Uittreksel Meetkunde B Inhoudsopgave Voorwoord ................................................................................................................................... 1 1. Lijnen en cirkels ................................................................................................................... 2 1.1 Lijnen (boek § 9.1) .......................................................................................................... 2 1.2 Cirkels (boek § 9.2) ........................................................................................................ 4 2. Kegelsneden ........................................................................................................................ 6 2.1 Parabolen, ellipsen, hyperbolen, kegelsneden (boek § 9.3 t/m § 9.6) ............................. 6 2.2 Raaklijnen en poollijnen .................................................................................................. 7 3. Transformaties en matrices .................................................................................................. 8 3.1 Meetkundige transformaties ........................................................................................... 8 3.2 Matrices........................................................................................................................ 10 4. Congruentieafbeeldingen samenstellen ............................................................................. 11 4.1 Classificatie van congruentieafbeeldingen .................................................................... 14 5. Gelijkvormigheidsafbeeldingen ........................................................................................... 15 Bijlage 1: Samenvatting samengestelde congruentieafbeeldingen ............................................ 18 Bijlage 2: Gebruik van de TI-89 bij Meetkunde B ....................................................................... 19 Voorwoord Dit is een uittreksel van de module Meetkunde B. Het bevat alle begrippen en formules in de volgorde zoals die in het boek en de studiewijzer aan bod komen. Succes met deze module! Bert Kraai Uittreksel Meetkunde B 1. Lijnen en cirkels 1.1 Lijnen (boek § 9.1) § 9 Instap Descartes was er van overtuigd dat ieder wiskundig probleem teruggebracht kan worden tot een algebraïsch probleem. Meetkundige objecten als lijnen en cirkels kunnen beschreven worden met vergelijkingen: de analytische meetkunde. Hierbij wordt gebruik gemaakt van twee loodrechte assen met daarop dezelfde schaalverdeling: het cartesisch assenstelsel. Descartes maakt veelvuldig gebruik van de stelling van Pythagoras § 9.1 Lijnen Bepalen van de vergelijking van een rechte lijn Als de coördinaten van 2 punten P en Q bekend zijn, is de richtingscoëfficiënt m te berekenen met de vergelijking voor een rechte lijn: Punt P ( x, y ) y mx n Punt Q ( x1 , y1 ) y1 mx1 n _ Aftrekken levert de formule y y1 m( x x1 ) . De constante n is te berekenen door invullen van m in de vergelijking van punt P of Q. De rechtlijnige baan van een punt P kan beschreven worden door een parametervoorstelling: x x0 pt y y0 qt p q Hierbij zijn ( x0 , y0 ) de coördinaten op t 0 en is een richtingsvector, een vector die de richting van de lijn aangeeft. Deze vind je als verschilvector van twee punten van de lijn. De variabele t heet de parameter. Omrekenen van parametervoorstellingen: x 5 3t 2 x 10 6t = . Optellen van beide vergelijkingen levert 2 x 3 y 14 . y 8 2t 3 y 24 6t Vergelijkingen De algemene formule voor een rechte lijn is Ax By C 0 . Dit noemen we een lineaire vergelijking in x en y . Nadeel van deze vergelijking is, dat er bij 1 rechte lijn oneindig veel waarden voor A, B en C te vinden zijn, waarbij de verhouding A:B:C gelijk blijft. Vandaar het veel gebuikte type vergelijking y mx n . Beperking hiervan is dat verticale lijnen niet beschreven kunnen worden, zij hebben immers een oneindig grote (negatieve) richtingscoëfficiënt. Verticale lijnen worden geschreven in de vorm x a . Lijn door twee punten Gaat een lijn door de punten ( x1 , y1 ) en ( x2 , y2 ) , dan voldoen de punten ( x, y ) van de lijn aan de vergelijking y y1 Versie 2 y2 y1 ( x x1 ) mits x1 x2 . x2 x1 Blz. 2 van 19 Uittreksel Meetkunde B Hoek tussen twee lijnen De hoek tussen 2 lijnen p en q wordt bepaald door de richtingscoëfficiënten m en n . De hoek tussen beide lijnen is . tan tan mn (gonioformule voorin boek Calculus). 