Filosofische lezingen groot succes (deel 2) Herman De Dijn Op 22 maart was Herman De Dijn, professor emeritus aan de Katholieke Universiteit Leuven, onze gastspreker. Gegeven de mindere naambekendheid bij het grote publiek mag de opkomst uiterst succesvol genoemd worden: ongeveer 80 aanwezigen. De Dijn bracht een uiterst toegankelijke lezing over “de rol van de filosofie in de samenleving”. Uitgangspunt was het groeiende succes van filosofie, met formules als “filosoferen met kinderen” of “filosofische café’s” en met de steeds luider klinkende oproep om filosofie op te nemen in het programma van het middelbaar onderwijs. Filosofie wordt meer en meer aangeprezen als middel om vaardigheden en attitudes (dialogeren, argumenteren) aan te brengen, om een kritische ingesteldheid te verwerven in de huidige complexe maatschappij, om tolerante burgers te vormen. Vele filosofen zijn niet gelukkig met deze evolutie, ook De Dijn niet, en wel om 2 redenen: 1) men zou wel eens bedrogen kunnen uitkomen bij deze hoge verwachtingen: immers, er is geen garantie dat men de verworven vaardigheden positief zal aanwenden, of dat de juiste politieke filosofie gebruikt zal worden om de burgers te vormen (wat bv. als men de filosofie van Nietzsche of van nazistisch filosoof Carl Schmitt zou gebruiken?). 2) een dergelijke instrumentalisering van filosofie is een gebruik (misbruik?) van de filosofie voor iets waar het eigenlijk niet over gaat. Net zoals vriendschap veel voordelen kan opleveren (bv. vrienden die hulp bieden), maar (o.a. volgens Aristoteles) in de eerste plaats toch omwille van zichzelf moet nagestreefd worden, kan filosofie wel bijkomende voordelen opleveren, maar moet ook zij nagestreefd worden omwille van zichzelf, omdat ze op zichzelf interessant is. Door filosofie te gebruiken als instrument bereikt men niet waar het toch over moet gaan, nl. inhoudelijk correct filosoferen. Dit “misbruik” van de filosofie loopt overigens parallel met het “misbruik” van onderwijs tegenwoordig, nl. men ziet onderwijs als een middel om competenties op te doen waarmee men dan maximaal winst kan nastreven in de concurrentiestrijd op de (arbeids)markt, en niet meer als een middel om jongeren in te leiden in zaken die op zich interessant zijn (bv. cultuur, waaronder ook filosofie valt). Dit roept uiteraard de vraag op wat de rol van filosofie dan wel moet of kan zijn. De Dijn vermeldde hoe filosofie een rol kan spelen in de interdisciplinariteit (de interactie tussen verschillende domeinen), maar verduidelijkte vooral 2 andere functies: 1) de verwondering die aan de basis ligt van filosoferen (en wetenschappelijk denken), maar verbroken wordt door de theorie die dank zij het filosoferen ontwikkeld wordt, moet na de theorievorming opnieuw terug gevonden worden; filosofie kan ons leren opnieuw gevoelig te worden voor het mysterieuze: weten hoe de wereld in elkaar zit en toch nog het mysterie ervan vatten (een voorbeeld kan je vinden in het 5 e deel van de Ethica van Spinoza, over wie De Dijn recent het boek schreef Spinoza, de doornen en de roos). Op die manier kan filosofie enigszins waar maken wat zeker ook een reden is voor de verhoogde belangstelling voor filosofie: een alternatief bieden voor de verdwenen religieuze zingeving (maar deze bijdrage van de filosofie blijft beperkt: als theoretische bezigheid mag je van de filosofie weinig verwachten op het vlak van de bevrediging van wensen). 2) filosofie kan leiden tot écht kritisch denken: je niet laten leiden door wat “men” denkt of door wat de wetenschap verkondigt, maar de evidenties van onze cultuur nú in vraag stellen. Belangrijk hierbij is het inzicht (vooral geformuleerd door David Hume, de andere favoriete filosoof van De Dijn) dat je uit wetenschappelijke feiten nooit morele regels kan afleiden. Uit het juiste feit dat er steeds meer diversiteit komt in de wereld volgt niet dat we toleranter moeten worden. Wetenschap kan je ethisch denken wel beïnvloeden, maar wat die invloed juist zal zijn, volgt niet uit de wetenschap zelf. De consequenties van een wetenschappelijk feit moeten bepaald worden door het ethisch denken. Paul Gordyn