Lokale netwerken kinderarmoede Onderzoek INCh: Integrated Networks to combat Child poverty Peter Raeymaeckers Caroline Vermeiren Dorien Van Haute Vandaag 1. INCh-onderzoek 2. Focus op samenwerking: dilemma’s 3. Focus op kwaliteit van de dienstverlening & het perspectief van gezinnen 4. Stem uit het veld: Margot Van Dijck (Boempetat! Boom) 5. Discussie INCh • Samenwerkingsverband tussen UA, UGent en ULg • Onderzoek naar lokale interorganisationele netwerken die worden opgericht met het oog op de bestrijding van kinderarmoede • 20 netwerken in België: 8 in Wallonië, 8 in Vlaanderen, 4 in Brussel • Vanuit Universiteit Antwerpen en Université de Liège: • Focus op netwerkvorming, netwerkcoördinatie en samenwerking • Vanuit Universiteit Gent: • Focus op percepties van gezinnen in armoede, beleidsmakers en sociaal werkers Netwerken en kinderarmoede • Steeds meer bewustwording omtrent kinderarmoede • Vertaalt zich in toename van de beschikbare middelen om hierop in te zetten • (kinder)armoede is een multidimensioneel probleem Wicked problems Netwerken! • Netwerk = een groep van drie of meer hulpverleningsorganisaties die een meerwaarde creëren voor een gemeenschap op een manier die niet verwezenlijkt zou kunnen worden op een ongecoördineerde manier door gefragmenteerde en autonome organisaties. Maar… • Samenwerking in interorganisationele netwerken blijkt niet vanzelfsprekend te zijn • 2 redenen: o o • Complexe problemen complexe antwoorden Problematisch karakter van netwerken Uit zich als volgt: o o Problemen Dilemma’s Dilemma’s • Dilemma: situatie waarbij elke mogelijke beslissing ook nadelen met zich meebrengt. • Ondanks succesvolle of geïntegreerde samenwerking • Nood aan een duidelijk overzicht o Organisationele dilemma’s (als gevolg van interorganisationele samenwerking) o Professionele dilemma’s (als gevolg van interprofessionele samenwerking) • Maar opdeling is noch een strikte tweedeling, noch exhaustief Interorganisationele netwerken: dilemma’s Organisationele dilemma’s Professionele dilemma’s Loyaliteitsdilemma Identiteitsdilemma Verantwoordelijkheidsdilemma Kennisdilemma Leerdilemma Roldilemma Cultuurdilemma Controle/machtsdilemma Loyaliteitsdilemma • Loyaliteit ten aanzien van de eigen organisatie <-> loyaliteit ten aanzien van het netwerk • Spanningsveld tussen deze twee niveaus • Maar geen eenduidig verband! Identificatie met eigen organisatie <-> identificatie met netwerk • Mediërende factoren o fysieke nabijheid o ‘rijke’ communicatiemedia Verantwoordelijkheidsdilemma • Individuele organisaties: verantwoordelijkheid duidelijker afgelijnd <-> Netwerk: minder duidelijke verdeling • Afname van het gevoel van verantwoordelijkheid: ‘iemand anders neemt de verantwoordelijkheid wel op’ • Rol van de centrale coördinatie? Cultuurdilemma • De organisatiecultuur: eigen normen, waarden, visies op hulpverlening en praktijken, mens- en wereldbeeld, … • Maar toch eis van naadloze dienstverlening • Mogelijke oplossing: The Third Space o o o Culturen evolueren constant Bij contact tussen culturen ontstaat mogelijk een nieuwe cultuur Unitaire en coherente nieuwe cultuur <-> Cultuur die verschillen incorporeert Interorganisationele netwerken: dilemma’s Organisationele dilemma’s Professionele dilemma’s Loyaliteitsdilemma Identiteitsdilemma Verantwoordelijkheidsdilemma Kennisdilemma Leerdilemma Roldilemma Cultuurdilemma Controle/machtsdilemma Identiteitsdilemma • • • • Men bouwt een professionele identiteit op: eigen praktijken, verklaringsmodellen en overtuigingen. Deze professionele identiteit is in se iets waardevols MAAR: kan samenwerking bemoeilijken. Professionele kennis spanning met bredere kennis waarover men beschikt hybride professional delen van expertise kan identiteit bedreigen Kennisdilemma • • Bij samenwerking wordt kennis uitgewisseld Onder deze kennis valt zowel o o • • Expliciete kennis: concrete, bevattelijke kennis, formeel uitgedrukt, via opleidingen of formeel onder professionals Impliciete kennis: ontastbare, vaak onbewuste kennis, wordt vaak onbewust of