1 tan tan 1 mn mn De scherpe hoek is tan . 1 mn Dus geldt tan tan( ) Afstand tussen twee punten De afstand tussen 2 punten P(a, b) en Q( s, t ) is te berekenen via de stelling van Pythagoras: | PQ | (a s) 2 (b t ) 2 . Middelloodlijn Bij de middelloodlijn op lijnstuk AB geldt dat de afstand tot A gelijk is aan de afstand tot B . Voor alle punten P ( x, y ) op de middelloodlijn op A(a, b) en B( s, t ) geldt dus dat: | PA | ( x a) 2 ( y b) 2 = | PB | ( x s) 2 ( y t ) 2 ( x a)2 ( y b)2 ( x s)2 ( y t )2 . Afstand van een punt tot een lijn De afstand d ( P, l ) van punt P( x1 , y1 ) tot de lijn l met vergelijking Ax By C is te berekenen met de formule | Ax1 By1 C | A2 B 2 . De herleiding van deze formule hoeven we niet te kunnen reproduceren. Deellijnen Voor deellijnen van de hoeken die 2 snijdende lijnen l met vergelijking Ax By C en m met vergelijking Dx Ey F geldt de volgende formule: | Ax By C | A B 2 2 = | Dx Ey F | D E 2 2 Ax By C A B 2 2 = Dx Ey F D2 E 2 . Lijnenbundels Een lijnenbundel is de verzameling van alle rechte lijnen die door één gemeenschappelijk punt gaan. Dit punt heet de top of het centrum. Als de top S ( x0 , y0 ) bekend is, dan is de algemene vergelijking voor de lijnenbundel Ax By Ax0 By0 . Als de vergelijking van twee lijnen l : Ax By C 0 en m : Dx Ey F 0 bekend is, is de algemene vergelijking van de lijnenbundel ( Ax By C ) ( Dx Ey F ) 0 waarin en alle waarden aan kunnen nemen, mits ze maar niet beide nul zijn. Bepalend voor het hellingsgetal van elke lijn is de verhouding tussen en . De lijnen l en m worden basisexemplaren van de lijnenbundel genoemd. Voor het snijpunt S ( x0 , y0 ) geldt dat het zowel op l als m ligt. Dus geldt: Ax0 By0 C 0 en Dx0 Ey0 F 0 . Snijpunt S is daarmee niet afhankelijk van de waarden van en en ligt dus op alle lijnen van de lijnenbundel. Omdat en beide reële getallen zijn (niet beide nul) levert de algemene vergelijking van de lijnenbundel opnieuw een eerstegraads vergelijking op in x en y en is daarmee en rechte lijn. Versie 2 Blz. 3 van 19 Uittreksel Meetkunde B 1.2 Cirkels (boek § 9.2) Vergelijkingen De middelpuntsvergelijking van een cirkel met middelpunt M ( a, b) en straal r is ( x a)2 ( y b)2 r 2 . Een cirkel plotten: ( x a) 2 ( y b) 2 r 2 ( y b) 2 r 2 ( x a) 2 y r 2 ( x a) 2 b Alternatieve schrijfwijze: x 2 y 2 Ax By C 0 ( x 1 2 1 1 1 A) ( y B ) 2 A2 B 2 C . 2 2 4 4 De beweging van een punt P langs deze cirkel kan beschreven worden door de x a r cos t . y b r sin t In dat geval bevindt P zich op t 0 in het punt (a r , b) en draait tegen de klok in. parametervoorstelling Voor twee lijnen l1 en l2 met richtingscoëfficiënten r1 en r2 geldt: l1 l2 r1 r2 1 . Bewijs: zie opgave 12 op blz. 227. Raaklijnen Er zijn 2 manieren om na te gaan of een gegeven lijn l met de vergelijking Ax By C een gegeven cirkel met middelpunt M (m1 , m2 ) en straal r raakt: 1. Bereken de snijpunten van de lijn met de cirkel. Als de lijn de cirkel raakt, is er slechts 1 snijpunt 2. Bereken de afstand van het middelpunt tot de lijn. Als de lijn de cirkel raakt, is deze afstand gelijk is aan de straal van de cirkel. In formulevorm: d ( M , l ) | Am1 Bm2 C | A2 B 2 r Als we de richtingscoëfficiënt van de raaklijnen kennen en de middelpuntsvergelijking van de cirkel, kunnen we met behulp van de laatste formule de vergelijking van de raaklijnen opstellen. Voor de raaklijnen geldt immers y mx n , waarbij m de richtingscoëfficiënt is. Zie oefenopgave 26. Raaklijnen vanuit een punt aan de cirkel Voor de raaklijn vanuit een punt P( x0 , y0 ) aan een cirkel met middelpunt M ( a, b) geldt dat d ( M , raaklijn) r . De vergelijking van de raaklijn in P voldoet bijna altijd aan de vergelijking y y0 m( x x0 ) mx y mx0 y0 Ax By C 0 . Dus geldt d ( M , raaklijn) r | Am1 Bm2 C | A2 B 2 | ma 1b (mx0 y0 ) | m 2 (1) 2 | b y0 m(a x0 ) | m2 1 Na kwadrateren vinden we de waarden van m . Zie oefenopgave 27. Versie 2 Blz. 4 van 19 . Uittreksel Meetkunde B Raaklijn in een gegeven punt op de cirkel Voor een raaklijn in een punt P( x0 , y0 ) op een cirkel met middelpunt M ( a, b) geldt dat deze raaklijn loodrecht op de voerstraal staat. Er zijn 3 manieren om de vergelijking van deze raaklijn op te stellen: 1. Bereken het hellingsgetal van de voerstraal door M en P. Het product van dit hellingsgetal met het hellingsgetal van de raaklijn is -1. Zie oefenopgave 28 en 29. 