boekessay Afbraak verzorgingsstaat brengt duurzame sociale averij Fighting Poverty in the us and Europe Alberto Alesina & Edward Glaeser, Oxford University Press, 2004 Growing Public Peter Lindert, Cambridge University Press, 2004 frans kerstholt Parallel aan het debat over de omvang, vorm en houdbaarheid van de Nederlandse verzorgingsstaat loopt een debat over de sociaal-politieke verschillen tussen de Verenigde Staten en WestEuropa. De debatten staan grotendeels los van elkaar1. In Nederland overheerst mijns inziens een bewonderende houding tegenover de prestaties van de Verenigde Staten, ook op sociaaleconomisch vlak. Die bewondering berust zowel op culturele affiniteiten als op waardering voor de mobiliteit, productiviteit en het innovatief vermogen van de vs. Die bewondering voor de Verenigde Staten heeft zijn effect op de richting die de Europese sociale politiek is ingeslagen. Voor wie zich zorgen maakt over deze ontwikkeling is de vraag van belang in welke mate deze denkbeelden Over de auteur Frans Kerstholt is socioloog aan de Universiteit van Tilburg Noten zie pagina 57 steun vinden in degelijk wetenschappelijk onderzoek. In dat kader zal ik Fighting Poverty in the us and Europe (2004) van de Harvard-economen Alberto Alesina en Edward Glaeser en het monumentale Growing Public (2004) van de economisch historicus Peter Lindert bespreken, twee recente Amerikaanse publicaties die uiterst relevant zijn voor de aangeduide problematiek. Op basis van die bevindingen kom ik tot conclusies die van belang kunnen zijn voor de appreciatie van de Nederlandse situatie. 53 u De vergelijking met Europa Alesina en Glaeser laten op basis van pertinente historische en econometrische analyse zien dat Amerika in het verleden een aantal institutionele en culturele kenmerken gekregen heeft die veranderingen al gedurende langere tijd effectief blokkeren. Uit vergelijkend historisch en econometrisch onderzoek blijkt dat Amerika s & d 5 | 20 0 6 S&D5-2006.indd 53 12-05-2006 16:20:30 boekessay 54 Frans Kerstholt over de vs, Europa en de verzorgingsstaat als uitvloeisel van zijn specifieke historische pad slecht scoort op drie belangrijke variabelen die van empirisch gebleken belang zijn voor de kans op politieke vernieuwing en een effectief beleid ter bestrijding van armoede. > Het Amerikaanse kiesstelsel is een meerderheidsstelsel. Dat wil zeggen dat in een ‘district’ de winnaar alle zetels krijgt, dit in tegenstelling tot ons evenredigheidsstelsel. Volgens Alesina en Glaeser bevordert een meerderheidsstelsel de oriëntatie op lokale en regionale belangen. Kwantitatieve analyses ondersteunen die visie ook. Daartegenover staat dat evenredigheidsstelsels, die kenmerkend zijn voor meer ontwikkelde verzorgingsstaten, uitgaven voor universele, bovenregionale programma’s stimuleren. (Alesina en Glaeser, 2004, 81-87) > Amerika kent een federaal (in tegenstelling tot een gecentraliseerd) stelsel. De auteurs constateren, dat de wens om herverdeling van inkomens te beperken een belangrijk motief is geweest voor de decentralisering van de vs in duizenden kleine plaatsen: ‘Obviously, the choice of having a federal system (…) reflects the desire of the politicians at the federal level who understood that delegating spending to the states would keep spending down.’ (Alesina en Glaeser, 2004, 89-90) > Amerika heeft een specifiek en veelgeprezen systeem van checks and balances, waarbij, als het om lange-termijneffecten gaat, het Hooggerechtshof een centrale positie inneemt. Dat systeem is, hoewel dat vaak vergeten wordt, uitdrukkelijk bedoeld om de belangen van welgestelde eigenaars te beschermen. Het heeft feitelijk op die manier gefunctioneerd en doet dat nog steeds. Het Amerikaanse Hooggerechtshof is machtiger dan welke zusterinstelling dan ook. Zijn macht gaat terug naar de eerste helft van de 19e eeuw. Sindsdien heeft het zijn onafhankelijke positie meestal gebruikt om grote veranderingen in de Amerikaanse verhoudingen te beperken. Aangezien er geen legale verplichting bestaat om deze lijn te volgen, is een preciezere formulering, dat het Hooggerechtshof de politieke machtsverhoudingen op federaal niveau weerspiegelt, zoals die over een wat langere periode ‘gemiddeld’ zijn. Deze cumulatie van historische kenmerken maakt dat de vs een weinig vernieuwend politiek stelsel heeft, dat voorts weinig ruimte biedt voor de ontwikkeling van een sterke verzorgingsstaat. Alesina en Glaeser betogen verder dat de genoemde kenmerken bevorderlijk zijn voor een specifieke culturele perceptie van de armen. Armen worden hierin gezien als de veroorzakers van hun armoede. Zij spannen zich niet genoeg in. De auteurs berekenen op basis van de gegevens van de World Values Survey dat 60 procent van de Amerikanen denkt dat armen lui zijn, terwijl slechts 26 procent van de inwoners van de Europese Unie dat geloof huldigt. (Alesina en Glaeser, 2004, 184) Waar armen als de belangrijkste verantwoordelijken voor hun situatie worden gezien, mag men vanzelfsprekend geen actief overheidsbeleid verwachten dat gericht is op de verbetering van hun lot. De bovengenoemde factoren zijn tot dusverre constanten in de geschiedenis van de vs. Daarom is er weinig reden tot optimisme over de sociaal-economische prestaties van de Amerikaanse samenleving2. Op grond van hun econometrische analyses schatten Alesina en Glaeser dat de bovengenoemde factoren een verklaring geven voor ongeveer de helft van het verschil in sociale uitgaven tussen de Europese verzorgingsstaten en de vs. Op grond van econometrische analyses schatten zij dat de andere helft van het verschil verklaard moet worden uit raciale en etnische fragmentatie. Opnieuw gaat het om een meer algemeen geldende, dus niet tot de vs beperkte, negatieve samenhang tussen fragmentatie en de hoogte van sociale uitgaven. De Verenigde Staten scoren ten gevolge van specifieke historische ontwikkelingen ook hier ongelukkig. (Alesina en Glaeser, 133-181) De auteurs suggereren dat deze fragmentatie waarschijnlijk ook het hierboven genoemde culturele kenmerk in de hand heeft gewerkt: van arme mensen, die raciaal en etnisch ‘anders’ zijn is het immers gemakkelijker te geloven dat hun armoede het gevolg is van gebrekkige inspanning. s & d 5 | 20 0 6 S&D5-2006.indd 54 12-05-2006 16:20:30 boekessay Frans Kerstholt over de vs, Europa en de verzorgingsstaat u Historisch en vergelijkend perspectief In zijn Growing Public (2004) onderwerpt de economisch historicus Peter Lindert de politieke condities en de economische betekenis van de verzorgingsstaat aan een welhaast uitputtend onderzoek, opnieuw zowel historisch als econometrisch. De centrale variabele ter verklaring van de omvang van de verzorgingsstaat is de feitelijk uitgeoefende omvang van het kiesrecht: de effectieve mediane kiezer dus. Lindert laat zien dat deze variabele historisch en systematisch verrassend robuust is. Het belangrijkste resultaat van Lindert’s naspeuringen is, dat de verzorgingsstaat zich als een free lunch voordoet. Er is namelijk, ook als men rekening houdt met mogelijke effecten van andere factoren, geen aantoonbare samenhang tussen de hoogte van de sociale uitgaven en de economische groei. Het is daarom onjuist om zonder verdere argumentatie hoge sociale uitgaven aan te wijzen als belemmeringen voor economische groei. Een vergelijkbaar resultaat was al eerder in de vakliteratuur opgedoken. John Freeman liet in zijn Democracy and Markets (1989) zien, dat er geen verband is tussen de grootte van investeringen door staatsbedrijven en economische groei. Zowel een grote staatssector