Republiek

advertisement
Regenten en Vorsten
repetitie 9/4
26/3 Grote lijn
27/3 Expertles / tijdvakdossier
30/3 Oorzaken van de rijkdom in de 17e eeuw
2/4 Bestuur tijdens de Gouden eeuw
3/ 4 Bespreken opdrachten, tijdvakdossier af
6/4 Herhalen grote lijn & hoe leer je
Uitleg orientatie opdrachten
•
•
•
•
Filips II: centralisatie
Standensamenleving (opdr 1)
Republiek = uniek: statenbond (opdr 2)
Regenten: bovenlaag die elkaar baantjes
toeschuift (opdr 3)
• Handelskapitalisme: winst investeren in
onderneming. VOC (1602) wordt zo
gefinancierd (opdr 4).
Orientatie – de grote lijn
• Opdracht 1
• a Een standensamenleving is onderverdeeld in
drie standen: geestelijken, adel en burgers.
• b Een kleine bovenlaag van rijke burgers
maakten de dienst uit.
• c afkomst
• d De standensamenleving brokkelde op lange
termijn af toen burgers op economisch gebied
steeds belangrijker werden en ook politieke
macht opeisten.
Orientatie – de grote lijn
• Opdracht 2
• a
Een statenbond is een land met grote zelfstandigheid voor de
afzonderlijke delen. In een bondsstaat is de zelfstandigheid
verkleind. In een eenheidsstaat is het gezag centraal geregeld.
• b
Van oudsher hadden de Nederlandse gewesten een grote
zelfstandigheid. Ze bezaten privileges op allerlei rechtsgebieden.
Karel V en Filips II wilden met hun centralisatiepolitiek de macht van
de gewesten verkleinen. Daarom kwamen de gewesten in opstand.
Het resultaat was in 1648 een statenbond, een staat waarbinnen elk
gewest grote zelfstandigheid behield.
• c
Een gedecentraliseerde eenheidsstaat. Ons land wordt
bestuurd vanuit Den Haag, maar provincies en gemeenten mogen
typische provinciale of gemeentelijke zaken zelf regelen.
• d
De EU is vergelijkbaar met een statenbond. Soevereine staten
hebben zich verenigd in een los samenwerkingsverband.
Orientatie – de grote lijn
• Opdracht 3
• Ons land was als republiek een buitenbeentje.
Hoe klein ook, de Republiek was militair en
economisch een machtig land. Bovendien was
de Republiek rijk.
• Opdracht 4
• A - In de Republiek hadden handelaren veel
invloed
• C – De gewesten waren voor een groot deel
zelfstandig en bepaalden hun eigen regels.
Huiswerk
• Voor morgen: maak in deze les groepjes
van 4. Verdeel de paragrafen (ieder een
paragraaf). Lees de paragraaf en zoek bij
jouw paragraaf tenminste twee
afbeeldingen op www.rijksmuseum.nl
• Neem tijdvakdossier mee
• Voor maandag maak 6.1 opdracht 1,4,5,6
Evaluatie les vrijdag
• Verslagen op tafel. Wissel uit wat je hebt. Vertel aan
elkaar en regel dat je elkaars samenvattingen en
afbeeldingen krijgt
Paragraaf 1, opdracht 1
• De Republiek is een staat. Maar is het ook een natie?
Een staat met een eigen regering kan vrij snel worden
gesticht. Of de mensen op het grondgebied zich ook één
volk gaan voelen dat bij dat grondgebied hoort, is een
zaak van lange adem.
Het succes van de Republiek
in de 17e eeuw/ 1
• Handel: kooplieden zijn kapitalisten. Het
maken van winst is niet langer een zonde.
Kooplieden investeren.
• Amsterdam wordt een stapelmarkt: opslag
van hout, graan, wijn, olijfolie en haring.
Het succes van de Republiek
in de 17e eeuw/ 2
• Handel in wereldeconomie dankzij
startkapitaal uit oostzeehandel
(moedernegotie). Winsten werden
geinvesteerd in VOC (1602)
• Concurrentie met Engelsen en
Bandanezen. VOC dwong haar eigen
monopolie af.
Paragraaf 1
Opdracht 4
• Een onbedoeld gevolg.
Opdracht 5
• a Deshima (Japan) = 10; Nederlands-Indië = 8;
Ceylon (Sri Lanka) = 7; Antillen = 2; Malakka
(Maleisië) = 9; Nieuw Amsterdam (New York) =
1; Brazilië = 4; Kaapkolonie = 5; Suriname = 3;
Coromandel en Malabar (India) = 6.
Paragraaf 1
Opdracht 6
• a De VOC mocht verdragen sluiten met vorsten en
mocht zelfstandig een oorlog beginnen.
• b Wij zouden een privé-onderneming nooit
staatsrechtelijke bevoegdheden geven, die behoren
uitsluitend toe aan de staat. In de zeventiende eeuw zag
men dat anders. Vanuit praktisch oogpunt moest de
VOC die bevoegdheden wel hebben. Dit bedrijf moest op
grote afstand een kolonie besturen. Iedere opdracht uit
Nederland kwam pas na vele maanden in Azië aan.
Het succes van de Republiek
in de 17e eeuw/ 2
• Wetenschappelijke revolutie
Huiswerk: lees paragraaf 6.2. Schrijf een stellingsessay:
‘Het hoge niveau van wetenschap en
onderwijs was een voorwaarde voor de
economische bloei van de Republiek’
(plm. 350 woorden, zie ook p. 154 opdracht 2. Gebruik
argumenten uit paragraaf 2)
Programma 2 april
• Stelingsessay
• Republiek in de 17e eeuw
• Opdrachten 2 en 8 maken en bespreken in
de les
• Lees voor maandag 6.4 en maak opdracht
1 t/m 5
Stellingsessay
• Goed en in verhouding voor veel kinderen volgden
onderwijs.