2. Als de vergelijking van de cirkel gegeven is met ( x a)2 ( y b)2 r 2 met de vergelijking ( x0 a)( x a ) ( y0 b)( y b) r 2 . 3. Als de vergelijking van de cirkel gegeven is met x 2 y 2 Ax By C 0 met de vergelijking x0 x y0 y 1 1 1 1 Ax0 Ax By0 By C 0 2 2 2 2 Methode 2 en 3 staan bekend als "eerlijk delen", "half invullen" of "halve substitutie". Bewijs: zie oefenopgave 30. Pool en poollijn De lijn met de vergelijking ( x0 a)( x a ) ( y0 b)( y b) r 2 heet de poollijn van punt P( x0 , y0 ) ten opzichte van de cirkel ( x a)2 ( y b)2 r 2 . Punt P heet de pool ten opzichte van de cirkel. Ligt P buiten de cirkel, dan is de poollijn de lijn door de raakpunten van de raaklijnen uit P . Ligt P op de cirkel, dan is de poollijn tevens de raaklijn. Ligt Q binnen de cirkel, dan ligt de poollijn volledig buiten de cirkel. De poollijn is te construeren door een willekeurige koorde door Q te tekenen. De raaklijnen in de snijpunten van de koorde met de cirkel snijden elkaar in een punt P van de poollijn. Herhaal dit proces met een tweede willekeurige koorde. De lijn door beide snijpunten is de poollijn. Hieruit volgt dat Q op de poollijn ligt van P en omgekeerd. Zie blz. 16, oefenopgave 32. Cirkelbundels Een cirkelbundel wordt als volgt geconstrueerd uit de basisexemplaren x 2 y 2 Ax By C 0 en x 2 y 2 Dx Ey F 0 : ( x2 y 2 Ax By C ) ( x 2 y 2 Dx Ey F ) 0 , waarin en alle waarden aan kunnen nemen, mits ze maar niet beide nul zijn. A. Als beide basisexemplaren elkaar snijden, gaat elk exemplaar van de cirkelbundel door deze snijpunten. B. Als beide basisexemplaren elkaar niet snijden, geldt dat voor alle exemplaren van de cirkelbundel. C. Als beide basisexemplaren hetzelfde middelpunt hebben, heeft elke cirkel uit de cirkelbundel dat middelpunt. De middelpunten van een cirkelbundel van een cirkel en een lijn liggen in elkaars verlengde. Zie oefenopgave 38. Versie 2 Blz. 5 van 19 Uittreksel Meetkunde B 2. Kegelsneden 2.1 Parabolen, ellipsen, hyperbolen, kegelsneden (boek § 9.3 t/m § 9.6) § 9.3 Parabolen Door de top van een parabool te projecteren op O(0,0) , het brandpunt op F(0,c) en de richtlijn l op y c ontstaat de meest eenvoudige vorm voor de vergelijking van een parabool: y x2 . 4c Een parabool is ook te construeren door een rechthoek ABCD te tekenen, twee haakse zijden in evenveel gelijke stukken te verdelen en vervolgens lijnen te trekken. Zie blz. 229 van het boek. § 9.4 Ellipsen Door het snijpunt van de assen te projecteren op O(0,0) , krijgt de ellips de vergelijking in de x2 y 2 1 . Het bewijs wordt geleverd in opgave 24 met x a cos t en y b sin t en a 2 b2 het gegeven dat bij de eenheidscirkel cos 2 t sin 2 t 1 . Met andere woorden: x a cos t x2 y 2 de parametervoorstelling geeft als kromme de ellips met vergelijking 2 2 1 . a b y b sin t Als a b dan liggen de brandpunten op de x -as. De brandpunten zijn dan F1 (c, 0) en F2 (c, 0) . vorm van Hierin is a de halve horizontale as en b de halve verticale as. Er geldt dat a 2 b 2 c 2 . Een ellips is ook te construeren uit 2 concentrische cirkels met straal a en b . Zie de figuur op blz. 231 van het boek. § 9.5 Hyperbolen Bij een ellips is de som van de afstanden tot F1 en F2 constant. Bij een hyperbool is het absolute verschil van de afstand tussen F1 en F2 constant. Met 2 stelsels van concentrische cirkels om brandpunten F1 en F2 kun je dus zowel een ellips als een hyperbool maken. Met brandpunten F1 (c, 0) en F2 (c, 0) ontstaat de vergelijking De toppen zijn T1 (a, 0) en T2 (a, 0) . De asymptoten hebben de vergelijkingen y x2 y 2 1. a 2 b2 b b x en y x . Er geldt dat a 2 b 2 c 2 a a § 9.6 Welke kegelsnede? Met Cabri kun je meetkundige