Historisch Materialisme

advertisement
Historisch Materialisme
Marx 1859 → Dwanghypothese:
-
WELKE productiewijze een samenleving ook kent
ELKE ongelijkheid in die samenleving
Berust op EEN of ANDERE vorm van dwang
Deze dwang leidt tot een BEPAALDE vorm van strijd
En SOMS resulteert deze strijd in de afschaffing van de oude dwangmiddelen en het
verdwijnen van de oude ongelijkheden
En onder BEPAALDE omstandigheden tot de komst van gelijkheid
Marx 1867 en Engels 1845 → dalingshypothese
-
-
In samenlevingen waar niet alleen spierkracht en gereedschap productiemiddelen zijn maar
tevens machines, en waar sommige personen eigenaar van machines zijn (kapitaalbezitters),
terwijl andere personen moeten leven van aanwending van hun arbeidskracht (arbeiders),
Dalen de arbeidslonen en stijgen de winsten van kapitaalbezitters,
En wel doordat kapitaalbezitters dreigen met de vervanging van arbeidskracht door
machines;
Tegen die dwang ontstaat gewelddadig verzet
En als veel arbeiders zich van die dwang bewust worden en zich aaneen sluiten, winnen ze
deze gewelddadige strijd en wordt privé-eigendom van de productiemiddelen afgeschaft;
En als de productiemiddelen gemeenschappelijk bezit worden, ontvangen mensen voortaan
consumptiegoederen naar hun behoeften
Bernstein 1892 → scholingshypothese ( revisionistisch historisch materialisme )
-
-
-
-
In kapitalistische samenlevingen zonder vrijheid van vereniging en vergadering en zonder
grondwet die aangeeft dat iedereen stemrecht voor een parlement heeft, die zegt dat ieders
stem even zwaar weegt en die zegt dat ministers aan dit parlement verantwoording zijn
verschuldigd,
Worden de arbeiders niet absoluut, maar wel relatief armer;
de arbeiders gaan er absoluut op vooruit doordat arbeid met de mechanisering van de
productiewijze geschoold raakt en kapitaalbezitters minder dwang op geschoolde dan op
ongeschoolde arbeiders kunnen uitoefenen; de arbeiders worden relatief armer doordat
scholing niet geheel de dwang teniet kan doen die kapitaalbezitters uitoefenen;
onder deze omstandigheden wordt de strijd tussen arbeiders en kapitaalbezitters steeds meer
een strijd om de uitbreiding van politieke rechten; die strijd is niet uitsluitend gewelddadig en
heeft succes; naarmate de verworven politieke rechten ruimer zijn, wordt de strijd tussen
arbeiders en kapitaalbezitters meer parlementair van aard, daarmee vreedzame vormen
aannemend;
wanneer de arbeiders zich in vakbonden en partijen aaneensluiten, krijgen ze bij stapsgewijze
hervormingen allerlei sociale rechten,
terwijl door de invoering van sociale rechten de inkomens van arbeiders en kapitaalbezitters
ook in relatieve zin minder van elkaar gaan verschillen.
Luxemburg 1913 → kolonialismehypothese (orthodoxe historische materialisme)
-
-
Als kapitalistische samenlevingen koloniën hebben en aldus het moederland van een
imperium zijn,
dan stijgen in de moederlanden de lonen van arbeiders in absolute, maar niet in relatieve zin,
terwijl de lonen van arbeiders in de koloniën in absolute zin dalen;
en wel doordat kapitaalbezitters meer dwang uitoefenen over de arbeiders in hun koloniale
ondernemingen, en met de daar gemaakte winsten de arbeiders in de moederlanden
afkopen;
het zoeken van moederlanden naar koloniën leidt tot oorlogen tussen de imperia,
en deze oorlogen leiden tot de ondergang van het kapitalisme.
Wallerstein 1973 → Wereldsysteemhypothese (orthodoxe historische materialisme)
-
-
-
In sommige kapitalistische landen bevinden zich de hoofdzetels van ondernemingen (het
centrum van de kapitalistische wereldeconomie), in andere (de periferie) staan alleen
nevenvestigingen, waarbij veelal in de nevenvestigingen grondstoffen worden gewonnen of
verbouwd en in de hoofdzetels daaruit eindproducten worden vervaardigd;
in het centrum stijgen de lonen absoluut en relatief, terwijl ze in de periferie relatief en
absoluut dalen,
en wel doordat ondernemingen met de hoofdzetel in het centrum en nevenvestigingen in de
periferie (multinationals) meer dwang uitoefenen over arbeiders in de periferie dan over
arbeiders in het centrum;
hierdoor komen in de periferie gewelddadige bewegingen op tegen regeringen die
multinationals niet aan banden leggen.
