SPELLING HOOFDSTUK 1: Spelling is voor veel kinderen een moeizame weg. Als je een taal moet vastleggen moet je eerst in klanken woorden ontdekken en dan vastleggen welke klanken je in een woord hoort. pictografisch schriftsysteem = alleroudste manier om woorden weer te geven d.m.v. tekeningen en afbeeldingen. Voordeel is dat het simpel is. (Wij kennen dat nu nog in verkeersborden). Pictografisch schriftsysteem is makkelijk voor het weergeven van concrete dingen, maar minder voor abstracte dingen. Logografisch schriftsysteem = elk plaatje staat voor 1 woord. Het word systematisch weergegeven. Alle woorden en voor/achtervoegsels krijgen aparte symbolen. Bijv. chinese schriftsysteem. Daarmee kun je ook abstracte dingen weergeven. Omstreeks 1000 v. Chr. ontdekten Feniciers dat je alle woorden kunt ontleden in klanken. 1 teken voor 1 klank, leidde tot ons alfabet. Alleen medeklinkers deden zij. Grieken ook klinkers. Alfabetisch schriftsysteem = taal wordt weergegeven door afzonderlijke spraakklanken van een woord noteren. Foneem: spraakklank die betekenisverschil tussen klankgroepen veroorzaakt. Alle klinkers/medeklinkers en combinaties van klinkers. Grafemen: tekens waarmee wij fonemen weergeven en alle lettercombinaties. Voor kinderen is het moeilijk te herkennen wat fonemen zijn en wat de spraakklank is. Nederlands heeft 34 fonemen en maar 24 letters. Opgelost door combinaties te maken, ui, eu. Ook heeft het letters die niet 1 foneem aangeven, c,s,k, Eerst kende het nederlands alleen aa, en nu ook aa & a. Al deze inconsequenties zorgen ervoor dat het voor basisschoolkids moeilijk is om onder de knie te krijgen. Toch is het voordeel dat nederlands maar 34 fonemen kent, (chinees 4000 karakters). 1.2 De hoofdregels van onze spelling staat in Woordenlijst Ned. taal. (Groene boekjes) Het fonologisch principe – zie hieronder. Beginsel van de standaarduitspraak/fonoligisch principe = elk foneem wordt door een apart grafeem weergegeven. Maar elk grafeem mag maar voor een en hetzelfde foneem staan. Klankzuiver = Als foneem en grafeem overeenkomen. De uitzonderingen van het fonologisch principe zijn niet altijd willekeurig. Paard wordt met ‘d’ geschreven omdat hetzelfde woord in paardenstal wordt geschreven met een ‘d’. Morfologisch principe/beginsel van de vormovereenkomst = bij spelling uitgaan van de vorm van woorden, niet de klank. Morfemen = woorden opgebouwd ui kleine elementen die elk een eigen betekenis hebben bijv. on-wijs Morfologisch principe: 2 regels: Regel van de gelijkvormigheid – we schrijven een woord of voor/achtervoegsels op dezelfde manier schrijven. web/webben. ont-trekken regel van de overeenkomst – opbouw van een woord in de spelling duidelijk wordt. grootte klinkt hetzelfde als grote. stationsstraat omdat het ook is stationsgebouw. Een syllabe is een klankgroep, een gedeelte van een woord. Verschil met morfemen = morfemen hebben betekenis, syllabe niet. Syllabe = loo-pun en niet loop-un. Dit is dus ook wat anders dan een lettergreep. Syllabe heeft 2 regels: (zorgen voor de meeste spellingsfouten bij kids) verdubbeling – klankstuk eindigt op korte klank a,e,o,u, dan wordt de daaropvolgende medeklinker verdubbeld. ko-ffer en niet kofer. 