1. achtergrond van het voorstel

advertisement
EUROPESE
COMMISSIE
Brussel, 28.2.2017
COM(2017) 119 final
2017/0049 (NLE)
Voorstel voor een
BESLUIT VAN DE RAAD
betreffende het namens de Europese Unie tijdens de zestigste zitting van de Commissie
voor verdovende middelen in te nemen standpunt over de toevoeging van stoffen aan
Tabel I bij het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende
middelen en psychotrope stoffen
NL
NL
TOELICHTING
1.
ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL
•
Motivering en doel van het voorstel
De Commissie voor verdovende middelen (CND) wijzigt regelmatig de lijsten van stoffen die
zijn opgenomen als bijlage bij het Verdrag van de Verenigde Naties (VN) tegen de
sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen van 1988 (VN-Verdrag van
1988), op basis van aanbevelingen van het Internationaal Comité van toezicht op verdovende
middelen (INCB).
De EU is partij bij het VN-Verdrag van 1988 voor aangelegenheden die in artikel 12 van het
verdrag1 worden geregeld. Artikel 12 heeft betrekking op stoffen die vaak worden gebruikt bij
de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen
("drugsprecursoren").
De CND is een commissie van de Economische en Sociale Raad van de VN (ECOSOC) en
haar taken en bevoegdheden zijn onder meer vastgelegd in het VN-Verdrag van 1988. Zij
bestaat uit 53 VN-lidstaten die door de ECOSOC zijn gekozen. Momenteel zijn 12 EUlidstaten stemgerechtigd lid van de CND2. De Unie heeft de status van waarnemer in de CND.
Het INCB heeft op 1 februari 2017 aanbevolen om twee stoffen, namelijk 4-aniline-Nfenethylpiperidine (ANPP) en N-fenethyl-4-piperidone (NPP), aan Tabel I bij het VNVerdrag van 1988 toe te voegen.
Wijzigingen van de tabellen van het VN-Verdrag van 1988 hebben directe gevolgen voor het
toepassingsgebied van het Unierecht wat de controle op drugsprecursoren betreft, omdat
stoffen die aan de tabellen van het VN-Verdrag van 1988 worden toegevoegd, ook in het
Unierecht moeten worden opgenomen3. De Commissie is bevoegd te dien einde gedelegeerde
handelingen aan te nemen.
De lidstaten dienen zich met een gemeenschappelijk standpunt in de Raad voor te bereiden op
de zitting van de CND waarin over de opneming van stoffen in de tabellen moet worden
beslist. Een dergelijk standpunt zou, gezien de beperkingen die inherent zijn aan de
waarnemersstatus van de Unie, moeten worden ingenomen door de lidstaten die momenteel
lid zijn van de CND, met name door daar gemeenschappelijk op te treden in het belang van de
Unie. De Unie, die alleen een waarnemersstatus in de CND heeft, brengt geen stem uit in de
CND.
Te dien einde stelt de Commissie een standpunt voor dat namens de Europese Unie zal
worden ingenomen op de zestigste zitting van de CND, die van 13 tot en met 17 maart 2017
in Wenen plaatsvindt, over het opnemen van stoffen in de tabellen bij het VN-Verdrag van
1988.
1
2
3
NL
Besluit van de Raad van 22 oktober 1990 betreffende de sluiting namens de Europese Economische
Gemeenschap van het Verdrag van de Verenigde Naties (VN) tegen de sluikhandel in verdovende
middelen en psychotrope stoffen van 1988.
Oostenrijk, België, Kroatië, Tsjechië, Frankrijk, Duitsland, Hongarije, Italië, Nederland, Slowakije,
Spanje en het Verenigd Koninkrijk.
Verordening (EG) nr. 111/2005 van de Raad van 22 december 2004 houdende voorschriften voor het
toezicht op de handel tussen de Unie en derde landen in drugsprecursoren (PB L 22 van 26.1.2005, blz.
1) en Verordening (EG) nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004
inzake drugsprecursoren (PB L 47 van 18.2.2004, blz. 1).
2
NL
2.
RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
•
Rechtsgrondslag
De rechtsgrondslag voor dit voorstel is artikel 207 in samenhang met artikel 218, lid 9, van
het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).
Het opnemen van precursoren in de tabellen om toezicht te houden op de handel in deze
stoffen, is een aangelegenheid die onder het gemeenschappelijk handelsbeleid valt, en in
artikel 207, lid 3, VWEU is bepaald dat bij de onderhandelingen over en sluiting van
akkoorden met een of meer derde landen of internationale organisaties, artikel 218 van
toepassing is, behoudens de bijzondere bepalingen van dit artikel.
Artikel 218, lid 9, VWEU is van toepassing ongeacht of de Unie lid is van het betrokken
lichaam of partij is bij de betrokken overeenkomst. De CND is "een krachtens een
overeenkomst opgericht lichaam" in de zin van dit artikel, aangezien het een lichaam is
waaraan specifieke taken zijn toevertrouwd in het kader van het VN-Verdrag van 1988.