Klein 2001 → mondialiseringshypothese (orthodoxe historische materialisme)
-
-
-
-
In een wereld met vrijhandel in grondstoffen en eindproducten waarin wereldwijd in- en
verkopende ondernemingen uit hoge-lonenlanden zich steeds meer toeleggen op
merkgoederen,
stijgt in hoge-lonenlanden de werkloosheid onder academici, dalen er in absolute zin de lonen
voor ongeschoolde arbeid in de industrie en blijven in lage-lonenlanden deze lonen even laag
als ze waren en de arbeidsomstandigheden even erbarmelijk,
en wel omdat mondiale ondernemingen arbeid in hoge-lonenlanden vervangen door arbeid in
lage-loonlanden en onderaannemers in lage-loonlanden tegen elkaar uitspelen;
tegen deze dwang wordt tijdens bijeenkomsten van de wereldhandelsorganisatie (WTO) en
andere internationale organen betoogd door studenten uit hoge-lonenlanden,
en hoe meer deze studenten via het internet te weten komen van de leden van vakbonden in
de landen met lage lonen over het optreden aldaar van onderaannemers en hoe meer deze
studenten die kennis onderling uitwisselen,
des te sneller wordt de aardbol een wereld zonder kinderarbeid waarin de productie voldoet
aan veiligheidseisen en werknemers minstens het wettelijk minimumloon ontvangen en
tevens een wereld zonder logo's.
Marx 1867 → 2e bestanddeel Historisch materialisme → Centralisatiehypothese
-
In kapitalistische samenlevingen
raakt de alsmaar groeiende hoeveelheid kapitaal bij steeds minder kapitaalbezitters
geconcentreerd,
en wel doordat grote eigenaren de kleine eigenaren door prijsafbraak uit de markt drijven
Marx 1867 → 3e bestanddeel Historisch materialisme → geen-stijginghypothese
-
-
In kapitalistische samenlevingen
zijn alle bewoners, wat de vrijheid van arbeid en het recht op privé-eigendom betreft, voor de
wet gelijk; in feite echter is het voor arbeiders zo goed als onmogelijk een eigen bedrijf te
beginnen en daarmee eigendom te verwerven,
en wel doordat gevestigde ondernemers nieuwelingen uit de markt drukken
Sombart 1906 → 3e bestanddeel Historisch materialisme → Stijginghypothese (revisionistisch
historische materialisme)
-
In kapitalistische samenlevingen die geen feodaal verleden hebben gekend en waar
onontgonnen grond bestaat die nog niet in particuliere handen is;
beginnen meer arbeiders een eigen bedrijf, waardoor ze sociaal stijgen;
ze doen dat omdat de dwang die kapitaalbezitters in landen met vrije grond over arbeiders
kunnen uitoefenen zwakker is;
en naarmate de sociale stijging in die samenlevingen omvangrijker is, komt er minder strijd
voor tussen arbeiders en kapitaalbezitters en neemt die strijd ook vreedzamer vormen aan.
Wiley 1967 → revisionisme Sombart teruggedraaid → boerenhypothese en slavenhypothese
(orthodoxe historische materialisme)
Boerenhypothese:
-
In kapitalistische samenlevingen waar steeds meer grond ontgonnen raakt;
worden de schulden van nieuwe boeren zwaarder, terwijl de rentebedragen die schuldeisers
ontvangen toenemen,
en wel doordat de boeren voor investeringen in hun bedrijf tegen voor hen steeds ongunstiger
voorwaarden leningen aangaan;
dit leidt ertoe dat boeren op partijen stemmen die een lage rente en hoge graanprijzen
voorstaan.
Slavenhypothese:
-
In kapitalistische samenlevingen die slavernij hebben gekend;
verbetert de levensstandaard van voormalige slaven en van hun nakomelingen maar weinig,
en wel doordat de oude slavenhouders door één lijn te trekken deze mensen van het genot
van goederen en diensten blijven uitsluiten;
dit leidt ertoe dat de nakomelingen van slaven deelnemen aan sit-ins, boycots, betogingen en
marsen, en dat rassenrellen en -onlusten uitbreken.
