen dat je verdere
stappen onderneemt. Je hebt ook mensen die door één keer naar de activiteit te komen
ons
gezicht
leren
kennen
en
daardoor
onmiddellijk
de
stap
zetten
naar
schuldbemiddeling. Dan zit je ook ergens tussen secundaire en tertiaire preventie. Het
hangt eigenlijk sterk af met welke problemen de mensen tot bij ons komen.” Het project
kan dus naar gelang het probleem van de deelnemers op verschillende preventieniveaus
ingevuld worden. De preventiewerkers beogen ook veranderingen in het gedrag van de
deelnemers op vlak van gezondheid en budget. De preventiewerkers merkten op vlak van
gezondheid al resultaten doordat deelnemers, meer verse producten kopen en meer aan
sport doen sinds de deelname aan het project. Ook op vlak van budget zijn
gedragsveranderingen merkbaar bij deelnemers doordat ze hedendaags meer dan
vroeger, bvb prijzen vergelijken, bewust winkelen, dure producten en onnodigheden
vermijden. De keuze om algemeen preventief in groep te werken heeft volgens
respondent 5 als voordeel dat de deelnemers van elkaar kunnen leren. Hiermee wijst de
respondent op het feit dat mensen in groepsgebeuren niet alleen leren van de
preventiewerkers, maar ook van elkaar. Deelnemers kunnen zich terugvinden in het
verhaal van de andere en gemeenschappelijke ervaringen delen.
Een derde preventieproject werd teruggevonden in een groot OCMW in West-Vlaanderen.
De respondent van dit OCMW werkt op de sociale dienst van het OCMW. Deze
respondent kent het preventieproject die loopt op de dienst, al oefent zij geen functie uit in
het project. Het OCMW heeft in samenwerking met het CAW, een centrum algemeen
welzijnswerk, van de gemeente een project opgericht ten aanzien van jongeren. Het
project werd opgebouwd om problemen rond het budget aan te pakken bij jongeren. Het
preventieproject valt onder de algemene preventiedefinitie. Het is een initiatief die werd
genomen door het OCMW en het CAW van de gemeente. Het is dus een activiteit die
bewust werd opgericht door het OCMW. Het is ook systematisch en doelbewust. De twee
diensten hebben bewust samen gewerkt en nagedacht hoe men dit probleem bij de
38
jongerenpopulatie kan voorkomen. Het project maakt zichzelf ook bekend als een
preventieproject. De werkgroep komt eenmaal per maand samen. Het preventieproject
wilt op deze manier budgetproblemen bij jongeren voorkomen. Respondent 8 omschrijft
het preventieproject als volgt “Er is nu een groep opgericht die werkt met jongeren om met
budgetproblemen te werken. Dat is een samenwerking tussen het OCMW en het CAW
waar ze jongeren die nu nog geen problemen hebben uitnodigen om rond de tafel te zitten
en te babbelen over hoe je je leven moet organiseren. En hoeveel geld dat allemaal kost.”
Het gaat hier ook over een algemeen preventieproject door de gerichtheid op alle
jongeren van de gemeente. Het project wordt niet alleen opgezet voor jongeren die reeds
bekend zijn op een OCMW-dienst of een CAW-dienst. Toch zijn het vooral deze jongeren
die bereikt worden. Dit komt omdat ze de affiche voor het project zien hangen in de
wachtzaal of hun maatschappelijk assistent wijst op de mogelijkheid om deel te nemen
aan het project. Het preventieproject werd ook in de scholen van de gemeente bekend
gemaakt. De respondent plaatst het preventieproject onder de noemer van primaire
algemene preventie. De interviewer sluit zich hierbij aan. De reden is te vinden op de
gerichtheid op alle jongeren van de gemeente ongeacht de aanwezigheid van
budgetproblemen. Het probleem hoeft dus bij de jongerenpopulatie nog niet aanwezig te
zijn. Het preventieproject wil vooral de jongeren behoeden van budgetproblemen door het
geven van informatie, tips en advies. Jongeren leren via het preventieproject mogelijke
valkuilen die gebonden zijn met schulden. Door de sessies te volgen zouden jongeren op
een betere manier een budget kunnen beheren en zo eventuele schulden voorkomen.
Een vierde preventieproject werd gevonden bij een middelgroot OCMW in WestVlaanderen.
Dit
OCMW
heeft
via
ondersteuning
met
‘de
katrol’
(n.d.)
een
huiswerkbegeleidingsdienst opgericht. Het project loopt in dit OCMW sinds september. Op
de sociale dienst is er één maatschappelijk assistent die hier voor vrijgesteld is. ‘De katrol’
(n.d.) is een project voor huiswerkbegeleiding ten aanzien van kinderen uit het kleuter en
lager onderwijs uit kansarme gezinnen. Dit project bevindt zich in een andere gemeente
dan deze hier besproken. Dit project biedt ondersteuning aan andere diensten, in andere
gemeentes die ook aan huiswerkbegeleiding willen doen, zoals hier het geval is. De
bedoeling van het project is om op een integrale en preventieve manier studie –en
opvoedingsondersteuning te geven aan gezinnen via huisbezoeken Dit project werd
opgestart vanuit een wenselijk algemeen preventief referentiekader. Vanuit deze context
werd rekening gehouden met de vijf dimensies van radicaliteit, offensiviteit, participatie,
integraliteit en het democratisch karakter (De katrol, het project, n.d.) (Vettenburg et al.,
2007). Vranken (n.d., geciteerd in, De katrol, het project, n.d.) stelt dat scholing
betekenisvol is om problemen zoals uitsluiting en armoede preventief aan te pakken.
39
Dit project kent drie doelstellingen namelijk kansarme kinderen kansen aanbieden, de
ouders zelfredzaam maken en hulpverleners en kansarme gezinnen naar elkaar toe
leiden (De katrol:
het
project,
n.d.).
De OCMW-raad besliste om
ook
een
huiswerkbegeleidingsdienst op te richten met ondersteuning van ‘de katrol’ (n.d.).
respondent 10 heeft meer uitleg over de werking van de huiswerkbegeleidingsdienst: “Wij
hebben hier ‘de katrol’ noemt dat, en dat is een huiswerkbegeleidingsdienst, dat is in
september opgestart. Dat zijn studenten van de hogeschool die lerarenopleiding, sociaal
werk of psychologie volgen. Dus deze studenten kunnen vrijwillig in gezinnen aan huis
gaan twee avonden per week of twee uur per week. Dit Om kinderen thuis te begeleiden
met hun huiswerk. De bedoeling ervan is om een ondersteuning te bieden aan het gezin.
Zodat het gezin zelf de begeleiding van kinderen uiteindelijk terug kan opnemen.
Preventie zit er in. We zien vaak dat een kinderen uit kansarme gezinnen in het bijzonder
onderwijs terecht komen. Als kind en je moet bvb Franse woordjes leren, en je ouders
kunnen geen Frans en ze tonen ook geen interesse daarvoor. Waarom moeten we dan
nog huiswerk maken, kunnen kinderen dan denken. Het is eigenlijk om het gezin te
ondersteunen in die opdracht. Dus dat is eigenlijk zeer goed naar preventie toe omdat je
er voor zorgt dat kinderen dan meer kans hebben op de arbeidsmarkt en niet naar het
bijzonder onderwijs afzakken”. Respondent 10 heeft meer uitleg over het verloop van de
opzetting: “Toen we ermee begonnen zijn hebben we eens een avond opgericht voor alle
scholen, en kleuterscholen hier in de gemeente. De directeur of de zorgleerkracht van de
scholen zijn naar het OCMW gekomen, en we hebben dan eens het hele opzet uitgelegd.
Wat dat eigenlijk de bedoelingen waren. En dan is dat door ons en de scholen bekend
gemaakt aan de ouders in de gemeente. En dan is het de bedoeling dat die ouders zelf
contact opnemen met onze contactpersoon daarvoor. Ook de zorgleerkracht sprokkelt
mensen op school door te zeggen dat het bestaat en of ze daar niet in geïnteresseerd
zijn. Dan gaat de maatschappelijk werker eens op huisbezoek in het gezin. En bekijkt ze
de situatie en gaat ze op zoek naar een student van de hogeschool die wil komen naar
dat gezin”. ‘De katrol’ (n.d.) en dit OCMW zoeken naar studenten die sociale
wetenschappen of een lerarenopleiding studeren. De maatschappelijk assistent zoekt in
de gemeente vrijwillige studenten die hier tijd voor vrij willen maken. Het is ook zo dat de
ouders de opdrachtgevers zijn (De katrol, het project. n.d.). Zij kunnen contact opnemen
met de verantwoordelijke voor dit project in het OCMW, waarop deze een afspraak maakt
met de vrijwillige studenten.
De interviewer heeft samen met de respondent besloten dat dit project voldoet aan de
definitie van algemene preventie. Het gaat over een initiatief die oorspronkelijk opgezet
werd door de huiswerkbegeleidingsdienst ‘de katrol’ (n.d.). De OCMW Raad besliste om
ook een huiswerkbegeleidingsdienst op te richten met ondersteuning van ‘de katrol’ (n.d.).
40
Het is dus niet een toevallig gebeuren maar een initiatief die doelbewust werd opgericht
door het bevraagde OCMW. Het is ook op een doordachte manier ontstaan. Het OCMW
laat zich ondersteunen door ‘de katrol’ (n.d.) en er is medewerking tussen het OCMW en
de scholen. Het project gaat doelbewust problemen zoals leerachterstand bij kansarme
kinderen voorkomen, om hen zo meer kansen op een succesvolle scholing te bieden. Het
preventieproject situeert zich op secundair niveau. Dit komt door de gerichtheid op
kinderen die leven in een kansarm milieu en daarom minder ontwikkelingskansen op vlak
van scholing zouden hebben. Het richt zich dus op een niet-geïndividualiseerde
doelgroep.
2] Algemene preventie in het OCMW op initiatief van andere diensten
Het vorige onderdeel richtte zich op preventie-initiatieven die door het OCMW zelf
opgericht werden. Dit onderdeel heeft aandacht voor algemene preventie, waaraan het
OCMW deelneemt, maar niet zelf de initiatiefnemer is. Ik heb hier vier voorbeelden van
gevonden in vijf verschillende OCMW’s. Er zijn twee OCMW’s (5 en 10) die algemeen
preventie uitoefenen in samenwerking met en op initiatief van LOGO. OCMW 3 oefende
algemene preventie uit op initiatief van en in samenwerking met basiseducatie en
drugpreventie van die bepaalde gemeente. OCMW 6 heeft een project opgericht in
samenwerking met een vormingsinstituut in de gemeente. In OCMW 4 nam één
maatschappelijk werker deel aan een werkgroep die de basis vormt voor een algemeen
preventieproject van het Vlaams centrum schuldbemiddeling.
De reden waarom het derde algemeen preventieproject ten aanzien van jongeren met
budgetproblemen bij onderdeel één (algemene preventieprojecten in het sociaal werk van
het OCMW) beschreven staat en niet in deze sectie, is omdat dit initiatief genomen werd
door het OCMW zelf. In deze sectie volgt een beschrijving van algemene preventie in het
OCMW op basis van een initiatief van een andere dienst waarmee het OCMW een
samenwerkingsverband heeft.
Twee OCMW’s (OCMW 5 en 10) in West-Vlaanderen merken op dat er ook aan
algemene
preventie
in
het
OCMW
gedaan
wordt
via
LOGO,
een
lokaal
gezondheidsoverleg. LOGO (n.d.) staat in voor de coördinatie en het overleg voor
gezondheid en ziektepreventie. Deze VZW doet aan preventie op vlak van bvb
borstkanker, alcohol, drugs en tabak, vaccinatie en geestelijke gezondheid. Deze VZW
werkt met verschillende partners op regionale vlak samen om preventief te werken
(LOGO, n.d.). Twee bevraagde OCMW’s wijzen op het vlak van algemene preventie naar
LOGO (n.d.). Respondent 10 legt de samenwerking met LOGO als volgt uit: “Een ander
stukje preventie is ook dat wij aangesloten zijn op gezondheidsvlak bij LOGO. Dat is een
samenwerkingsverband rond gezondheid. Wij doen ook mee aan de preventie rond bvb
41
borstkanker. Dat is ook preventief maar dan wel op vlak van gezondheid. Wij gaan naar
daar voor vergaderingen en zij wijzen ons dat het ook belangrijk is dat wij preventief
optreden ten aanzien van de mensen die bij ons over de vloer komen. En wij moeten de
mensen motiveren om naar de bus te gaan om zich preventief te laten controleren. Wij
hebben hier de folders en zien het dus ook als onze taak om onze cliënten daar naar toe
te sturen. Dat is ook een stuk preventie, dan wel naar gezondheid toe”. Het gaat ook over
algemene preventie. De respondent wijst op het gebruik van folders voor elke cliënt. Het
is ook een initiatief die systematisch is. Dit blijkt uit de vergaderingen die er zijn tussen
LOGO (n.d.) en het OCMW en nog andere partners. De werking van LOGO (n.d.) is ook
heel breed. Respondent 10 bevestigt dit: “ja, het OCMW zit daar in samen met bvb nog
huisartsen en zo. Het is eigenlijk heel breed iedereen die met gezondheid te maken heeft,
zit daar in. Maar zij werken vooral preventief. Dus voor bepaalde zaken komen wij dan
ook effectief samen, om dat dan eigenlijk over te brengen naar de mensen”. Gezien de
brede algemene werking van LOGO (n.d.) op vlak van gezondheid bestempelt de
respondent dit als primaire preventie. In het OCMW van respondent 5 is er op vlak van
gezondheid ook algemene preventie in samenwerking met LOGO (n.d.).
OCMW 3 heeft in het verleden meegedaan met enkele preventieve projecten in hun
gemeente. Respondent 3 vertelt dat het OCMW waar deze respondent werkt enkele jaren
geleden meewerkte met basiseducatie en de drugpreventiedienst in hun gemeente.
Respondent 3 geeft meer uitleg over hun medewerking aan het drugpreventieproject: “In
het verleden hebben wij ook al eens gewerkt rond drugs, alcohol, medicijnen enz dus
drugpreventie. Een aantal jaar geleden is er hier in de gemeente in samenwerking met het
gemeentebestuur en andere diensten een week aan een stuk campagne gedaan.” Het
OCMW had in het verleden reeds een algemeen preventieproject gekend. Het project
loopt niet meer, want het was een eindig project die maar een duur van één week kende.
Respondent 3 herinnert zich ook nog een samenwerking met basiseducatie, enkele jaren
geleden. De samenwerking wordt door respondent 3 omschreven als: “Met de invoering
van de euro hebben wij ook een lessenpakket laten maken door basiseducatie voor
mensen die sociaal minder sterk staan. Om hen aan te leren hoe ze met de euro kunnen
omgaan. Dat was gratis. Wij hebben dan de mensen geselecteerd, ook onder de mensen
die in budgetbeheer zitten of mensen waarvan we vonden dat zijn mensen die er moeite
mee zullen hebben, met de overschakeling van frank naar euro”. Basiseducatie is een
voorziening die vooral met laaggeschoolden werkt. Het initiatief was erop gericht om de
overschakeling van Belgische frank naar Euro vlot te laten verlopen. Het OCMW werkte
samen met dit initiatief door personen uit eigen dienst door te verwijzen naar dit project.
Volgens de respondent viel dit project onder de noemer van algemene preventie door de
42
gerichtheid op een populatie. De respondent plaatst het project onder het secundaire
preventieniveau. Een ander project die in samenwerking met basiseducatie liep was rond
zuinig omgaan met energie. Basiseducatie beschikt over een vormingsaanbod.
Basiseducatie maakt zijn aanbod bekent en het OCMW sprokkelt hiervoor cliënten om
daar aan deel te nemen. Mensen leerden hoe ze bvb een energiefactuur moeten lezen.
Deze projecten lopen nu niet meer. Het OCMW was hier wel een partner in, maar het
project zelf werd uitgevoerd door een andere dienst.
OCMW 6 is een middelgroot OCMW in West-Vlaanderen. Dit OCMW heeft in
samenwerking met het vormingsinstituut in de gemeente een project opgericht rond
attitudetraining. Het project richt zich tot de groep die reeds budgetproblemen heeft of een
risico loopt schulden op te lopen. Via een groepswerk wilt men doelbewust problemen
zoals schulden voorkomen. Het vormingswerk houdt onder andere in dat men de
deelnemers aanzet tot een attitudeverandering. In de sessies leren de deelnemers hoe ze
hun rekeningen moeten lezen, hoe ze rekeningen moeten betalen, hoe verleidelijke
reclame kan zijn, welke papieren belangrijk zijn en welke niet. Dit project staat bekend als
een preventieproject. Het project wordt niet uitgeoefend door het OCMW, maar door het
vormingsinitiatief zelf. Het OCMW en vooral de dienst schuldhulpverlening dragen bij tot
het project, door cliënten door te verwijzen naar deze activiteit.
In OCMW 4 heeft één maatschappelijk assistent3 meegewerkt aan de opzetting van
preventieproject van het Vlaams centrum schuldbemiddeling. Dit centrum is een
steunpunt voor schuldbemiddelingsdiensten die in een OCMW en CAW (een centrum
algemeen welzijnswerk) aanwezig kunnen zijn (Vlaams centrum schuldbemiddeling, 5 mei
2009). De maatschappelijk werker zat in een werkgroep rond het preventieproject. De
bedoeling
van
deze
werkgroep
was
om
reflecties
te
bieden
rond
de
schuldenproblematiek. Dit preventieproject werd recent via de pers bekendgemaakt op 5
mei 2009. Het preventieproject richt zich op jongeren en wil preventief te werk gaan met
deze doelgroep ten aanzien van budgetproblemen. Het preventieproject heeft als doel om
jongeren bewust te maken van valkuilen en gevaren die de aanleiding kunnen zijn voor
schulden. Het gaat hier over een algemeen preventieproject omdat deze gericht zijn op
alle jongeren in Vlaanderen. Het project wordt geconcretiseerd door het gebruik van
affiches, een website en een dvd (Vlaams centrum schuldbemiddeling, 5 mei 2009). Dit is
ook een duidelijk voorbeeld van algemene preventie op initiatief van een andere dienst.
