donderdag, 07 maart 2013 Leerlingen in de ‘filosofieklas’ luisteren naar docent Joost Cellissen. foto Maartje van Berkel Denkeen moe Denken moet durven et je dur Filosofie is ‘in’. Denkers vullen columns in kranten en bladen. Steeds meer jongeren kiezen filosofie als eindexamenvak. Verslaggever en ‘vrijetijdsdenker’ Geertjan Claessens ging op zoek naar het antwoord op de vraag waarom filosofie zo populair is. M ijn fascinatie begon bij Bas Haring. In zijn tv-programma Stof behandelde deze jonge denker op speelse wijze thema’s als ‘waarom schieten we zwervers niet dood?’ of ‘waarom mag je niet masturberen in de trein?’ Hij plaatste vraagtekens waar anderen graag uitroeptekens zetten. Ondergroef zekerheden en zette mij daardoor aan tot denken over dingen die ik dacht te weten. Dat gebeurt ook volop in de socratische gespreksgroep in Sittard waar ik met een tiental anderen maandelijks aan deelneem. Aan de hand van eigen ervaringen hebben we gesprekken over vanalles: de zin van het leven, normen en waarden en andere, alledaagse thema’s. Bijvoorbeeld over die zwerver die me elke dag vriendelijk begroet bij de supermarkt: waarom voel ik me schuldig als ik hem niets geef? Eén ding staat van tevoren vast: het antwoord op onze vragen zullen we niet vinden. Want zoals Boudewijn de Groot al zong: je kunt niets zeker weten. En alles gaat voorbij. (Maar ik geloof). De scepticus zal zeggen: ‘Geloven? Dat doe je maar in de kerk! Wat is de zin van nadenken over een vraag zonder ooit te weten wat het antwoord is?’ Toch is dat juist waar het bij filosoferen om gaat: zekerheden loslaten, twijfel toestaan. Overigens: er wordt geregeld gelachen bij een socratisch gesprek. Want denken is niet alleen een serieuze zaak. Relativering en humor zijn belangrijke ingrediënten. Natuurlijk kun je antwoorden op grote vragen uit boeken halen. Maar het is veel spannender om ze zelf te ‘verzinnen’. Denken is voor mensen die dur- ven, niet voor diegenen die alles zeker denken te weten. Kinderen vragen om de haverklap waarom, maar het lijkt of die elementaire nieuwsgierigheid bij veel volwassenen is verdwenen. Gelukkig heb ik als verslaggever altijd een goed alibi om de waarom-vraag te kunnen stellen. Praten zonder je eigen gelijk te willen halen, is wel degelijk ergens goed voor. Gespreksleider Jos Mevis van bureau Queresta past die werkwijze ook toe bij bedrijven en instellingen. Zo worden problemen bespreekbaar en wordt er ook vaak een oplossing voor gevonden. Mevis: „Soms denk ik dat het socratisch gesprek voor politici verplichte kost zou moeten zijn. Dan zouden de debatten in de Tweede Kamer véél meer inhoud hebben.” Filosoferen is niet alleen ‘zweverig’, maar kan een concreet doel dienen. Dat is ook de ervaring van Jos Kesters, ‘kroegbaas’ en gespreksleider bij het maandelijks Socratisch Café in Meerssen. „Filosofie staat aan de basis van veel beslissingen, ook zakelijk. Vaak komt het antwoord op schijnbaar moeilijke vragen als van- zelf. Het is zoals met genieten van een film of een stuk muziek. Daarin gaat het ook niet alleen om de ontknoping. Bij een socratisch gesprek gaat het erom dat je de hele tijd geboeid wordt door je eigen gedachten, en die van anderen.” Als ‘vrijetijdsdenker’ ben ik een laatbloeier. Tegenwoordig kun je opgroeien met filosofie. Het vak wordt aangeboden vanaf de basisschool. Het is in trek: het aantal havisten en vwo’ers dat filosofie als eindexamen kiest, steeg de afgelopen jaren van rond de 3500 naar ruim 4000. Om te ervaren hoe jongeren wijsbegeerte tot zich nemen ga ik terug naar de schoolbanken. Naar Joost Cellissen, die een vwo-klasje van scholengemeenschap Sint Ursula in Horn wegwijs moet maken in de wijsbegeerte en dat blijkbaar zo goed doet dat hij in 2005 door deze krant is uitgeroepen tot Hipste Docent. Een tiental leerlingen druppelt de klas binnen en keuvelt nog wat. Maar als Cellissen het woord neemt, is het gedaan met de pret. Maar niet helemaal: om te illustreren dat de mens ‘de wereld in geworpen wordt en zich daar maar mee moet zien te verhouden’ verwijst hij naar de vaste openingsscène van Mister Bean, waarin Rowan Atkinson het beeld in valt en daarna zoekend rond begint te lopen. In sneltreinvaart komen namen en stellingen van denkers langs. Ik klapper met de oren, maar de leerlingen kijken alsof ze het allemaal snappen. Toch blijkt dat na enig doorvragen niet altijd het geval. Het gesprek gaat over de lesstof, er is slechts sporadisch inhoudelijke discussie. Uit ervaring weet ik hoe leuk en leerzaam het kan zijn om je eigen gedachten te scherpen aan de meningen van anderen. Ik sta geregeld stil bij de vraag: wat is nou écht belangrijk? Probeer me ook niet te laten leiden door hypes. Dan wordt filosoferen een genoegen. Al wordt dat genoegen je soms ontzegd door puristen die vinden dat je niet mee kunt praten over filosofie voordat je de verzamelde werken van Plato, Kant, Nietzsche, Hegel en/of Wittgenstein hebt doorwrocht. Die manier van denken schept afstand: alsof wijsbegeerte iets is dat je tot je neemt in plaats van zelf doet. Alsof denken niet gewoon leuk kan zijn. Govert Derix is een purist, wars van filosofie als vermaak. De Maastrichtse filosoof, publicist en columnist voor deze krant bekijkt de popularisering van zijn vak met gemengde gevoelens. Hij is wars van wat hij ‘filotainment’ noemt. Filosofie moet de maatschappij een spiegel voorhouden, stelt hij. Kun je het zo simpel maken dat je geen afbreuk doet aan de waarheid? „Voordat je het weet, wordt filosofie het nieuwe opium voor het volk, zoals spiritualiteit. Zolang iedereen bezig is met de eigen verlichting kom je niet toe aan kritisch denken.”