Billie Holiday Hypothese
-
In samenlevingen die slavernij hebben gekend
Verbetert de levensstandaard van de voormalige slaven en hun nakomelingen maar weinig
En wel doordat de voormalige slavenhouders en ook hun nakomelingen de voormalige slaven
en hun nakomelingen op hun plaats houden door openbare lynchingen
Dit leidt er toe dat de nakomelingen van de slaven politiek en economisch passief worden
Historisch Materialisme
Dalingshypothese
Centralisatiehypothese
Revisionisme
Orthodoxe
Bernstein
Luxemburg,
Wallerstein, Klein
Berle en Means
-
Geenstijgingshypothese
Sombart
Wiley
Structureel Functionalisme
Durkheims structureel functionalisme
-
Iedere samenleving vertoont een BEPAALDE samenhang
Voor zover ze uit BEPAALDE intermediaire groepen bestaat
En BEPAALDE algemene waarden en normen kent
en naarmate de leden van zo’n samenleving hechter in DEZE groepringen zijn geïntegreerd,
leven DIE waarden en normen meer na
wat in meer samenhang resulteert
Voorbeeld:
(1) Algemene hypothese: Hoe sterker personen in een godsdienstige groepering zijn
geïntegreerd, des te kleiner is hun kans op zelfdoding.
(2) Bijkomende veronderstelling: Katholieken zijn aan het eind van de negentiende eeuw in
Europa sterker in hun godsdienstige groepering geïntegreerd dan protestanten.
(3) Empirische regelmaat: Onder katholieken komt in Europa aan het eind van de negentiende
eeuw gemiddeld minder zelfmoord voor dan onder protestanten.
Invulling Durkheim in Le Suicide (1897):
-
Een sterke samenhang blijkt uit een laag zelfdodingcijfer;
Gezinnen, kerkgenootschappen en politieke verbanden zijn voorbeelden van intermediaire
groeperingen;
Een zo’n norm is afkeuring (legaal of publiekelijk) van zelfdoding, een norm die in (bijna) alle
samenleving algemeen wordt onderschreven
En naarmate leden van zo’n samenleving hechter zijn geïntegreerd in gezinnen,
kerkgenootschappen of politieke verbanden, leven ze dit verbod op zelfdoding meer na
En is hun kans op zelfdoding kleiner
Parson’s internaliseringshypothese (1937):
-
Bij 4e deel Durkheim: Naarmate de leden van een samenleving sterker in haar normen en
waarden zijn gesocialiseerd en ze deze diepgaander hebben geïnternaliseerd, leven ze haar
waarden en normen meer na
Durkheims andere invulling ( Anomietheorie ):
-
Weer bij 4e deel: Naarmate de normen en waarden van een samenleving de doelen en
middelen van de leden van die samenleving nauwer op elkaar afstemmen, houden meer
mensen zich aan het verbod van deze samenleving op zelfdoding
Mertons anomietheorie ( kort voor WOII):
-
Weer bij 4e deel: Naarmate de normen en waarden van een samenleving betreffende na te
streven doelen en daarbij te hanteren middelen voor samenlevingsleden moeilijker met elkaar
te verenigen zijn, is de kans groter dat deze samenlevingsleden regels ter bescherming van
andermans lijf en leven en van hun bezittingen overtreden
Mertons typologie van individuele aanpassingsvormen en de koppeling van deze typen aan de
sociale lagen van een samenleving:
-
-
-
-
Conformisme: typerend voor Amerikaanse samenleving: mensen die zowel de doelen
aanvaarden die de cultuur van hun samenleving aanprijst, als zich de normen eigen hebben
gemaakt over de manier waarop deze doelen wel en niet mogen worden bereikt ( Hogere
middenklasse )
Innovatie: vorm van gedrag waarbij het individu de cultureel voorgeschreven doeleinden
heeft overgenomen, zonder echter de normen te hebben geïnternaliseerd ( Onderlagen )
Ritualisme: de vorm van gedrag waarbij mensen de aspiraties hebben opgegeven die de
samenleving hun voorhoudt en toch aan de normen over legitieme middelen vasthouden (
Lagere middenklasse )
Retraitisme: mensen die zich aanvankelijk de doelen van de (Amerikaanse) samenleving
hadden eigen gemaakt, deze doelen ook met legitieme middelen hebben proberen te
bereiken, maar hierin toch niet zijn geslaagd ( Mislukte steigers uit de hogere middenklasse;