Het OCMW heeft hier aan meegewerkt via de werkgroep, maar het preventieproject wordt
3
Dit is een ander maatschappelijk werker dan de bevraagde respondent. Deze sociaal werker kon niet bevraagd worden
omdat deze afwezig was op dienst wegens medische redenen.
43
opgezet vanuit een andere dienst, namelijk door het Vlaams centrum schuldbemiddeling.
Het OCMW kan in de toekomst misschien wel genieten van de effecten van dit
preventieproject, omdat het de bedoeling is om minder jongeren met schulden te hebben.
3] Wettelijke opdrachten die preventief benoemd worden
Een derde onderverdeling in het thema algemene preventie in een OCMW kan gemaakt
worden op basis van de ‘algemeen preventieve’ opdrachten die door de federale of
Vlaamse overheid aan een OCMW gegeven wordt. In het kader van preventie
benoemden de tien respondenten vier zaken als ‘algemeen’ preventief namelijk de
energiesnoeiers, de lokale adviescommissie (LAC), de socioculturele en sportieve
participatie en de gerechtelijke uithuiszetting.
De energiesnoeiers
De energiesnoeiers (n.d.) voeren energiebesparende maatregelen uit. Dit zijn personen
die via de sociale economie tewerkgesteld worden. De energiesnoeiers kunnen een
aantal maatregelen treffen om zo meer energie te besparen. De energiesnoeiers is een
project die zich richt naar alle gemeenten. De gemeente zelf kan kiezen wie de
energiebesparende maatregelen uitvoert (Energiesnoeiers, n.d.). Één van de populairste
maatregelen uit het aanbod van de energiesnoeiers, zijn de energiescans die van start
gingen in 2007. In de bevraagde OCMW’s, werden de energiescans toegepast in vier
OCMW’s. In deze vier OCMW’s werkte de gemeente hiervoor samen met het OCMW. De
reden om het OCMW hiervoor aan te spreken, is omdat het project vooral de sociaal
zwakkeren wil bereiken (Energiesnoeiers, n.d.). Een energiescan houdt in dat men een
rapport maakt over het totale energieverbruik. Indien nodig neemt men ook een aantal
kleinere maatregelen om zo meer energie te besparen zoals het plaatsen van een
spaardouchekop, spaarlampen en het plaatsen van aluminiumfolie achter de radiator
(Energiesnoeiers, n.d.). De respondenten benoemden dit als algemene preventie. Het
gaat over een initiatief genomen door de Vlaamse overheid. Het is ook systematisch en
doelbewust. Er zijn een aantal maatregelen die getroffen kunnen worden en deze
maatregelen worden bewust genomen om zo energie uit te sparen. Deze schikkingen
zorgen ervoor dat het probleem van een hoog energieverbruik en een hiermee verbonden
hoge energierekening, in de toekomst kan voorkomen worden. De taak van het OCMW in
het kader van energiescans, bestaat uit het doorgeven van namen van cliënten aan de
distributienetbeheerder. Deze zal dan naar de personen in kwestie gaan om de
energiescan uit te voeren. Deze werking werd in drie OCMW’s teruggevonden.
Respondent 3 uit één van de drie OCMW’s heeft meer uitleg over energiescans: “Het is
nu zo dat de distributienetbeheerder doen energiescans bij mensen. Het OCMW of
44
gemeente kan dus daarin stappen om te zeggen wij doen daar aan mee. En het is zo dat
het publiek die geselecteerd wordt om dus die energiescans thuis te krijgen dat het via het
OCMW gebeurt. Dat is iets van de Vlaamse overheid. Omdat het dient voor de zwakkere
mensen. … Maar dat loopt nu over een tweetal jaar. En dat is ook preventief omdat
mensen dan te horen krijgen, enerzijds hoe ze energie kunnen besparen, door een aantal
maatregelen te nemen. En dat is ook omdat wij zien dat energiekosten voor mensen met
een laag inkomen naast huishuur, enorm zwaar weegt op het budget. Wij zien ook dat
meer en meer mensen terechtkomen bij de sociale leveranciers eandis met een
budgetmeter. Dus die energiescans zijn er eigenlijk ter preventie”. De energiescans zijn
volledig gratis voor mensen die bekend zijn op het OCMW. OCMW 3 screende in de
gemeente naar personen met een laag inkomen. Dit OCMW schreef de mensen aan met
de mogelijkheid om een energiescan te laten uitvoeren. Dit kan volledig gratis en vrijwillig.
Ondanks dit gegeven merkt respondent 3 maar een lage reactie in het OCMW-publiek om
dit te laten uitvoeren.
In het OCMW van respondent 5 wordt er ook gewerkt met energiesnoeiers, maar op een
andere manier dan in de drie vorige OCMW’s: “Daarnaast is er ook iemand bezig met het
project ‘Energiesnoeiers’. Er zijn een aantal personen tewerkgesteld onder artikel 60.
Deze mensen gaan energiescans uitvoeren bij mensen thuis. De mensen die in
aanmerking komen een energiescan bij hen thuis uit te laten voeren, worden
geselecteerd. Meestal zijn dit mensen uit de kansarmere doelgroep van de maatschappij
of de selectie gebeurt bv via de sociale huisvestigingsmaatschappij”. Deze werking
verschilt met deze van vorige OCMW’s, omdat men hier zelf personen tot energiesnoeiers
heeft opgeleid via een tewerkstelling in artikel 604. In de vorige OCMW’s sprokkelde de
maatschappelijk assistent cliënten waar energiescans kunnen uitgevoerd worden, en gaf
deze door aan de distributienetbeheerder ter uitvoering van de energiescans. Het OCMW
van respondent 5 heeft zelf zijn energiesnoeiers opgeleid, waardoor ze ook zelf de
energiescans uitvoeren.
De vier respondenten plaatsen de energiescans op het secundaire preventieniveau.
Respondent 10 plaatst de energiescans ook op het secundaire niveau of zelfs op het
tertiaire niveau omdat: “Energiescans die wij hebben laten doen gaan allemaal over
mensen die op één of andere manier gekend zijn bij het OCMW. Die dus al problemen
hebben met budget. Dus het is eerder secundair, tertiair niveau”.
De lokale adviescommissie
4
Een tewerkstelling in artikel 60 biedt een cliënt de mogelijkheid om tewerkgesteld te worden in het OCMW. Dit wordt van
kracht wanneer deze persoon een aantaal dagen tekort heeft om recht te hebben op een andere sociale en vaak hogere
uitkering dan het leefloon zoals bvb een werkloosheidsuitkering (Lammertyn, 1990).
45
In de kwalitatieve gegevens werd in het kader van algemene preventie ook vaak
verwezen naar de lokale adviescommissie. De lokale adviescommissie of LAC werd door
de Vlaamse overheid in december 1996 goedgekeurd. De LAC is er gekomen door het
gegeven dat vele personen die in armoede leven hun energiefactuur niet meer kunnen
betalen. Dit leidt in vele gevallen tot wanbetaling en een afsluiting van elektriciteit, water of
gas. Indien dit het geval is vallen deze personen terug op het sociale distributienetwerk
die een minimumlevering garandeert. Om dit in goede banen te leiden is er sindsdien in
elke gemeente een lokale adviescommissie aanwezig (Martens, 1997). De lokale
adviescommissie
is
er
voor
mensen
die
afgesloten
zijn
van
de
reguliere
energieleveranciers en aangesloten zijn bij de sociale distributienetwerkbeheerder. De
personen die aangesloten zijn bij de sociale leverancier moeten wel nog betalen voor de
energie. De lokale adviescommissie komt tussen en geeft een advies als er sprake is van
fraude of onwil van de abonnee, of wanneer er een bedreiging is voor de veiligheid. De
lokale adviescommissie is in elke gemeente aanwezig en zetelt in het OCMW. De
commissie kan samenkomen op vraag van de abonnee zelf of op vraag van de
distributeur. Op deze manier kan de lokale adviescommissie bemiddelen en adviezen
verlenen (Martens, 1997). In de opdracht vind ik niet onmiddellijk een preventieve werking
terug. Toch plaatsen vijf respondenten de werking van de lokale adviescommissie onder
preventie. Respondent 10 omschrijft de LAC als preventie omdat: “Want het is in feite ook
zo dat wij via het LAC ook veel mensen leren kennen. Want vaak is het niet alleen een
energieschuld en zijn er ook nog schulden op andere vlakken. Het gaat veel dieper hé.
Dus eigenlijk is dat zeker preventief”. De respondent bedoelt hiermee dat door de LAC de
dienst in contact komt met personen die schuldproblemen hebben, maar nog niet gekend
zijn in het OCMW. Door de LAC kunnen personen geleid worden naar het OCMW. Ook
respondent 5 en 6 vinden de LAC preventief. In het OCMW van respondent 5 is er één
maatschappelijk assistent die zich bezighoudt met de LAC-werking. Respondent 5 vertelt:
“Er is iemand bezig rond energie. Die contacteert alle mensen die afgesloten zijn van
energie die voor het LAC komen. Het LAC is de lokale adviescommissie. Die persoon
gaat op huisbezoek bij die mensen en vraagt hen wat er aan de hand is. De sociaal
werker probeert tijd te investeren in het meegeven van tips rond energie besparen en niet
afgesloten worden van energie.”. Respondent 6 vertelt over de LAC in diens OCMW:
“LAC’s moeten zich uitspreken vooraleer dat de energieleverancier kan overgaan tot
afsluiting van gas en elektriciteit. Het is wel zo dat cliënten op een bepaald moment van
hun commerciële leverancier gedropt kunnen worden omdat ze wanbetaler zijn. Dan
komen ze bij de sociale leverancier terecht en vooral eer ze daar afgesloten worden van
energie, dan worden zo uitgenodigd om eventueel te bemiddelen. … Dat is eigenlijk ook
wel een zeer algemeen preventieve actie”. De respondent bedoelt hiermee dat door de
46
bemiddeling van het LAC men kan voorkomen dat mensen afgesloten worden van de
sociale leverancier. Uit deze gegevens blijkt dat de respondenten de LAC onder de
noemer van preventie plaatsen. De vraag is echter wat er nog voorkomen kan worden.
Waarschijnlijk wijzen de respondenten op de bemiddelende rol van het LAC die nog kan
voorkomen dat personen afgesloten worden van de sociale leverancier en zo nog verder
in de problemen verzeilen. Respondent 7 gaat echter niet akkoord om de LAC onder een
preventieve noemer te plaatsen: “Persoonlijk vind ik dat niet echt preventie. De problemen
zijn er al hé. … Er is dan al een serieuze schuld”. Deze respondent stelt dat er moeilijk
nog preventie kan zijn wanneer er al een schuldenberg werd opgestapeld. Tertiaire
algemene preventie kan wel nog voorkomen dat het probleem nog erger wordt. Om die
reden kan het LAC gesitueerd worden onder de noemer van tertiaire algemene preventie.
Socioculturele en sportieve participatie
Dit initiatief biedt de mogelijkheid aan kansarmen om te participeren in het sociaal leven.
Het OCMW kan daarom maatregelen nemen om kansarme personen op vlak van cultuur,
sport en communicatie actief te participeren. De kansarme doelgroep kan zo op een
volwaardige manier deelnemen aan het sociale leven. Het OCMW krijgt in ruil voor deze
activiteit middelen van de federale overheid. Het kan deze middelen besteden aan de
participatie van één individu of een bepaalde doelgroep mee beogen. Voorbeelden van
socioculturele en sportieve participatie zijn toegangstickets voor toneel of musea en het
bevorderen van sport door een deel mee te betalen in abonnementskosten van de cliënt.
De tussenkomst kan ervoor zorgen dat bepaalde activiteiten kosteloos zijn of een kleine
geldbijdrage van de persoon in kwestie vergen (POD maatschappelijke integratie,
armoedebestrijding, sociale economie en grootstedenbeleid, n.d.). Respondent 5 en
respondent 8 plaatsen de socioculturele participatie die het OCMW verleent onder de
preventienoemer. Respondent 8 omschrijft dit als: “Dat is ook een preventieproject, maar
dat is wel federaal opgelegd. Waarvoor het OCMW wel geld krijgt en dat het OCMW dat
ook bij de mensen moet brengen, maar dat zijn geen initiatieven dat het OCMW zelf
opzet”. Volgens deze respondent gaat het dus over een preventieproject die door de
overheid opgelegd wordt aan een OCMW. volgens respondent 5 valt dit project ook onder
de preventienoemer. Deze activiteit kan op zich wel voldoen aan de definitie van
algemene preventie. Het is een initiatief die genomen werd door de federale overheid en
uitgevoerd wordt door de OCMW’s, die hier middelen voor krijgen. Het OCMW komt ook
systematisch en doelbewust tussen. Het zal namelijk middelen gebruiken om de
kansarme doelgroep op een sociale, culturele of sportieve manier mee te laten
participeren. Door deze participatie kunnen problemen voorkomen worden zoals uitsluiting
47
op cultureel, sociaal en sportief vlak. Het richt zich ook op een ruimere doelgroep. Andere
respondenten vernoemde deze maatregel niet.
Gerechtelijke uithuiszettingen
Een gerechtelijke uithuiszetting kan ontstaan door het niet betalen van de huur. Voor een
persoon met een laag inkomen kan het betalen van de maandelijkse huur een grote hap
uit het budget zijn. Indien een huurder een aantal keren de huur niet betaalt, stapelt er
zich een huurachterstal op die hoog kan oplopen. Gezien de huurder op dat moment zijn
huurovereenkomst schendt door het niet betalen van de huur, kan dit leiden tot een
huurgeschil. Een eerste stap kan zijn dat huurder en verhuurder samen bemiddelen en
proberen een oplossing te zoeken. Indien dit niet mogelijk blijkt, wordt het probleem
opgelost via bemiddeling of een minnelijke schikking. Dit kan verplicht gebeuren via het
vredegerecht (Verbeeck, 2004). De bedoeling van de minnelijke schikking is preventief,
om zo geschillen bij de rechtbank te voorkomen (Inslegers, 2003). Toch blijkt deze
preventieve maatregel niet altijd te werken. Wanneer dit het geval is, rest enkel nog de
mogelijkheid om een procedure tot gerechtelijke uithuiszetting bij het vredegerecht op te
zetten die afdwingbaar is. In dit geval moet de vrederechter een uitspraak doen op basis
van het verhaal van de huurder en verhuurder. Het OCMW speelt vanaf dan een rol in de
procedure. Het bevoegde OCMW wordt vanaf de aanvraag van een procedure tot
uithuiszetting verwittigd. Dit is een bijkomende opdracht voor het OCMW in het kader van
maatschappelijke dienstverlening, waar geen extra middelen mee verbonden zijn
(verbeeck, 2004). De gerechtelijke uithuiszetting via een OCMW verloopt in de praktijk als
volgt: Wanneer een OCMW een vordering tot uithuiszetting toegestuurd krijgt, wordt er
eerst nagegaan of de betrokkene reeds bekend is op de dienst. Indien dit het geval is,
wordt de betrokkene persoonlijk gecontacteerd door de bevoegde maatschappelijk
assistent. Indien de betrokkene niet bekend is zal het OCMW schriftelijk contact
opnemen. In een brief wordt de betrokkene op de hoogte gesteld van het
hulpverleningsaanbod van het OCMW en wordt de mogelijkheid tot het maken van een
afspraak aangestipt (Verbeeck, 2004). Doordat het OCMW in kennis wordt gesteld
voordat er een effectieve uitspraak is, heeft het OCMW de tijd om contact op te nemen
met de betrokkene. Het doel hiervan is een oplossing te zoeken voor het bestaande
huisvestigingsprobleem of een eventuele uithuiszetting alsnog te voorkomen. Deze
regeling werd opgezet vanuit een preventieve gedachte om een gedwongen uithuiszetting
te voorkomen. Het preventieve schuilt ook in het gegeven dat het OCMW nog kan
optreden voor dat er een gerechtelijke uitspraak is (Inslegers, 2003). Twee respondenten
van de tien geïnterviewde OCMW’s meldde deze wettelijke preventieve opdracht. Deze
opdracht valt duidelijk onder de preventiedefinitie. Het gaat over een initiatief die door de
48
federale overheid aan een OCMW opgelegd wordt. De procedure zoals hierboven
geschreven wijst op het systematische element van de preventieve maatregel. De
bedoeling is dan ook om het probleem van uithuiszetting te voorkomen, het is dus
doelbewust. Beide OCMW’s volgen de procedurestappen zoals hierboven werd
beschreven. Een verschil tussen de twee respondenten is dat respondent 6 deze
maatregel formuleert als algemeen preventief, terwijl respondent 4 deze maatregel als
individueel preventief bepaalt. Respondent 6 plaatst deze opdracht op het secundaire
preventieniveau.
