PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE HOOFDSTUK 6 COST ACCOUNTING HOOFDSTUK 6: COST ACCOUNTING INHOUDSOPGAVE 6.1 Inleiding 6.2 Constante en variabele kosten 6.3 Homogene en heterogene productie 6.4 Directe en indirecte kosten 6.5 ‘Absorption costing’ en ‘direct costing’ 6.6 Break-even analyse 6.7 Van kostprijs naar verkoopprijs 6.8 Budgetteren 6.9 De resultatenrekening PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 2 HOOFDSTUK 6: COST ACCOUNTING BELANGRIJKSTE LEERDOELEN 6.1 INLEIDING LEERDOELEN • Wat houdt Cost Accounting in? • Kennis hebben van de verschillende indelingen van kosten • Berekeningen kunnen maken m.b.v. absorption costing en direct costing • Een break-even analyse kunnen opstellen • Verschillende verkoopprijsbepalingen kunnen onderscheiden • Weten wat budgetteren betekent voor een onderneming • Weten wat een resultatenrekening is PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 3 HOOFDSTUK 6: COST ACCOUNTING CONSTANTE EN VARIABELE KOSTEN 6.2 CONSTANTE EN VARIABELE KOSTEN Hoofdstuk 5 maakte een indeling naar kostensoorten (op basis van kenmerken). Hoofdstuk 6 bestudeert hoe kosten worden doorgerekend in producten/diensten. Indeling van de kosten wordt bepaald door de bedrijfsdrukte: van belang voor (1) kostprijsbepaling, (2) voorraadwaardering en (3) winstbepaling. Als de productieomvang (bedrijfsdrukte) stijgt, nemen de kosten toe. Binnen een onderneming zijn echter niet alle kosten afhankelijk van de toename van de bedrijfsdrukte constante versus variabele kosten. Daarnaast kan er ook een indeling gemaakt worden naar directe en indirecte kosten. Directe kosten = kosten die toegeschreven kunnen worden aan het maken van een product Indirecte kosten= ‘overhead’ of niet toeschrijfbare kosten PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 4 HOOFDSTUK 6: COST ACCOUNTING CONSTANTE EN VARIABELE KOSTEN 6.2.1 CONSTANTE (VASTE) KOSTEN • • • • Structureel van aard Reageren (binnen bepaalde grenzen) niet op veranderingen in de bedrijfsdrukte (onafhankelijk!) Beperking in de capaciteit Vb. Huur, schoonmaak Voorbeeld van vaste kosten zijn: Directe: Kosten van machines die uitsluitend voor één product werken. Indirecte: Kosten van grond en gebouwen die dienen voor meerdere producten. PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 5 HOOFDSTUK 6: COST ACCOUNTING CONSTANTE EN VARIABELE KOSTEN 6.2.2 VARIABELE KOSTEN • • Afhankelijk van de bedrijfsdrukte Toename van de bedrijfsdrukte leidt tot een stijging in kosten. Vb. grondstofkosten (direct), arbeid, kosten van indirecte materialen (indirect). Verschillende variabiliteit Proportioneel Degressief Progressief Trapsgewijs Gemengde kosten (vast en variabel) • Vb. energiekosten (vastrecht = vast, verbruik = variabel) PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 6 HOOFDSTUK 6: COST ACCOUNTING CONSTANTE EN VARIABELE KOSTEN; PROPORTIONEEL PROPORTIONEEL VARIABELE KOSTEN •Dit is het geval wanneer de kosten rechtevenredig variëren met de omvang van de productie. Per product blijven de variabele kosten gelijk. Vb. massaproducten PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 7 HOOFDSTUK 6: COST ACCOUNTING CONSTANTE EN VARIABELE KOSTEN; DEGRESSIEF DEGRESSIEF VARIABELE KOSTEN •De kosten nemen in verhouding minder sterk toe dan de productiehoeveelheid. Dit kan bv. bekomen worden wanneer er bij een grotere afname van grondstoffen een korting gegeven wordt. Hierdoor dalen de kosten t.o.v. de hoeveelheid. PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 8 HOOFDSTUK 6: COST ACCOUNTING CONSTANTE EN VARIABELE KOSTEN; PROGRESSIEF PROGRESSIEF VARIABELE KOSTEN •Dit is het tegengestelde van degressief variabele kosten. De kosten nemen