plaatsen tekenen en een indruk krijgen van de vorm van de kegelsnede. Kies een assenstelsel zodat de oorsprong samenvalt met het middelpunt of de top. Nu kun je de vergelijking van de kegelsnede afleiden via een parametervoorstelling. Samenvatting hoofdstuk 9 2 1 De richting van een lijnstuk wordt gegeven door een vector, bijvoorbeeld De baan van een punt over dit lijnstuk kan beschreven worden met een parametervoorstelling, x 2 2t . y 1 t bijvoorbeeld Versie 2 Blz. 6 van 19 Uittreksel Meetkunde B 2.2 Raaklijnen en poollijnen Het hellingsgetal van een raaklijn aan een kegelsnede vinden we met impliciet differentiëren. Zo geldt bijvoorbeeld voor een ellips dat y ' b2 x . a2 y Vullen we het punt P( x0 , y0 ) in in de vergelijking van een lijn, dan ontstaat xx0 yy0 2 1. a2 b Dit is precies de vergelijking die ontstaat door in de vergelijking van de ellips halve substitutie (eerlijk delen) toe te passen. Ook voor een parabool vinden we de vergelijking van de raaklijn door middel van halve substitutie. Algemene vergelijking kegelsnede Vergelijking raaklijn in P( x0 , y0 ) aan de kegelsnede door middel van halve substitutie x2 parabool y x 2 4cy 4c 2 x y2 ellips 1 a 2 b2 x2 y 2 hyperbool 1 a 2 b2 xx0 2cy 2cy0 xx0 yy0 2 1 a2 b xx0 yy0 2 1 a2 b Poollijn Onder de poollijn van een punt P ten opzichte van een kegelsnede verstaan we de lijn die verkregen wordt door halve substitutie. 1. Ligt P op de kegelsnede, dan is de poollijn de raaklijn in P aan de kegelsnede. 2. Ligt P "buiten" de kegelsnede, dan snijdt de poollijn de kegelsnede in de raakpunten van de raaklijnen vanuit P. 3. Ligt P "binnen" de kegelsnede, dan zijn er geen raaklijnen vanuit P aan de kegelsnede mogelijk. Onder het "binnengebied" wordt het gebied verstaan waarin een brandpunt ligt. Versie 2 Blz. 7 van 19 Uittreksel Meetkunde B 3. Transformaties en matrices 3.1 Meetkundige transformaties We onderscheiden 3 soorten transformaties: 2 betekent bijvoorbeeld een horizontale 3 Translaties (verschuivingen). Translatie verschuiving van 2 naar rechts en een verticale verschuiving van 3 naar beneden; Spiegelingen; Rotaties. Bij origineel P ( x, y ) hoort beeldfiguur P' ( x' , y ' ) . Algemene aanpak De algemene aanpak bij transformaties is: 1. Ga uit van een vergelijking in x en y . 2. Bepaal de uitdrukkingen van x ' in x en van y ' in y . 3. Herschrijf deze uitdrukkingen zodat x in x ' en y in y ' wordt uitgedrukt. 4. Vervang in de vergelijking x door de uitdrukking in x ' en y door de uitdrukking y ' . 5. Weglaten van de accenttekens leidt tot de vergelijking van het beeldfiguur. Lijnspiegeling Bij lijnspiegeling maken we gebruik van de volgende 2 eigenschappen om de coördinaten van het origineel ( x, y ) uit te drukken in de coördinaten ( x ' , y ' ) van het beeldpunt: a) Het midden van origineel en beeldpunt ligt op de spiegellijn. x x' y y ' , ligt op de spiegellijn. 2 2 Dus coördinaat Vul deze coördinaten in in de vergelijking van de spiegellijn. b) De lijn door origineel en beeld staat loodrecht op de spiegellijn. Hieruit is de richtingscoëfficiënt y' y te bepalen. x' x Het product van dit hellingsgetal met het hellingsgetal van de spiegellijn is -1. Bereken nu het hellingsgetal van de lijn door origineel en beeld en stel die gelijk aan y' y . x' x Uitwerken van a) en b) levert 2 vergelijkingen waarbij x en y zijn uitgedrukt in x ' en y ' . Door substitutie is hieruit een vergelijking op te stellen voor x in x ' en y ' , en een vergelijking voor y in x ' en y ' (stap 3). Vervolgens kunnen we dan stap 4 en 5 uitvoeren. Versie 2 Blz. 8 van 19 Uittreksel Meetkunde B Rotaties Bij rotaties over een hoek om de oorsprong O(0, 0) geldt x' x cos y sin y ' x sin y cos . Bewijs: x' r cos( ) r (cos cos sin sin ) r cos cos r sin sin x cos y sin y ' r sin( ) r (sin cos cos sin ) r sin cos r cos sin y cos x sin Bij rotatie om een ander punt dan de oorsprong nemen we als rotatiecentrum C (a, b) . Nu geldt: x' ( x a) cos ( y b)sin a y ' ( x a)sin ( y b) cos b Dit komt overeen met de volgende stappen: 1. Verschuiven van centrum C (a, b) naar O(0, 0) : x ' x a en y ' y b . 