• Universiteiten
• Rijke burgers die interesse tonen voor experimenten en
wetenschappelijk onderzoek
• Kaartentekenen en boeken over verre reizen moedigen
ontdekkingen en veroveringen en daarmee handel in
Azië aan. Dat levert kostbare handelsgoederen die veel
winst afwerpen en de welvaart vergroten.
• Rechten, Hugo de Groot, natuurwetenschappen,
Huygens, Stevin, Swammerdam, Van Leeuwenhoek,
filosofie, Spinoza.
Bestuur in de zeventiende eeuw
Republiek: 7 zelfstandige gewesten
Holland Friesland Zeeland Gelere
Utrecht Groningen Overijssel
•
Landschap Drenthe was te arm om
mee te mogen beslissen
•
Generaliteitslanden Limburg, Brabant
en Vlaanderen werden rechtstreeks
bestuurd
•
Ieder gewest kende gewestelijke
staten.
•
Daarin hadden de vroedschappen
(bestuur van de steden) een
belangrijke stem
Bestuur in de zeventiende eeuw
Het hoogste gezag werd gevormd door de Staten Generaal.
Daarin was de Raadspensionaris de hoogste ambtenaar.
Stadhouder: verantwoordelijk voor het leger
• plaatsvervanger van de Spaanse vorst
• tijdens de opstand verzetsleider
• na de opstand legerleider
Wilde wel graag koning zijn, maar had geen absolute macht
Gevolg: grote verdeeldheid. Conflict tussen staatsgezinden en
prinsgezinden
-> filmpje moord op Johan de Witt http://web.teleblik.kennisnet.nl/tsr/player/vo/fid/4786217
Rampjaar 1672
• Johan de Witt vermoord
• Oorlog met Engeland en Frankrijk.
Ondergang van de Republiek dreigde.
• Maar ook natuurrampen zoals veepest en
paalworm
• Maak nu opgave 2 en 8
• Gebruik daarbij ook paragraaf 6.1 en 6.2
Opdrachten
Opdracht 2
• De Opstand tegen Spanje was gericht
geweest tegen Filips II en zijn
centralisatieplannen. De burgers van de
Republiek voelden er weinig voor om nu
wel een Nederlandse koning te accepteren
die de gewestelijke vrijheden misschien
zou aantasten.
Opdracht 8
• a
Argument 1: tot 1648 waren de Nederlanden nog in oorlog met
Spanje. Argument 2: in het Rampjaar 1672 werd de Republiek bijna
onder de voet gelopen door een coalitie van vier staten. Argument 3:
het mercantilisme zorgde voor een koude-oorlogssfeer.
• b
Argument 1: de Republiek was een rijk land, met een
belangrijke plaats op de wereldmarkt. Argument 2: op een klein
gebied werkten talloze schilders van wereldfaam (Rembrandt, Jan
Steen enz.). Argument 3: wetenschappers zoals Swammerdam, Van
Leeuwenhoek en De Groot hebben baanbrekend werk verricht.
• c
In een goede conclusie moet in ieder geval blijken dat beide
visies niet geheel juist of onjuist zijn. De waarheid ligt in het midden.
Paragraaf 6.4
• Tolerantie door Opstand, doordat ieder
Gewest eigen regels had, doordat 40%
van de inwoners van de Republiek
katholiek was, door handelsgeest van de
kooplieden.
• Regels van de gereformeerde kerk waren
streng
• Veel vreemdelingen: hugenoten
• Hollands realisme in de kunst
Antwoorden paragraaf 6.4
• Opdracht 1
• a
Dat is de scheidingslijn tussen het zuiden en de rest van het
land. In de zuidelijke provincies overheerst de katholieke
godsdienst.
• b
Deze provincies werden pas in de laatste periode van de
Opstand veroverd. Zij hadden dus nog heel lang bij het katholieke
Spanje gehoord.
• Opdracht 2
• De generaliteitslanden hadden niet de status van een gewest met al
zijn privileges. Deze gebieden werden rechtstreeks door Den Haag
bestuurd.
• Opdracht 3
• Een staatskerk is het officiële kerkgenootschap van een staat en
wordt als een tak van staatsdienst bestuurd en onderhouden. Een
bevoorrechte kerk heeft een andere status en duldt bijvoorbeeld de
katholieken als minderheidskerk naast zich.
Antwoorden 6.4
• Opdracht 4
• a
De praktische motieven overheersten. Er waren te veel
katholieken, de gewestelijke vrijheden maakten vervolging lastig en
de kooplieden zagen vervolging als een belemmering van de
handel.
• b
Je ziet beide motieven terug. Enerzijds beroept hij zich op
ideële motieven, want hij is voorstander van godsdienstvrijheid.
Anderzijds stelt hij dat vervolging van andersdenkenden slecht is
voor handel en welvaart.
• Opdracht 5
• a
In de Republiek was de toestand vrij rustig, er was geen
burgeroorlog. Bovendien heerste er een redelijke tolerantie t.a.v.
verschillende religies. Tenslotte ging het economisch goed met de
Republiek en waren de lonen er relatief hoog.
b
De Vlaamse vluchtelingen waren in overgrote mate rijke
handelaren die een bijdrage konden leveren aan de economische
groei van de Republiek.
Hoe leer je?
• Leer kenmerken
• Leer begrippen, zorg dat je ze kunt
uitleggen
• Bestudeer de tijdlijn
• Bestudeer de bronnen. Wat weet je
erover?
• Lees de hele tekst nog 1 keer goed door.
Begrijp je alles?
Download