als een kleine kunnen dus samengaan met een hoge of juist lage economische groei. Lindert heeft uitgebreid onderzoek verricht naar de samenhangen en mechanismen die een verklaring kunnen geven voor de verrassende afwezigheid van de algemeen veronderstelde ‘afruil’ tussen de omvang van de verzorgingsstaat en de economische groei. Het onderzoek bestrijkt de afgelopen drie eeuwen en omvat de belangrijkste economieën uit die cruciale periode. De auteur daalt tevens af naar maatschappelijke sectoren als armenzorg, onderwijs, sociale voorzieningen en naar de wisselwerking daarvan met economie en politiek. Hoe verklaart Lindert vervolgens het schijnbare gratis-lunchkarakter van de verzorgingsstaat? Hij voert daar drie verklarende factoren voor op. >De uitgaven voor onderwijs en scholing ¬ die hij op goede gronden ook tot de sociale uitgaven rekent ¬ bevorderen grosso modo economische groei. >De uittreders uit het arbeidsproces zijn gemiddeld minder productieve werknemers. Het daardoor opgetreden verlies aan productiviteit wordt in veel gevallen goed gecompenseerd. >Democratische verzorgingsstaten zoals ­Zweden hebben slimmere belastingsystemen, die vaak lang niet zo progressief zijn als wel gedacht wordt, maar wel de groeisectoren van de economie bevorderen. (Lindert, 2004, Deel 1, 264-295) Deze drie punten maken duidelijk, dat de ‘gratis lunch’ niet automatisch tot stand komt. Er moeten bewust dingen gedaan en nagelaten worden. Niet elk beleid werkt gunstig, harde maatregelen kunnen noodzakelijk zijn. In het zojuist aangehaalde hoofdstuk laat Lindert zien, dat het veelbesproken en ook vaak geroemde actieve arbeidsmarktbeleid nog het minst effectieve instrument in het Zweedse beleidspalet is geweest. u Voorlopige conclusies Eén conclusie lijkt op grond van beide boeken onontkoombaar: de sociaal-politieke keuze gaat tussen twee samenlevingstypen met een zeer vergelijkbare economisch prestatiepotentieel maar met een sterk uiteenlopende sociale ongelijkheid. Dus niet, zoals vaak op gezag van economische deskundigen gedacht wordt3, de keuze tussen enerzijds prestatiesamenlevingen die een hogere economische groei en grotere sociale ongelijkheid zouden vertonen en anderzijds sterk uitgebouwde verzorgingsstaten, die de tegenovergestelde prestatie zouden leveren4. Beide boeken wettigen voorts een pessimisme over de kansen van de vs om welvaart en sociale veiligheid voor een grote meerderheid van haar burgers tot stand te brengen. In de Nederlandse discussie worden de Verenigde Staten vaak als lichtend voorbeeld gebruikt. Men wijst dan heel graag op aantrekkelijk ogende economi- 55 s & d 5 | 20 0 6 S&D5-2006.indd 55 12-05-2006 16:20:30 boekessay Frans Kerstholt over de vs, Europa en de verzorgingsstaat sche groeicijfers. Men vergeet dan doorgaans dat de reële inkomens van de meeste Amerikanen gedurende de afgelopen decennia zijn gedaald. Econoom en columnist Paul Krugman wijst hier al jaren op. Onlangs heeft hij aangegeven waar de revenuen van de economische groei naar toe gaan: ‘It’s going to corporate profits, to rising health care costs and to a surge in the salaries and other compensations of executives. Forbes reports that the combined compensation of the Chief Executives of America’s 500 largest companies rose 54 procent last year.’ (nyt, 26-08-2005) Het gerapporteerde is geen kwestie van een slechte inborst van de bewoners van dat land. Het is een kwestie van een moeilijk te overwinnen ‘institutionele en culturele uitsluiting’. Het is dan ook geen toeval dat niet meer dan twee Amerikaanse presidenten geassocieerd kunnen worden met pogingen om tot op- en uitbouw van verzorgingsstaatarrangementen te komen: Roosevelt (New Deal) en Johnson (Great Society). Het is evenmin toevallig dat de succesvolle afbraak van die verzorgingsstaat al enige decennia gaande is. u 56 Lessen? Valt er voor ons Nederlanders ook een les te leren? Ik denk het wel. De les is mijns inziens dat wij heel voorzichtig moeten zijn met de afbraak van de voorzieningen van de verzorgingsstaat. De ellende die op korte termijn wordt aangericht, is niet gering en ook heel concreet en aanwijsbaar. Op langere termijn dreigen echter eveneens grote verliezen te ontstaan. Nederland heeft op dat vlak een niet echt optimistisch stemmend verleden. Mede ten gevolge van averechts overheidsbeleid, met name het vastklampen aan de Gouden Standaard, heeft de crisis van de jaren dertig in ons land tot grotere averij geleid dan in de meeste andere getroffen landen. De bezuinigingen van de jaren tachtig, die bedoeld heetten om het hoofd te bieden aan een stevige recessie, hebben waarschijnlijk meer schade dan voordeel opgeleverd, omdat de recessie sneller dan verwacht was overgedreven en dat zonder het Nederlandse economische en fi- nanciële beleid ook wel gedaan zou hebben. Ook het huidige zogenaamde hervormingsbeleid heeft dezelfde, nadelige effecten. Alle voorbeelden bevestigen de verwachting die op basis van Lindert’s bevindingen gekoesterd mag worden: dat de eventuele negatieve effecten van overheidsbeleid op de economische groei meestal wel weer wegebben, maar dat de sociale averij echter langdurig of zelfs blijvend zal zijn. Ik vrees echter dat ons land de hierboven gememoreerde ‘traditie’ zal voortzetten. Het zou Nederland namelijk heel goed kunnen ontbreken aan een democratic balance of opinion, een conditie die volgens Lindert beslissend is voor de stabiliteit van de meest succesvolle verzorgingsstaat die wij kennen: de Zweedse. Deze balans zorgt ervoor dat regeringen die, hetzij naar links hetzij naar rechts te ver van dat evenwicht afwijken door de kiezers gecorrigeerd worden.5 (Lindert, 2004, Deel 1, 294-295) Nederlandse regeringen zijn in het verleden echter zelden of nooit afgestraft voor averechtse bezuinigingen en hervormingen. Een andere les valt te trekken uit de door Alesina en Glaeser gedocumenteerde effecten van raciale en etnische fragmentatie. Zo denk ik dat de toegenomen criminalisering in ons land van losers die etnisch anders zijn, mede veroorzaakt wordt door de verhoogde raciale en etnische fragmentatie. De heel plausibele overeenkomst met de vs is, dat wij normafwijkers ¬ voor wie wij ons, omdat zij ‘anders’ zijn, niet echt interesseren ¬ wegstoppen in penitentiaire inrichtingen, waar resocialisatie sluitpost is geworden. Alesina en Glaeser merken in dit verband op: ‘As Europe has become more diverse, Europeans have increasingly been susceptible to exactly the same form of racist, anti-welfare demagogy that worked so well in the United States. We shall see whether the generous European welfare state can really survive in a heterogeneous society.’ (Alesina en Glaeser, 2004, p. 181) Het is daarom uiterst verontrustend, dat al dan niet onder aanroeping van globalisering, individualisering en vergrijzing de afbraak van de verzorgingsstaat en de bevordering van s & d 5 | 20 0 6 S&D5-2006.indd 56 12-05-2006 16:20:30 boekessay Frans Kerstholt over de vs, Europa en de verzorgingsstaat wat eufemistisch ‘eigen verantwoordelijkheid’ genoemd wordt een politiek breed gedragen beleidslijn is. In dit verband wil ik eindigen met mijn favoriete Lindert-citaat: ‘We imagine an experiment in which Country a wisely holds down social spending while Country b raises it to a third of gdp, raising marginal tax rates on both the taxpayers and the recipients. Both the taxpayers and the recipients respond by working less and taking less productive risk, thus lowering gdp.’ En dan het cynische vervolg: ‘The problem with this consensus is that the data refuse to confess that things work out that way’. 