2. Roteren om de oorsprong: x'' x' cos y ' sin en y '' x' sin y ' cos 3. Terugschuiven van O(0, 0) naar centrum C (a, b) : x ''' x '' a en y ''' y '' b . Puntspiegeling Bij puntspiegeling van punt P ( x, y ) in het punt C (a, b) is het beeld P' ( x' , y ' ) (2a x, 2b y) . Een puntspiegeling is hetzelfde als een rotatie om C over 180o . Welke kegelsnede Door tweedegraads vergelijkingen te herschrijven wordt duidelijk met welke kegelsnede we te maken hebben. Een belangrijke techniek daarbij is het kwadraat afsplitsen. Deze techniek is gebaseerd op: x 2 2bx ( x b)2 b2 . Als de vergelijking van de kegelsnede een term met xy bevat, hebben we meestal te maken met een geroteerde kegelsnede. De rotatiehoek is dan de hoek waarbij deze term verdwijnt uit de vergelijking. Zie voorbeeld 8 op blz. 39. Belangrijke gonioformules daarbij zijn: sin mits cos 0 cos sin 2 cos 2 1 sin 2 2sin cos tan cos 2 cos 2 sin 2 2 cos 2 1 1 1 cos 2 2 2 1 1 sin 2 cos 2 2 2 cos 2 Versie 2 Blz. 9 van 19 Uittreksel Meetkunde B 3.2 Matrices Tot nu toe was steeds de transformatie meetkundig gegeven: transleren, spiegelen in een lijn of punt of roteren om een punt. Daarna hebben we de vergelijking van de getransformeerde figuur berekend. Het kan echter ook andersom. Starten met een transformatieformule en kijken welke meetkundige transformatie of afbeelding hier bij hoort. x ' ax cy ' y bx dy De eenvoudigste transformatieformules zijn van het type x' a c x . ' y b d y Transformatieformules noteren we als Hierin noteren we de getallen a, b, c en d in een matrix, bestaande uit rijen en kolommen. 1 0 resulteert in een identieke afbeelding, aangeduid met hoofdletter I. 0 1 2 0 resulteert in een vermenigvuldiging vanuit de oorsprong met factor 2. 0 2 3 0 resulteert in een lijnvermenigvuldiging met factor 3 vanuit de y -as. 0 1 12 12 resulteert in loodrechte projectie op de lijn y x . 1 1 2 2 12 12 resulteert in loodrechte projectie op de lijn y x . 1 1 2 2 Matrix Matrix Matrix Matrix Matrix Enkele eigenschappen van transformaties die gegeven zijn door een matrix: 1. Het beeld door (0,0) is altijd (0,0) 2. Het beeld van (1,0) is de eerste kolom van de matrix. 3. Het beeld van (0,1) is de tweede kolom van de matrix. Matrices vermenigvuldigen Het is gebruikelijk om hoofdletters te gebruiken voor matrices en de bijbehorende transformatie of afbeelding. Bij de samenstelling BA = B o A (B na A) is de uitvoer van A de invoer van B. a c en B door b d c pa rb pc rd = . d qa sb qc sd Als A gegeven is door p r q s a b p r dan geldt voor de samenstelling B o A: q s De productmatrix bestaat steeds uit de som van alle elementen uit de rij van de eerste matrix * de overeenkomstige elementen uit de kolom van de tweede matrix. Dekpunten zijn punten die na transformatie zichzelf als beeld hebben. Bij een rotatie is het centrum waarom geroteerd wordt een dekpunt. Versie 2 Blz. 10 van 19 Uittreksel Meetkunde B 4. Congruentieafbeeldingen samenstellen In dit hoofdstuk worden samenstellingen van afbeeldingen onderzocht. Stapsgewijs wordt toegewerkt naar het invullen van het volgende schema: translatie rotatie translatie translatie rotatie of translatie rotatie lijnspiegeling schuifspiegeling rotatie of translatie of puntspiegeling schuifspiegeling puntspiegeling puntspiegeling schuifspiegeling lijnspiegeling puntspiegeling rotatie of translatie of puntspiegeling schuifspiegeling translatie (De vakken rechtsboven zijn leeg gelaten. Door de symmetrie in de tabel kunnen die afgeleid worden.) Notaties De studiewijzer hanteert de volgende notatiewijzen: Met Sl wordt de lijnspiegeling in lijn l bedoeld. v1 aangegeven. v2 Met Tv wordt de translatie v TAB is de translatie van punt A naar punt B. R( x , y ), is de rotatie over hoek om het punt ( x, y ) Met S C wordt de puntspiegeling in punt C bedoeld. Twee translaties samenstellen = translatie v1 w1 v1 w1 v w. v2 w2 v2 w2 Dit schrijven we als Tv Tw Tv w . Hierbij geldt dat v w Twee lijnspiegelingen samenstellen = translatie, rotatie of puntspiegeling Er zijn drie gevallen te onderscheiden: 1. l m . Hierdoor ontstaat de identieke afbeelding I. 2. l // m . Hierdoor ontstaat een translatie met 2x de afstand tussen l en m . Sl S m T2 v 3. l snijdt m . Hierdoor ontstaat een rotatie om het snijpunt C van l en m over de dubbele hoek die l en m met elkaar maken. Sl Sm RC ,2 met (l , m) . c) Let op de rotatierichting! Die is van lijn m (waar het eerst in gespiegeld wordt) over hoek naar lijn l . d) Als l m Sl S m S C , een puntspiegeling in het snijpunt C. e) Elke rotatie is de samenstelling van 2 lijnspiegelingen. De beide lijnen maken met elkaar de halve hoek waarover geroteerd wordt. Let op de rotatierichting! f) Een translatie is de samenstelling van 2 lijnspiegelingen . De beide lijnen zijn onderling evenwijdig, staan loodrecht op de translatierichting, de onderlinge afstand is de helft van de te transleren afstand en de volgorde waarin we de lijnspiegelingen uitvoeren is bepalend voor de translatierichting. Versie 2 Blz. 11 van 19 Uittreksel Meetkunde B Twee rotaties samenstellen = translatie, rotatie of puntspiegeling Voor twee rotaties om het hetzelfde centrum geldt: RC , RC , RC , Twee rotaties om verschillende centra geldt: RC , RD , . Iedere afzonderlijke rotatie kan geschreven worden als twee lijnspiegelingen: 1 RC , Sl1 Sl2 waarbij (l1 , l2 ) en l1 en l2 snijden elkaar in C en 2 1 RD , S m1 S m2 waarbij (m1 , m2 ) en m1 en m2 snijden elkaar in D . 2 Door l2 en m1 samen te laten vallen geldt dat RC , RD , = Sl1 S m2 . Als l1 en m2 evenwijdig aan elkaar zijn, hebben we te maken met een translatie. Als l1 en m2 elkaar snijden, hebben we te maken met een rotatie RE , met E als snijpunt. Als l1 en m2 elkaar loodrecht snijden, hebben we te maken met een puntspiegeling. Twee puntspiegelingen samenstellen = translatie Omdat een puntspiegeling hetzelfde is als een rotatie over 180o kunnen we al concluderen dat S D S C een translatie is. Uit de meetkundige figuur die ontstaat (2 gelijkvormige driehoeken) blijkt dat S D S C T2CD (Let op de volgorde van C en D!). Een rotatie en een translatie samenstellen = rotatie of translatie We gaan uit van rotatie RC , en translatie Tv . 1 Tv RC , Sm1 Sm2 Sl1 Sl2 met (l1 , l2 ) en m1 // m2 v . 2 Door l2 en m1 samen te laten vallen geldt dat Tv RC , S m1 Sl2 RD , , een rotatie om D, waarbij D het snijpunt is van m1 en l2 . Als m1 en l2 evenwijdig zijn, resulteert dit in een translatie. Een translatie en een puntspiegeling samenstellen = puntspiegeling Omdat een translatie te zien is als de samenstelling van twee puntspiegelingen, is de samenstelling van een translatie en een puntspiegeling te zien als een samenstelling van drie puntspiegelingen. Als we punt C en D samen laten vallen ontstaat: Tv S C S E S D S C S E I S E Versie 2 Blz. 12 van 19 Uittreksel Meetkunde B Een schuifspiegeling Sv ,l Sl Tv Tv Sl , waarbij v een verschuiving is en lijn l een lijn evenwijdig aan v . Een schuifspiegeling is commutatief = verwisselbaar in volgorde. 0 0 Een schuifspiegeling is een lijnspiegeling als v . Een translatie en een lijnspiegeling samenstellen = schuifspiegeling Sl Tv Sl Ts Tr met r // l en s l . Zie tekening blz. 56. Tekenen van l1 , het beeld van l na verschuiving 1 s levert Sl Ts Sl1 . 2 Dus is Sl Tv Sl Ts Tr Sl1 Tr Uit oefenopgave 9 blijkt dat Tv Sl Tr Ts Sl Tr Sl1 met l1 = l na verschuiving 1 s! 2 Een rotatie en een lijnspiegeling samenstellen = schuifspiegeling 1 RC , Sl S n S m Sl waarbij (n, m) . Door m // l te kiezen geldt dat Sm Sl Tv voor 2 een zekere v . Hierdoor ontstaat RC , Sl Sn Tv , zie hierboven. Een puntspiegeling en een lijnspiegeling samenstellen = schuifspiegeling Omdat een puntspiegeling in C hetzelfde is als een rotatie over 180o om C, is ook deze samenstelling een schuifspiegeling. Voor een samenvatting samenstellingen van congruentieafbeeldingen: zie bijlage 1. Versie 2 Blz. 13 van 19 Uittreksel Meetkunde B 4.1 Classificatie van congruentieafbeeldingen Lijnspiegelingen, rotaties, translaties, schuifspiegelingen en de identieke afbeelding zijn allemaal congruentieafbeeldingen. Een congruentieafbeelding F in het platte vlak laat de afstand tussen elk tweetal punten invariant. Dat wil zeggen dat de afstand tussen twee willekeurige punten P en Q steeds gelijk is aan de afstand tussen de beeldpunten F(P) en F(Q). We kunnen congruentieafbeeldingen indelen (classificeren) door te letten op het aantal dekpunten van F. 1. F heeft minstens twee dekpunten Hierbij kunnen we twee gevallen onderscheiden: a. de dekpunten liggen niet allemaal op één lijn. F heeft nu minstens drie dekpunten. In de studiewijzer wordt bewezen dat dit zich alleen voordoet bij een identieke afbeelding. b. de dekpunten liggen allemaal op één lijn l . Dit doet zich voor bij de lijnspiegeling. 