4] Initiatieven met een preventieve waarde en preventieve effecten
Niet alle preventie-initiatieven voldoen aan de criteria van de preventiedefinitie. Preventie
moet alle elementen bevatten en dus bestaan uit een initiatief die doelbewust en
systematisch problemen voorkomt (Goris, et al., 2007). Indien een initiatief niet alle
elementen bevat, kan het niet als preventie bestempeld worden. In dit geval krijgt het de
naam van een initiatief met een preventieve waarde (Goris, et al., 2007). Voorbeelden uit
het onderzoek van zo een initiatief met een preventieve waarde zijn de schoolbezoeken
van vier OCMW’s en informatiemomenten in twee OCMW’s. Naast initiatieven met een
preventieve waarde, kunnen er in het algemeen beleid en curatie ook preventieve effecten
zijn. Zoals uit de literatuurstudie blijkt, is er in het algemeen beleid en in curatie geen
sprake van het voorkomen van problemen. Dit wil niet zeggen dat zij daarom geen
preventieve
effecten
kunnen
hebben.
Hier
worden
tevens
een
aantal
onderzoeksvoorbeelden van weergegeven.
Schoolbezoeken
In vier bevraagde OCMW’s (OCMW 1, 4, 6, 9) was er contact tussen scholen en het
OCMW. De respondenten plaatsten dit onder preventie, want jongeren die in de laatste
jaren van het middelbare onderwijs zitten, worden verondersteld nog geen schulden te
hebben. Omdat OCMW’s naar scholen, of omgekeerd schoolgroepen naar het OCMW
komen, wordt er preventief ingegrepen naar jongeren toe. Door kennis te maken met de
OCMW-werking weten jongeren waar ze terecht kunnen indien er schuldproblemen
dreigen. Toch voldoet dit initiatief bij deze OCMW’s niet aan de preventiedefinitie.
Respondent 4 omschrijft dat in het verleden al enkele schoolgroepen naar het OCMW
gekomen
zijn.
Ook
zijn
al
twee
maatschappelijk
assistenten
van
de
dienst
schuldbemiddeling naar de scholen gegaan. Op de vraag of het initiatief voldoet aan de
definitie van algemene preventie, was het antwoord negatief. Respondent 4 vertelt dat het
initiatief niet altijd van het OCMW zelf komt. Het is eerder op vraag van de scholen. Het
gebeurt daarom niet in alle scholen van de gemeente. Daarom is het niet volledig
49
systematisch, men gaat in op de vraag van scholen om meer uitleg te geven over de
werking van het OCMW en schulden. Respondent 4 gelooft wel dat de schoolbezoeken
preventieve effecten hebben. Respondent 4 vertelt over een schoolbezoek: “Ik denk dat
het er wel kan toe bijdragen. Ik weet nog die reacties van de jongeren, hun ogen gingen
wel voor een stuk open. In een bepaalde klas hebben we er een soort spel van gemaakt
rond schulden. We hadden scenario’s gemaakt en ze kregen enveloppen met geld in en
er waren verschillende situaties. We probeerden de reële situaties te schetsen en ze
moesten dan betalen met het geld die ze hadden. Uiteindelijk zagen ze wat ze maar
overhielden en dat was heel weinig. Bij de meeste gingen dan hun ogen wel open, dat
alles veel geld kost”. Gezien deze activiteit niet op een doordachte manier gebeurt, maar
eerder sporadisch is, kan dit onder de noemer van een initiatief met preventieve waarde
geplaatst worden.
Ook in OCMW 1 ging men vanuit de dienst schuldbemiddeling naar één school in de
gemeente. In het laatste jaar van deze middelbare school werd er uitleg gegeven over de
kosten van het dagelijkse leven. Het doel is dat zo jongeren prijsbewust worden en op een
verstandige manier omgaan met een budget. Respondent 1 benoemt het als preventie,
omdat men al naar de jongeren toegaat voordat het probleem zich stelt. Respondent 1
vertelt dat het niet echt systematisch gebeurt. Het is éénmaal doorgegaan vorige jaar. Het
zou kunnen dat men het dit jaar opnieuw doet. Dit wijst op het gegeven dat het niet op
een doordachte manier gebeurt. OCMW 6 gaat ook naar scholen of schoolgroepen
komen naar het OCMW. Respondent 6 heeft zelf aan dat het een initiatief is met een
preventieve waarde: “Ik denk dat wij wel aan preventieve acties doen, maar dat het niet
gesystematiseerd is. We gaan gewoon in op opportuniteiten. Als scholen ons dat vragen,
dan doen wij dat”. OCMW
9 organiseerde in het
verleden elke jaar
een
informatievoormiddag voor scholen. Maar ook hier gebeurt dit eerder op vraag van de
scholen en niet op initiatief van het OCMW zelf.
informatiemomenten
Twee bevraagde OCMW’s melden dat er geregeld informatiemomenten ingelast worden.
De respondenten plaatsten deze momenten onder de noemer van preventie. Het
verstreken van informatie kan volgens de respondenten preventief zijn. In OCMW 9 zijn er
informatieavonden of middagen ten aanzien van gepensioneerden en kansarmen. De
bedoeling is dat de werking van het OCMW tijdens het informatiemoment toegelicht wordt.
Dit gebeurt volgens respondent 9 echter niet systematisch. De informatiemomenten
worden ingelast op vraag van de bejaardenverengingen of kansengroepen zelf. Indien er
vanuit deze groeperingen geen vraag is, gaat dit OCMW geen informatiemomenten
organiseren. Gezien de systematische component ontbreekt, is er sprake van een initiatief
50
met een preventieve waarde. In OCMW 7 is er in de winter de mogelijkheid om een extra
brandstoftoelage te krijgen, mits voorwaarde van het volgen van een informatienamiddag.
Respondent 7 omschrijft dit als een soort vormingsmoment waar meer uitleg gegeven
wordt om energiezuiniger te zijn. De respondent vindt echter niet dat dit voorvalt uit
preventie, ook al is zij van mening dat het misschien problemen kan voorkomen. Om die
reden wordt dit geplaatst als een initiatief met een preventieve waarde.
Preventieve effecten
De hulpverlening en het algemeen beleid vallen niet onder de preventiedefinitie. Dit wil
niet zeggen dat deze geen preventieve effecten kunnen hebben. Twee respondenten
vinden dat de bejaardenvoorziening van het OCMW beschikken over preventieve
effecten. Respondent 1 vindt dat vooral de thuiszorg die geboden wordt aan bejaarden
preventieve effecten heeft. Door goede zorg te bieden kan men de bejaarde zo lang
mogelijke onder optimale omstandigheden thuis laten wonen en kan een opname in een
bejaardentehuis vermeden worden. Volgens respondent 8 brengen de dienstencentra
voor bejaarden preventieve effecten met zich mee. Dit kan volgens de respondent door de
uitbouw van dienstencentra’s die zo eenzaamheid bij bejaarden kan voorkomen. Vier
respondenten delen mee dat men ook informatie verspreidt over de OCMW-werking via
een gemeenteblad of een OCMW-magazine. Dit heeft vooral een informatieve werking,
maar kan hierdoor ook preventieve effecten hebben. Zo wordt er bij de gemeente van
respondent
2
reclame
gemaakt
in
het
maandelijks
gemeenteblad
voor
het
preventieproject van het huisbezoekersteam. OCMW 3 publiceert per trimester een
OCMW-magazine. De bedoeling hiervan is volgens respondent 3 om drempelverlagend te
werken. In OCMW 7 wordt elke maand in het gemeenteblad één bladzijde gewijd aan het
OCMW. Dit gebeurt in OCMW 10 per trimester. Dit zijn allerlei activiteiten die niet
gebeuren onder de noemer van (algemene) preventie, maar wel degelijk preventieve
effecten kunnen hebben, want een geïnformeerd persoon is er twee waard.
Uit de gegevens blijkt dat algemene preventie aanwezig is in OCMW’s. Toch leeft dit niet
in al bevraagde OCMW’s, of wordt de algemeen preventieve opdracht niet als prioritair
bestempeld. Zoals respondent 8 vertelt: “Het is ook maar één projectje in een groot
OCMW. Het is dus niet zo dat er super veel aan algemene preventie gedaan wordt”. In de
volgende paragraaf wordt nagegaan waarom algemene preventie een beperkte plaats
heeft in het sociaal werk van een OCMW.
51
5.1.2 Redenen indien er niet algemeen preventief gewerkt wordt
In de interviews werd nagegaan waarom algemene preventie volgens de respondenten
een beperkte plaats krijgt in het sociaal werk van een OCMW. Er werd de respondenten
ook gevraagd om deze belemmeringen te situeren op micro, meso of macro niveau. De
meeste respondenten gaven verschillende redenen op. De oorzaken voor een beperkte
algemeen preventieve werking volgens de respondenten zijn: tijd, de individuele curatieve
cultuur, te hoge dossierlast, werk of opdrachten en een gebrek aan know-how. Vijf
respondenten antwoordden dat er te weinig tijd overblijft om nog aan preventie te doen.
Deze oorzaak hangt nauw samen met een te hoge dossierlast, die door vier respondenten
als reden opgegeven werd. Respondent 6 verwoordt dit als “Het begraven zitten onder het
dagdagelijkse dossierwerk”. Dit komt volgens 2 respondenten ook door het vele
papierwerk en administratie die bij de hulpverlening komt kijken. Vier respondenten geven
aan dat de nadruk in het sociaal werk van het OCMW op het individueel curatieve ligt. Er
heerst niet echt een preventieve cultuur en deze wordt ook niet als prioritair bestempeld.
Twee respondenten delen mee dat ze de know-how niet bezitten om algemeen preventief
te werken. Respondent 7 vertelt dat ze niet zou weten hoe er aan te beginnen, moest ze
een algemeen preventieve opdracht krijgen. Volgens deze respondent zou een
hulpverlener die geschoold is in preventie daarvoor een oplossing kunnen bieden.
Respondent 4 gaf een antwoord op deze vraag die niet te plaatsen is onder de andere
categorieën. Deze respondent denkt dat financiële problemen moeilijk te voorkomen zijn.
Deze respondent vermoedt dat een algemeen preventieve werking niet zou aanslaan bij
de doelgroep, omdat het stigmatiserend kan zijn.
Er werd de respondenten ook gevraagd om de belemmeringen te situeren op micro, meso
of macroniveau. Microniveau werd aan de respondenten omschreven als de
hulpverleningspraktijk in het sociaal werk van het OCMW. Het mesoniveau werd aan de
respondenten omschreven als het organisatiebeleid. Met het macroniveau beoogt de
interviewer het overheidsbeleid. Vier respondenten stellen dat de belemmeringen zich op
microniveau bevinden. Respondent 4 stelt dat het probleem niet alleen bij de
hulpverleners ligt, maar misschien ook bij de doelgroep die moeilijk te bereiken is voor
preventie. Respondent 9 zegt dat de tijdsdruk te zwaar is en er een curatieve cultuur in de
hulpverleningspraktijk heerst. Respondent 1 situeert de belemmeringen ook in de
hulpverleningspraktijk en specifiek bij de hulpverleners zelf. Deze respondent merkt op
dat elke hulpverlener daar anders over denkt en daarom preventie niet echt aanwezig is in
de praktijk. Vier respondenten situeren de belemmering op het mesoniveau en specifiek in
het beleid. Respondent 6 denkt dat budgettaire en politieke motieven algemene preventie
een moeilijk thema maakt. Respondent 9 stelt dat je om meer preventie te realiseren ook
52
een beleid nodig hebt die daar voorstander van is. Respondent 1 vertelt dat het beleid
preventie niet echt stimuleert in de praktijk.
Volgens 4 respondenten ligt de oorzaak van belemmering meer op het macro niveau. Zij
beogen hierbij de overheid. Respondent 3 stelt dat de overheid het OCMW teveel
opdrachten oplegt, waardoor het OCMW overbevraagd wordt en er geen tijd meer is voor
de preventieve opdracht. Respondent 8 en 10 stellen dat preventie vanuit de overheid niet
gestimuleerd wordt en daardoor ook niet prioritair is in een OCMW.
5.1.3 Individuele preventie
Deze masterproef richt zich vooral op de algemeen preventieve werking van een OCMW.
De organieke wet bedeelt het OCMW naast een curatieve, ook een preventieve opdracht
toe. Gezien de wet deze niet nader specificeert, is het niet geweten of hiermee individuele
of algemene preventie beoogd wordt. Daarom wordt naast algemene preventie ook de
individuele invulling bevraagd. Uit het onderzoek blijkt dat alle respondenten het gevoel
hebben dat ze individueel preventief werken. De respondenten gaven verschillende
voorbeelden van hun begrip over individuele preventie: toekomstige schulden voorkomen,
verlenen van informatie en adviezen, actief bevragen van situatie en screenen of alle
rechten of sociale voordelen in orde zijn, via leefloon zelfredzaamheid bevorderen en
cliënten helpen naar tewerkstelling toe. Een respondent vindt dat individuele preventie
ingebed zit in het social case work. Een andere respondent stelt dat het eigen is aan wat
de hulpverlener doet en dat zij daar constant bezig zijn met preventief te werken. Vele
respondenten verwijzen ook naar budgetbeheer want hierdoor kan je voorkomen dat
mensen opnieuw schulden opbouwen. Een respondent verwees naar het voorkomen van
uithuiszettingen als individuele preventie. Deze respondent plaatst het bemiddelen met
schuldeisers ook onder de noemer van individuele preventie, omdat zo kan voorkomen
worden dat goederen van de cliënt worden aangeslagen. Aan de respondenten werd
gevraagd of ze individuele preventie op zich voldoende vinden en of er meer algemene
preventie moet zijn. De antwoorden van de respondenten zijn hier wat verdeeld. Een
aantal respondenten vinden individuele preventie goed, maar op zich onvoldoende en zijn
daarom voorstander van meer algemene preventie. Twee respondenten vinden dat het
afhankelijk is van situatie tot situatie. Zij stellen dat voor bepaalde problemen of
doelgroepen algemene preventie beter is. Algemene preventie, mag volgens deze
respondenten niet ten koste gaan van individuele preventie en daarom zijn beide
noodzakelijk in de hulpverlening. Één geïnterviewde respondent vindt algemene preventie
niet haalbaar in een OCMW en is daarom voorstander van individuele hulpverlening, waar
preventie ook onderdeel van is. Er werd de respondenten gevraagd welke voordelen er
53
volgens hen verbonden zijn aan individuele preventie. De respondenten koppelden deze
voordelen aan individuele preventie:
-Individuele preventie biedt de mogelijkheid om meer op maat van de persoon zelf te
werken. Hierdoor kan je specifieker aan een probleem werken.
-Individuele preventie leidt tot snellere en zichtbare resultaten in vergelijking met
algemene preventie.
Volgens een aantal respondenten bieden individuele en algemene preventie allebei
voordelen en zijn ze allebei noodzakelijk in de hulpverleningspraktijk.
5.1.4 Preventieve reflex en signaleren
De preventieve reflex
De preventieve reflex werd bevraagd bij de hulpverleners. Het doel van deze vragen was
om te achterhalen of de respondenten algemeen preventief denken. Om dit te weten te
komen werd er aan de respondenten gevraagd of ze het gevoel hebben dat meerdere
cliënten met dezelfde problemen geconfronteerd worden. Alle respondenten antwoordden
positief op deze vraag. De respondenten merkten gemeenschappelijke problemen bij
cliënten
op
zoals:
tewerkstellingsproblemen,
hoge
huurprijzen
dakloosheidprobleem,
en
huisvestigingsproblemen,
budgetteringsproblemen,
randpsychiatrie en faillissementen. Vervolgens werd er de respondenten gevraagd of ze
denken dat algemene preventie een uitweg kan bieden voor gemeenschappelijke
problemen bij cliënten. Acht respondenten antwoordden hier positief op. Zij denken dat in
dit geval algemene preventie een oplossing kan bieden in plaats van individueel
preventief met de cliënt te werken. Algemene preventie biedt volgens respondent 5 en 8
ook het voordeel dat de deelnemers van elkaar kunnen leren. Respondent 9 is er ook van
overtuigd dat algemene preventie een uitweg kan bieden, al weet deze respondent niet
hoe hier aan te beginnen. Één respondent kon niet antwoorden hierop. Een andere
respondent ziet niet in hoe algemene preventie in een OCMW gerealiseerd kan worden.
Hieruit kan geconcludeerd worden dat de respondenten wel degelijk algemeen preventief
denken, maar niet weten hoe ze dit in de praktijk moeten realiseren.
Signaleren
De vragen over de topic preventie werden beëindigd met vragen over signaleren. Met
deze vragen beoogd de interviewer een zicht te krijgen in welke mate signalen in het
OCMW zinvol zijn in de opzet van algemene preventie. Alle respondenten vinden dat het
OCMW met signalen werkt. Ook ondervinden ze in hun eigen werk dat er gesignaleerd
wordt. Er werd de respondenten gevraagd hoe signalen doorgegeven worden in hun
54
organisatie. Één OCMW had een expliciete signaalfunctie omdat dit OCMW geïntegreerd
was met het ‘sociaal huis’. OCMW 6 meldt de signalen via een stedelijke overleg aan
andere spelers uit het welzijnslandschap. OCMW 7 en 9 vinden dat ze signaleren naar het
bestuur via een jaarverslag of registratieformulier. Via cijfers krijgt het beleid zicht op
eventuele hiaten of een structureel probleem waar aan gewerkt kan worden. Respondent
1 vermeldt VVSG, de Vlaamse vereniging voor steden en gemeenten, als belangrijke
speler in het doorgeven van signalen aan gemeente of Vlaamse, federale overheid. Vijf
respondenten melden dat de teamvergadering de mogelijkheid biedt om signalen door te
geven. De hoofdmaatschappelijk assistent vangt deze signalen op en kan deze dan
doorgeven naar de Voorzitter van het OCMW. De Voorzitter kan deze signalen dan
bespreken met het beleid in de Raad voor maatschappelijk welzijn of de gemeente. Twee
respondenten hebben het gevoel dat dit op hun OCMW eerder informeel gebeurt. Geen
enkele respondent meldde of ze zicht hebben of deze signalen bijdragen tot het opzetten
van algemene preventie in of buiten de eigen organisatie.