alcoholisten, heroïnegebruikers, zwervers )
Rebellie: het verwerpen van oude normen en tegelijkertijd het aanvaarden en verspreiden
van alternatieve normen ( Gestegenen uit de onderlagen )
Hirschi’s integratietheorie:
→ gering aantal misdrijven in samenlevingen aanwijzing voor cohesie
-
Algemene hypothese: Naarmate jongeren sterker zijn geïntegreerd in de intermediaire
groepering van een samenleving, vernielen ze in mindere mate openbare eigendommen en
dergelijke ( begaan ze minder kleine criminaliteit )
‘Negatieve’ formulering Structureel Functionalisme:
-
De samenhang van iedere samenleving is geringer
-
Naarmate deze samenleving meer intermediaire groeperingen kent
Met normen die afwijken van die van de meeste andere intermediaire groeperingen van deze
samenleving;
En een sterke integratie van de leden van zo’n samenleving in intermediaire groeperingen
met afwijkende normen resulteert in een sterkere naleving van deze afwijkende normen,
Wat de samenhang van deze samenleving verkleint
‘Positief’ en ‘negatief’ tot één formulering:
-
Iedere samenleving vertoont een bepaalde samenhang
Voor zover deze bepaalde intermediaire groeperingen kent
En deze intermediaire groeperingen normen delen;
Naarmate de leden van een samenleving hechter in intermediaire groeperingen zijn
geïntegreerd, leven ze de normen van deze intermediaire groeperingen meer na,
Wat, in het geval dat de verschillende intermediaire groeperingen van een samenleving
dezelfde normen hebben, in een grotere samenhang van deze samenleving resulteert; en, in
het geval dat normen tussen intermediaire groeperingen verschillen, juist tot een geringere
samenhang van deze samenleving leidt
Interpretatief Individualisme
Weber kale kern (1904):
-
-
Iedere hoogontwikkelde voor- en vroegmoderne samenleving
Heeft een bepaalde godsdienst
Met een of ander wereldbeeld;
Dit wereldbeeld legt voor de leden van de leden van deze samenleving binnen zekere grenzen
een bepaalds heilsdoel vast
En spoort hen aan dit heil met bepaalde heilsmiddelen te bereiken ( legt binnen zekere
grenzen een of andere levenswijze als de juiste vast );
En sommige levenswijzen leiden tot meer en anderen tot minder benutting van
mogelijkheden om goederen efficiënt voort te brengen
Algemene hypothese: hoe sterker de aanhang van mensen tot een praktisch-rationele
levenswijze is en hoe meer mogelijkheden ze tot efficiëntere productie van goederen hebben,
des te groter is hun kans tot de ondernemers en het geschoolde bedrijfspersoneel te behoren
Utilitaristisch Individualisme
Kale kern Smith:
-
Iedere samenleving bestaat uit een bepaald aantal individuen
En ieder samenlevingskenmerk is het resultaat van de handelingen die deze individuen onder
uiteenlopende omstandigheden verrichten;
Deze individuen hebben bepaalde doelen
En beschikken over bepaalde, altijd beperkte middelen (er is schaarste)
-
En ze kiezen een zodanige inzet van middelen dat ze met zo weinig mogelijk middelen hun
doelen zoveel mogelijk verwezenlijken ( ze handelen volgens het nuts maximalisatie beginsel )
De omstandigheden waaronder mensen handelen beïnvloeden de mate waarin het inzetten
van middelen doeltreffend en doelmatig is
En onder sommige omstandigheden hebben deze handelingen van individuen niet alleen als
bedoeld gevolg dat ze hun eigen doelen zo goed en zo goedkoop mogelijk verwezenlijken,
maar ook als onbedoeld gevolg dat anderen hun doelen beter en op een spaarzame wijze
realiseren
Aankleding kale kern door Smith:
-
-
Iedere samenleving bestaat uit een bepaald aantal individuen
De welvaart van een land is een samenlevingskenmerk
Mensen proberen allereerst in hun levensonderhoud te voorzien, daarna komen de gemakken
des levens en ten slotte luxe zaken;
De middelen waarover mensen beschikken zijn productiemiddelen, natuurlijke hulpbronnen
en arbeidskracht (kapitaal,land en arbeid)
En ze kiezen een zodanige inzet van middelen dat ze met zo weinig mogelijk middelen hun
