Betaald ouderschapsverlof voor het primair onderwijs

advertisement
Betaald ouderschapsverlof voor het primair onderwijs schooljaar 2001-2002
Gele katern 15 augustus 2001, nr. 18b, pagina 5 t/m 9
Kenmerk: PO/PJ/01-32383
In juli is een akkoord bereikt tussen centrales voor overheids- en onderwijspersoneel en de
minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen over onder andere de invoering van betaald
ouderschapsverlof voor ouders en verzorgers van kinderen die op 1 augustus 2001 de leeftijd van
drie jaar nog niet hebben bereikt.
In deze publicatie wordt men op de hoogte gesteld van hoofdlijnen van deze nieuwe regeling voor
ouderschapsverlof met gedeeltelijk behoud van bezoldiging.
Informatiewijzer
1. Inleiding
2. Wie hebben recht op betaald ouderschapsverlof ?
3. Omvang van het verlof
- normbetrekking
- vaststelling betrekkingsomvang
- wijziging betrekkingsomvang tijdens verlof
4. Bezoldiging
5. Wijze waarop het verlof kan worden opgenomen.
6. Samenhang met onbetaald ouderschapsverlof
7. Aanvraagprocedure
- Aanvraag
- Beslissingen bevoegd gezag
8. Beëindiging verlof op verzoek van werknemer
9. Inhouding en terugbetaling bezoldiging gedurende het verlof
- Inhouding van inkomsten op grond van de Wet financiering loopbaanonderbreking
- Terugbetaling bij (gedeeltelijk) ontslag op eigenverzoek direct na afloop van het
ouderschapsverlof
10. Bekostiging
- Bekostiging van de werknemer met ouderschapsverlof
- Bekostiging van de vervanger
11. Wet financiering loopbaanonderbreking
- Voorwaarden
- Periode waarover financiering wordt ontvangen
- Hoe hoog is de loopbaanonderbrekingsfinanciering?
- De aanvraag van de loopbaanonderbrekingsfinanciering
12. Afdrachtvermindering betaald ouderschapsverlof
1. Inleiding
In juli is een akkoord bereikt tussen centrales voor overheids- en onderwijspersoneel en de
minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen in verband met de uitwerking van de
maatregelen naar aanleiding van het rapport van de werkgroep Van Rijn en verlenging van de
CAO sector onderwijs (PO, VO, BVE) 2000-2002. Een onderdeel van dat akkoord betreft de
invoering van betaald ouderschapsverlof voor ouders en verzorgers van kinderen die op 1
augustus 2001 de leeftijd van drie jaar nog niet hebben bereikt. Omdat in het akkoord tevens is
afgesproken de bepalingen die relevant zijn voor arbeid en zorg en de daarmee samenhangende
bepalingen in het Rpbo, met ingang van 1 augustus te decentraliseren, geldt deze regeling slechts
voor een schooljaar. Voor de periode na dit schooljaar zal er een regeling voor betaald
ouderschapsverlof worden opgenomen in de CAO voor het primair onderwijs. In deze publicatie
wordt u op de hoogte gesteld van hoofdlijnen van de nieuwe regeling voor ouderschapsverlof.
Binnenkort verschijnt een afzonderlijke brochure waarin de mogelijkheden voor
ouderschapsverlof in het primair onderwijs alsmede de financiering ervan worden uiteengezet.
2. Wie hebben recht op betaald ouderschapsverlof ?
Recht op betaald ouderschapsverlof (hierna verlof genoemd) bestaat voor de personeelsleden:
- met kinderen die 1 augustus 2001 nog niet de leeftijd van 3 jaar hebben bereikt;
- die met die kinderen in een familierechtelijke betrekking staan of op hetzelfde adres wonen en
duurzaam de verzorging en opvoeding op zich hebben genomen; en
- van wie het dienstverband bij hetzelfde bevoegd gezag ten minste een aaneengesloten periode
van twaalf maanden heeft geduurd op de ingangsdatum van het verlof.