verhoudingsgewijs meer toe. Dit is het geval bij zeer hoge bedrijfsdrukte, bijvoorbeeld wanneer door overwerk relatief hoge arbeidskosten ontstaan of wanneer van relatief schaarse goederen als grondstof gebruik wordt gemaakt. PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 9 HOOFDSTUK 6: COST ACCOUNTING CONSTANTE EN VARIABELE KOSTEN; TRAPSGEWIJS TRAPSGEWIJS VARIABELE KOSTEN •Productiemiddelen (machines, opslagruimte e.d.) zijn beperkt deelbaar. Ze zijn niet in elke hoeveelheid beschikbaar. Een machine heeft immers een bepaalde capaciteit per tijdseenheid. (bv. transportkosten) PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 10 HOOFDSTUK 6: COST ACCOUNTING HOMOGEEN & HETEROGEEN 6.3 HOMOGENE EN HETEROGENE PRODUCTIE •We bespreken eerst twee specifieke productiesituaties vooraleer we de stap maken naar de indeling van de ‘directe’ en ‘indirecte’ kosten. 6.3.1 Homogene productie •Wanneer een onderneming één product maakt (homogeen), dan worden alle gemaakte kosten toegerekend aan dat ene product. Rechtstreeks verband tussen de kosten en het product. 6.3.2 Heterogene productie •Een onderneming maakt meerdere producten (heterogeen). Het is immers bijzonder risicovol om van één product afhankelijk te zijn. Altijd kans op fluctuaties van grondstofbeschikbaarheid, prijzen enz. Moeilijkere correlatie tussen kosten van een product. Het is nodig om een onderscheid te maken tussen ‘directe’ en ‘indirecte’ kosten. PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 11 HOOFDSTUK 6: COST ACCOUNTING DIRECTE EN INDIRECTE KOSTEN 6.4 DIRECTE EN INDIRECTIE KOSTEN • DIRECTE KOSTEN: De kosten die toegeschreven kunnen worden aan het maken van één product. (vb. grondstoffen, arbeid) Deze toewijsbaarheid kan slaan dus op een product, als op een order of een activiteit. • Directe materiaalkosten: Dit zijn de kosten voor grondstoffen of zelf vervaardigde halffabricaten. De grondstofprijs wordt meestal bepaald door: • FIFO ( First In First Out): De goederen worden verstrekt aan de aankoopprijs van het lot waartoe ze behoren, tot de uitputting van dat lot. LIFO (Last In, First Out): Eveneens de aankoopprijs wordt gehanteerd. Echter de laatst aangekochte materialen, worden nu het eerst verkocht. Voordeel is dat er meer een actuele prijs kan worden gehanteerd. Gemiddelde aankoopprijs: Na iedere aankoop of eens per maand wordt een nieuwe gemiddelde prijs berekend van voorraad + aankopen. Op deze manier worden schommelingen in de versterkingsprijs getemperd. Vervangingswaarde: De grondstoffen worden gewaardeerd aan de marktprijzen die geldig zijn op het ogenblik van hun verstrekking. Deze werkwijze is interessant wanneer de prijzen fors stijgen. Standaardprijs: Voor ieder materiaal wordt een prijs vastgelegd voor één jaar. De methode is veruit de eenvoudigste als de prijzen weinig variëren. Directe loonkosten: Ze behelzen de lonen die rechtstreeks aan de kostendragers kunnen toegewezen worden. PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 12 HOOFDSTUK 6: COST ACCOUNTING DIRECTE EN INDIRECTE KOSTEN • INDIRECTE KOSTEN: Ook wel ‘overhead’ genoemd, zijn kosten die gemaakt worden voor de totale productie van alle producten. Ze kunnen echter niet direct aan een bepaalde kostendrager toegewezen worden. Twee manieren voor op te delen: Primitieve opslagmethode Verfijnde opslagmethode PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 13 HOOFDSTUK 6: COST ACCOUNTING DIRECTE EN INDIRECTE KOSTEN 6.4.1 Primitieve opslagmethode •Ook wel de enkelvoudige opslagmethode genoemd. De indirecte kosten worden of uitgedrukt als percentage van de directe grondstofkosten, of van de directe loonkosten, of van de totale directe kosten. Toewijzing op basis van directe loonkosten: Nadelen: Zeer slechte basis in een kapitaalintensieve omgeving Diverse indirecte kosten houden geen enkel verband met loonkosten Operaties uitgevoerd door hoog gekwalificeerd personeel worden bijzonder zwaar belast. i n d i r e c t e k o s t e n t o e s l a g % * 1 0 0 d i r e c t e l o o n k o s t e n PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 14 HOOFDSTUK 6: COST ACCOUNTING DIRECTE EN INDIRECTE KOSTEN Toeslag per eenheid eindproduct: Deze methode is van toepassing als er slechts één product of een zeer klein aantal zeer verwante producten geproduceerd worden. Toeslag op basis van directe materiaalkosten: Deze methode kan gebruikt worden als uniforme materialen via analoge processen verbruikt worden, alhoewel er geen logisch verband bestaat tussen materiaalkosten en indirecte kosten. Er wordt geen rekening gehouden met de tijdsfactor. indirecte kosten toeslag % * 100 directe materiaalk osten Toeslag op basis van directe kosten: Deze vaak toegepaste methode heeft in mindere mate de nadelen van vorige methoden. i n d i r e c t e k o s t e n t o e s l a g % * 1 0 0 d i r e c t e m a t e r i a a l k o s t e n d i r e c t e l o o n k o s t e n PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 15 HOOFDSTUK 6: COST ACCOUNTING DIRECTE EN INDIRECTE KOSTEN 6.4.2 Verfijnde opslagmethode • De indirecte kosten worden niet in de kostprijs opgenomen door middel van één opslag, maar door middel van meerdere opslagen. Ze worden verdeeld in: Een deel dat samenhangt met het grondstofverbruik (indirecte grondstofkosten) Een deel dat samenhangt met de loonkosten (indirecte loonkosten) Een onbestemd deel, dat ondergebracht wordt met een opslag op de totale directe kosten PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 16 HOOFDSTUK 6: COST ACCOUNTING ABSORPTION COSTING (AC) VS DIRECT COSTING (DC) 6.5 ABSORPTION COSTING (AC) VS DIRECT COSTING (DC) •Cost accounting kostprijsbepaling, voorraadwaardering en winstbepaling •Bepaling van de kostprijs van producten volgens de AC en DC methode 6.5.1 Absorption costing (integrale kostprijscalculatie) •Hierin worden zowel de vaste als de variabele kosten opgenomen. Men tracht alle kosten, inclusief verkoopkosten, aan een bepaald product toe te rekenen. •Het is een bepaling van de winst door afzet (verkoopsresultaat) én productie (bezettingsresultaat) mee te nemen in een integrale kostprijs. PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 17 HOOFDSTUK 6: COST ACCOUNTING ABSORPTION COSTING (AC) VS DIRECT COSTING (DC) •De kosten moeten proportioneel variabel zijn en dus evenredig toenemen met de producthoeveelheid. Indien hieraan wordt voldaan geldt: TK kostprijs q TK q : Totale kosten : aantal producten •Opmerking: Er is echter als vastgesteld dat het kostenverloop constant, degressief, progressief of zelfs trapsgewijs kan zijn en daarom is een dergelijke eenvoudige kostprijsberekening niet altijd de juiste. PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 18 HOOFDSTUK 6: COST ACCOUNTING ABSORPTION COSTING (AC) VS DIRECT COSTING (DC) •De kostprijs moet berekend worden uitgaande van een ‘normale’ productie. Hieronder wordt verstaan, de gemiddelde benutting van de capaciteit die voor de eerstkomende jaren wordt verwacht, gebaseerd op de geschatte afzet in die jaren. •Het bepalen van de kostprijs, uitgaande van een normale productie en als de variabele kosten geheel proportioneel zijn kan dan worden voorgesteld door: C V k w Nk W :integrale kostprijs C Vw W :Totale constante kosten :Totale variabele kosten bij de werkelijke bezetting :Werkelijke bezetting (verwachte productiecapaciteit voor de komende periode) PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 19 HOOFDSTUK 6: COST ACCOUNTING ABSORPTION COSTING (AC) VS DIRECT COSTING (DC) Vb. Absorption costing C V k w N W Een bedrijf maakt kazen en heeft zijn normale productie voor één van zijn producten voor het 3de kwartaal van 2008 vastgesteld op 40000 stuks. Voor de bepaling van de kostprijs zijn volgende gegevens beschikbaar: • • • Constante kosten per kwartaal Variabele kosten 3de kwartaal 2008 Verwachte productie 3de kwart. 