6 (Lindert, 2004, Deel I, 29-30) Noten 1 Het debat over globalisering raakt de relevante thema’s maar wordt helaas wat al te sterk door ideologische vooringenomenheden belast. 2 Sommigen erkennen dat de verzorgingsstaat in de Verenigde Staten weliswaar minder uitgebouwd is dan in de meeste West Europese staten. Zij geloven echter vaak, dat dit kenmerk gecompenseerd wordt door een sterkere economische groei en een groter innovatievermogen. Voor die mensen is het wellicht enigszins ontnuchterend om te moeten vaststellen dat de Nederlandse arbeidsproductiviteit vrijwel op Amerikaans niveau ligt. Ons bnp per hoofd van de bevolking blijft wat achter, omdat wij andere keuze tussen werken en vrije tijd hebben gemaakt. Theo van der Klundert merkt hierbij op: ‘In Europa (…) is dus meer vrije tijd en om die reden meer welvaart.’ (Van der Klundert, 2005, p. 80) 3 Het valt mij op dat Nederlandse sociologen en politicologen in hun analyses van problemen van de verzorgingsstaat vaak uitgaan van de hier verworpen tegenstelling tussen prestatiesamenlevingen en sterk uitgebouwde verzorgingsstaten, die haar oorsprong zou vinden in de onontkoombare afruil tussen efficiency en rechtvaardigheid. Een recent boekbesprekingartikel van de hand van Kees Kersbergen is daarvan een goed voorbeeld: Hoe vertel ik het de burgers?, in: s&d , 3, 2006: 55-58. Zie ook de volgende voetnoot. 4 Lindert vindt in zijn uitgebreide historische materiaal dus geen steun voor de empirische geldigheid van de veelal veronderstelde afruil tussen ‘efficiency’ en ‘rechtvaardigheid’. De curieuze im- plicatie van deze vaststelling is, dat voorspellingen voor economische groei op wat langere termijn, die uit modellen met zulke veronderstellingen resulteren, slecht gefundeerd zijn. Dit geldt onder meer voor de voorspellingen die het cpb in zijn bekende Groeiscenario’s doet. 5 Het verklaringsmodel, dat Lindert hanteert, suggereert ook, dat de afschaffing van de stemplicht in ons land de sociaal-politieke macht van links verzwakt heeft. 6 In dit verband valt ook op te merken dat Alesina en Glaeser een hoofdstuk wijden aan empirische toetsen van economische verklaringen van verschillen tussen de Verenigde Staten en Europa ten aanzien van herverdelingsbeleid. De voor neoklassiek geoefende geesten heel plausibel klinkende en daarom ook regelmatig fraai wiskundig opgetuigde modellen bezwijken alle(!) in de confrontatie met de empirische werkelijkheid. De voorbeelden: modellen gebaseerd op ongelijkheid voor belastingheffing; modellen gebaseerd op inkomensmobiliteit en inkomensonzekerheid; ten slotte modellen die uitgaan van verschillen in de maarschappelijke kosten van belastingheffing. Alesina en Glaeser, hst. 5, p. 55- 76 Literatuur Alesina, A. en Glaeser, E., (2004) Fighting Poverty in the us and Europe, Oxford: Oxford University Press. De Boer, T., Zeven Vergissingen over Vergrijzing, Forumpagina Volkskrant, juli 2003. Van Ewijk, C. e.a., (2006), Ageing and the Sustainability of Dutch Public Finances, Den Haag. Jacobs, B. en Bovenberg, A., (april 2006), Voortschrijdend inzicht in de vergrijzing, tvof, speciale uitgave (in druk). Kolnaar, A. en Schouten, D., (2005) Financiering ver­ grijzing is geen probleem, Forum-pagina Volkskrant, 28-09-2005. Van de Klundert, Th., (2005) Vormen van Kapitalisme: markten, instituties, macht, Utrecht, Uitgeverij Lemma. Krugman, P., (2005, 26-08) Summer of Our Discontent, New York: New York Times. Lindert, P.H. (2004) Growing Public: Social Spending and Economic Growth Since the Eighteenth Century, 2 Delen, Cambridge: Cambridge University Press. Freeman, J.R. (1989) Democracy and Markets: The Politics of Mixed Economies, Ithaca en Londen: Cornell University Press. 57 s & d 5 | 20 0 6 S&D5-2006.indd 57 12-05-2006 16:20:30