PowerPoint-presentatie

advertisement
Historisch-materialistische antwoorden op
ongelijkheidsvragen
Wout Ultee
Marx 1859
De kern van het historisch materialisme
uitgeschreven als een uitspraak
met zes clausules
a
b
c
d
e
f
WELKE productiewijze een samenleving ook kent,
a
b
c
d
e
f
ELKE ongelijkheid in die samenleving
a
b
c
d
e
f
berust op EEN OF ANDERE vorm van dwang;
a
b
c
d
e
f
deze dwang leidt tot een BEPAALDE vorm van strijd
a
b
c
d
e
f
en SOMS resulteert deze strijd in de afschaffing van de
oude dwangmiddelen en het verdwijnen van de oude
ongelijkheden
a
b
c
d
e
f
en onder BEPAALDE omstandigheden tot de komst van
gelijkheid.
Marx 1867
De kern van het historisch materialisme ingevuld:
Het eerste bestanddeel van het klassieke historisch
materialisme:
de algemene wet van de kapitalistische accumulatie
a
b
c
d
e
f
In samenlevingen waar niet alleen spierkracht en
gereedschap productiemiddelen zijn maar tevens machines
en waar sommige personen eigenaar van machines zijn
(kapitaalbezitters), terwijl andere personen moeten leven
van hun arbeidskracht (arbeiders),
a
b
c
d
e
f
dalen de arbeidslonen en stijgen de winsten van
kapitaalbezitters,
a
b
c
d
e
f
en wel doordat kapitaalbezitters dreigen met de vervanging
van arbeidskracht door machines;
a
b
c
d
e
f
tegen die dwang ontstaat gewelddadig verzet
a
b
c
d
e
f
en als arbeiders zich van die dwang bewust worden en zich
aaneensluiten, winnen ze deze gewelddadige strijd en
wordt privé-eigendom van de productiemiddelen afgeschaft;
a
b
c
d
e
f
en als de productiemiddelen gemeenschappelijk bezit worden,
ontvangen mensen voortaan consumptiegoederen naar hun
behoeften.
Onderzoeksbevinding na Marx:
De leden van de arbeidende klasse worden niet armer
Bernstein 1892
De kern van het historisch materialisme opnieuw
ingevuld:
Het revisionistisch historisch materialisme en
de scholingshypothese
a
b
c
d
e
f
In kapitalistische samenlevingen zonder vrijheid van
vereniging en vergadering en zonder een grondwet
die aangeeft dat iedereen stemrecht voor een
parlement heeft, een ieders stem even zwaar weegt en
ministers aan dit parlement verantwoording zijn
verschuldigd,
a
b
c
d
e
f
worden de arbeiders niet absoluut, maar wel relatief
armer;
a
b
c
d
e
f
de arbeiders gaan er absoluut op vooruit doordat arbeid
met de mechanisering van de productiewijze geschoold
raakt en kapitaalbezitters minder dwang op geschoolde
dan op ongeschoolde arbeiders kunnen uitoefenen; de
arbeiders worden relatief armer doordat scholing niet
geheel de dwang teniet kan doen die kapitaalbezitters
uitoefenen;
a
b
c
d
e
f
onder deze omstandigheden wordt de strijd tussen arbeiders
en kapitaalbezitters steeds meer een strijd om de uitbreiding
van politieke rechten; die strijd is niet uitsluitend
gewelddadig en heeft succes; naarmate de verworven
politieke rechten ruimer zijn, wordt de strijd tussen arbeiders
en kapitaalbezitters meer syndicalistisch en parlementair van
aard, daarmee vreedzame vormen aannemend;
a
b
c
d
e
f
wanneer de arbeiders zich in vakbonden en partijen
aaneensluiten, krijgen ze bij stapsgewijze hervormingen
allerlei sociale rechten,
a
b
c
d
e
f
terwijl door de invoering van sociale rechten de
inkomens van arbeiders en kapitaalbezitters ook in
relatieve zin minder van elkaar gaan verschillen.
Luxemburg 1913
De kern van het historisch materialisme opnieuw
maar anders ingevuld:
Het orthodoxe historisch materialisme en
de kolonialismehypothese
a
b
c
d
e
f
Als kapitalistische samenlevingen koloniën hebben
en aldus het moederland van een imperium zijn,
a
b
c
d
e
f
dan stijgen in de moederlanden de lonen van arbeiders
in absolute, maar niet in relatieve zin, terwijl de lonen
van arbeiders in de koloniën in absolute zin dalen;
a
b
c
d
e
f
en wel doordat kapitaalbezitters meer dwang
uitoefenen over de arbeiders in hun koloniale
ondernemingen, en met de daar gemaakte winsten de
arbeiders in de moederlanden afkopen;
a
b
c
d
e
f
het zoeken van moederlanden naar koloniën leidt
tot oorlogen tussen de imperia,
a
b
c
d
e
f
en deze oorlogen leiden tot de ondergang van het
kapitalisme.