3. Omvang van het verlof
normbetrekking
Bij een normbetrekking bestaat recht op maximaal 415 uur verlof per kind. Bij een betrekking
met een omvang die afwijkt van een normbetrekking wordt de omvang van het ouderschapsverlof
naar evenredigheid van de werktijdfactor berekend en rekenkundig afgerond op hele uren.
vaststelling betrekkingsomvang
De omvang van het verlof wordt berekend op grond van de betrekkingsomvang op de dag
voorafgaand aan de ingangsdatum van het verlof. Het verlof kan echter niet meer bedragen dan
zou gelden op grond van de betrekkingsomvang 12 maanden voorafgaand aan de ingangsdatum
van het verlof. Het bevoegd gezag heeft de mogelijkheid op dit laatste punt anders te beslissen en
dus toch rekening te houden met de grotere betrekkingsomvang.
wijziging betrekkingsomvang tijdens verlof
Indien de omvang van de betrekking gedurende ouderschapsverlofperiode wijzigt, wordt de
aanspraak op verlof opnieuw vastgesteld, rekening houdend met de mate waarin de omvang van
de betrekking is gewijzigd en de tijd die sinds het opnemen van het verlof is verstreken.
4. Bezoldiging
Over de uren waarop verlof is verleend, behoudt de werknemer 75% van zijn bezoldiging. Deze
bezoldiging komt ten laste van de eigen middelen van het bevoegd gezag (bijvoorbeeld het
schoolbudget).
5. Wijze waarop het verlof kan worden opgenomen.
Het verlof wordt in beginsel opgenomen in een aaneengesloten periode van ten hoogste zes
maanden die uiterlijk moet beginnen in het jaar waarin het kind de leeftijd van drie jaar bereikt.
Een werknemer kan het bevoegd gezag echter verzoeken om het verlof te mogen opnemen over
een langere periode dan zes maanden of op een moment nadat het kind de leeftijd van drie jaar
heeft bereikt. Het bevoegd gezag stemt in met een dergelijk verzoek tenzij gewichtige redenen
zich daartegen verzetten.
6. Samenhang met onbetaald ouderschapsverlof
Met de introductie van deze nieuwe ouderschapsverlofregeling ontstaan er twee regelingen voor
ouderschapsverlof. Een regeling voor betaald verlof en de regeling voor onbetaald
ouderschapsverlof in artikel I-C39 van het Rpbo. Op grond van de regeling voor onbetaald verlof
heeft een werknemer recht op meer uren verlof dan op grond van de regeling voor betaald verlof.
Om die reden kan een werknemer verzoeken om zijn betaald ouderschapsverlof aansluitend te
verlengen met het resterende aantal uur ouderschapsverlof op grond van artikel I-C39 van het
Rpbo. Die verlenging bedraagt ten hoogste het aantal uren waarop de werknemer conform artikel
I-C39 recht heeft, verminderd met het aantal uren waarover hij betaald ouderschapsverlof heeft
genoten. Tenzij gewichtige redenen zich daartegen verzetten stemt het bevoegd gezag in met een
dergelijk verzoek.
7. Aanvraagprocedure
Aanvraag
Het verlof moet schriftelijk worden aangevraagd bij het bevoegd gezag, ten minste acht weken
voor het gewenste tijdstip van ingang van het verlof. De werknemer geeft daarbij aan de gewenste
verlofperiode, het aantal verlofuren per week en de spreiding daarvan over de week. Daarbij kan
de werknemer de tijdstippen van ingang en einde van het ouderschapsverlof afhankelijk stellen
van de datum van bevalling, van het einde van het bevallingsverlof of van de aanvang van de
verzorging. De aanvraag gaat vergezeld van bewijsstukken waarmee het recht op verlof en de
omvang van dat recht worden aangetoond en wordt afgehandeld uiterlijk 4 weken nadat deze door
het bevoegd gezag is ontvangen.