informeel uitgewisseld. Komt vaak neer op dagelijkse praktijken en vanzelfsprekendheden. Expliciete kennis is ‘eenvoudiger’ door te geven. Impliciete kennis kan kloof tussen hulpverleners creëren Controle/machtsdilemma CONTROLE • Bij besluitvorming dient met verschillende praktijken en kenniskaders rekening gehouden te worden • Anders: genegeerd of ondergewaardeerd • Er dient een goede controle balans te bestaan MACHT • Machtsverhoudingen in eigen organisatie <-> machtsverhoudingen in het netwerk • Machtsverworvenheden en autonomie afstaan? • Nood aan een goede balans tussen afhankelijkheid en autonomie Interorganisationele netwerken: dilemma’s Organisationele dilemma’s Professionele dilemma’s Loyaliteitsdilemma Identiteitsdilemma Verantwoordelijkheidsdilemma Kennisdilemma Leerdilemma Roldilemma Cultuurdilemma Controle/machtsdilemma En verder? • • • De coördinerende actor? Verbinding tussen sociaal werk en management Verband tussen de rol van de coördinerende actor en dilemma’s die hulpverleners ervaren • Hoe kan de coördinator omgaan met de dilemma’s die sociaal werkers ervaren? Hoe gaat de coördinator in werkelijkheid om met deze dilemma’s? Welke rol kan een coördinator best opnemen in verband met deze dilemma’s? • • Kwaliteit van de dienstverlening • Integratie en netwerkvorming: verschillende invullingen, vormen en nuances. Hoe geven lokale actoren hier zelf vorm aan? - Mate van samenwerking? Op welke niveaus? (in visie, strategie, acties, dienstverlening,…) Met welke actoren/sectoren? Welke acties, prioriteiten? … in relatie tot kinderarmoede • De manier waarop het netwerk vorm krijgt en ingevuld wordt heeft een invloed op de betrokken ouders en kinderen. Kwaliteit van de dienstverlening • Effectiviteit en efficiëntie Bestuurlijk, organisatorisch niveau • Kwaliteit Interpretatie vanuit het perspectief van gezinnen in armoede Kwaliteit refereert naar de mate waarin de dienstverlening als responsief en ondersteunend ervaren wordt. Nadruk op het gezin: => Noden van het kind én noden van de ouders. => Sociale grondrechten zijn interafhankelijk. Een structureel en geïntegreerd beleid over verschillende domeinen heen is noodzakelijk. Kwaliteit van de dienstverlening Kwaliteit nagaan aan de hand van de 5 B’s (Roose & De Bie, 2003) - Beschikbaarheid Bereikbaarheid (toegankelijkheid) Betaalbaarheid Bruikbaarheid Begrijpbaarheid Perspectief van de gebruiker • Bieden netwerken en meer samenwerking op lokaal niveau een betere dienstverlening? => Wat kwalitatieve dienstverlening is kan enkel geconstrueerd worden in dialoog met de gezinnen • Grotere lokale regierol om beter te kunnen afstemmen op lokale noden. => Zijn de noden en bezorgdheden van gezinnen (in armoede), van zowel de kinderen als van hun ouders gekend? • Uitputten van bottom-up signalen Enkele reflecties • Streven naar continuïteit: Overheen setting: Overgangen en transities tussen organisaties vlot laten verlopen en deze ondersteunen (Zowel de verlaten als de ontvangende organisatie) Overheen tijd: “Voor je gezinsproblemen zou je een voldoende lange tijd een beroep moeten kunnen doen op de diensten.” (BMLIK vzw, 2004) • Informatie-uitwisseling: => Beroepsgeheim als barrière en als bescherming => Transparantie in communicatie en uitwisseling => Recht van cliënt om eigen verhaal te brengen Enkele reflecties • Monitoring en controle versus afstand en vrijblijvendheid “Wij willen zonder schrik voor directe maatregelen naar diensten kunnen toestappen.” (BMLIK vzw, 2004) • Gedeelde visie en doelstellingen = gedeeld engagement en gedeelde verantwoordelijkheid? -> naar partners toe -> naar gezinnen toe • Vatten van complexiteit Stellingen - Als sociaal werkers van verschillende organisaties goed kunnen samenwerken, dan leidt dit automatisch tot een betere hulpverlening voor de gezinnen in armoede. - Sommige dilemma’s zullen een grotere impact hebben op de kwaliteit van de hulpverlening (en dus op gezinnen in armoede) dan andere. - Een lokale en centrale regierol is nodig om het aanbod af te kunnen stemmen op de lokale noden.