1. verenkeling - als een klankstuk eindigt op een lange klank schrijven we maar 1 letter. raa- men = ramen. uitzonderingen zijn: zee/mee. omdat het anders me/ze wordt. Het emytologisch principe: de herkomst van het woord is bepalend voor de schrijfwijze of spraakklank. Hij/Hei Ook leenwoorden van hieronder. Bij emytologisch principe geldt dat je vanuit de betekenis van een woord tot de spelling komt. 1.3 Spellingvereenvoudiging Er is veel gediscussierd over spellingsvereenvoudiging, namelijk om weer fonologisch te gaan spellen. Dat maakt het makkelijker. Alle voor en tegenargumenten hebben te maken met: Leerbaarheid van de spelling – veel fouten liggen in de verenkelings en verdubbelingsregel. Maar die worden door vereenv. spelling niet weggenomen. bruikbaarheid van de spelling – door de spelling hebben wij een visuele voorstelling, ijs is… eis is… het wordt moeilijker om te kijken wat je bedoelt als je ijs en eis als ijs schrijft. sociale aanvaardbaarheid van de spelling – kost veel geld om spelling te vereenvoudigen. Het is al vereenvoudigd. Het semantische is verwijderd. Bijv. boekenkast omdat je er meer dan 1 boek in zet. Nu is het dat boekenkast om dat boeken op –en eindigt. SPELLING HOOFDSTUK 2 De schrijfwijze is niet op een puur visuele manier in ons geheugen opgeslagen. Versmeltingstheorie van Ehri = info over een woord ligt in ons mentale lexicon opgeslagen: 1. Akoestische identiteit = een woord heeft een akoustische identiteit = de wijze waarop een woord klinkt. sommige hebben dezelfde akoestische identiteit (licht/ligt). Als het akoestisch kenmerk van een woord verkeerd is opgeslagen leidt dat tot foutieve spelling. 2. articulatorische identiteit = hoe je het moet uitspreken. Akoestisch en articulatorisch worden vaak onder 1 noemer gebracht: fonologische identiteit 3. Morfologische identiteit = hoe opgebouwd en voor en achtervoegsels. 4. Semantische identiteit = betekenis van woord. Als je de betekenis weet, weet je of je wij of wei moet schrijven. 5. Syntactische identiteit = zinsbouw, werkwoordspelling. 6. Orthografische identiteit = spelling Voordat het kind kan lezen en schrijven heeft het zich deze 6 punten eigengemaakt. Deze 6 kenmerken zijn nauw verbonden. Spelling is niet alleen spelling. Nee, het roept al deze 6 punten op. Daarom moet er bij spelling ook aan alle 6 punten gewerkt worden. Daardoor blijft de spelling beter in het geheugen. Spellingsstrategieen: manier om tot juiste schrijfwijze te komen. Directe spellingsstrategie = automatisch spellen = eindpunt van het leerproces. Ondirecte spellingstrategie: kind past bepaalde denkhandeling toe. 1. Fonologische strategie: opsplitsen in klanken(groepen) en dan bijbehorende letters schrijven. elementaire spellinghandeling = woord wordt geanalyseerd in spraakklanken of fonemen. Klankclusterstrategie = woord wordt geanalyseerd in klankgroepen. er zijn in het nederlands bepaalde klankgroepen die altijd door dezelfde lettercombinatie worden weergegeven. aai, ooi, oei, uw, eeuw, ieuw, eer, oor, eur, nk = deze spraakklanken vormen een eenheid. De elementaire spellingshandeling is het spiegelbeeld van de elementaire leeshandeling. 2. Woordbeeldstrategie/visuele strategie = Als we een woord correct schrijven door een beroep te doen op ons woordgeheugen gebruiken we de woordbeeldstrategie. we maken gebruik van kenmerken van het woord. Wanneer is de woordbeeldstrategie vooral bruikbaar? Bij: leenwoorden klanken die op verschillende manieren kunnen worden weergegeven (ou/au) 3. Regelstrategie = Als je tijdens het spellen een spellingregel toepast. Geldt op niet-klankzuivere woorden. Het moeilijke is dat er behalve de fonologische regel er een heleboel andere kleine regels zijn. Eerst moeten ze doorhebben dat voor het woord een spellingregel geldt, en dan moeten ze het toepassen. De basis voor de regelstrategie is altijd het gesproken woord. Je kunt de regelstrategie zo formuleren: hoor je x in situatie y dan schrijf je z. 4. analogiestrategie = woorden schrijven op grond van zelf ontdekte regelmaat in de spelling. Dat