2008 €80000 €176000 €44000 stuks Wat is de kostprijs van dit product voor het derde kwartaal 2008 waar het bedrijf van uitgaat? PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 20 HOOFDSTUK 6: COST ACCOUNTING ABSORPTION COSTING (AC) VS DIRECT COSTING (DC) 6.5.3 Direct costing (evenredige kostprijs of marginale kostprijs) •Een kostprijs-en-winstbepalingsmethode uit de VS. •Misleidende naam: Het gaat niet over directe en indirecte kosten maar over constante en variabele kosten, waarbij de variabele kosten leidend zijn. Synoniem = Variabele kostencalculatie of marginale kostencalculatie •Constante kosten zijn constant van aard en moeten dus als periodekosten beschouwd worden. Daardoor zijn de variabele leidend. •Hiermee wordt aangegeven dat de vaste kosten een relatie hebben met de resultatenrekening. De variabele kosten worden dan ook wel de ‘product costs’ genoemd en de vaste kosten de ‘period costs’ •De evenredige kostprijs van een product bevat enkel de kosten door de productie van één eenheid zelf verwerkt. PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 23 HOOFDSTUK 6: COST ACCOUNTING ABSORPTION COSTING (AC) VS DIRECT COSTING (DC) Direct costing is bedoeld om voor de korte termijn beslissingen te kunnen nemen over de variabele kosten: de kosten die veranderen als gevolg van productieverschillen over een aantal periodes. Het beheersen van de variabele kosten is belangrijk voor de vorming van de uiteindelijke winst! •Aldus: Bepaling van de winst, uitsluitend door de afzet omdat vaste kosten onvermijdelijk en constant van aard zijn. PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 24 HOOFDSTUK 6: COST ACCOUNTING ABSORPTION COSTING (AC) VS DIRECT COSTING (DC) •De procedure van de evenredige kostprijsmethode ziet eruit als volgt: Opsplitsen van de totale kosten in vaste en variabele Alleen de variabele kosten verbijzonderen naar de kostendrager (product of dienst) Opbrengst minus de variabele kosten van de verkochte hoeveelheid geeft de bruto marge weer. De som van de bijdragen van alle producten minus de vaste kosten is de winst. PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 25 HOOFDSTUK 6: COST ACCOUNTING ABSORPTION COSTING (AC) VS DIRECT COSTING (DC) 6.5.4 Vb. Absorption Costing vs Direct Costing Producent van vazen heeft volgende gegevens: •Verkoopprijs per vaas € 10 •Variabele kosten € 5 per vaas •Vaste kosten zijn € 300 000 per jaar, gelijk verdeeld •Normale productie is 25 000 vazen per kwartaal Het verloop van de productie en afzet v.h. afgelopen jaar is: Q1 Q2 Q3 Q4 Totaal Productie 25000 30000 10000 35000 100000 Afzet 25000 10000 20000 45000 100000 PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 28 HOOFDSTUK 6: COST ACCOUNTING ABSORPTION COSTING (AC) VS DIRECT COSTING (DC) • Absorption Costing: Integrale kostprijsberekening: € 300000 k € 5 € 5 € 3 € 8 100000 Hiermee wordt volgend overzicht gemaakt: In € Q1 Q2 Q3 Q4 Totaal Omzet 250000 100000 200000 450000 1000000 Kostprijs 200000 80000 160000 360000 800000 Verkoopresultaat 50000 20000 40000 90000 200000 Bezettingsresultaat - 15000 -45000 30000 - Winst/verlies 50000 35000 -5000 120000 200000 PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 29 HOOFDSTUK 6: COST ACCOUNTING ABSORPTION COSTING (AC) VS DIRECT COSTING (DC) • Absorption Costing: Het