2. F heeft één dekpunt Dit doet zich voor bij een rotatie. 3. F heeft geen dekpunten Dit doet zich voor bij een translatie en een schuifspiegeling. Versie 2 Blz. 14 van 19 Uittreksel Meetkunde B 5. Gelijkvormigheidsafbeeldingen Vermenigvuldigen k 0 kunnen we een vermenigvuldiging uitvoeren. 0 k k is de factor van de vergroting en O(0, 0) het centrum van de vermenigvuldiging. vergroting k 1 identieke afbeelding I k 1 verkleining. 0 k 1 alles wordt afgebeeld op O(0, 0) k 0 samenstelling van puntspiegeling na vermenigvuldiging met k . k 0 Met een matrix van het type Een vermenigvuldiging om centrum C met factor k noteren we als VC , k . ' x' a k 0 x a x a k ( x a ) ' ' y b k ( y b) y b 0 k y b Voor C(a,b) geldt dat Dit komt overeen met de volgende stappen: 1. origineel verschuiven van C(a,b) naar de oorsprong 2. vermenigvuldigen met factor k 3. terugschuiven van de oorsprong naar C(a,b). Vermenigvuldigen van driehoeken levert twee gelijkvormige driehoeken op. Driehoeken zijn gelijkvormig als: g) twee paar (en daarmee drie paar) gelijke hoeken (hh); h) één paar gelijke hoeken en de gelijke verhouding van de aanliggende zijden (zhz); i) de gelijke verhouding van alle zijden (zzz); j) één paar rechte hoeken en de gelijke verhouding van één paar aanliggende en één paar overstaande zijden (zzr). Gelijkvormigheidsafbeeldingen Definitie: een afbeelding of transformatie G in het platte vlak heet een gelijkvormigheidsafbeelding als er een constante k 0 bestaat met de eigenschap dat voor elk tweetal punten A en B geldt dat AB k A' B ' met A' G( A) en B' G( B) . De constante k heet de gelijkvormigheidsfactor. Als k 1 hebben we te maken met een congruentieafbeelding. Zie hoofdstuk 4. Eigenschappen van gelijkvormigheidsafbeeldingen 1. Elke gelijkvormigheidsafbeelding voert een lijn over in een lijn, een lijnstuk AB over in lijnstuk A'B'; 2. Gelijkvormigheidsafbeeldingen zijn hoekgetrouw; 3. Als een gelijkvormigheidsafbeelding G drie dekpunten heeft die niet op één lijn liggen, is G de identieke afbeelding; Bewijzen: zie blz 68. Versie 2 Blz. 15 van 19 Uittreksel Meetkunde B 4. Als twee driehoeken ABC en A'B'C' gelijkvormig zijn, dan is er precies één gelijkvormigheidsafbeelding G met G(A) = A', G(B) = B' en G(C) = C'. Bewijs Stel dat er twee gelijkvormigheidsafbeeldingen G en H zouden bestaan. Dan bestaat er minimaal 1 gelijkvormigheidsafbeelding H* die driehoek A'B'C overvoert in driehoek ABC. Nu geldt dat H* o G = I en H* o G = I (A, B en C zijn dekpunten van H* o G en H* o G). Dus geldt dat H o H* o G = H o I I o G = H o I G = H. Conclusie: G is de enige gelijkvormigheidsafbeelding die driehoek ABC overvoert in driehoek A'B'C'. Definitie gelijkvormigheid Twee figuren zijn gelijkvormig als ze door een gelijkvormigheidsafbeelding in elkaar over te voeren zijn. De inverse afbeelding Als gegeven is een afbeelding A, dan verstaan we onder de inverse afbeelding een afbeelding die we noteren met A-1 en waarvoor geldt dat A-1 o A = I en A o A-1= I. Niet iedere afbeelding heeft een inverse afbeelding. 5. Een afbeelding heeft hoogstens één inverse afbeelding. Bewijs Stel dat een afbeelding A zowel A-1 als A* als inverse afbeelding heeft. Dan geldt dat A* o A = I en A o A-1 =I. Uitgaande van de laatste uitdrukking: A o A-1 =I * A o A o A-1 = A* o I I o A-1 = A* A-1 = A* Conclusie: een afbeelding heeft hoogstens één inverse afbeelding. Afbeelding Inverse afbeelding Sl Sl Ta T a RC , RC , b b . . SC VC ,k SC V 1 C, A B B k 1 A1 Samenstellingen Twee vermenigvuldigingen samenstellen Geval 1: Vermenigvuldigen met hetzelfde centrum C: Hierbij geldt dat VC ,k VC , f VC ,kf Geval 2: Vermenigvuldigen met verschillende centra C en D. a. V 1 VC ,k T 1 . Bewijs zie blz. 71. D, b. k 1 CD k VD , f VC ,k