is op grond van al aanwezige kennis. dromen/bomen = met 1 ‘o’. Je maakt altijd een vergelijking bij deze strategie op: overeenkomsten in klankvorm overeenkomsten in betekenis Maar deze moet natuurlijk wel goed zijn. 5. Hulpstrategie = zijn persoonlijk. Niet geleerd volgens het wetmatigheid in Nederlandse spelling. Dit kunnen ezelsbruggetjes zijn. 2.3 Gebruik van spellingstrategieen: Voor een woord kan je verschillende spellingstrategieen gebruiken. Bijv. het woord ‘bomen’. analogiestrategie: bomen lijkt op dromen = 1 ‘o’. verenkelingsregel: boomun = open lettergreep met een lange klank = 1 ‘o’. Welke strategie iemand gebruikt is afhankelijk van: ervaring soort onderwijs dat hij gehad heeft. Beginnende spellers gebruiken vaak elementaire spellinghandeling. Kinderen die zichzelf hebben leren lezen hebben hier moeite mee en kunnen moeilijk een woord in fonemen analyseren. Gevorderde spellers gebruiken de woordgeheugenstrategie. 2.4 Aanleren van spellingstrategieen. Men heeft veel aandacht voor het aanleren van spellingstrategieen. Bijv. in deze methodes: - Taalverhaal Taal op maat Zin in taal Spelling in beeld Taaljournaal Weetwoorden: woorden volgens de woordbeeldstrategie Luisterwoorden: woorden leren volgens de elementaire spellinghandeling regelwoorden: woorden aangeleerd volgens de regelstrategie SPELLING HOOFDSTUK 4: Voor het bepalen van de leerstof voor het spellingonderwijs worden deze criteria gebruikt: 1. De frequentie van woorden 2. De moeilijkheid van woorden. Er is een lijst met 100 vaak misgespelde woorden, die toch handig zijn om te weten. 3. Indeling in spellingcategorieen. Een spellincatergorie is een groep met dezelfde spellingmoeilijkheid. 4.2 Woordfrequentie als uitgangspunt voor spellingonderwijs. Het aanleren van de schrijfwijze van een beperkte en zorgvuldige geselecteerde groep woorden heeft een aantal voordelen: - het is voor kids gemakkelijker spellingsregels te hanteren als ze deze grondig hebben leren toepassen op een klein aantal voorbeelden. door het geringe aantal woorden beter mogelijk om individuele fouten te behandelen en hoeft de leerkracht minder tijd te besteden aan het spellingonderwijs. 4.3 Spellingcatergorieen als uitgangspunt voor spellingonderwijs. Wat zijn de cirteria om tot een indeling in spellingcategorieen te komen? de spellingstrategie die kids moeten hanteren de mate waarin een beroep op de spellingvoorwaarden wordt gedaan. afwijkende schrijfwijze van klanken opbouw van een woord de hoeveelheid woorden Indeling in alle klankzuivere woorden is moeilijk. Denk bijv. aan worst en hok = worst is moeilijker vanwege 3 medeklinkers achter elkaar. Een voorbeeld voor de indeling in spellingcategorieen is te vinden in methode Taaltijd, waarbij woorden onderverdeeld zijn in 3 hoofdgroepen A. B. C. eenlettergrepige woorden luisterwoorden luisterwoorden met bijzondere klankgroepen weetwoorden regelwoorden Meerlettergrepige woorden regelwoorden waarbij je moet letten op woorden in een woord regelwoorden waarbij je moet letten op achtervoegsels regelwoorden waarbij je moet letten op voorvoegsels regelwoorden waarbij je moet letten op klankgroepen weetwoorden met vreemde letters woorden met afspraken over hoofdlettergebruik en interpunctie. Voordelen van spellingcategorieen: - als een categorie per les behandeld word kunnen de leerlingen gerichter oefenen. spellingcategorieen structuren de lesstof voor leerlingen met spellingproblemen. Zo krijgen ze sneller inzicht in het spellingsysteem. Spellingcategorieen in het onderwijs: Spellingcategorieen zijn als hulpmiddel voor de leerkracht. De volgorde waarin de verschillende categorieën worden aangeleerd zijn: - eerst klankzuivere woorden, daarna niet-klankzuivere eerst eenlettergrepige, dan meerlettergrepige eerst woorden met een spellingregel, daarna met meer regels. eerst frequente, daarna minder frequente woorden Ook kinderen hebben steun aan spellingcategorieen. Bijvoorbeeld met spellingkaarten die in de klas hangen. 