Beslissingen bevoegd gezag
- Het bevoegd gezag neemt een beslissing op de aanvraag van verlof uiterlijk vier weken nadat de
aanvraag is ontvangen.
- Wanneer een werknemer verlof aanvraagt in een aaneengesloten periode van ten hoogste zes
maanden die begint in het jaar waarin het kind de leeftijd van drie jaar heeft bereikt, stemt het
bevoegd gezag daarmee in, tenzij het bevoegd gezag in overleg met de werknemer besluit om op
grond van gewichtige redenen het verlof op een ander tijdstip te laten ingaan.
- Indien het bevoegd gezag niet instemt met het verzoek om het verlof te mogen opnemen over
een langere periode dan zes maanden of op een moment nadat het kind de leeftijd van drie jaar
heeft bereikt, worden bij die beslissing de gewichtige redenen opgegeven.
- Het bevoegd gezag kan na overleg met de werknemer, de spreiding van de verlofuren over de
week op grond van gewichtige redenen wijzigen tot vier weken voor het beoogde tijdstip van
ingang van verlof.
8. Beëindiging verlof op verzoek van werknemer
Indien een werknemer verzoekt om het verlof niet op te nemen of niet voort te zetten op grond
van onvoorziene omstandigheden, stemt het bevoegd gezag daarmee in, tenzij gewichtige redenen
zich daartegen verzetten. Het bevoegd gezag beslist uiterlijk vier weken nadat het verzoek is
gedaan, en geeft, als dit geval zich voordoet, ook aan wat de gewichtige redenen zijn waarom het
bevoegd gezag niet instemt met het verzoek. In het geval dat het ouderschapsverlof op verzoek
van werknemer niet wordt voortgezet, vervalt het recht op het overige deel van dat verlof en de
daarbij behorende bezoldiging tenzij het verlof wegens ziekte van de werknemer wordt
opgeschort
9. Inhouding en terugbetaling bezoldiging gedurende het verlof
In enkele gevallen kan de werkgever (een deel) van de bezoldiging inhouden of achteraf
terugvorderen.
Inhouding van inkomsten op grond van de Wet financiering loopbaanonderbreking
Van de werknemer voor wie gedurende (een deel van) het verlof recht bestaat op een financiële
tegemoetkoming op grond van de Wet financiering loopbaanonderbreking (zie paragraaf 11)
wordt dat deel van de bezoldiging ingehouden dat overeenkomt met die financiële
tegemoetkoming. Dit geldt ook voor werknemers die wel aan de in de wet financiering
loopbaanonderbreking gestelde voorwaarden voldoen maar aan wie geen financiële
tegemoetkoming is toegekend omdat zij deze niet hebben aangevraagd. De inhouding van de
bezoldiging waarop gedurende de verlofperiode recht bestaat, komt in deze gevallen overeen met
de hoogte van de financiële tegemoetkoming waarop recht bestaat of zou bestaan indien deze zou
zijn aangevraagd.
Terugbetaling bij (gedeeltelijk) ontslag op eigenverzoek direct na afloop van het
ouderschapsverlof
Een werknemer kan in bepaalde gevallen worden verplicht tot terugbetaling van de bezoldiging
tijdens de verlofperiode. Die plicht bestaat indien binnen een jaar na afloop van de verlofperiode
op verzoek van de werknemer het dienstverband wordt beëindigd en wanneer de
betrekkingsomvang binnen een jaar na afloop van de verlofperiode wordt verkleind tot de helft of
minder van de betrekkingsomvang op de dag voorafgaand aan de ingangsdatum van het verlof. In
die gevallen is de werknemer verplicht tot terugbetaling van de bezoldiging die hij gedurende het
ouderschapsverlof heeft ontvangen over het aantal uur waarmee de betrekkingsomvang is
verkleind.