Onderzoeksbevinding na Luxemburg:
De koloniën worden zelfstandig
Wallerstein 1973
De kern van het historisch materialisme weer
anders ingevuld:
Het orthodoxe historisch materialisme en
de wereldsysteemtheorie
a
b
c
d
e
f
In sommige kapitalistische landen bevinden zich de
hoofdzetels van ondernemingen (het centrum van de
kapitalistische wereldeconomie), in andere (de
periferie) staan alleen nevenvestigingen, waarbij
veelal in de nevenvestigingen grondstoffen worden
gewonnen of verbouwd en in de hoofdzetels daaruit
eindproducten worden vervaardigd;
a
b
c
d
e
f
in het centrum stijgen de lonen absoluut en relatief,
terwijl ze in de periferie relatief en absoluut dalen,
a
b
c
d
e
f
en wel doordat ondernemingen met de hoofdzetel
in het centrum en nevenvestigingen in de periferie
(multinationals) meer dwang uitoefenen over
arbeiders in de periferie dan over arbeiders in het
centrum;
a
b
c
d
e
f
hierdoor komen in de periferie gewelddadige
bewegingen op tegen regeringen die multinationals
niet aan banden leggen.
Klein 2001
De kern van het historisch materialisme nog anders
ingevuld:
Het orthodoxe historisch materialisme en
de mondialiseringshypothese
a
b
c
d
e
f
In een wereld met vrijhandel in grondstoffen en
eindproducten waarin wereldwijd in- en
verkopende ondernemingen uit hoge-lonenlanden
zich steeds meer toeleggen op merkgoederen,
a
b
c
d
e
f
stijgt in hoge-lonenlanden de werkloosheid onder
academici, dalen er in absolute zin de lonen voor
ongeschoolde arbeid in de industrie en blijven in lagelonenlanden deze lonen even laag als ze waren en de
arbeidsomstandigheden even erbarmelijk,
a
b
c
d
e
f
en wel omdat mondiale ondernemingen arbeid in
hoge-lonenlanden vervangen door arbeid in lageloonlanden en onderaannemers in lage-loonlanden
tegen elkaar uitspelen;
a
b
c
d
e
f
tegen deze dwang wordt tijdens bijeenkomsten van
de wto en andere internationale organen betoogd
door studenten uit hoge-lonenlanden,
a
b
c
d
e
f
en hoe meer deze studenten via het internet te weten
komen van de leden van vakbonden in de landen met
lage lonen over het optreden aldaar van
onderaannemers en hoe meer deze studenten die kennis
onderling uitwisselen,
a
b
c
d
e
f
des te sneller wordt de aardbol een wereld zonder
kinderarbeid waarin de productie voldoet aan
veiligheidseisen en werknemers minstens het wettelijk
minimumloon ontvangen en tevens een wereld zonder
logo's.
Marx 1867
Het tweede bestanddeel
van de klassieke invulling van de kern van het
historisch materialisme:
De dalingshypothese
a
b
c
d
e
f
In kapitalistische samenlevingen
a
b
c
d
e
f
raakt de alsmaar groeiende hoeveelheid kapitaal bij steeds
minder kapitaalbezitters geconcentreerd,
a
b
c
d
e
f
en wel doordat grote eigenaren de kleine eigenaren
door prijsafbraak uit de markt drijven.
Onderzoeksbevinding sinds 1920:
Er komen meer aandeelhouders en directeuren hebben
ook een erg hoog inkomen
Berle & Means 1932 en Burnham 1941:
De kern van het historisch materialisme opnieuw
ingevuld:
Het revisionistisch historisch materialisme en
de hypothese dat eigendom en beheer machtsmiddelen
zijn
a
b
c
d
e
f
In kapitalistische samenlevingen
a
b
c
d
e
f
neemt het aantal kleine eigenaren niet af, het stijgt
zelfs,
a
b
c
d
e
f
en wel doordat – door de toenemende vraag naar
nieuwe consumptiegoederen als gevolg van hogere
lonen – nieuwe bedrijfstakken met kleine eigenaren
ontstaan en doordat grote eigenaren in oude
bedrijfstakken de kleine eigenaren in nieuwe
bedrijfstakken minder beconcurreren dan die in oude.