4.5 Doelstellingen van het spellingonderwijs: De leerlingen kennen: - regels voor het spellen van werkwoorden regels voor het spellen van andere woorden regels voor het gebruik van leestekens. Over correct spellen wordt alleen geschreven in het domein ‘schrijven’. Het hoort bij het verzorgen van een tekst. Daarbij maakt men onderscheid in: - functionele taalactiviteiten = taal fungeert als communicatiemiddel, bijv. verslag schrijven ondersteunende taalactiviteiten = om de taalvaardigheid te vergroten. bijv. opbouw en indeling verslag. Spelling kan zowel functioneel als ondersteunend zijn. Spellingonderwijs zou eigenlijk moeten geïntegreerd worden in het taalonderwijs/stelonderwijs. Door bijv. teksten te lezen en schrijven. De kinderen moeten de vaardigheden geleerd in spellingonderwijs kunnen toepassen in functionele situaties. Concrete doelen zijn: - de kids kunnen foutloos –lijk- schrijven ook al horen ze –lukde kids kunnen woorden met d- op het eind foutloos schrijven m.b.v. de verlengingsregel Sommige voorwaardelijke vaardigheden die de kinderen moeten kunnen beheersen bij de verlengingsregel: - woorden die uit meer klankgroepen bestaan verdelen in klankgroepen Ze kunnen in een klankgroep een lange klank herkennen Ze kunnen woorden met verenkelingsregel foutloos schrijven door toepassing van de regelstrategie In de formulering van een doelstelling voor een spellingles neem je op: - de spellingcategorie de spellingstrategie de voorwaardelijke vaardigheden 4.6 Functioneel spellingonderwijs: Het doel van spellingonderwijs = leerlingen in staat zijn spelling als functionele taalactiviteit hanteren. Het is moeilijk om in een spellingmethode spelling als functionele activiteit vorm te geven want een methode kan niet echt zorgen voor communicatieve situaties. Communicatieve situaties maken het functioneel. Een paar mogelijkheden om het functioneel te maken zijn: 1. woorden aanbieden in zinvolle contexten 2. woorden laten verwerken in schrijfopdrachten 3. integratie met technisch lezen 4. functionele schrijfopdrachten geven waarbij het belang van correct spellen voor leerlingen duidelijk is. (teksten laten schrijven) Spelling hoofdstuk 7 Toetsing en evaluatie - - - - Gaat bij nakijken niet om het vaststellen van goed/ fout maar analyseren waarom een bepaalde spelfout gemaakt is. Daardoor kun je de juiste spellingsstrategie aanleren. Goede spellingstoets bestaat is: o Valide: Alleen de spellingsvaardigheden worden getoetst. Er zijn dus luisterwoorden, regelwoorden en voorbeeldwoorden: door de juiste spellingsstrategie schrijf je het goed. (Bij weetwoorden moet het woord eerst geoefend zijn) o Objectief: Weinig misverstand over interpretatie van het dictee. Woord is goed of fout. Signaaldictee: (/instapdictee) gebuikt om vast te stellen welke spellingscategorieën het kind beheerst. Alle fouten worden meegerekend. Controledictee: Gaat na of leerling specifieke spellingscategorieën beheerst. Alleen categorieën die je toets worden beoordeeld. o Betrouwbaar: Eigenlijk nooit een probleem. Wordt altijd na een week oefenen getoetst. Eigen teksten worden eigenlijk nooit gebruikt om spellingvaardigheid te toetsen. Zou wel moeten, want het doel van de spellingslessen is dat je ook die teksten foutloos kunt schrijven. In lagere klassen nog lastig