10. Bekostiging
Bekostiging van de werknemer met ouderschapsverlof
De doorbetaling van de bezoldiging gedurende het ouderschapsverlof wordt bekostigd uit eigen
middelen van het bevoegd gezag en kan onder meer worden gefinancierd uit het schoolbudget.
Daarnaast kunnen bevoegde gezagsorganen gebruik maken van de Wet vermindering afdracht
loonbelasting en premie volksverzekeringen, op grond waarvan een afdrachtvermindering van
50% kan plaatsvinden.
Ook bestaat in bepaalde gevallen voor de werknemer die gebruik maakt van ouderschapsverlof
recht op een financiële tegemoetkoming op basis van de Wet financiering loopbaanonderbreking.
In dat geval vindt een vermindering op de bezoldiging plaats die gelijk is aan de hoogte van die
financiële bijdrage. Aan het eind van deze publicatie treft u algemene informatie aan over de Wet
financiering loopbaanonderbreking en de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie
volksverzekeringen.
Bekostiging van de vervanger
Afgesproken is dat de kosten van de vervanger van een werknemer die met betaald
ouderschapsverlof gaat, evenals bij onbetaald ouderschapsverlof, kunnen worden gedeclareerd bij
het vervangingsfonds (VF). Doorbetaling van de bezoldiging tijdens het verlof komt ten laste van
de 'eigen middelen' van het bevoegd gezag. Op grond van het huidige reglement van het VF komt
een bevoegd gezag alleen in aanmerking voor vervanging die door het VF wordt bekostigd, als het
bevoegd gezag zich vrijwillig heeft aangesloten bij het VF voor al het personeel dat uit eigen
middelen wordt betaald Om die reden wordt u binnenkort door het VF op de hoogte gesteld over
de wijze waarop in dit specifieke geval de vrijwillige verzekering voor betaald ouderschapsverlof
zal worden vormgegeven.
11. Wet financiering loopbaanonderbreking
In deze publicatie worden de hoofdlijnen gegeven zoals deze in het algemeen gelden voor de
toepassing van de Wet financiering loopbaanonderbreking. In de eerder al genoemde brochure die
zal gaan verschijnen, wordt nader ingegaan op de specifieke toepassing van deze wet in het
primair onderwijs.
Voorwaarden
Iedere werknemer of ambtenaar die ten minste één jaar bij zijn huidige werkgever in dienst is,
komt in aanmerking voor de loopbaanonderbrekingsfinanciering indien:
- de omvang van het verlof ten minste de helft van de normale wekelijkse arbeidsduur van de
werknemer bedraagt;
- het verlof een lengte heeft van minimaal twee maanden; en
- de werknemer wordt vervangen door een uitkeringsgerechtigde, een arbeidsgehandicapte of een
herintreder.
Periode waarover financiering wordt ontvangen
De werknemer ontvangt over de gehele verlofperiode een financiering, tenzij het verlof langer
duurt dan zes maanden. Een langer durende financiering is alleen mogelijk als in de CAO staat dat
de werknemer recht heeft op een langer durende, aaneengesloten verlofperiode. In dat geval duurt
de financiering maximaal 18 maanden. Als daarover in de CAO niets is geregeld of als er geen
CAO is, kan de werkgever met de ondernemingsraad (OR) of de personeelsvertegenwoordiging
een dergelijke afspraak maken. Of - als er geen OR of personeelsvertegenwoordiging is - direct
met de werknemer.
Hoe hoog is de loopbaanonderbrekingsfinanciering?
De loopbaanonderbrekingsfinanciering bedraagt voor ieder opgenomen verlofuur per week
f25,73 / 11,68 per maand. Een verlof van 16 uur per week is dus goed voor f411,68 / ?186,81 per
maand. Bij een verlof van 38uur per week of meer, heeft de werknemer recht op het maximum
van bruto f978,- / 443,80 per maand.