5.2
Topic OCMW
In dit onderdeel wordt aandacht geschonken aan de opdrachten en de missie in een
OCMW. Het doel van deze vragen is om na te gaan welke plaats ‘algemene preventie’
volgens de respondenten krijgt in de opdrachten en missie van het OCMW. Er werd de
respondenten gevraagd of de preventieve opdracht volgens hen nagestreefd wordt op
hun diensten. Indien dit het geval is, werd hen gevraagd of dit eerder individueel of
algemeen preventief is. Negen van de tien respondenten vinden dat preventie op één of
andere manier nageleefd wordt in het OCMW. Één respondent vindt niet dat preventie
nageleefd wordt in het OCMW. Aan deze negen respondenten werd gevraagd of de
preventieve opdracht dan eerder individueel of algemeen preventief ingevuld wordt. Drie
respondenten vinden dat er op hun dienst meer aan individuele preventie gedaan wordt.
Twee respondenten zeggen dat de preventieve opdracht in hun OCMW een algemene
vorm kent. Twee OCMW’s vinden dat de opdracht zowel algemeen als individueel
preventief is. Twee andere respondenten vinden dat er individueel preventief gewerkt
wordt op hun dienst, maar dat dit eerder impliciet dan expliciet gebeurt, dus niet
doelbewust.
De OCMW’s waar er algemeen preventieve projecten zijn antwoordde op deze vraag dat
de preventieve opdracht algemeen ingevuld wordt of in combinatie met individuele
preventie. Respondent 10 denkt dat een combinatie van de twee ideaal zou zijn.
De OCMW’s die vooral individueel preventief werken, vinden dat dit tot uiting komt in de
hulpverlening zelf. Respondent 6 argumenteert dit als volgt: “Het preventieve gen zit zeker
55
ingebakken maar dan wel in het individuele bij het maatschappelijk werk”. Ook respondent
10 denkt er zo over: “ik denk dat het zo eigen is aan de hulpverlening die wij hier bieden
dat het eigenlijk overal in zit”.
Er werd de respondenten gevraagd om aan te duiden welke opdracht ze het meest
preventief vinden in een OCMW. De vier OCMW’s met een preventieproject bestempelen
dit als de opdracht die het meest preventief is. De andere respondenten benoemden
volgende opdrachten preventief: activeren tot tewerkstelling of sociale tewerkstelling in
artikel 60, de reguliere sociale en maatschappelijke hulpverlening, de lokale
adviescommissie,
groepswerk
vrouwen5 en de
met gezinnen en
gerechtelijke
uithuiszettingen. De preventieve opdracht van een OCMW wordt ook gerealiseerd via
samenwerkingen met andere diensten. Dit werd reeds besproken in de topic preventie.
In de bevraagde OCMW’s worden geen preventieve opdrachten uitbesteed aan andere
voorzieningen. Alle respondenten denken dat algemene preventie een meerwaarde kan
betekenen in de realisatie van het recht op maatschappelijke dienstverlening. Twee
respondenten verwijzen hiervoor naar het informatieve karakter van algemene preventie.
Drie respondenten zijn ervan overtuigd dat meer algemene preventie bepaalde problemen
kan voorkomen of vroeger aangepakt kunnen worden. Volgens respondent 8 kan je zo
ook vermijden dat mensen uit de dienstverlening blijven.
5.3
Topic Sociaal Werk
In dit onderdeel wordt nagegaan welke preventieve opdrachten sociaal werkers zelf
uitvoeren. Er wordt ingegaan op het ruim takenpakket van een maatschappelijk assistent
in een OCMW met de vraag welke plaats algemene preventie hier in krijgt. Er wordt ook
gevraagd naar de opleidingsgeschiedenis van de maatschappelijk werkers. De
geïnterviewde sociaal werkers werkten allemaal op de sociale dienst van een OCMW. De
respondenten oefenden verschillende opdrachten uit naar gelang hun functie. Twee
geïnterviewde respondenten hadden een intakefunctie. De andere respondenten bieden
financiële en maatschappelijke hulpverlening of werken in de schuldbemiddelingsdienst.
Afhankelijk van dienst tot dienst hebben respondenten nog bijkomende opdrachten. Een
verzameling van opdrachten van respondenten uit de gegevens zijn: leefloon,
steunaanvragen,
hulpverlening
budgetbeheer,
aan
vluchtelingen,
administratie,
bemiddeling
stookoliepremie,
activering,
met
schuldeisers,
loketfunctie,
en
adviesverlening. Aan de respondenten werd gevraagd welke taak het meest preventief is.
De respondenten bestempelden volgende taken die ze zelf uitvoeren als meest
5
Dit was een opdracht van respondent 1. Tijdens het interview besloten respondent en interviewer dat dit project niet onder
algemene preventie valt.
56
preventief:
informatie
preventieprojecten
in
en
het
adviesverlening,
OCMW,
de
budgetbeheer
reguliere
en
hulpverlening,
begeleiding,
preventie
van
uithuiszettingen, toekennen van uitkeringen of in orde brengen van rechten en
bemiddelen met schuldeisers. Er werd de respondenten ook gevraagd welke opdrachten
het meeste tijd vergen van de hulpverleners. Bijna alle respondenten hebben het meeste
van hun werktijd nodig om aan curatieve dienstverlening en administratie te doen. Slechts
één respondent vertelt dat het preventieproject het meeste tijd vergt.
Uit de literatuurstudie blijkt dat de werkdruk één van de voornaamste redenen is waarom
er weinig algemene preventie is in sociale voorzieningen zoals een OCMW. Één van de
vooronderstellingen in deze thesis, is dat algemene preventie nog steeds een beperkte
plaats heeft naast curatie. Gezien de werkdruk aan de basis hiervan kan liggen, werden
de respondenten bevraagd op de werkdruk in hun dienst. De cruciale vraag hierbij is of er
nog plaats is voor (meer) algemene preventie in de huidige werkbelasting. Zeven
respondenten vinden de werkdruk in een OCMW zwaar en te groot. Drie respondenten
delen mee dat de werkdruk, op het moment van de bevraging meevalt, maar wisselt van
moment tot moment. Acht respondenten zijn van mening dat er geen ruimte en tijd meer
is om algemeen preventief te werken met de huidige werkbelasting. De respondenten
geven als redenen hiervoor op: dat er te weinig personeel is, besparingen, de kennis niet
hebben om algemeen preventief te werken, tijdsdruk en teveel opdrachten. Respondent 3
die in het verleden al eens meegewerkt heeft aan een preventieproject deelde mee dat dit
georganiseerd moest worden buiten de werkuren, waardoor niet iedereen even
gemotiveerd is om daar in mee te stappen.
Drie respondenten denken dat algemene preventie beter opgenomen wordt door iemand
die er in geschoold is of een preventiefunctie kan uitoefenen. Één respondent zegt dat als
de werkbelasting een klein beetje minder is, bvb vijf dossiers minder, dat er dan veel meer
tijd zou vrij komen om preventief te werken. Één respondent ziet het nog haalbaar om
algemene preventie te integreren in andere projecten die lopen op de dienst.
Vervolgens werd aan de respondenten gevraagd wat de verhouding is van preventie
tegenover curatie in hun werk. Negen van de tien respondenten antwoordden dat ze
vooral curatief werken. Volgens de respondenten varieert het percentage preventie ten
opzichte van het curatieve werk tussen 5% en 30%. Uit dit gegeven blijkt dat preventie
een beperkte plaats krijgt bij de opdrachten van een sociaal werker in een OCMW. Het
curatieve werk krijgt nog altijd voorrang. De volgende vraag bevroeg de voorkeur van de
sociaal werker ten aanzien van preventie of curatie. Drie respondenten verkiezen het
preventieve werk. Vijf respondenten verkiezen beiden. Volgens deze respondenten zijn ze
allebei nodig in het sociaal werk. Respondent 3 zegt hier het volgende over: “ik denk dat
het utopisch is om bij de sociale dienst van een OCMW, enkel maar preventief te werken.
57
Dat gaat niet hé. Dat is niet realistisch. Maar graag naast het curatieve, dat we daar meer
tijd en middelen krijgen om preventief te werken”. Respondent 10 is ook voorstander van
een combinatie van preventie en curatie: “Omdat ze ook zo verweven zijn met elkaar”.
Twee respondenten zijn voorstander van het curatieve in het OCMW en vinden niet dat er
een meer ‘algemene’ preventieve werking moet opgestart worden. Er werd de
respondenten ook gevraagd een afweging te maken tussen de pro’s en contra’s van
curatie ten opzichte van preventie. Hierbij werd geen onderscheid gemaakt tussen het
individueel of algemeen preventief werken van de respondenten. Aan curatie zijn volgens
de respondenten volgende voordelen verbonden: curatie biedt de mogelijkheid om een
probleem op te lossen. Met curatie kan je ook onmiddellijk het resultaat zien. Door de
curatieve hulp krijg je ook zicht op de oorzaken van problemen. Er werd de respondenten
ook gevraagd wat de nadelen zijn van curatie ten opzichte van preventie. Het nadeel van
curatie volgens de respondenten, is dat het te laat komt. Het probleem is er al en je kan
het alleen nog oplossen of erger voorkomen.
Uit de literatuurstudie blijkt dat Serrien (2004) stelt dat algemeen preventie een zekere
deskundigheid vergt. De vooropleiding van sociaal werkers kan van invloed zijn op het
algemeen preventief denken en handelen. In de bacheloropleiding sociaal werk wordt een
onderscheid gemaakt tussen de individueel maatschappelijk werk opleiding en de sociaal
cultureel werk opleiding. Volgens Serrien (2004) zouden sociaal cultureel werkers meer
vaardigheden bezitten om algemeen preventief te werken. Gezien een maatschappelijk
assistent opgeleid kan zijn in verschillende opties van het sociaal werk, en deze van
invloed kan zijn op het algemeen preventief denken of werken, werd gevraagd naar de
opleiding van de respondenten. Alle geïnterviewde sociaal werkers hadden de opleiding
maatschappelijk werk gestudeerd in de richting individueel maatschappelijk werk. De
interviewer vroeg de respondenten of ze tijdens hun opleiding kennis gemaakt hebben
met theorieën over preventie en of ze vinden dat ze opgeleid zijn om algemeen preventief
te werken. Alle respondenten antwoordden hier negatief op.
58
6
Hoofdstuk 5: Besluit
In de inleiding van deze masterproef werden de probleemstelling en de onderzoeksvragen
aangehaald. De onderzoeksvragen luiden als volgt: Hoe wordt de opdracht van preventie
zoals vermeld in de organieke wetgeving van 1976 uitgevoerd en ingevuld in het sociaal
werk van het OCMW? En welke plaats krijgt ‘algemene’ preventie naast de curatieve
hulpverlening in het OCMW? In dit hoofdstuk zal gepoogd worden om een zo goed
mogelijk antwoord te bieden op deze onderzoeksvragen op basis van een kwalitatief
onderzoek. De conclusies uit de onderzoeksresultaten zullen teruggekoppeld worden aan
de bevindingen uit de literatuurstudie (hoofdstuk 1 & 2). Verder volgen er in dit hoofdstuk
reflecties en toelichtingen over dit onderwerp in het kader van het sociaal werk,
beperkingen in het onderzoek en aanbevelingen voor verder onderzoek.
De eerste onderzoeksvraag peilt naar de uitvoering en invulling van algemene preventie
in een OCMW. In de probleemstelling wordt het standpunt ingenomen dat de preventieve
opdracht en specifiek algemene preventie een beperkte plaats krijgen in het sociaal werk
van een OCMW. Op basis van de kwalitatieve onderzoeksgegevens kan nagegaan
worden hoe deze preventieve opdracht ingevuld wordt en dit specifiek met het oog op
algemene preventie. Gevonden voorbeelden van algemene preventie in de praktijk,
werden altijd gescreend op de theorie van algemene preventie. Dit gebeurde voornamelijk
op basis van het werk van Goris et al., (2007). Uit de onderzoeksresultaten kan
geconcludeerd worden dat algemene preventie wel degelijk aanwezig is in een OCMW.
Uit de gegevens blijkt dat de algemene preventieve opdracht in een OCMW in drie
verschillende invullingen onderverdeeld kan worden. Ten eerste kan het OCMW zelf een
algemeen preventie-initiatief oprichten. In vier van de tien bevraagde OCMW’s was dit het
geval. Twee projecten bevonden zich in de sociale dienst van het OCMW. De twee
andere preventieprojecten werden opgestart vanuit de schuldbemiddelingsdienst. De
algemene preventieprojecten zijn gericht op het voorkomen van problemen zoals de
vereenzaming bij tachtigplussers, budgetproblemen en onderwijsachterstand bij kansarme
gezinnen.
Uit de onderzoekgegevens blijkt dat er nog een andere onderverdeling van algemene
preventie in het OCMW gemaakt kan worden. Ten tweede kan algemene preventie ook
op initiatief van een andere dienst aanwezig zijn in een OCMW. Zo heb ik vier OCMW’s
aangetroffen die algemeen preventief werken op initiatief van een andere dienst. In die
gevallen biedt het OCMW een ondersteunende rol op vlak van algemene preventie. Deze
vorm van algemene preventie verschilt met de vorige onderverdeling omdat daar het
initiatief voor algemene preventie genomen werd door het OCMW zelf. Voorbeelden uit de
onderzoeksresultaten zijn voorzieningen zoals LOGO, basiseducatie, Vlaams centrum
59
voor schuldbemiddeling en een vormingsvoorziening die een preventieve werking hebben
en waar het OCMW over een ondersteunende rol beschikt. Dit houdt in dat het OCMW
bijdraagt tot de algemene preventie bijvoorbeeld door het verspreiden van posters en
folders over de mogelijkheid om deel te nemen aan een preventie-initiatief, het preventief
doorverwijzen van cliënten naar deze andere diensten en deelnemen aan vergaderingen
of projectweken. Het gegeven of een OCMW samenwerkt met een andere dienst om
preventie te realiseren is tevens afhankelijk van OCMW tot OCMW. Dit wil zeggen dat niet
ieder OCMW bijvoorbeeld samenwerkt met LOGO. Een OCMW kan daar zelf voor kiezen.
Een derde onderverdeling die teruggevonden werd in de onderzoeksgegevens zijn de
wettelijke algemene preventieve opdrachten. Dit zijn opdrachten die door de Vlaamse of
federale overheid opgelegd worden aan een OCMW. Enkele van deze opdrachten
hebben volgens de respondenten een preventieve werking. Volgende opdrachten werden
als algemeen preventief benoemd: de gerechtelijke uithuiszettingen, socioculturele en
sportieve participatie, de energiescans en de lokale adviescommissie. De energiescans
en de gerechtelijke uithuiszettingen hebben een uitgesproken preventieve opdracht. Een
opmerking bij deze energiescans is dat dit niet expliciet een opdracht is van een OCMW.
Sommige respondenten benoemden deze energiescans als wettelijke opdracht. Maar het
is de gemeente die deze opdracht krijgt. Het gemeentebeleid kan dan kiezen om
bijvoorbeeld het OCMW de opdracht te geven om na te gaan wie in aanmerking komt
voor een energiescan. Uit bijkomende literatuur (Verbeeck, 2004; Inslegers, 2003) blijkt
dat de gerechtelijke uithuiszettingen een preventieve opdracht is die toegekend wordt aan
een OCMW. Opmerkelijk is dat slechts twee respondenten dit als preventie benoemden.
De twee respondenten bestempelen deze gerechtelijke uithuiszettingen verschillend. Één
respondent vindt dat deze opdracht onder de noemer van individuele preventie valt, de
andere respondent plaatst deze opdracht onder algemene preventie. Aan de hand van de
definitie van individueel en algemene preventie (Goris et al., 2007) vind ik dat de
gerechtelijke uithuiszetting onder algemene preventie te plaatsen is. De reden is omdat
deze maatregel gericht is naar iedereen op het grondgebied van een OCMW die in een
procedure tot uithuiszetting verwikkeld is. Gezien het ook een wettelijke opdracht is, moet
het OCMW deze uitvoeren ten aanzien van iedere betrokkene in deze situatie. Het
OCMW kan dus geen onderscheid maken om het initiatief te nemen ten opzichte van één
persoon, maar moet dit doen voor alle personen in deze situatie. De twee andere
wettelijke opdrachten, namelijk socioculturele en sportieve participatie en de lokale
adviescommissie, werden door de respondenten als algemeen preventief benoemd.
Socioculturele en sportieve participatie werd door de respondenten benoemd als een
preventieproject van overheidswege. Toch blijft de vraag of deze maatregel wel zo
doelbewust problemen wil voorkomen. Ik kan hier geen sluitend antwoord op geven
60
omdat ik geen aanwijzingen vind in literatuur of wetgeving dat dit een expliciete
preventieve maatregel is. De vraag is dan echter of dit niet eerder een initiatief met een
preventieve waarde is. De lokale adviescommissie werd door de respondenten ook vaak
benoemd in het kader van algemene preventie. Ook voor deze maatregel werd geen
aanwijzing gevonden in wetgeving of literatuur die wijst op preventie. Deze twee laatste
maatregelen werden als preventief geïnterpreteerd door de respondenten. Naast de
verschillende werkingen en invullingen van algemene preventie, werden bepaalde
activiteiten in een OCMW benoemd als een initiatief met een preventieve waarde. De
reden waarom bepaalde maatregelen of activiteiten onder deze noemer geplaatst worden,
is omdat deze één van de essentiële elementen mist uit de preventiedefinitie (Goris et al.,
2007) . Toch kunnen deze activiteiten preventieve effecten hebben, ook al vallen deze
niet onder de preventienoemer. Voorbeelden hiervan waren schoolbezoeken en
informatiemomenten.