omdat het schrijven van de tekst zelf al lastig is. Maar in de hoogste groepen zou echt de spelling bij de controle van teksten betrokken moeten worden. PI-dictee: o Toets bestaat uit 135 zelfstandig naamwoorden die in 9 blokken zijn verdeeld. In elk blok komt de leerstof naar voren die in dat jaar geleerd worden. o Een blok is verdeeld in categorieën die oplopen in niveau. o Met nakijken maak je eerst een kwantitatieve analyse: hoeveel woorden zijn goed geschreven. Dit wordt gekoppeld aan een percentielscore: hoeveel procent lager scoorde dan jouw leerling. o Daarna maak je kwalitatieve analyse: je kijkt naar beheersing van spellingscategorieën: in welke categorie hoort deze fout? Ook let je op de snelheid van de leerling, het wel/niet verbeteren van woorden, het uitspreken van woorden door de leerling, en het vragen om herhaling van het woord. o Afname van de toets; je toets net zolang door totdat de leerling teveel fouten maakt. Cito LOVS Spelling: Deze toets bestaat uit twee delen. Het algemene deel is voor alle kinderen in de klas hetzelfde. Aan de hand van de resultaten van dat deel worden de kinderen in twee groepen ingedeeld. Zij krijgen een toets op hun eigen niveau. 7.2 Analyseren van spelfouten Taakanalyse:(Kwantitatieve analyse) Kijken welke spellingscategorieën de kinderen moeten beheersen en wat ze daar in de toets van terecht brengen. Oorzaak spellingsproblemen wordt gezocht in de moeilijkheid van de spellingstoets. Procesanalyse: (kwalitatieve analyse) vanuit de leerling-kenmerkend op zoek naar de oorzaak van spellingsproblemen. Instructieanalyse: (kwalitatieve analyse) Kijken of de instructie de oorzaak van spellingsproblemen is geweest. Foutenanalyse: schema waarin de gemaakte fouten worden weergegeven. 1. Vaststellen fouten 2. Registreren fouten (categoriefout/ andere fout) 3. Analyseren van fouten ( klassikaal/ individueel, soort fout, procesanalyse/instructieanalyse) 4. Remediëring (is door foutenanalyse gericht) Hoofdcategorieën spellingfouten: 1. Oriëntatiefouten: onvoldoende visuele/ auditieve oriëntatie op structuur (b/d, aa/a, s/z, melk/ meluk, n/m) 2. Regelfouten: onjuist toepassen van spellingsregel 3. Fonetische fouten: kind spelt op gehoor (sjoofeur voor chauffeur) 4. Materiaalfouten: identieke klanken die verschillend worden geschreven (ch/g) 5. Niet nader te analyseren fouten: valt niet onder een van de andere categorieën) - - Door te kijken in welke categorie een fout valt, kun je gerichter hulp aanbieden. (bijvoorbeeld beter laten luisteren) Je kunt fouten ook categoriseren vanuit de spellingsstrategie die de leerling zou moeten gebruiken. Zo maak je een duidelijke koppeling naar de didactiek. Schrijffout: door een slordig handschrift schrijft een kind sommige letters verkeerd. Slordigheidfout: Bij controle ontdekt het kind zelf dat het woord fout geschreven is. Spelfout: Kind heeft niet door dat het fout is geschreven . Alleen in dit geval foutenanalyse zinvol. Foutenanalyse is zelden objectief. Je kunt de fouten verkeerd interpreteren. Het is ook vaak niet valide. Je generaliseert fouten te snel .Beter kun je nog andere toetsen afnemen om te kijken of zelfde soort woorden ook fout geschreven worden. Sluit bij de analyse van fouten aan bij de methode. Wanneer er in een methode op een bepaalde vorm meer de nadruk gelegd wordt, moet jij daar ook vanuit gaan. Doorstrepen met nakijken is niet handig: 1. Demotiverend 2. Nadruk op fouten: kan in geheugen geprent worden. Beter foute woord door goede vervangen. Je kunt de kinderen ook zelf na laten kijken. Ze zijn bewust met spelling bezig en het faalgevoel is minder sterk aanwezig.