De aanvraag van de loopbaanonderbrekingsfinanciering
De werknemer vult samen met de werkgever het daarvoor bestemde Lisv formulier in. Op dit
formulier moeten gegevens worden verstrekt over de werkgever; de werknemer (onder meer hoe
lang deze in dienst is, hoeveel uur per week hij werkzaam is, en of het salaris wordt doorbetaald
tijdens het verlof); het verlof (doel van het verlof, duur, omvang en datum van ingang); de
vervanger (welke uitkeringssituatie is op hem/haar van toepassing, duur en omvang
dienstverband/detachering, datum van ingang van het dienstverband). Werkgever en werknemer
ondertekenen beiden en verklaren dat het formulier naar waarheid is ingevuld.
De werknemer dient het aanvraagformulier uiterlijk vier weken na aanvang van het verlof in bij
de uitvoeringsinstelling waarbij zijn werkgever is ingedeeld en waaraan hij premies afdraagt.
Voor het onderwijs is dit de Stichting Uitvoeringsinstelling Sociale Zekerheid voor Overheid en
onderwijs. Als de vervanger een herintreder of niet- uitkeringsgerechtigde is, moet de werkgever
bovendien een kopie van een bewijs van inschrijving bij het arbeidsbureau bijvoegen.. Als de
genoemde termijn van vier weken wordt overschreden, ontvangt de werknemer de financiële
tegemoetkoming pas vanaf de eerste dag van de kalendermaand volgende op die waarin de
aanvraag is ingediend. De financiering wordt dan nog verleend voor de resterende duur van het
verlof.
Voor meer informatie kunt u bellen met de informatietelefoon van het Ministerie van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid: 0800 - 9051 (gratis).
12. Afdrachtvermindering betaald ouderschapsverlof
In deze publicatie worden de hoofdlijnen gegeven zoals deze in het algemeen gelden voor de
Afdrachtvermindering bij betaald ouderschapsverlof. In de eerder al genoemde brochure die zal
gaan verschijnen, wordt nader ingegaan op de specifieke toepassing van de Wet vermindering
afdracht loonbelasting en premie volksverzekeringen bij betaald ouderschapsverlof in het primair
onderwijs.
De afdrachtvermindering betaald ouderschapsverlof is met ingang van 1 januari 2001 ingevoerd.
Deze afdrachtvermindering wordt toegepast over het loon dat wordt doorbetaald tijdens het
ouderschapsverlof van de werknemer. Om in aanmerking te komen voor deze
afdrachtvermindering moet de werkgever tijdens het ouderschapsverlof ten minste het toetsloon
(70% van het geldende wettelijke minimumloon) door betalen.
De afdrachtvermindering bedraagt 50% van het tijdens het ouderschapsverlof doorbetaalde loon
en is per werknemer per kalenderjaar gebonden aan een maximum. Dit is maximaal 70% van het
wettelijk minimumloon. Deze maxima zijn opgenomen in de tabel Maxima
afdrachtverminderingen betaald ouderschapsverlof. De afdrachtvermindering geldt bovendien
maximaal voor het totale aantal uren waarop de werknemer op grond van een wettelijk voorschrift
recht heeft. Als met de werknemer een langer betaald ouderschapsverlof is afgesproken, dan geldt
de afdrachtvermindering niet voor de periode boven het in de wet geregelde maximale verlof.
Als het ouderschapsverlof korter duurt dan de volledige arbeidsduur, dan moet het toetsloon en
het maximum van de afdrachtvermindering naar evenredigheid worden verminderd.
In de brochure van de belastingdienst over afdrachtvermindering bij ouderschapsverlof die is te
bestellen via het internet http://www.belastingdienst.nl of via de belastingtelefoon voor
ondernemers (0800 - 0443), treft u nadere informatie aan over de toepassing van de wet
vermindering afdracht loonbelasting en premie volksverzekeringen.
Ik verzoek u het personeel in dienst van uw instelling van deze publicatie op de hoogte te stellen.
Download