De
voornaamste
reden
waarom
deze
niet
onder
de
preventienoemer vallen, is omdat deze initiatieven niet op een systematische wijze
gebeuren. Sommige respondenten benoemden ook bepaalde diensten of activiteiten in de
OCMW-hulpverlening als preventief. Niet alle activiteiten of diensten zijn te plaatsen onder
de preventiedefinitie. In dit geval is er volgens mij sprake van hulpverlening met
preventieve effecten.
Omdat de organieke wet betreffende het OCMW van 1976 niet specificeert of preventie in
een OCMW een individuele of algemene invulling krijgt, werd er daarom ook gepeild naar
individuele preventie. Uit het onderzoek blijkt dat respondenten eerder vinden dat als ze
preventief werken, vooral individueel preventief werken. Dit kan te maken hebben met het
feit dat algemene preventie niet in alle ondervraagde OCMW’s aanwezig is en dat niet alle
geïnterviewde
sociaal
werkers
een
algemeen
preventieve
taak
uitvoeren.
De
maatschappelijk assistent in een OCMW wordt ook ingezet om individuele dossiers
betreffende maatschappelijke dienstverlening te behandelen (Luyten, 1993). In die zin is
het vanzelfsprekend dat de preventieve opdracht eerder individueel ingevuld wordt. Een
andere verklaring is dat bepaalde respondenten vinden dat de hulpverlening die zij bieden
ook een preventieve werking heeft.
Het besluit op deze onderzoeksvraag is dat algemene preventie wel degelijk aanwezig is
in het OCMW. Maar preventie in een OCMW krijgt nog al te vaak een individueel invulling.
Toch blijkt dat de meeste hulpverleners wel algemeen preventief denken en een
preventieve reflex bezitten, maar dit is echter geen garantie voor algemene preventie in
een OCMW. Dit heeft ook te maken met het feit dat een hulpverlener maar één schakel is
in een OCMW en niet zelf kan beslissen om meer algemeen preventief te werken. Dus als
hulpverleners al preventief gaan werken, krijgt dit in een OCMW vooral een individuele
invulling. Ik leg in dit onderzoek wel de nadruk op algemene preventie, maar dit wil niet
61
zeggen dat ik niet denk dat individuele preventie geen meerwaarde kan betekenen. Ik ben
voorstander van algemene preventie omdat deze voordelen met zich meebrengt die
individuele preventie minder bezit. Volgens mij is een combinatie van beide
preventievormen het meest aangewezen in een OCMW.
De andere onderzoeksvraag peilde naar welke plaats algemene preventie krijgt naast de
curatieve hulpverlening in het OCMW. Uit bovenstaande onderzoeksgegevens kan blijken
dat er in een OCMW veel aan algemene preventie gedaan wordt. Dit beeld moet echter
genuanceerd worden. Preventie, en zeker algemene preventie, krijgt nog altijd een
beperkte plaats in het OCMW. Een algemeen preventieproject in een OCMW is een stap
in de goede richting, maar het is een kleine stap. Alle respondenten vonden dat de
hulpverlening die ze bieden hoofdzakelijk curatief is en slechts in beperkte mate
preventief. De onderzoekgegevens lijken de veronderstellingen uit de probleemstelling te
bevestigen, namelijk dat algemene preventie een te beperkte plaats krijgt in het ruime
takenpakket van een OCMW. De voornaamste redenen waarom algemene preventie in
de bevraagde OCMW’s een beperkte plaats krijgt naast curatie komt volgens de
respondenten door schaarse kennis van algemene preventie, de werkbelasting en de
individuele curatieve cultuur in een OCMW. De werkbelasting en opleiding van
maatschappelijk assistenten werden in de literatuur ook beschreven als struikelblokken
die het algemeen preventief werken belemmeren. Goris (2003) omschrijft tevens de
werkbelasting als één van de belangrijkste redenen indien er weinig algemene preventie
is in sociale voorzieningen. De respondenten vinden de curatieve werkbelasting te zwaar
om nog te investeren in (meer) algemene preventie.
Serrien (2004) stelt dat algemene preventie ook een zekere deskundigheid vergt. Hij
maakt hierbij een onderscheid tussen de opleiding individueel maatschappelijk werk en
sociaal cultureel werk in de bacheloropleiding sociaal werk. De veronderstelling hierbij is
dat sociaal werkers uit de sociaal cultureel werk opleiding, op een meer algemeen
preventieve manier zouden denken, dan sociaal werkers die afgestuurd zijn in de richting
van individueel maatschappelijk werk. Alle geïnterviewde respondenten hadden de
opleiding individueel maatschappelijk werk gestudeerd en hadden niet het gevoel dat ze
opgeleid waren om algemeen preventief te werken. Dit wil echter niet zeggen dat ze
daarom niet algemeen preventief denken. Ik verwijs hierbij naar de preventieve reflex die
bij alle respondenten aanwezig is. Volgens mij hangt de keuze voor meer algemene
preventie ook samen met de interesse en motivatie van de sociaal werker zelf. Twee van
de tien geïnterviewde sociaal werkers, waren begeleiders in een preventieproject. Deze
twee respondenten waren tevens opgeleid in het individueel maatschappelijk werk. Doch
zijn
deze
sociaal
werkers
bereid
om
algemeen
preventief
te
werken.
onderzoeksresultaten komen voor deze stelling maar gering overeen met de literatuur.
62
De
Een andere reden waarom algemene preventie naast curatie slechts een beperkte plaats
heeft in een OCMW, is het gegeven dat sociaal werkers in een hiërarchie werken.
Hulpverleners zijn misschien wel bereid om meer algemeen preventief te werken, maar
deze beslissing hangt niet alleen van hen af. In de literatuurstudie werd reeds door Luyten
(1993)(1999) & Lammertyn (1990) gewezen op de uitvoerende rol van de maatschappelijk
assistent in een OCMW. Het OCMW kent een zekere structuur waar de sociaal werker
onderaan de piramide staat en uitvoerders zijn van het sociaal werk. De beslissing om
algemeen preventief te werken kan ook genomen worden op een ander niveau, namelijk
door het OCMW-beleid of de Vlaamse of federale overheid. Ook de antwoorden van de
respondenten wijzen op dit gegeven. Bepaalde ondervraagde sociaal werkers duiden op
het feit dat de beslissing voor meer preventie niet alleen van hen afhankelijk is, maar ook
te situeren is op meso- of macroniveau. Hierbij kan gesteld worden dat het opstarten van
preventieprojecten in een OCMW geen sinecure is. Het vergt zowel interesse, motivatie
en kennis bij de hulpverleners, alsook middelen, opgeleid personeel en toestemming van
het OCMW-beleid om een preventieproject op te starten. Besluitend kan bij deze
onderzoeksvraag op basis van literatuur en onderzoeksgegevens gesteld worden dat
algemene preventie in tegenstelling tot curatie een te beperkte plaats krijgt in het sociaal
werk van een OCMW. Daarom wordt er gepleit voor meer algemene preventie in een
OCMW naast de curatieve hulpverlening. Het is niet de bedoeling van dit onderzoek om
curatie volledig af te schrijven. Curatie kan en wordt ook door de respondenten verdedigd,
omdat men vaak geconfronteerd wordt met crisisgevallen. Volgens mij kan meer
algemene preventie in een OCMW een meerwaarde hebben. Ten eerste is het OCMW
een essentiële speler in het welzijnsveld. Het is een eerstelijnsorganisatie die lokaal
ingebed is en voor vele mensen een bereikbaar instituut is. Ten tweede kent het OCMW
een diverse maatschappelijke opdracht waar preventie ook onderdeel van uitmaakt.
Algemene preventie krijgt wel een beperkte plaats in een OCMW, maar dit wil niet zeggen
dat er daarom niet meer curatief gewerkt mag worden. Het sociaal werk is niet denkbaar
zonder curatie, maar een combinatie met meer algemene preventie lijkt volgens mij meer
aangewezen. Mensen hebben volgens mij het recht om gewezen te worden op enkele
valkuilen of gevaren om zo mogelijke problemen te voorkomen. Meer algemene preventie
in een OCMW is volgens mij daarom noodzakelijk, maar moeilijk te realiseren omwille van
de genoemde struikelblokken. Deze thesis wil geen afbraak doen aan het curatieve van
het sociaal werk, maar wijst op de meerwaarde van algemene preventie in de reguliere
hulpverleningspraktijk. Het onderzoek draagt zo ook bij aan de praktijk door de introductie
van de algemene preventieve methodiek.
63
In dit hoofdstuk lijkt het mij ook gepast om te wijzen op de beperktheid van dit onderzoek.
Als eerste verwijs ik hier naar het kleine aantal bevraagde OCMW’s voor dit onderzoek.
Volgens mij zijn tien bevraagde OCMW’s een minimum. Een uitgebreider onderzoek zou
meer aangewezen zijn. De reden waarom er slechts tien OCMW’s bevraagd werden, is
het gevolg van een combinatie van tijdsgebrek van zowel onderzoeker of dienst en de
(on)bereikbaarheid van de diensten. Een uitgebreider onderzoek zou waarschijnlijk geleid
hebben tot andere conclusies. Ik wil er hierbij op wijzen dat de resultaten en antwoorden
op de onderzoeksvragen enkel gelden voor de bevraagde OCMW’s. Daarom is dit
onderzoek eerder beperkt. Een ander minpunt in het onderzoek is de aanpassing
halverwege het onderzoek van de probleemstelling en dito vragenlijst. Hierdoor kregen de
eerste vijf ondervraagde respondenten een andere vragenlijst, dan de laatste vijf
geïnterviewde respondenten. Om het onderzoek zo uniform mogelijk te analyseren en
rapporteren, werd er geen rekening gehouden met de verworven informatie uit de vragen
die geschrapt werden. Een andere beperking in deze thesis is een beperkte internationale
invalshoek. Dit komt omdat de sociaal werkpraktijk die onderzocht werd een typisch
Belgisch gegeven is en niet voorkomt in andere landen. De gevonden internationale
literatuur beperkt zich tot het preventiethema. Internationale literatuur over het OCMW is
zeer gering. De gevonden internationale literatuur over het OCMW, was niet bruikbaar in
het kader van deze masterproef. Er werd meer internationale literatuur gevonden over het
preventiethema. Toch was niet alle literatuur even toepasselijk in het kader van deze
thesis. Veel gevonden internationale literatuur over preventie beperkte zich tot de
gezondheidspraktijk waardoor de theorie uit deze artikels niet onmiddellijk transfereerbaar
zijn naar een sociaal werkpraktijk zoals het OCMW. De gebruikte internationale literatuur
over preventie handelde vooral over de sociaal werkpraktijk vanuit de jeugdbescherming.
Er werd geen internationaal artikel gevonden die handelde over een vergelijkbare praktijk
van
het
OCMW.
Het
onderzoek
die
uitgevoerd
werd
was
gericht
op
de
hulpverleningspraktijk. Het OCMW wordt echter door verschillende kanalen op
verschillende niveaus beïnvloedt. Een suggestie voor verder onderzoek omtrent dit
thema, is om de bereidheid om algemeen preventief te werken in een OCMW te
onderzoeken op beleidsniveau. Uit het onderzoek blijkt dat de keuze voor een algemene
preventieve methodiek niet alleen bepaald wordt door de sociaal werker, maar ook
afhankelijk is van het OCMW-beleid. Een verder onderzoek op dit niveau zou een
aanvulling kunnen zijn voor dit onderzoek. Ook verder onderzoek op praktijkniveau is
aangewezen wegens de beperktheid van dit onderzoek. Wegens tijdsgebrek werd
geopteerd voor een vragenlijst. Een andere interessante methodiek is deze van de
documentanalyse die ook bruikbaar is voor een kwalitatief onderzoek naar algemene
preventie.
64
7
Dankwoord
Het lijkt mij gepast kort mijn dank te betuigen aan alle mensen die op rechtstreekse of
onrechtstreekse wijze bijgedragen hebben tot de realisatie van deze masterproef. Eerst
wil ik mijn promotor Prof. Dr. Nicole Vettenburg bedanken voor de feedback en
begeleiding die ik het voorbije jaar voor mijn masterproef heb mogen genieten. Daarnaast
wil ik de commissaris van deze masterproef Dr. Liesbet Goubert bedanken voor het lezen
en evalueren van deze thesis. Ik wil ook alle respondenten en OCMW-diensten die bereid
waren om mee te werken aan dit onderzoek bedanken. Als laatste bedank ik mijn
medestudenten, vrienden en familie die mij geholpen hebben met steun en tips om deze
masterproef te realiseren.
65
8
Literatuurlijst
Aagten, J. & Asselberghs, L. (1999). OCMW-zakboekje. Deurne: Kluwer.
Balachova, N.T., Bonner, L.B. & Levy, S. (2009). Street children in Russia: steps to
prevention. International Journal of Social Welfare, 18, 27-44.
Bouverne-De Bie, M. (2000). Preventiemethodieken. In De Hert, M., Van den Broucke, S.
en Van Nuffel, R., (Eds), Naar een geestelijk gezonde samenleving (pp. 263-285).
Diegem: Kluwer.
Burssens, D., Goris, P., Melis, B. & Vettenburg, N. (2004). Hulpverlening met een
sausje preventie. Alert, 30, 5, 31-43.
Burssens, D., Goris, P., Melis, B. & Vettenburg, N. (2005). Effectiviteit en efficiëntie in
preventie. Alert, 31, 3, 66-78.
Burssens, D., Goris, P., Melis, B. & Vettenburg, N. (2007). Andere ondersteunende
kaders voor preventie. In: Goris, P., Burssens, D., Melis, B. en Vettenburg, N
(Eds). Wenselijke preventie stap voor stap. (pp. 81-99) Antwerpen: Garant.
Crane, M., Warnes, A.M. & Fu, R. (2006). Developing Homelessness prevention
practice: combining research evidence and professional knowledge. Health &
social care in the community, 14, 2, 156-166.
De Boyser, K. (2006). Lage inkomens in balans. In Vranken, J., De Boyser, K. &
Dierckx, D. (Eds), Armoede en sociale uitsluiting, Jaarboek 2006. (pp. 77-94)
Leuven/Voorburg: Acco.
De Cauter F. & Walgrave, L. (1999). Methodiek van de preventieve projectwerking.
Leuven: Acco.
De
Katrol.
(n.d.)
Het
project.
http://www.dekatrol.be/hetproject.htm
66
Retrieved:
3
mei,
2009,
van
De organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk
(2006).
Retrieved
op
5
maart
2009:
(http://www.binnenland.vlaanderen.be/regelgeving/wetgeving/OCMWWET/PDF/)
Energiesnoeiers (n.d.). Energiesnoeiers. Blij met minder. Retrieved: 3 mei, 2009, van:
http://www.energiesnoeiers.net/nl/getpage.asp?i=1
Godfrey, M. (2001). Prevention: developing a framework for conceptualizing and
evaluating outcomes of preventive services for older people. Health and Social
Care in the Community, 9, 89-99.
Goris, P., Burssens, D., Melis, B., Van Gils, J., Vettenburg, N. & Verdonck, D. (2003). De
mist klaart stilaan op ... preventie verhelderd vanuit een onderzoek. Alert, 29, 4,
34-47.
Goris, P. (2003). Preventie in sociale ondernemingen. Alert, 29, 4, 11-33.
Goris, P., Burssens, D., Melis, B. & Vettenburg, N. (2006). Opvoedingsondersteuning.
Alert, 32, 5, 31-45.
Goris, P., Burssens, D., Melis, B. & Vettenburg, N. (2007). Van preventie gesproken. In
Goris, P., Burssens, D., Melis, B. en Vettenburg, N (Eds). Wenselijke preventie
stap voor stap. (pp. 11-34) Antwerpen: Garant.
Goris, P. (2007). Preventie is zorg en sociale politiek. Alert, 33, 5, 67-75.
Goris, P. (2008). Klaar voor een klaar preventiebegrip? Welwijs, 19, 3, 3-5.
Haerden, H. & Janssen, D. (Eds) (1995). Pedagogische preventie: een antwoord op
kansarmoede? Leuven: Garant.
Hawkins, D.J. (2006). Science, Social Work and Prevention: Finding the Intersections.
Social Work Research, 30, 3, 137-152.
Hendrickx, L. (2008a). Algemene preventie zoekt verankering in de hulpverlening. Alert,
33, 3, 35-43.
67
Hendrickx,L. (2008b). De preventieve reflex, Hoe doe je dat? Welwijs 19, 3, 30-33.
Inslegers, G. (2003). Woonbeleid en Armoede. Alert, 29, 4, 70-79.
Janssen, D. (1995) Inleiding: Pedagogische preventie en kansarmoede. In Haerden, H.
& Janssen, D. (Eds.), Pedagogische preventie: een antwoord op kansarmoede.
(pp. 9-17). Leuven: Garant.
Lammertyn, F. (1990), De Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn. Leuven:
KUL. Sociologisch onderzoeksinstituut.
LOGO (n.d.). lokaal gezondheidsoverleg West-Vlaanderen. retrieved 3 mei, 2009, van
http://www.logowvl.be/site/pages/wat.aspx?pId=0.
Luyten, D. (red.) (1999). Het OCMW gaat voor wat het is: essentie, plaats en rol.
Brussel: Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten.
Luyten, D. (1993). OCMW en armenzorg. Een sociologische studie van de sociale
grenzen van het recht op bijstand. Nieuwe reeks van doctoraten in de sociale
wetenschappen, nr. 111. KU Leuven: S.O.I. Departement Sociologie.
Luyten, P. & Lowyck, B. (2003-2004) Practicum Methoden van onderzoek in de
psychologie.