bezettingsresultaat (= vaste kost (productie – verwachte productie)) ontstaat omdat in bepaalde periodes de normale productie afwijkt van de werkelijke. Bij winst is er dan sprake van overdekking en bij verlies wordt dat deel aangegeven dat niet aan de kosten van die periode kan worden toegerekend. In Q2 en Q3 doet zich dan het volgende voor dat, hoewel de omzet 2.5 maal hoger ligt, er toch verlies optreedt. PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 30 HOOFDSTUK 6: COST ACCOUNTING ABSORPTION COSTING (AC) VS DIRECT COSTING (DC) • Direct Costing Hiermee wordt volgend overzicht gemaakt: In € Q1 Q2 Q3 Q4 Totaal Omzet 250000 100000 200000 450000 1000000 Variabele kosten 125000 50000 100000 225000 500000 Dekkingsbijdrage 125000 50000 10000 225000 500000 Vaste kosten 75000 75000 75000 75000 300000 Winst/verlies 50000 -25000 25000 150000 200000 PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 31 HOOFDSTUK 6: COST ACCOUNTING ABSORPTION COSTING (AC) VS DIRECT COSTING (DC) • Direct Costing Er ontstaan verschillen in de periodewinsten tussen de twee methoden doordat er sprake is van voorraadmutaties. De verkochte hoeveelheid is dan niet gelijk aan de geproduceerde hoeveelheid. Bij direct costing wordt de winst uitsluitend bepaald door de afzet en niet door de productie. Bij absorption costing kan zowel door afzet als productie, winst ontstaan. PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 32 HOOFDSTUK 6: COST ACCOUNTING BREAK-EVEN ANALYSE 6.6 BREAK-EVENANALYSE Break-even is de afzet/omzet waarbij de opbrengsten gelijk zijn aan de gemaakte kosten. Er wordt dus geen winst of verlies gemaakt. BREAK-EVENAFZET • Maakt gebruik van de dekkingsbijdrage. Dit is het verschil tussen de verkoopprijs en de variabele kosten en wordt gebruikt voor de dekking van de vaste kosten (en de eventuele winst). De break-evenanalyse gaat dan ook uit van de direct costing. PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 33 HOOFDSTUK 6: COST ACCOUNTING BREAK-EVEN ANALYSE BREAK-EVENAFZET • Berekening: Voorbeeld: Bedrijf verkoopt één type surfboard. Volgende gegevens zijn beschikbaar: • Verkoopprijs (p) is € 625 • Constante kosten (C) zijn € 450000 • Variabele kosten (v) zijn € 250 per board Vraag: Hoeveel boards moeten geproduceerd en verkocht worden door het bedrijf om geen winst of verlies te maken? Berekening: C 450000 q 1200 p v625 250 PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 34 HOOFDSTUK 6: COST ACCOUNTING VAN KOSTPRIJS NAAR VERKOOPPRIJS 6.7 VAN KOSTPRIJS NAAR VERKOOPPRIJS Een bruto verkoopprijs bestaat uit drie delen: 1. Kostprijs 2. Brutowinst 3. BTW Zonder btw blijft de netto verkoopprijs over. De brutowinst bestaat uit twee delen: Overige kosten (verkoop, logistiek e.d.) Netto winst (winst na aftrek van alle kosten) Drie manieren om tegen de brutowinst aan te kijken: • marge • opslag • mark-up PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 35 HOOFDSTUK 6: COST ACCOUNTING VAN KOSTPRIJS NAAR VERKOOPPRIJS DE OPBOUW VAN DE VERKOOPPRIJS PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 36 HOOFDSTUK 6: COST ACCOUNTING BRUTOWINSTMARGE 6.7.1 BRUTOWINSTMARGE • Heeft de netto verkoopprijs als uitgangspunt. Wordt op 100% gesteld. Kostprijs + brutowinstmarge = netto verkoopprijs = 100% • Wordt meestal gebruikt wanneer de marktprijzen al min of meer zijn vastgesteld. PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 37 HOOFDSTUK 6: COST ACCOUNTING BRUTOWINSTOPSLAG 6.7.2 BRUTOWINSTOPSLAG • De kostprijs wordt als uitgangspunt genomen. Deze wordt op 100% gesteld. Kostprijs + brutowinst = netto verkoopprijs aldus 100% + het opslagpercentage. • Dit komt voor bij markten waarin producten worden aangeboden die exclusief zijn. De aanbieder kan zelf zijn brutowinst bepalen. 