doelen zoveel mogelijk verwezenlijken ( ze handelen volgens het nuts maximalisatie beginsel
);
Wanneer de wetsregels van een vrije markt gelden, heeft nuts maximalisatie niet alleen als
gevolg dat een persoon diens doelen zo goed en goedkoop mogelijk verwezenlijkt,
Maar ook als onbedoeld gevolg dat andere personen hun doelen beter en spaarzamer
realiseren
Cohesie opnieuw bezien in het Utilitaristisch Individualisme
Hobbes (1671):
-
-
Iedere samenleving bestaat uit een bepaald aantal individuen;
De mate van geweld in een land is een samenlevingskenmerk;
Het doel dat de bewoners van een land proberen te verwezenlijken is het vermijden van dood
en verwonding; hun volgende doel is het stillen van honger en lessen van dorst; daarna komt
het verwerven van rijkdom, kennis en eer;
Lichamelijk kracht is een machtsmiddel waarover bijna alle mensen beschikken;
En het dreigen met en gebruiken van geweld door een persoon heeft
In de natuurstaat slechts voor korte tijd als gevolg dat deze persoon diens doelen bereikt
En als onbedoeld gevolg dat eenieder in de natuurstaat voortijdig sterft
Tweede invulling Hobbes:
-
Laatste 2 veranderd: in soevereine staten als gevolg dat deze persoon in diens doelen niet
bereikt, maar wordt gestraft;
En bestraffing door de soeverein heeft als bedoeld gevolg dat het leven in soevereine staten
minder gewelddadig is dan in de natuurstaat
Invulling Locke in Two Treaties of Government (1690):
-
-
In soevereine staten met een scheiding tussen de wetgevende en de uitvoerende macht
blijven minder gevallen van wetsovertreding ongestraft en lopen mensen die de wet naleven
minder kans om toch te worden bestraft dan in soevereine staten zonder deze scheiding
Met als gevolg dat in de als eerste genoemde staten het leven minder gewelddadig is dan in
de als laatst genoemde
Invulling Montesqieu in De l’espirit des lois (1748):
-
-
In soevereine staten met een scheiding tussen de wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende
macht blijven minder gevallen van wetsovertreding ongestraft en worden minder gevallen
van wetsnaleving bestraft dan in staten met een scheiding tussen de wetgevende en
uitvoerende macht, waarin de rechtsprekende macht niet onafhankelijk is;
Met als gevolg dat in de als eerste genoemde staten het leven minder gewelddadig is dan in
de als laatste genoemde
Terug naar het Interpretatief Individualisme
Webers wereldbeeldentheorie over openheid:
-
Iedere hoogontwikkelde voor- en vroegmoderne samenleving
Heeft een bepaalde godsdienst
Met een of ander wereldbeeld
En de levenswijze waartoe dit wereldbeeld de aanhangers van die godsdienst aanspoort, leidt
er soms toe dat de sociale lagen van deze samenleving sterker van elkaar zijn afgesloten
Technologisch Ideologisch Evolutionisme
Lenski 1970 techniekentheorie:
-
Algemene Hypothese: naarmate de voedselvoorzieningtechnieken in samenlevingen verder
zijn ontwikkeld zal de verdeling van consumptiegoederen in die samenlevingen schever
verdeeld zijn
Verwachting:
Jacht/Verzamelen
Eenvoudige tuinbouw
Ontwikkelde tuinbouw
Eenvoudige akkerbouw
Ontwikkelde akkerbouw
Industrie
Technologische ontwikkeling
+
++
+++
++++
+++++
++++++
Verdeling
----------------
Hulpbronnentheorie:
-
Algemene Hypothese: naarmate in een samenleving hulpbronnen ongelijker zijn verdeeld, zal
de strijd van de leden van die samenleving met weinig hulpbronnen tegen de leden van die
samenleving met veel hulpbronnen heviger zijn
Kern Lenski’s Technologisch Ideologisch Evolutionisme:
-
-
-
-
-
Iedere samenleving
Kent zowel een natuurlijke omgeving (bepaalde klimatologische omstandigheden, een
specifieke bodemgesteldheid e.d.), als een sociale omgeving (bevindt zich te midden van
andere samenlevingen),
Ze bestaat uit een aantal individuen (tezamen de bevolking vormend) die hun eigen belang
nastreven(over zoveel mogelijk consumptiegoederen willen beschikken) en daartoe hun