Handleiding
bij
de
sessies,
onderzoeksinterview.
Katholieke
universiteit Leuven: departement psychologie. Geraadpleegd op: 8 april 2009
(http://ppw.kuleuven.be/FL/interview%20handl.htm)
Maeseele, T., Roose, R., Roets, G. & Bouverne-De Bie, M. (2008). On the crossroads
between care and justice: the right to social welfare in discussion. Manuscript
submitted for publication.
Mann E.A. & Reynolds R.J. (2006). Early intervention and juvenille delinquency
prevention: Evidence from the Chicago Longitudinal study. Social work research,
30, 3, 153-167.
Martens, L. (25 november, 1997). Omzendbrief recht op minimumlevering van
elektriciteit,
gas
en
water.
68
Retrieved
3
mei,
2009,
van
http://www.binnenland.vlaanderen.be/regelgeving/omzendbrieven/omz25.11.199
7.htm.
Maso, I., & Smaling, A., (1998). Kwalitatief onderzoek: praktijk en theorie. Retrieved 13
mei,
2009,
van
http://books.google.be/books?hl=nl&id=RzVW2L0zMYwC&dq=kwalitatief+onderzo
ek&printsec=frontcover&source=web&ots=HxsMr7R4tc&sig=VNzIKgfhX5miZcOqk
pTAZzeKKnQ#PPP1,M1
Melis., B. (2008). Welke preventie willen wij? Caleidoscoop, 20, 2, 6-11.
Morris, K. en Barnes, M. (2008). Prevention and Social Exclusion: New Understandings
for Policy and Practice. British Journal of Social Work, 38, 1194-1211.
POD
maatschappelijke
integratie,
armoedebestrijding,
sociale
economie
en
grootstedenbeleid (n.d.). Socioculturele en sportieve participatie. Retrieved 3
mei,
2009,
van
http://www.mi-
is.be/themes/participation/socioculturele%20participatie/index_nl.htm.
Schuyten, G. (2005). Modellen van Empirisch Onderzoek I. academiejaar 2007-2008.
Gent: niet-gepubliceerde cursus.
Serrien, L. (2004). Het algemeen welzijnswerk koestert preventie. Alert, 30, 5, 44-55.
Sheppard, M. (2005). Mothers’ Coping Strategies as Child and Family Care Service
Applicants. British Journal of Social Work, 35, 743-759.
Sheppard, M. (2008a). How Important Is Prevention? High Thresholds and Outcomes for
Applicants Refused by Childeren’s Services: A Six-Month Follow-Up. British
Journal of Social Work, 38, 1268-1282.
Sheppard, M. en Crocker, G. (2008b). Locus of Control, Coping and Proto Prevention in
Child and Family Care. British Journal of Social Work, 38, 308-321.
Sheppard, M. (2009). High Thresholds and Prevention in Children’s Services: The
Impact of Mothers’s Coping Strategies on Outcome of Child and Parenting
Problems – Six Month Follow-Up. British Journal of Social Work, 39, 46-63.
69
Small, S. & Memmo, M. (2004). Contemporary models of youth development and
problem prevention: Toward an integration of terms, concepts, and models.
Family relations, 53, 1, 3-11.
Stepney, P. (2006). Mission Impossible? Critical practice in social work. British Journal of
Social Work, 36, 1289-1307.
Strier, R., (2007). Community Anti-Poverty Strategies: A Conceptual Framework for a
Critical Discussion. British Journal of Social Work, Advance Access published on
January 23, 2008, 1-19.
Vandemeulebroecke, L. (1995). Opvoedingsondersteuning en pedagogische preventie als
beleidsterrein. In Haerden, H. en Janssen, D. (Eds), Pedagogische preventie: een
antwoord op kansarmoede. (pp. 63-72). Leuven: Garant.
Vanmarcke, L., Boonen, J. & De Winter, J. (2004). Deel II. Staatsrecht. In Boonen, J.,
Decock, G., Tack, L. & Vanmarcke, L. Recht voor welzijnswerkers 2004. (pp. 25214) Mechelen: Kluwer.
Verbeeck, L. (2004). Gerechtelijke uithuiszetting. Naar een maximale preventie.
Probleemanalyse en beleidssuggesties vanuit de werkgroep ‘gerechtelijke
uithuiszetting’ van de afdeling OCMW’s en VVSG.
Vettenburg, N., Burssens, D., Goris, P., Melis, B., Van Gils, J., Verdonck, D. & Walgrave,
L. (2003). Preventie gespiegeld. Visie en instrumenten voor wenselijke preventie.
Heverlee: LannooCampus.
Vettenburg, N., Melis, B., Burssens, D. & Goris, P. (2007). Wenselijke algemene
preventie. In Goris, P., Burssens, D., Melis, B. & Vettenburg, N. (Eds).
Wenselijke preventie stap voor stap. (pp. 35-59) Antwerpen: Garant.
Vettenburg, N. (2008). Preventie is kiezen. Vijf dimensies voor een ethisch
verantwoorde preventie. Welwijs, 19, 3, 10-12.
70
Vlaams centrum schuldbemiddeling (5 mei 2009) Preventie, projecten. Retrieved: 11 mei,
2009, van
http://www.centrumschuldbemiddeling.be/index.php?page=108&detail=604
Vranken, J. (2005). Het OCMW: dertig jaren onderweg naar een recht op
maatschappelijke dienstverlening. In Vranken, J., De Boyser, K. & Dierckx, D.
(Eds) Armoede en sociale uitsluiting, Jaarboek 2005. (pp. 151-163) Leuven:
Acco.
Walgrave, L. (1999). Preventie: enkele basisstrategieën en problemen. In F. De
Cauter & L. Walgrave. Methodiek van de preventieve projectwerking (pp. 243260). Leuven: Acco.
71
9
Bijlagen
- Vragenlijst
- Begeleidende tekst voor interviews
- Voorbeeld van interview
72
9.1
Vragenlijst
Objectieve gegevens
OCMW:
Grootte van OCMW: klein/ middelmatig/ groot/ grootstad
Contactpersoon:
Datum:
Uur:
Topic 1
Preventie
Algemene preventie
Vragen over houding, kennis tegenover algemene preventie
Kent u het concept algemene preventie?
Indien u dit concept kent, hoe en waar hebt u kennis gemaakt met dit begrip? Uit
opleiding, praktijk, literatuur?
Wat verstaat u onder dit concept?
Hoe staat u tegenover dit concept? Vindt u het een positief concept of niet?
Zijn er volgens u voordelen gebonden aan algemene preventie?
Welke problemen zou u willen voorkomen met algemene preventie in het OCMW?
Voor welke doelgroep acht u algemene preventie het meest belangrijk?
Vragen over algemene preventie in de OCMW praktijk
Herkent u in uw voorziening projecten die voldoen aan de criteria van algemene
preventie,
Initiatief:
Doelbewust
Systematisch:
Problemen:
Voorkomen:
Welke vorm neemt deze algemene preventie aan in uw dienst? Voorbeeld aan de hand
van informatie, folders, verslagen, projecten, activiteiten, samenwerking met andere
diensten …
Op welk niveau in de tijdsontwikkeling komt algemene preventie tussen?
73
Primair, secundair of tertiair niveau?
Vragen indien er geen algemene preventieve acties zijn in een OCMW
Wat zijn volgens u de belangrijkste redenen indien er niet aan algemene preventie
gedaan wordt in het OCMW waar u werkt?
Zijn er volgens u belemmeringen die de preventieve werking van een OCMW
verhinderen? Op welk niveau situeren zich die (micro, meso, macroniveau)? Voorbeeld
hulpverleningspraktijk zelf, beleid, overheid,…
Op welke manier kan het OCMW volgens u meer aan algemene preventie doen?
Denkt u dat een meer algemeen preventieve werking in de OCMW-hulpverlening beter
zou zijn of niet en waarom?
Individuele preventie
Kent u het concept van individuele preventie?
Heeft u het gevoel preventief te werken met individuele cliënten?
Uit wat blijkt dit, geef enkele voorbeelden hiervan?
Vindt u preventie met individuele cliënten voldoende?
Wat zijn volgens u de voordelen van individuele preventie ten opzichte van algemene
preventie?
Preventieve reflex en signalisatie
Heeft u soms het gevoel dat meerdere cliënten met hetzelfde probleem of struikelblokken
geconfronteerd worden?
Heeft u soms het gevoel dat individuele preventie te weinig effect heeft en geswitcht moet
worden naar een meer algemenere aanpak van problemen?
Indien dit het geval is denkt u dat algemene preventie hiervoor een uitweg zou bieden?
Is er een signaalfunctie in het OCMW?
Vervult u uw signaalfunctie in het OCMW?
Is er organisatorisch ruimte in uw dienst, om problemen van cliënten of een bepaalde
doelgroep, door te geven of te signaleren? Op welke manier gebeurt dit?
74
Topic 2
OCMW
Opdrachten
De organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk
welzijn stelt dat preventie één van de opdrachten is. Welke invulling krijgt deze opdracht
en wordt deze volgens u nageleefd?
Waaraan merkt u dit?
Indien er aan preventie gedaan wordt in u dienst, wordt er dan meer gestuurd op
algemene of op individuele preventie?
Welke opdracht heeft volgens u het meest blijk van preventie?
Werkt het OCMW volgens u pro-actief of reactief aan problemen en waarom?
Zijn er algemene preventieve opdrachten die het OCMW uitbesteed aan partners van het
OCMW?
Missie
Wat is de missie van u voorziening?
Het OCMW staat in voor het recht op maatschappelijke dienstverlening. Vindt u dat
algemene preventie een meerwaarde kan betekenen voor dit recht en waarom? Op welke
manier kan dit volgens u?
75
Topic 3
Sociaal werk
Opdrachten maatschappelijk assistent
Welke opdrachten en taken voert u uit in het OCMW?
Welke taken/ opdrachten zou u als preventief bestempelen?
Aan welke taken spendeert u het meeste tijd?
Wat vindt u van de workload als sociaal werker in een OCMW?
Is er in de workload volgens u nog plaats voor algemene preventie?
Hoeveel procent zou u geven aan de tijd die u preventief werkt ten op zichte van het
curatieve werk die u levert?
Wat verkiest u zelf het meeste, preventief werken of curatief werken?
Wat zijn volgens u de voordelen van het curatieve werk ten opzichte van preventie?
Wat zijn volgens u de nadelen van curatie ten opzichte van preventie?
Opleiding maatschappelijk assistent
Welke opleiding heeft u gevolgd?
Welke optie volgde u?
Heeft u het gevoel dat u voldoende opgeleid bent om preventief te werken?
Heeft u het gevoel dat u voldoende opgeleid bent om algemeen preventief te werken?
Heeft u tijdens uw opleiding kennis gemaakt met preventie?
76
9.2
Begeleidende tekst voor interviews
Begeleidende tekst bij interviews
Het uitgangspunt waarop het OCMW zich baseert wordt beschreven in artikel 1 van de
organieke wet van 1976. In dit artikel wordt het recht op maatschappelijke dienstverlening
beschreven waar elk persoon recht op heeft en eenieder in de mogelijkheid moet stellen
een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid6. Artikel 57§1
beschrijft dat het OCMW de taak heeft om aan personen en/of gezinnen de
maatschappelijke dienstverlening te verzekeren. Deze dienstverlening bevat niet enkel
een curatieve, maar ook een preventieve opdracht. Het OCMW kan dus een preventieve
opdracht realiseren. In deze masterproef spits ik me verder toe op de algemene
preventieve opdracht van een maatschappelijk assistent in een OCMW-praktijk. De
probleemstelling omtrent dit thema is: nagaan of er aan ‘algemene preventie’ gedaan
wordt in het sociaal werk van het OCMW. Indien wel, hoe wordt algemene preventie dan
ingevuld? De doelstelling hiervan is inzicht te krijgen op welke plaats en invulling de
preventieve opdracht van een OCMW krijgt in de praktijk en hoe deze naast curatie kan
bijdragen
tot
kwaliteitsvolle
en
menswaardige
hulpverlening.
Omtrent
deze
probleemstelling formuleer ik volgende deelvraag van de probleemstelling. Hoe wordt de
opdracht van preventie zoals vermeld in het de organieke wetgeving van 1976 uitgevoerd
in het sociaal werk van het OCMW (vb gaat het over algemene preventie, individuele
preventie, initiatieven met preventieve waarde,…)?
Preventie wordt door Goris, Burssens, Melis en Vettenburg (2007) gedefinieerd als
“Initiatieven die doelbewust en systematisch een probleem voorkomen (Goris et al. 2007:
13)”. Belangrijk hierbij is dat elk woord in deze zin even zwaar weegt en dus allemaal
aanwezig moeten zijn om onder het preventiebegrip te vallen. Een eerste aspect van
preventie is dat het gaat over een initiatief. Dit wil zeggen dat preventie niet ongepland is
maar een bewuste actie veronderstelt. Een tweede dimensie van preventie is dat het
systematisch moet zijn. Dit houdt in dat er over preventie nagedacht werd en het een
zekere planning kent. Een derde onderdeel van preventie is de gerichtheid op een
probleem en deze is verbonden met het vierde onderdeel van preventie namelijk het
voorkomen van een probleem (Goris et al. 2007). Zonder een probleem kan er geen
6
De organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn (2007).
Geraadpleegd op 15 februari 2009: (http://www.binnenland.vlaanderen.be/regelgeving/wetgeving/OCMWWET/PDF/)
77
sprake zijn van preventie. Om een probleem te voorkomen is het noodzakelijk om een
probleemanalyse uit te voeren om zo zicht te krijgen op de risico- en beschermende
factoren die hieraan gekoppeld zijn (Burssens, Goris, Melis en Vettenburg, 2004). Een
laatste facet is het doelbewuste. Een volwaardig preventie-initiatief voldoet aan deze vijf
voorwaarden. Indien dit niet het geval is wordt er gesproken over initiatieven met een
preventieve waarde (Goris et al. 2007) (Goris, 2008).
Preventie kan zowel een individuele of algemene invulling krijgen. Individuele preventie is
gericht op het voorkomen van problemen van één te onderscheiden individu. Individuele
preventie wordt als volgt gedefinieerd: “Individuele preventie wil een probleem van een
geïndividualiseerde persoon voorkomen. Individuele preventie grijpt in op risico- en
beschermende factoren die voor die ene persoon relevant zijn. Individuele preventie volgt
een strategie op maat van die persoon in zijn eigen context. We evalueren individuele
preventie positief als het te voorkomen probleem zich bij die persoon minder voordoet
(Goris et al., 2007: 27)”. Dit houdt een individuele probleemanalyse in en heeft als doel in
te grijpen op de risicofactoren van een bepaald probleem die eigen zijn aan een specifiek
individu (Burssens et al., 2004). Individuele preventie kan benoemd worden als een
onderdeel van de feitelijke hulpverlening. Sociaal werkers zullen erkennen dat de hulp die
ze bieden ook preventieve effecten hebben (Goris, 2008). Sociaal werkers melden dat
door hun interventies op geregelde basis men bewust verdere escalatie van problemen bij
individuele cliënten voorkomen (Melis, 2008). Deze preventievorm heeft echter een
begrensd effect gezien de werking ervan zich beperkt tot één individu (Goris et al. 2007).
Algemene preventie onderscheidt zich van individuele preventie door de focus op een
ruimere doelgroep. Het algemene slaat niet op één individu maar op een ruimere
populatie die niet individueel te identificeren is. Een definitie van algemene preventie luidt
als volgt: “Algemene preventie wil een probleem van een ruimere bevolkingsgroep
voorkomen. Algemene preventie grijpt in op risico- en beschermende factoren die
gemeenschappelijk zijn voor de hele doelgroep. Algemene preventie volgt een strategie
die aansluit bij gemeenschappelijke kenmerken van de bevolkingsdoelgroep. We
evalueren algemene preventie positief als het te voorkomen probleem zich bij de
omschreven doelgroep minder voordoet (Goris et al., 2007: 28)” (Goris, 2008). Deze
omschrijving valt ook onder de preventiedefinitie maar verschilt door de gerichtheid op
een ruimere populatie. Om tot duurzame verandering te komen in de samenleving is
individuele preventie op zich te beperkt. Daarom wordt er een pleidooi gehouden voor
algemene preventie die een actieradius heeft voor een ruimere populatie die niet te
herleiden is tot één individu (Melis, 2008). Algemene preventie heeft een meerwaarde in
78
de hulpverlening ten opzichte van individuele preventie. Hulpverleners kunnen het gevoel
hebben steeds hetzelfde stramien te doorlopen met verschillende cliënten die tegen
gemeenschappelijke problemen aanlopen. In plaats van met elke cliënt individueel
preventief te werken kan algemeen preventie een uitweg bieden in deze impasse
(Burssens et al., 2004).
Algemene preventie bevindt zich op een tijdslijn tussen het algemeen beleid en curatie.
Naar gelang de plaats op de tijdlijn gaat het over primaire, secundaire of tertiaire
preventie. De plaats van algemene preventie op de tijdslijn wordt bepaald door de
acuutheid van het probleem, de probleemontwikkeling en de manifestatie van
risicofactoren (Vettenburg et al. 2003). Primaire preventie is het eerste preventieniveau op
de tijdslijn te onderscheiden. Dit niveau kent nog geen manifestatie van het probleem
maar geeft aandacht voor vage risicofactoren die mogelijke problemen zouden kunnen
vormen. Op een tweede niveau op de tijdslijn bevindt zich secundaire preventie. Hier is er
nog geen sprake van een acuut probleem, hoewel de risicofactoren die een aanleiding
kunnen zijn voor het probleem zichtbaar worden. Een derde preventiegraad is de tertiaire
vorm. In deze fase treedt men op tegen een manifest, acuut probleem (Vettenburg et al.