De besluiten van de CND over het opnemen van stoffen in de tabellen zijn "handelingen met
rechtsgevolgen" in de zin van artikel 218, lid 9, VWEU. Volgens het VN-Verdrag van 1988
worden besluiten van de CND bindend, tenzij een partij een besluit binnen de voorgeschreven
termijn voor een hernieuwd onderzoek aan de ECOSOC heeft voorgelegd 4. Het besluit dat de
ECOSOC vervolgens neemt, is definitief.
•
Subsidiariteit
Niet van toepassing.
•
Evenredigheid
Het voorstel is evenredig en gaat niet verder gaat dan wat nodig is om de doelstellingen te
verwezenlijken, omdat het betrekking heeft op nieuwe drugsprecursoren die in de Unie
aanleiding geven tot bezorgdheid.
•
Keuze van het instrument
Artikel 218, lid 9, VWEU schrijft voor dat een besluit van de Raad wordt gebruikt om de
standpunten te bepalen die namens de Unie in een krachtens een internationale overeenkomst
opgericht lichaam worden ingenomen.
4
NL
Artikel 12, lid 7, van het VN-Verdrag van 1988.
3
NL
2017/0049 (NLE)
Voorstel voor een
BESLUIT VAN DE RAAD
betreffende het namens de Europese Unie tijdens de zestigste zitting van de Commissie
voor verdovende middelen in te nemen standpunt over de toevoeging van stoffen aan
Tabel I bij het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende
middelen en psychotrope stoffen
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207 in
samenhang met artikel 218, lid 9,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
1)
Het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en
psychotrope stoffen van 1988 ("het verdrag") is door de Unie bij Besluit 90/611/EEG5
van de Raad goedgekeurd en op 11 november 1990 in werking getreden.
2)
Overeenkomstig artikel 12, leden 2 tot en met 7, van het verdrag kunnen stoffen worden
toegevoegd aan de tabellen bij het verdrag, die een lijst van drugsprecursoren bevatten.
3)
De Commissie voor verdovende middelen dient tijdens haar zestigste zitting van 13 tot
en met 17 maart 2017 in Wenen een besluit te nemen over de toevoeging van twee
nieuwe stoffen aan Tabel I bij het verdrag.
4)
De Unie heeft de status van waarnemer in de Commissie voor verdovende middelen,
waarvan momenteel 12 EU-lidstaten stemgerechtigd lid zijn. Aangezien besluiten over
de toevoeging van nieuwe stoffen aan Tabel I bij het verdrag onder de exclusieve
bevoegdheid van de Unie vallen, moet de Raad de lidstaten machtigen om het standpunt
van de Unie over de opneming van stoffen in de lijst in Tabel I bij het verdrag te
vertolken.
5)
Volgens de beoordeling van het Internationaal Comité van toezicht op verdovende
middelen worden twee stoffen, namelijk 4-aniline-N-fenethylpiperidine (ANPP) en Nfenethyl-4-piperidone (NPP), vaak gebruikt bij de illegale vervaardiging van fentanyl en
zijn zij zeer geschikt voor de illegale vervaardiging van fentanyl en een aantal
fentanylanalogen, die zeer krachtige synthetische opioïden zijn. Er is bewijs voorhanden
dat de omvang en mate van de illegale vervaardiging van fentanyl en fentanylanalogen
zodanige ernstige moeilijkheden op het gebied van de volksgezondheid of van
maatschappelijk aard scheppen, dat het gerechtvaardigd is om die stoffen onder
internationaal toezicht te plaatsen.
5
NL
Besluit van de Raad van 22 oktober 1990 betreffende de sluiting namens de Europese Economische
Gemeenschap van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen
en psychotrope stoffen (PB L 326 van 24.11.1990, blz. 56).
4
NL
6)
Dienovereenkomstig heeft het Internationaal Comité van toezicht op verdovende
middelen op 1 februari 2017 de Commissie voor verdovende middelen aanbevolen om
ANPP en NPP in Tabel I bij het verdrag op te nemen.
7)
Illegaal vervaardigd fentanyl en illegaal vervaardigde fentanylanalogen hebben in
sommige lidstaten geleid tot aanzienlijke moeilijkheden op het gebied van de
volksgezondheid en van maatschappelijke aard.
8)
Daarom dienen de EU-lidstaten in het Internationaal Comité van toezicht op verdovende
middelen het standpunt in te nemen dat ANPP en NPP in Tabel I bij het verdrag moeten
worden opgenomen,
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Tijdens de zestigste zitting van de Commissie voor verdovende middelen van 13 tot en met 17
maart 2017 nemen de lidstaten namens de Unie het volgende standpunt in:
4-aniline-N-fenethylpiperidine (ANPP) en N-fenethyl-4-piperidone (NPP) moeten worden
opgenomen in Tabel I bij het Verdrag.
Dit standpunt wordt ingenomen bij gemeenschappelijk optreden door de lidstaten die lid zijn
van de Commissie voor verdovende middelen.
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel,
Voor de Raad
De voorzitter
NL
5
NL
Download