hulpbronnen ( waaronder productiemiddelen en praktische kennis) aanwenden,
Een cultuur, niet alleen bestaand uit ideologieën (wereldbeelden en andere voorstellingen,
waarden en normen), maar tevens uit technologieën(kennis van de middelen van bestaan en
andere praktische kennis);
De materiële producten van de cultuur van een samenleving omvatten zowel
productiemiddelen als consumptie goederen
En de structuur va neen samenleving bestaat uit klassen (personen die in min of meer
dezelfde mate over hulpbronnen beschikken), groepen(personen die directe betrekkingen met
elkaar onderhouden of zekere voorstellingen, waarden en normen gemeen hebben) en
instellingen(organisaties en regelingen die belichaamd worden door bepaalde personen aan
wie min of meer blijvend bepaalde taken zijn toegewezen en waardoor soms andere leden va
neen samenleving indirecte betrekkingen met elkaar onderhouden);
Binnen de cultuur van een samenleving is de invloed van haar technologieën op de andere
kenmerken va neen samenleving groter dan die van haar ideologieën; maar naarmate de
technologieën van een samenleving verder zijn ontwikkeld, zal de relatieve invloed van haar
ideologieën op de andere samenlevingskenmerken des te sterker zijn
Invloed van technologieën:
-
Voor iedere samenleving geldt:
Hoe verder ontwikkeld haar technologieën, bij gelijkblijvende ideologieën, zijn
Des te minder afhankelijk is ze van haar omgeving;
Des te omvangrijker is haar bevolking;
Des te efficiënter is de productie van materiële goederen en des te groter is de hoeveelheid
materiële producten per hoofd van de bevolking;
Des te groter zijn de ongelijkheden en des te vijandiger zijn de betrekkingen tussen haar
klassen
Invloed van ideologieën:
-
Voor iedere samenleving geldt:
Hoe meer betrekkingen ze met andere maatschappijen onderhoudt
En hoe meer ontwikkeld haar voedselvoorzieningtechnieken zijn;
Des te meer activistische voorstellingen bevatten de ideologieën, die in deze samenleving
opgang maken
Gevolgen van ideologieën:
-
Van alle samenlevingen op eenzelfde niveau van technologische ontwikkeling geldt:
-
Hoe meer activistische voorstellingen over mens en maatschappij de in die samenlevingen
opgang makende ideologieën bevatten,
Des te minder ongelijkheid is er tussen de klassen van die samenlevingen
Betrekkingen tot strijd:
-
Voor alle samenlevingen op eenzelfde niveau van technologische ontwikkeling geldt:
Wanneer in die samenlevingen naast gevestigde passieve ideologieën activistische
voorstellingen opgang beginnen te maken,
Neemt de strijd in deze samenlevingen toe
Technologisch Ideologisch Evolutionisme en Rationalisering
-
Hoe hoger het technologisch peil van een samenleving reeds is, des te sneller zal de
technologische vooruitgang in die samenleving zijn
-
Naarmate de verdeling van hulpbronnen in een samenleving ongelijker is, des te trager is de
technologische vooruitgang in die samenleving
Lenski’s democratiehypothese:
-
Hoe langer een land een democratische grondwet heeft, herverdeling vergt immers tijd, des
te minder cumuleren politieke en economische macht en des te kleiner zijn de
inkomensverschillen in dat land
Lenski’s communisme en sociaal-democratie hypothese:
-
Hoe linkser de regeringspartijen, des te kleiner zijn de inkomensverschillen
Lenski’s ideologieëntheorie:
-
Hoe activistischer de staatsbeelden achter de grondwet van een land en achter de
programma’s van regeringspartijen zijn, des te kleiner zijn de inkomensverschillen in dat land
Tullock en Downs: herverdeling in democratie → blz. 428 boek
Historisch Orthodox Materialisme Oost-Europa
Conflicttheorie Dahrendorf en Djilas:
-
In samenlevingen met staatseigendom van de productie- en communicatiemiddelen, en met
een politieke partij waarvan het rechtop politieke machtuitoefening grondwettelijk is
verankerd en waarin hogere functies in de staatsorganen zoals leger, politie en