2003) (Goris, 2008).
79
9.3
Voorbeeld van interview
Objectieve gegevens
OCMW 3
Grootte van OCMW: klein OCMW
Contactpersoon: Respondent 3
Datum: 9 april 2009
Uur:13u15
Topic 1
Preventie
Algemene preventie
Vragen over houding, kennis tegenover algemene preventie
Kent u het concept algemene preventie?
Ja
Indien u dit concept kent, hoe en waar hebt u kennis gemaakt met dit begrip? Uit
opleiding, praktijk, literatuur? Wat verstaat u onder dit concept
Dat is iets dat ik via de media ken. Er wordt aan preventie gedaan, ik denk bijvoorbeeld
aan preventiecampagnes van de overheid op allerlei domeinen. Ook in de opleiding. Het
staat ook in de OCMW wetgeving beschreven, als er dan specifieke taken van de
overheid naar de OCMW’s worden gedelegeerd of samenwerking gevraagd wordt. Ik
denk bijvoorbeeld aan borstkankerpreventie. OCMW’s worden daar ook bij betrokken. Dat
is zeker een begrip die ingebed is bij iemand die aan sociaal werk doet.
Hoe staat u tegenover dit concept? Vindt u het een positief concept of niet?
Tja preventie is nodig hé. In de OCMW-wetgeving wordt er ook naar toe verwezen. Dat wil
zeggen dat het iets is dat moet aanwezig zijn, zeker als je werkt met mensen in
probleemsituaties. De vraag is natuurlijk, want OCMW’s worden meer en meer
geconfronteerd met mensen die in crisissituaties zitten. Wij zeggen dikwijls de mensen
komen als het te laat is. Het curatieve is iets dat waarschijnlijk hetzelfde is zoals bij
dokters, mensen gaan ook maar wanneer ze pijn hebben. Maar in feite moet je eens
jaarlijks op controle om te voorkomen dat… Maar ja dat is een evidentie hé preventie.
Zijn er volgens u voordelen gebonden aan algemene preventie?
Uiteraard omdat je mensen kunt wijzen op een aantal valkuilen en mensen op die manier
ook informeert, waardoor mensen zaken ook nauwlettend in het oog gaan houden. Of
80
misschien als ze voor een probleem staan dan ook weten waar ze terecht kunnen met dat
probleem.
Welke problemen zou u willen voorkomen met algemene preventie in het OCMW?
Ik denk voornamelijk aan de schuldenproblematiek. Dat we toch merken dat er meer en
meer mensen bij het OCMW zich aanmelden met enorm veel schulden. En naar preventie
toe in feite naar de jeugd. Ik denk dan aan mensen die in secundair onderwijs zitten. Dat
het eigenlijk ook meer in lessenpakketten zou moeten zitten.
Interviewer: en zou u dit een taak vinden van het OCMW om dat te doen?
Respondent: Het zou niet alleen voor het OCMW zijn hé. want als dat iets is dat verplicht
in het lessenrooster moet zitten. Is dat dan meer het ministerie van onderwijs. Maar het
OCMW kan ook een bijdrage leveren in de zin van dat er iemand van de sociale dienst
van het OCMW een keer een lesuur op school, een keer kan als deskundige kan getuigen
van kijk wat als men niet let op beheer van budget. En ook, we zien dat jongeren, pas
afgestudeerden het invullen van een overschrijvingsformulier niet kunnen. Dus daarom
vind ik dat het meer meegegeven moet worden op school en zelfs verplicht moet worden.
Het OCMW kan ook wel een opendeurdag doen of zo. Werelddag armoede kan ook een
actie doen in de gemeente. Specifiek naar dat probleem schuldenproblematiek. Er moet
een samenwerking zijn tussen OCMW en … Niet dat het OCMW daarom direct het
initiatief moet nemen maar wel deel kan uitmaken van een hele preventiecampagne.
Voor welke doelgroep acht u algemene preventie het meest belangrijk?
Jongeren, schuldenproblematiek. In het verleden hebben wij ook al eens gewerkt rond
drugs, alcohol, medicijnen… dus drugpreventie. Een aantal jaar geleden is er hier ook in
de gemeente in samenwerking met het gemeentebestuur en andere diensten een week
aan een stuk campagne gedaan. Dus OCMW is ook allé ja een bevoorrechte getuige om
daar in mee te stappen, in een algemeen project. Maar dat is niet beperkt tot een
bepaalde doelgroep of een bepaald probleem. Uiteraard is het OCMW meer bekend voor
financiële en materiële en de schuldenproblematiek hoort daar ook bij. Budgetbeheer,
budgetbegeleiding, ook door preventief of een preventieve campagne kan je mensen die
daar vooroordelen over hebben, kan je dat een stuk wegnemen. Je kan ook werken met
mensen zelf die in budgetbeheer zijn met het OCMW. Dat heeft een speciale naam,
ervaringsdeskundigen. Ik denk in het algemeen ook aan vluchtelingenwerk. Het is niet
beperkt tot één leeftijdsgroep of één bepaald probleem. OCMW is een eerstelijnsdienst.
Maar op die zaken werken we wel het meest mee.
( dit is een voorbeeld van algemene preventie op basis van een initiatief van een
andere dienst)
81
Vragen over algemene preventie in de OCMW praktijk
Herkent u in uw voorziening projecten die voldoen aan de criteria van algemene
preventie, Initiatief:
Doelbewust
Systematisch:
Problemen:
Voorkomen:
(preventie-initiatief in het OCMW als opdracht van de Vlaamse of federale overheid)
Het is nu zo dat de distributienetbeheerder energiescans doen bij mensen. Het OCMW of
gemeente kan dus daarin stappen om te zeggen wij doen daar aan mee. En het is zo dat
het publiek die geselecteerd wordt om dus die energiescans thuis te krijgen dat dit via het
OCMW gebeurt. Dat is iets van de Vlaamse overheid. Omdat het dient voor de zwakkere
mensen. Iedere burger kan een energiescan laten uitvoeren. Dat kost rond de 200 euro.
Maar dat loopt nu over een tweetal jaar. En dat is ook preventief omdat mensen dan te
horen krijgen, enerzijds hoe ze energie kunnen besparen, door een aantal maatregelen te
nemen. En dat is ook omdat wij zien dat energiekosten voor mensen met een laag
inkomen naast huishuur, enorm zwaar weegt op het budget. Wij zien ook dat meer en
meer mensen terechtkomen bij de sociale leveranciers eandis met een budgetmeter. Dus
die energiescans zijn er eigenlijk ter preventie.
Interviewer: en is het dan zo dat mensen een aanvraag kunnen doen voor een
energiescan?
Respondent: Wel, het is zo dat wij de mensen zelf aanschrijven van ons doelpubliek. Het
spijtige soms is dat de reactie niet altijd groot is, maar 50% van de mensen die
aangeschreven werden. En die willen intekenen daarvoor. Want de mensen moeten hun
akkoord
geven
daarvoor.
Want
wij
moeten
hun
naam
doorgeven
aan
de
distributienetbeheerder.
Interviewer: en moeten de mensen via het OCMW dat zelf betalen?
Respondent: Neen, dat is gratis. En die mensen worden via ons gescreend omdat wij toch
het best geplaatst zijn in de gemeente, wie er een laag inkomen heeft. Het is de eerste
keer dat dit gebeurt, maar dit zal nog navolging krijgen. Ik denk vanuit de overheid, dat het
de bedoeling is dat het regelmatiger gebeurt en ook meer uitgebreid zal worden.
Eigenlijk is dat in alle OCMW’s allé het is te zeggen alle gemeenten eigenlijk.
In het verleden hebben wij dan ook samen met basiseducatie een aantal jaar geleden
samengewerkt. Met de invoering van de euro hebben wij ook een lessenpakket laten
maken door basiseducatie voor mensen die sociaal minder sterk staan. Om hen aan te
leren hoe ze met de euro kunnen omgaan. Dat was gratis. Wij hebben dan de mensen
geselecteerd, ook onder de mensen die in budgetbeheer zitten of mensen waarvan we
82
vonden dat zijn mensen die er moeite mee zullen hebben met de overschakeling van
frank naar euro.
Interviewer: en valt dit volgens u onder algemene preventie?
Respondent: ja hé. Ja want dat was ook gericht naar een bepaalde populatie hé. Dat was
niet met één specifieke cliënt. En dan hebben we ook nog eens iets gedaan rond zuinig
omgaan met energie via basiseducatie. Zij hebben een vormingsaanbod wij zijn daarop in
gegaan. En wij hebben dan een aantal mensen hier geselecteerd. Dus dat was eens rond
de euro en recenter zuinig omgaan met energie. Waarbij mensen bijvoorbeeld leerde hoe
ze een energiefactuur moeten lezen. Want dat is niet simpel de dag van vandaag. Dat
was eigenlijk ook weer voor mensen die laaggeschoold zijn. Want de nadruk bij
basiseducatie ligt op laaggeschooldheid. Dat is hun doelpubliek. (Dit is een voorbeeld
van algemene preventie op basis van een initiatief van een andere dienst)
Welke vorm neemt deze algemene preventie aan in uw dienst? Voorbeeld aan de hand
van informatie, folders, verslagen, projecten, activiteiten, samenwerking met andere
diensten …
Het is dus zo dat wij ieder trimester geven wij een eigen OCMW-magazine uit. En daar,
dat is voor ieder inwoner. Dus iedereen krijgt dat in zijn brievenbus. En daarin worden
mensen dus geïnformeerd over zaken. Ik zeg nu maar iets er is iets totaal veranderd in de
studietoelagefinanciering. Via dat kanaal kunnen wij mensen van de gemeente
informeren. Ook als er acties zijn. (preventieve effecten)
Op welk niveau in de tijdsontwikkeling komt algemene preventie tussen?
Primair, secundair of tertiair niveau?
Ja dat OCMW-magazine is eerder primair hé. Omdat die informatie eigenlijk ook heel
algemeen is. En eigenlijk niet naar een specifieke doelpubliek gericht is, maar eigenlijk
voor iedere inwoner. Die andere voorbeelden in samenwerking met basiseducatie is
eerder het tweede niveau. Het is nog geen acuut probleem, maar er zijn wel
risicofactoren, in die zin dat het juist die laaggeschoolden zijn die meer risico lopen op
problemen. Omdat ze bepaald zaken niet altijd begrijpen.
Interviewer: en die energiescans?
Respondent: dat is heu, ik denk dat het meer in het tweede zou passen, omdat het toch
mensen zijn met een laag inkomen die meestal ook in slecht geïsoleerde huizen wonen.
Vanaf 16 min en 50 sec tot en met 31 min 50 sec stuk weggelaten wegens
aanpassing van de vragenlijst.
83
Vragen indien er geen algemene preventieve acties zijn in een OCMW
Wat zijn volgens u de belangrijkste redenen indien er niet aan algemene preventie
gedaan wordt in het OCMW waar u werkt?
Wel ik denk dat een OCMW zodanig veel opdrachten heeft die al opgelegd zijn door
federale of Vlaamse overheid. De laatste jaren komen er altijd maar opdrachten bij. Een
veel terugkerende kritiek van OCMW’s, ondersteund door VVSG, is dat er daar nooit,
praktisch nooit financiële middelen aan verbonden zijn aan de opdrachten die we bij
krijgen. Ge mocht dat allemaal vragen, maar… Ook meer en meer de caseload per
maatschappelijk werker wordt ook altijd maar hoger en hoger. Als je meer en meer
opdrachten krijgt. Wij moeten ons soms zodanig haasten, voor het curatieve, om de
noden te lenigen.
Zijn er volgens u belemmeringen die de preventieve werking van een OCMW
verhinderen?Op welk niveau situeren zich die (micro, meso, macroniveau)? Voorbeeld
hulpverleningspraktijk zelf, beleid, overheid,…
(belemmeringen op macroniveau)
De tijd ook hé, niet alleen de overheid die veel taken oplegt aan een OCMW. Ons OCMW
is ook niet zo groot. Grote OCMW’s hebben daar misschien meer de mogelijkheid toe,
omdat op hun grondgebied, enorm veel organisaties zijn. En dat samenwerking daar ook
makkelijker is. Of het initiatief wordt genomen door een bepaalde dienst op een
grondgebied, en dat ze vragen aan een OCMW om er in mee te stappen. Hoewel ik niet
direct hoor van grotere OCMW’s dat er een specifieke preventieve campagne gebeurt. Ik
denk dat dat voornamelijk daarmee is.
Individuele preventie
Kent u het concept van individuele preventie?
ja
Heeft u het gevoel preventief te werken met individuele cliënten? Uit wat blijkt dit, geen
enkele voorbeelden hiervan?
Ja, als mensen komen met een acuut probleem, dan wordt er eerst naar dat acuut
probleem gekeken. Maar wordt er dan ook op langere termijn gekeken, om op de
verschillende levensdomeinen waar wij mogelijks nog problemen zien aankomen, om toch
preventief te werken. Die mensen zodanig te begeleiden dat het probleem zich nooit zou
stellen. Dus dat is ingebed in casework, in maatschappelijk werk.
Je kijkt niet alleen naar het huisvestigingsprobleem als mensen daarmee komen, Want
dat huisvestigingsprobleem kan al eens een gevolg zijn van een ander probleem. Dus ga
je kijken wat je nu moet oplossen. En ga je ook adviezen geven aan de mensen. Ga je ze
84
ook doorverwijzen naar gespecialiseerde diensten. Zodanig dat op alle levensdomeinen…
maar of de cliënt daar op in gaat das natuurlijk een ander probleem.
Vindt u preventie met individuele cliënten voldoende?
Neen eigenlijk niet. Want bijvoorbeeld het probleem van te hoge huren, heeft te maken
met het feit dat er te weinig sociale huurwoningen zijn. Je kan bij elke cliënt individueel
zeggen, van kijk we gaan een aanvraag doen voor een sociale woning. Maar je weet ook
dat je op een wachtlijst staat voor twee jaar. Dus ja daar sta je zelf als hulpverlener
machteloos tegenover. Wat ik wel kan zeggen is dat bijvoorbeeld ons OCMW een project
opgestart heeft om sociale woningen te bouwen. Dus dat is volgens mij dan ook meer
algemene preventie van kijk er zijn sociale woningen op ons grondgebied, van een sociale
huisvestigingsmaatschappij. Maar, het is niet voldoende. Het OCMW heeft ook al een
aantal sociale woningen. Maar het worden er nu nog meer, de bouw moet wel nog
starten.
Wat zijn volgens u de voordelen van individuele preventie ten opzichte van algemene
preventie?
Wel elk heeft zijn voordelen. Je mag het ene niet uitsluiten omdat je aandacht heeft aan
de andere. Want nu in dat specifiek geval. Je kunt zeggen van ja je betaalt een hoge
huur. In de toekomst zal die cliënt als hij een sociale huurwoning heeft, minder huur
bestelen en meer overhouden van zijn geld. En zo ook meer menswaardig leven. Alleen
al op financieel vlak. Want sommige woningen zijn ook al naar bewoonbaarheid toe…
Maar dat is niet voldoende. De middelen zijn er niet om preventief te werken, omdat er op
dat moment geen sociale woningen voorhanden zijn. En je weet dat is preventief werken,
maar er is een tekort aan sociale woningen. Dus ja als het OCMW dan woningen bouwt is
dat alleen maar goed. Maar ja in heel Vlaanderen is er een tekort aan sociale woningen.
Preventieve reflex en signalisatie
Uitleg preventieve reflex: De keuze om op een bepaald moment in te grijpen en te kiezen
voor preventie is de preventieve reflex. Op deze manier kan er ook een brug gevormd
worden van individuele naar algemene preventie. Een hulpverlener kan opmerken dat het
probleem zich niet isoleert tot één cliënt, maar meerdere personen met hetzelfde
probleem geconfronteerd worden. Om de omschakeling naar algemene preventie te
realiseren is signalisatie essentieel.
Heeft u soms het gevoel dat meerdere cliënten met hetzelfde probleem of struikelblokken
geconfronteerd worden?
85
Wel ja het staat ook in de OCMW wet dat het de taak is van het diensthoofd van de
sociale dienst van het OCMW, die zo’n zaken moet signaleren aan het beleid. We zijn hier
met 5 maatschappelijk werkers, wij hebben elke week teamvergadering. Soms zien wij
inderdaad, op een korte tijdspanne, dat wij bijvoorbeeld de laatste tijd veel daklozen
hebben. Er is crisisopvang, er zijn onthaaltehuizen, maar die zijn altijd volzet. En wat
moeten wij dan doen? Dan hebben wij dat gemeld en gesignaleerd, naar het beleid. En
het beleid heeft dan gezegd, wij gaan zelf een woning huren. Voor mensen die nergens
terecht kunnen. Die mensen kunnen dan vanaf 5 uur terecht in een ziekenhuis in de buurt.
Maar s’ochtends moeten ze weer weg. Dus hebben wij ook een noodwoning geregeld. Wij
betalen daar huur voor en dat weegt ook wel op het budget van het OCMW. Maar als
sociale dienst, moet je kunnen zeggen van kijk, wij hebben hier nu al frequent mensen
moeten weigeren, nergens vinden ze plaats. We gaan ook eens horen bij andere
OCMW’s. Over hoe zij dat probleem daar oplossen.
Is er een signaalfunctie in het OCMW?
Ja
Vervult u uw signaalfunctie in het OCMW?
Ja
Is er organisatorisch ruimte in uw dienst, om problemen van cliënten of een bepaalde
doelgroep, door te geven of te signaleren? Op welke manier gebeurt dit?
Ja via het team, en het diensthoofd die dat signaleert naar het beleid toe, dus naar de
Raad.