6.7.3 BRUTOWINST ALS MARK-UP • • Technisch de makkelijkste vorm. Inkoopprijs wordt gebruikt als uitgangspunt. Deze methode wordt doorgaans niet gebruikt om de brutowinst te bepalen. Makkelijke manier om inkoopprijzen aan verkoopprijzen te relateren. PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 38 HOOFDSTUK 6: COST ACCOUNTING FABRICAGEKOSTPRIJS & COMMERCIËLE KOSTPRIJS 6.7.4 FABRICAGE KOSTPRIJS EN DE COMMERCIËLE KOSTPRIJS • Bij de gegeven kostprijs dient er onderscheid te worden gemaakt tussen de fabricagekostprijs en de commerciële kostprijs. Bij het produceren spreken we van fabricagekosten. Bij het aan de man brengen van producten, spreken we van commerciële kosten. PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 39 HOOFDSTUK 6: COST ACCOUNTING BREAK-EVEN ANALYSE BREAK-EVENOMZET Voor een bedrijf met een relatief groot assortiment is het interessanter om de break-evenomzet te berekenen. Hiervoor moet eerst de brutowinstmarge berekend worden. Voorbeeld: Een winkel X verkoopt een groot assortiment. Winkel X verkoopt producten die nauwelijks door andere winkels verkocht worden. Hierdoor is de nettovervoopprijs zelf te bepalen. Deze wordt bepaald 25 % boven de inkoopprijs. De netto verkoopprijs kan daarmee op 125% gezet worden van de inkoopprijs (kostprijs). De verwachte omzet, excl. btw, bedraagt €400.000 per jaar. De overige kosten bedragen €60.000 waarvan €44.000 vaste kosten. PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 40 HOOFDSTUK 6: COST ACCOUNTING BUDGETTEREN 6.8 BUDGETTEREN 6.8.2 BUGETTEREN Een budget is de financiële vertaling van de plannen van een onderneming. Het proces van opstellen en bewaken hiervan noemen we budgetteren. De functies van een budget zijn: • Planning Het stellen van budgetten levert automatisch een planningsstructuur op. Zonder planning van activiteiten kunnen er geen budgetten worden opgesteld. • Coördinatie en communicatie Activiteiten van een onderneming hebben altijd invloed op elkaar. De inkoopafdeling heeft bijvoorbeeld invloed op de verkoopafdeling. Er is dus een overlap nodig aan de hand van communicatie en coördinatie tussen de verschillende afdelingen. PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 43 HOOFDSTUK 6: COST ACCOUNTING BUDGETTEREN • • • Taakstelling en autorisatie Een budget zorgt ervoor dat een persoon in de onderneming een bepaalde verantwoordelijkheid krijgt toegedeeld. (marketingverantwoordelijke krijgt de hoofdverantwoordelijkheid) Motivatie Een budget kan motiverend werkend. Managers van bijvoorbeeld lagere niveaus mee betrekken in de budgetverantwoording kan zorgen voor een positieve houding en kan leiden tot het halen van ondernemingsdoelstellingen. Evaluatie Het budget dient ook als evaluatiemiddel. Eventuele verschillen tussen de budgetten en de werkelijke cijfers kunnen worden onderzocht in een zogeheten verschillenanalyse. PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 44 HOOFDSTUK 6: COST ACCOUNTING BUDGETTEREN 6.8.3 HET MASTERBUDGET • • • Dit is de laatste stap in het budgetteringsproces. Hierin staan alle budgetten van een onderneming samen. Het is een samenvattend en kwantitatief totaaloverzicht van managementverantwoordelijkheden. Het masterbudget is een jaaroverzicht. Toch kan beter gebruik gemaakt worden van ‘rolling budgets’ aangezien deze een kortere tijdspanne beslaan. Hierdoor is het mogelijk om activiteiten sneller bij te sturen. Als uitgangspunt of ‘basisbudget’ wordt veelal het verkoopsbudget (omzet) genomen. PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 45 HOOFDSTUK 6: COST ACCOUNTING BUDGETTEREN • Schematisch weergegeven krijgen we: PRINCIPES VAN BEDRIJFSECONOMIE - 46