VE ,kf mits kf 1 . Punt E hangt af van C, D, k en f. Bewijs zie blz. 72 Een translatie en een vermenigvuldiging samenstellen Tv VC ,k VC ,k Tv VD ,k . Bewijs zie blz. 73. Versie 2 Blz. 16 van 19 Uittreksel Meetkunde B Dit resulteert in het volgende overzicht van samenstellingen: translatie translatie translatie vermenigvuldiging vermenigvuldiging ( k 1 ) vermenigvuldiging ( k 1 ) vermenigvuldiging translatie vermenigvuldiging Classificatie van gelijkvormigheidsafbeeldingen Nog enkele eigenschapen van gelijkvormigheidsafbeeldingen: 6. Elke gelijkvormigheidsafbeelding G met factor k laat zich schrijven als de samenstelling van een vermenigvuldiging met factor k na een congruentieafbeelding. Dus G VC , k F voor een willekeurig centrum C en geschikte congruentieafbeelding F. Bewijs (VC,k)-1 o G is een gelijkvormigheidsafbeelding met factor 1. Dus (VC,k)-1 o G = F is een congruentieafbeelding. Hieruit volgt dat G VC , k F . 7. Elke gelijkvormigheidsafbeelding G is: een congruentieafbeelding een vermenigvuldiging na een lijnspiegeling of een vermenigvuldiging na een rotatie. Bewijs Stel G is een gelijkvormigheidsafbeelding met factor k. Als k = 1, is G een congruentieafbeelding. Als k 1 , is G VC , k F waarbij F of een lijnspiegeling, of een translatie, of een rotatie of een schuifspiegeling is. Als F een translatie is, is G een vermenigvuldiging Als F een schuifspiegeling is, is G VC ,k Tv Sl VD ,k Sl en is G een vermenigvuldiging na een lijnspiegeling. Dus elke gelijkvormigheidsafbeelding is als k = 1 een congruentieafbeelding, dus: een lijnspiegeling of een translatie of een rotatie of een schuifspiegeling. Bij de translaties en rotaties hoort ook de identieke afbeelding I. als k 1 een vermenigvuldiging na een lijnspiegeling of een vermenigvuldiging na een rotatie Twee speciale gevallen 8. Elke vermenigvuldiging na een lijnspiegeling is een spiegelvermenigvuldiging. Deze afbeelding is commutatief, dus VC ,k Sl Sl VC ,k . Dekpunt: C. Bewijs: zie blz. 75. 9. Elke vermenigvuldiging na een rotatie is een rotatievermenigvuldiging. Ook deze afbeelding is commutatief, dus VC ,k RC , RC , VC ,k . Dekpunt: C. Bewijs: zie blz. 75/76. Versie 2 Blz. 17 van 19 Bijlage 1: Samenvatting samengestelde congruentieafbeeldingen translatie Tv Tw Tv w rotatie translatie rotatie Tv RC , Sl1 S m2 RD , RC , RC , RC , als l1 // m2 Sl1 Sm2 T2 v RC , RD , = Sl1 S m2 = lijnspiegeling Sv ,l Sl Tv Tv Sl lijnspiegeling puntspiegeling I of T2v of RE , of S E S v ,l Sl Sm ... als l m I als l // m Sl S m T2 v als l snijdt m . Sl Sm RC ,2 als l m Sl S m S C puntspiegeling Tv S C S E S v ,l S v ,l S D S C T2CD Bijlage 2: Gebruik van de TI-89 bij Meetkunde B Deze aanwijzingen komen uit Lineaire Algebra, maar zijn ook handig voor deze module. Oplossen twee (of meer) vergelijkingen met onbekenden Kies bij MODE, F2 (Page 2) bij Exact/Approx voor "Auto". Kies de optie "Solve" (via F2, 1). Voer de vergelijkingen in gescheiden door "and" (opzoeken met Catalog). Voer een komma in en tussen accolades de namen van de variabelen. Haakje sluiten, ENTER. Voorbeeld Invoer: Uitvoer: Solve(2x-3y+4=0 and x+3y-6=0, {x,y}) x=2/3 en y = 16/9. Rekenen met matrices Er zijn twee manieren om een matrix in te voeren op de TI-89: 1. Intoetsen op het hoofdscherm Begin met "blokhaak openen". Voer de elementen van de eerste rij in, gescheiden door komma's. Ga naar een volgende rij met een puntkomma. Sluit af met "blokhaak sluiten". Voorbeeld: [1,2,3;2a,3b,x] 2. Via de Data/Matrix Editor Kies APPS, Data/Matrix Editor. Kies de eerste keer voor New. Kies type 2: Matrix. Voer bij Variabele een herkenbare naam in , bijvoorbeeld "M1". Voer de elementen in. Verlaat de Editor met Quit. Je kunt nu in het hoofdscherm de matrix aanroepen door de naam in te toetsen. Deze werkwijze is vooral handig als je meerdere bewerkingen met dezelfde matrix uit moet voeren. Vermenigvuldigen van matrices: voer de (namen van de ) matrices in met een vermenigvuldigingsteken ertussen. Voorbeeld 1 Invoer: Uitvoer Voorbeeld 2 Invoer: Uitvoer [2, 3; 4, 5] * [6, 7; 8, 9] 2 3 6 7 4 5 8 9 36 41 64 73 [2, 3; 4, 5] STO M1 [6, 7; 8, 9] STO M2 M1 * M2 M1 * M2 36 41 64 73