veiligheidsdiensten slechts worden vervuld door partijfunctionarissen met een lange staat van
dienst (communistische samenlevingen) en die satellietstaten zijn va neen andere
communistische samenleving
-
-
-
-
-
Is de levensstandaard van hoge partijfunctionarissen beduidend hoger dan die van gewone
partijleden, en is de laagste levensstandaard aan te treffen bij die genen die om politieke
redenen gevangen hebben gezeten;
En wel omdat de beschikkingsmacht over productiemiddelen (economische macht),
communicatiemiddelen (symbolische macht) en geweldsmiddelen (politieke macht)
dwangmiddelen zijn en partijfunctionarissen rechtens over deze middelen beschikken, terwijl
voormalige politieke gevangenen geheel onmachtig zijn;
Deze dwang in deze communistische samenlevingen leidt tot tijdelijk verzet van gewone
staatsburgers en actief verzet van leden van de intelligentsia(degenen die over
gespecialiseerde beroepskennis beschikken en daardoor misschien niet rechtens, maar wel
feitelijke economische tegenmacht kunnen uitoefenen) en vreedzame demonstraties van
kerkleden (mensen die feitelijk over symbolische tegenmacht beschikken), van tijd tot tijd
uitmondend in stakingen en staatsgeweld
En als het communistische moederland de hoogste partijfunctionarissen in hun satellietstaten
minder aan de teugel houdt, wordt in de satellietstaten de leidende rol van de
communistische partij uit de grondwet geschrapt, worden de veiligheidsdiensten ontmanteld
en worden de hoogste functies in politie en leger opengestel voor niet-partijfunctionarissen;
En als het staatseigendom van de productie en communicatiemiddelen aldaar wordt
afgeschaft, verdwijnen de oude ongelijkheden en ontstaan er nieuwe ongelijkheden op grond
van onder meer beroepskennis, waarbij de oude hogere partijfunctionarissen, als ze over
specialistische beroepskennis beschikken, toch nog een hoe levensstandaard verwerven;
wegens de wisseling van de wacht bij politie en rechtbank verwerven daarnaast mensen door
criminele activiteiten een gunstigere inkomenspositie, terwijl ongeschoolden zonder familie,
vrienden en kennissen een klasse van langdurig werklozen zonder sociale uitkering gaan
vormen
Technologisch Ideologisch Evolutionisme en de Wereldsysteemtheorie van
Wallerstein
-
Algemene hypothese: naarmate in een samenleving hulpbronnen ongelijker zijn verdeeld,
zijn ook de consumptiegoederen in die samenleving schever verdeeld
Vertakking van Technologisch Ideologisch Evolutionisme → Het symbolisch
Interactionisme
Jaren ’50: Etiketteringstheorie ( deviante carrière ):
-
Iemand overtreedt, bewust of onbewust, een regel;
Anderen nemen die regelovertreding waar en bestempelen de regelovertreding als afwijkend;
Dit stempel wordt gegeneraliseerd naar andere terreinen en de regelovertreder wordt
gestigmatiseerd, dat wil zeggen er ontstaat een algeheel ongunstig beeld over die persoon;
De als afwijkend bestempelde persoon wordt behandeld in overeenstemming met de
verwachtingen die bij dit ongunstige beeld passen;
De als afwijkend bestempelde persoon gaat in overeenstemming met deze verwachtingen
handelen en maakt zich het ongunstige beeld eigen dat anderen van haar of hem hebben;
-
-
-
De groepen waartoe de geëtiketteerde en gestigmatiseerde persoon behoorde, sluiten zich
van hem of haar af en daardoor wordt hij of zij toegedreven naar diegenen die op soortgelijke
wijze zijn geëtiketteerd en gestigmatiseerd;
Deze soortgelijk geëtiketteerden en gestigmatiseerden vormen nieuwe groepen met een
eigen subcultuur, die regelovertredende gedragingen herdefiniëren tot gedrag dat in
overeenstemming is met de normen van de subcultuur;
Er ontstaat een nieuwe identiteit; het afwijken wordt als positief ervaren
Vertakking Technologisch Ideologisch Evolutionisme in Figuratieve Sociologie
1939 → Elias → beschavingsprobleem → interdependenties ( staatsvorming )
Download