86
Topic 2
OCMW
Opdrachten
De organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk
welzijn stelt dat preventie één van de opdrachten is. Welke invulling krijgt deze opdracht
en wordt deze volgens u nageleefd? Waaraan merkt u dit? Indien er aan preventie
gedaan wordt in u dienst, wordt er dan meer gestuurd op algemene of op individuele
preventie?
Welke opdracht heeft volgens u het meest blijk van preventie?
Ja, maar ik heb het al een beetje gezegd zeker. Zeker naar cliënten toe individueel.
Heum, wel ja uiteindelijk wel hé. Want, het zal misschien raar klinken, maar. Heu, het
OCMW werkt dus met gemeenschapsgelden, En het is dan ook de bedoeling, om te
voorkomen dan te genezen. Dat zou zinloos zijn als je maar ingrijpt, of iets doet een keer
als het bij wijze van spreken te laat is hé. Wij gaan ook altijd via onze OCMW-magazine,
gaan wij ook altijd zeggen van kijk aan mensen, als je weet hebt van problemen,
signaleert dat gewoon aan ons. Wij gaan ook eens een artikel schrijven over
budgetbeheer of over iets anders. En altijd ook met de gedachte om drempelverlagend te
werken. Want dat speelt ook nog altijd een rol bij mensen. We zien dat nu bijvoorbeeld bij
die stookoliepremie, mensen die nog niet met het OCMW te maken hebben gehad,
moeten hier een stookoliepremie komen vragen. Je moet ze eens zien de eerste keer dat
ze binnenkomen. Ze zeggen dan moet ik nu naar het OCMW komen, ik had dat nooit
gedacht. Via dat kanaal gaan wij ook proberen drempelverlagend in te spelen bij de
mensen met de boodschap van iedereen is hier welkom. Al is het maar eens om u verhaal
kwijt te kunnen. Voor een luisterend oor. Het is niet dat wij alleen maar geld geven of
voedselpakketten, wij doen veel meer dan dat. Wij geven u informatie, wij geven u raad,
wij geven u advies, kom kom komt! Wacht niet tot dat het te laat is.
Interviewer: hoor ik dat u wilt zeggen dat een OCMW die er voor zorgt dat het toegankelijk
is voor iedereen, ook preventie is?
Respondent: ja, dat is waar. En het doet ons plezier als we mensen aan de telefoon
hebben, of hier en die zeggen we hebben dat gelezen in de magazine, het schijnt dat we
hier voor dat terecht kunnen. Dus het werkt wel, maar toch nog altijd bij een deel werkt het
niet. Maar ja, dat zijn dan mensen, die blijkbaar nog altijd moeilijk de stap durven of
kunnen zetten. Heum, ja, We zien dat ook via de LAC werking. Mensen komen hier
opladen. Maar al de mensen die ingeplant staan voor de volgende LAC-zitting. Er is daar
een lijst van. De maatschappelijk werker die de oplading doet. Als er iemand op de lijst
staat, en die komt gewoon opladen en die zegt niets, wordt die uitgenodigd voor een
gesprek. En zeg van kijk, je zit met een energieschuld, En wordt er ook met die persoon, ,
87
en dat horen we dan ook meestal nadien, weer beschaamd zijn. Dat is een manier ook
van mensen proberen te bereiken. En soms worden wij dan wel geconfronteerd met
situaties waarvan we zeggen, ja moesten die mensen eerder gekomen zijn… Maar ja, zelf
initiatief nemen is eigenlijk ook al een vorm van preventie.
Werkt het OCMW volgens u pro-actief of reactief aan problemen en waarom?
Neen hé, want als er iets wordt opgestart, is dat meestal omdat terugverwijzend op
signalen hé. En ook de mensen die wij hier krijgen, dat is ook ja hoe moet je dat zeggen,
een weerspiegeling van de maatschappij hé. Ik bedoel, ik kan me niet inbeelden dat wij al
op iets gaan inspelen, terwijl we hier nooit de vraag of het probleem gezien hebben. Het is
meestal, als er een escalatie is van dezelfde problemen, dat we dan wel eens gaan
zeggen van oei, nu moeten we iets doen hé. We doen individueel iets. Dus het is eerder
reactief hé. Maar ja pro-actief kan ook hé. Want je bereikt wel mensen die dreigen in een
situatie te vallen en die weten dat ze hier terecht kunnen of mensen er al attent op maken,
van kijk dat zijn mogelijke valkuilen, Let daar voor op voor dat je er aan begint of een
beslissing neemt, kom eerst een keer langs zodat we een keer kunnen zien van… Wij
hebben in het verleden ook al eens voor mensen die leningen hebben, ook al eens het
signaal gegeven van voor dat je een lening afsluit, voor een andere schuld te betalen,
kom eerst eens met ons spreken.
Zijn er algemene preventieve opdrachten die het OCMW uitbesteed aan partners van het
OCMW?
Ja wel, zoals al beantwoord bijvoorbeeld met basiseducatie. Als wij een aanbod krijgen en
dat sluit aan bij ons doelpubliek of de problematiek waarmee wij te maken hebben. Dan
gaan wij daar zeker aan meedoen.
Missie
Wat is de missie van u voorziening?
Wel ja, als je kijkt naar artikel 1 van de organieke wet, dat is gebaseerd op de rechten van
de mens hé. Het verdrag van de rechten van de mens hé. Heum, maar dan toch ook een
stuk pedagogisch in de zin dat de mensen ook moeten weten, dat ze plichten hebben hé.
En de maatschappij zijn er rechten en plichten. En ik denk dat wanneer je het woord
maatschappelijk assistent ontleed, dat is mensen een stuk ook assisteren, begeleiden om
aansluiting te krijgen bij het totale gebeuren van de maatschappij hé. En dat is
tewerkstelling, dat is sport, cultuur, onderwijs, dat is mensen activeren, dat is mensen
doen boven zichzelf, uitstijgen niet maar, de capaciteiten die mensen hebben dat ze die
benutten. En dat kan iemand zijn van 18 jaar, dat kan iemand zijn van 40 jaar, …
88
Interviewer: hoor ik daar een emancipatorische gedachte?
Respondent: ja, en het preventieve past daar zeer zeker in. Want als je jongeren de kans
heeft om te studeren door hen een leefloon te geven en niet te zeggen van ja maar sorry
je moet gaan werken, kan die jongere zich ook verder ontplooien een diploma halen, meer
kans op de arbeidsmarkt krijgen. Ook op menselijk vlak, een menswaardig bestaan
leiden. Het zit al met elkaar verweven hé. En zeker niet het OCMW zien als een louter
financiële of materiële bedoening, daar verzet ik mij tegen.
Het OCMW staat in voor het recht op maatschappelijke dienstverlening. Vindt u dat
algemene preventie een meerwaarde kan betekenen voor dit recht en waarom? Op welke
manier kan dit volgens u?
Heum, het recht op maatschappelijke dienstverlening, ja. (denkt na) Ik denk dat de
preventie dan eigenlijk vooral de mensen informeren over hun rechten… Onze sociale
zekerheid is enorm complex. Onze regelgeving, mensen dreigen hun recht op het een of
ander te mislopen. En ik vind dat het OCMW daar een taak in heeft. Door de mensen op
geregelde tijdstippen te informeren op wat ze aanspraak kunnen maken. En dat ze
daarvoor ook bij ons terecht kunnen. Want de sociale administratie, dat is echt niet meer
normaal hé. Ik bedoel… En het sociaal huis, het nieuwe concept van het OCMW, sluit
daar volledig bij aan. Want voor sociale huisvestiging aan te vragen, moet je daar zijn.
Voor leefloon, moet je daar zijn. Voor vrijstelling van de gemeentetax, moet je daar zijn,…
En dan hoor je mensen zeggen van ik word van het kastje naar de muur gestuurd. Dus
als alles geënt is in één antenne, namelijk het sociaal huis, mensen komen daar met een
vraag en komen direct bij de juiste mensen terecht. Want mensen omzien het soms hé.
We horen dat dikwijls, al die papieren. En nu, ook veel via het internet, maar ja niet
iedereen kan daar mee werken of heeft dat. Dus heum, op dat vlak, staat het OCMW ook
voor nieuwe uitdagingen hé, met dat sociaal huis. De bedoeling van het sociaal huis, is
ook dat er maar één receptie is, en dat die bediende dan kan zeggen, van kijk voor dat
moet je naar daar gaan,… Als mensen buiten komen uit het sociaal huis, dat al hun
vragen beantwoord zijn.
Interviewer: en volgens u is dat dan ook preventief, omdat je dan voorkomt dat mensen
van hier naar daar gestuurd worden.
Respondent: ja hé, want ze worden geholpen en ze weten ook waar ze terecht kunnen
voor hun probleem. Ze worden niet meer rondgestuurd van het ene naar het andere
zonder geholpen te worden. Want als mensen niet weten wat dat hun rechten zijn. Dan
komen ze financieel, materieel in een situatie terecht dat… Allé mensen moeten goed
geïnformeerd worden. Je kan dat wel via internet, pers, overal. Maar er zijn mensen die
nog altijd niet de mogelijkheid hebben of die niet aan die informatie geraken. Plus het feit
89
dat het allemaal zo complex is hé. Want er verandert ook veel hé. Vorige jaar was het zo,
nu is het anders. Mensen worden ook een stuk ontmoedigd hé. En basisrechten, dat is
toch iets dat iedereen, toch toegang moet tot krijgen. Gezondheidszorg, onderwijs, noem
maar op.
90
Topic 3
Sociaal werk
Opdrachten maatschappelijk assistent
Welke opdrachten en taken voert u uit in het OCMW?
Ik zelf, eigenlijk algemeen maatschappelijk werk, dus dat is leefloon, financiële steun,
dienstverlening en dan ook vluchtelingen. We hebben hier ook een uitgebouwd
thuiszorgdienst, maar dat is dan een collega. Het is wel zo dat wij hier, alle bij vele
OCMW’s hebben hulpverleners, hun specialiteiten, doet iemand maar enkel leefloon,…
Maar wij op de sociale dienst hebben gekozen om toch van alles te doen.
Welke taken/ opdrachten zou u als preventief bestempelen?
Wel de werking met individuele cliënten, zoals al aangehaald. Maar als het dan algemene
preventie is, dat is dan iets dat door het bestuur eigenlijk moet beslist worden. Ik moet niet
vragen aan het bestuur, mag ik hier met die cliënt preventief werken en mag ik dit en dat.
Of wel komt het van de sociale dienst, of wel komt het van externe diensten, die met ons
willen samenwerken. Ofwel gaat het over een opgelegde taak van de overheid.
Aan welke taken spendeert u het meeste tijd?
Aan het curatieve, zeker en vast.
Wat vindt u van de workload als sociaal werker in een OCMW? Is er in de workload
volgens u nog plaats voor algemene preventie?
Ja, dat wordt zwaarder. En daardoor komt algemene preventie ook in het gedrang.
Interviewer: en die workload, is het omdat we met te weinig mensen zijn, of te weinig
middelen krijgen, of omdat de opdrachten zwaarder worden?
Respondent: wel omdat er eigenlijk meer diversiteit in onze opdrachten komen. Wat dat
vroeger niet was. Er komt ook altijd maar personeel bij. Maar de probleemsituaties van de
mensen worden ook altijd maar complexer. Dus het is eigenlijk een samenhang. Ik denk
dat in geen enkel OCMW een maatschappelijk assistent gaat zeggen van de workload is
niet te zwaar, ik heb nog tijd voor dit of dat. Want er is ook zo iets als een normering voor
de personeelsdienst, normering voor de sociale dienst. Dat is ook iets die uitgewerkt is
door de VVSG (Vlaamse Vereniging voor Steden en Gemeenten). En dat kan binnen de
OCMW’s ook getest worden. Dus volgens het aantal dossiers, moet er kunnen berekend
worden van kijk normaal heb je voor u dienst zoveel maatschappelijk werkers nodig, En
dat is dan ook weer iets dat je naar u beleid toe kan zeggen we zijn onderbemand of…
Wij merken wel dat wanneer wij mensen ontvangen wij de tijd moeten kort houden. Wij
hebben geen tijd meer om uitgebreide huisbezoeken te doen. Of uitgebreid luisteren naar
91
mensen hun verhaal, het moet echt to the point zijn. En daardoor algemene preventie, ja.
Ik ga zeggen, als er eens zoiets op touw gezet wordt. Zoals jaren geleden die week
drugpreventie, komt er ook veel buiten de kantooruren bij kijken. Dat er gevraagd wordt
aan de maatschappelijk werkers. Binnen de werkuren kan je niet vrijgesteld worden om
daar aan mee te werken, dat gaat niet.
Interviewer: En vindt u dan dat er daar iemand zich moet voor vrij maken?
Respondent: Tja, kweet niet. Je kan niet iemand ontrekken, om een project zelf te doen.
Ook de know-how ontbreekt hier. Je moet dat bijna uitbesteden, of je moet iemand
hebben die dat doet of komt doen voor u. Maar daar hangt ook altijd een prijskaartje aan.
Ik denk dat dat ook al een hinderpaal zal zijn. Tenzij dat de overheid zegt van kijk wij
geven daar subsidies voor. (reden waarom geen algemene preventie is)
Hoeveel procent zou u geven aan de tijd die u preventief werkt ten op zichte van het
curatieve werk die u levert?
Ik vind dat moeilijk om daar een cijfer op te plakken. Maar het merendeel van de tijd gaat
naar het curatieve. Ik heb het dan ook over het individuele werk met cliënten. Ik ga niet
zeggen dat het altijd brandjes blussen is. Maar, het is meestal met datgene waarmee ze
afkomen. En dat je dan op langere termijn heu, allé ja, …
Wat verkiest u zelf het meeste, preventief werken of curatief werken?
In feite ik denk dat het utopisch is om bij de sociale dienst van een OCMW, enkel maar
preventief te werken. Dat gaat niet hé. Dat is niet realistisch. Maar graag naast het
curatieve, dat we daar meer tijd en middelen krijgen om preventief te werken. Absoluut!
En ik vind dat een OCMW ook een signaalfunctie heeft naar de overheid, om te zeggen
van kijk wij zien, een verandering of een stijging of een verslechtering en wij vinden als
lokale overheid dat jullie op jullie beleidsniveau moeten maatregelen nemen. Bijvoorbeeld
naar de schuldenproblematiek toe. Naar agressieve reclame bijvoorbeeld van bepaalde
banken. Of optreden naar incassobureaus. Maar dat wordt wel via het VVSG gedaan.
Plus dat wij als OCMW meer dan vroeger, jaarverslagen moeten maken om onze
middelen te krijgen. We krijgen ze wel, maar we moeten verantwoording afleggen. Zo
krijgen we ook wel de kans. Maar dat zien we nu wel de laatste twee, drie jaren dat cijfers
moeten doorgeven. Zeker op het vlak van schuldenproblematiek. Wij moeten het aantal…
er is een heel specifiek formulier dat ieder OCMW moet invullen. Over het aantal dossiers
en zo. Dus wij moeten signaleren wat er aan de hand is. En door dat geijkte formulier,
gaat dat naar het centrum voor schuldbemiddeling van Vlaanderen. En zij hebben nu
gezien, dat er daar enorm veel jongeren zitten met schulden. En ze weten dus ook door
bevragingen bij OCMW’s dat dit komt, doordat die jongeren die in het humaniora zitten,
92
eigenlijk totaal geen besef hebben van wat alles voorstelt met geld. Ik geloof dat als wij
willen werken met die scholen, dat materiaal kunnen gebruiken. Ik heb al gehoord van
OCMW’s die dus eigenlijk echt al met een school gewerkt hebben. Die scholen zijn dus
echt vragende partij. Ze vragen aan iemand van het OCMW, van kom eens uitleg geven
over het OCMW en schulden enzo… En misschien dat dan de federale of Vlaamse
overheid of minister van onderwijs, zegt van ja in dat lessenpakket, we gaan daar iets
nieuws in steken.
Interviewer: en ben je daar zelf voorstander van?
Respondent: ja. Want ik hoor dat dan van collega’s of stagiairs maatschappelijk werkers,
die nog niets kennen van overschrijvingen of facturen hoe dat in elkaar zit. Maar ja dat is
normaal hé, het zijn de ouders die het doen hé. Maar in feite zou je dat toch al vroeger
een beetje moeten geleerd hebben, hoe dat moet hé. Ja maar er zijn ook veel jongeren
die aan 18 jaar weg zijn van thuis en die niet weten hoe het moet hé. Maar ja ik vind ook
dat we mee moeten evolueren en dat de scholen meer moeten aansluiten bij het dagelijks
leven hé. En dat je als volwassene als je uit het humaniora komt dat je al een stuk
voorbereid bent op wat kan gebeuren of wat kan mislopen als je dat of dat doet. En zeker
voor een grotere groep hé. Want ik vind dat triestig om te zien, want de grootouders zijn al
in budgetbegeleiding en het kleinkind zit hier nu ook. Is dat een stuk preventie die gemist
wordt, moest er preventie geweest zijn zou dat dan niet zo zijn? Ik weet het niet?
Misschien wel, misschien niet.
Opleiding maatschappelijk assistent
Welke opleiding heeft u gevolgd?
Maatschappelijk assistent
Welke optie volgde u?
algemeen, case work.en ik ben afgestudeerd in 1980
Heeft u het gevoel dat u voldoende opgeleid bent om preventief te werken?
Heeft u het gevoel dat u voldoende opgeleid bent om algemeen preventief te werken?
Heeft u tijdens uw opleiding kennis gemaakt met preventie?
Neen, ik heb, neen dat zal niet.
Interviewer: Heeft u nog opmerkingen of vragen?
Respondent: neen
Interviewer: Ok ik wil u bedanken voor de medewerking.
93
Download