a
b
c
d
e
f
Met het aanhouden van de kapitalistische
productiewijze in een land
a
b
c
d
e
f
raakt de hoeveelheid kapitaal verspreid over meer
aandeelhouders,
a
b
c
d
e
f
en wel doordat arbeiders hun hogere lonen deels in
bedrijfsaandelen beleggen.
a
b
c
d
e
f
In samenlevingen waar kapitaalgoederen het
belangrijkste productiemiddel zijn, en sommige
personen door middel van aandelen in een bedrijf
eigenaar van kapitaalgoederen zijn (aandeelhouders),
terwijl andere personen het feitelijke beheer over
kapitaalgoederen voeren (directeuren en
commissarissen),
a
b
c
d
e
f
dalen de dividenden van aandeelhouders en
stijgen de salarissen en tantièmes van
directeuren en commissarissen,
a
b
c
d
e
f
en wel doordat directeuren en commissarissen dwang
over aandeelhouders uitoefenen door met opstappen
te dreigen.
Marx 1867
Het derde bestanddeel van het
klassieke historisch materialisme
a
b
c
d
e
f
In kapitalistische samenlevingen
a
b
c
d
e
f
zijn alle bewoners, wat de vrijheid van arbeid en het
recht op privé-eigendom betreft, voor de wet gelijk;
in feite echter is het voor arbeiders zo goed als
onmogelijk een eigen bedrijf te beginnen en daarmee
eigendom te verwerven,
a
b
c
d
e
f
en wel doordat gevestigde ondernemers
nieuwelingen uit de markt drukken.
Onderzoeksbevinding:
Hoe kan dat, in de Verenigde Staten is de accumulatie
van kapitaal het verst, maar de steun
voor socialistische partijen is er het laagst?
Sombart 1906
Het derde bestanddeel van het klassieke
historisch materialisme verbeterd:
Het revisionistisch historisch materialisme en
de stijgingshypothese
a
b
c
d
e
f
In kapitalistische samenlevingen die geen feodaal
verleden hebben gekend en waar onontgonnen grond
bestaat die nog niet in particuliere handen is,
a
b
c
d
e
f
beginnen meer arbeiders een eigen bedrijf,
waardoor ze sociaal stijgen;
a
b
c
d
e
f
ze doen dat omdat de dwang die kapitaalbezitters in
landen met vrije grond over arbeiders kunnen
uitoefenen zwakker is;
a
b
c
d
e
f
en naarmate de sociale stijging in die samenlevingen
omvangrijker is, komt er minder strijd voor tussen
arbeiders en kapitaalbezitters en neemt die strijd ook
vreedzamer vormen aan.
Onderzoeksbevindingen na Sombart:
Er zijn in de Verenigde Staten wel protestpartijen
en in dat land mogen zwarten niet stemmen en worden ze
op velerlei gebied gediscrimineerd
Wiley 1967
Het revisionisme van Sombart herzien:
Het revisionistisch historisch materialisme en
de boerenhypothese en de slavenhypothese
a
b
c
d
e
f
In kapitalistische samenlevingen waar steeds meer
grond ontgonnen raakt,
a
b
c
d
e
f
worden de schulden van nieuwe boeren zwaarder,
terwijl de rentebedragen die schuldeisers ontvangen
toenemen,
a
b
c
d
e
f
en wel doordat de boeren voor investeringen in hun
bedrijf tegen voor hen steeds ongunstiger voorwaarden
leningen aangaan;
a
b
c
d
e
f
dit leidt ertoe dat boeren op partijen stemmen die
een lage rente en hoge graanprijzen voorstaan.
a
b
c
d
e
f
In kapitalistische samenlevingen die slavernij
hebben gekend
a
b
c
d
e
f
verbetert de levensstandaard van voormalige slaven en
van hun nakomelingen maar weinig,
a
b
c
d
e
f
en wel doordat de oude slavenhouders door één
lijn te trekken deze mensen van het genot van
goederen en diensten blijven uitsluiten;
a
b
c
d
e
f
dit leidt ertoe dat de nakomelingen van slaven
deelnemen aan sit-ins, boycots, betogingen en marsen,
en dat rassenrellen en -onlusten uitbreken.
Onderzoeksbevinding na Sombart:
De Nederlandse arbeidersbeweging bleef in de twintigste
eeuw erg zwak.
Waarom?
Heerma van Voss 2002:
Het derde bestanddeel van het historisch
materialisme verbeterd:
Het revisionistisch historisch materialisme en
de levensstandaardhypothese, de vrouwenhypothese en de
kleinindustriehypothese
Download