Kleuteronderwijs Les 1 Actualiteit Komt veel aan bod in dit vak Testen 3e kleuterklas vb taaltest => niet meer up to date o Eeuwenoude discussie over testen ‘De vuile broeken houden ons van ons werk’ (krantenkop) o Discussie Tijd investeren en leerproces ondersteunen maar we kunnen niet door zindelijkheidstraining vs Laat kind kind zijn, dan zal de zindelijkheid wel komen o Standpunten komen vaak terug in andere onderwerpen Belang van kleuteronderwijs Filmpje: er gebeurt heel veel op 1 dag in de kleuterklas (motorisch, gevoelens…) Kenmerken kleuterleidster: creatief, vernieuwend… o Kleuterklas van dertig jaar geleden kan je niet vergelijken met kleuterklas van onze generatie en de kleuterklas nu is nog iets anders Citaat Obama: ‘If a society wants to ensure the best trajectory for its children, its policy focus should be on those early years’ o Duale samenleving: middenklasse en armoede => poging tot oplossen door ziekteverzekering en investering in early childhood (hoe vroeger de investering, hoe hoger het rendement, en daardoor minder investering nodig in latere leven) Ontwikkeling hoogst tussen 0-4jaar: hersenen ontwikkelen bijna op alle vlakken SCHEMA o Later ontwikkeling veel geleidelijker Twee curves Onbegrijpbare paradox SCHEMA! o Heckman-curve: return investment Wat brengt onze investering op (economisch argument) => jonge kinderen meest veilige investering o Melhuish-curve Maatschappij slaagt er niet in om voldoende geld vrij te maken Curriculum kleuteronderwijs Overeenstemming in principes en aspiratie Spanning in curriculumpraktijk Continuum o Brede ontwikkelingsdoelen (social pedagogische traditie) o Cognitieve vaardigheden (voorschools onderwijs) ‘Readiness for school tradition’ o Vb Ipad wel (RFST) of niet (SPT) in klas? Spanning in curriculum Kleuterklas Readiness for school tradition Plaats voor leren en instructie. Voorbereiding op het lager onderwijs Sociaal-pedagogische traditie Leefplaats. Plaats waar kinderen zichzelf leren kennen en leren samenleven met anderen 1 Curriculumontwikkeling Focus van het programma Taal en ontwikkeling Kerndoelen Spelen Evaluatie Kwaliteitscontrole Voorgeschreven lijst door centrale instantie opgesteld met duidelijke en concrete doelen en verwachtingen Focus op leren en vaardigheden, gekoppeld aan latere doelen lager onderwijs Focus op individuele taalontwikkeling (eigen taal). Orale competenties en letter/woordherkenning belangrijk. Nadruk op ontluikende geletterdheid praktijken. Gekoppeld aan andere doelen. Bv ontluikende geletterdheid of sociale ontwikkeling Voorgeschreven en gedetailleerd. Focus op cognitieve vaardigheden. Centraal opgesteld. Door iedereen te bereiken Vooral binnen de klas, buitenspelen ifv motorische ontwikkeling Evaluatie wordt soms verwacht. Belangrijke rol voor leraar ifv overgang naar lagere school Gebaseerd op vooraf opgestelde doelen. Gestandaardiseerd testen mogelijk. Tendens van decentralisatie van het nationale naar het lokale niveau Volledige persoonsontwikkeling (inclusief leren) Focus op individuele taalontwikkeling (eigen taaal). Nadruk op taalproductie, en communicatie- en mogelijkheden. Holistisch Breed oriënterend opgevat. Differentiatie mogelijk. Accountability van secundair belang Binnen en buitenspelen gelijkwaardige pedagogische kwaliteiten Niet verwacht. Informele evaluatie Op basis van participatie. Belang ouderbetrokkenheid. Focus meer op school dan op kind. Organisatie kleuteronderwijs Vlaanderen: unieke positie o Hoge participatie o Kosteloos o Grondwettelijke vrijheid van onderwijs Vrijheid om zelf school te kiezen Recht van iedereen om onderwijs in te richten o Tot 6 jaar geen leerplicht, instapleeftijd mogelijk vanaf 2,5 jaar Inhoudelijke dimensie kleuteronderwijs Ontwikkelingsdoelen ipv eindtermen o Ontwikkelingspatronen van kinderen Geen afgescheiden vakgebieden Onderlinge verschillen tussen kinderen o Verschillende instapleeftijd Sommigen pas in kleuterklas in tweede of derde Minimumdoelen op vlak van kennis, inzicht, vaardigheden en attituden o Basiscompetenties o Ordening in leergebieden (duidelijke keuze) Vijf leergebieden Twee leergebiedoverschrijdende thema’s o Leren leren & Sociale vaardigheden o Geïntegreerd in alle leergebieden en schoolgebeuren 2 5 Leergebieden Lichamelijke opvoeding o Motorische competenties Zelfredzaamheid (schoenveters knopen, jas aandoen…) Grote en kleine motoriek o Gezonde en veilige levensstijl o Zelfconcept en sociaal functioneren Muzische opvoeding o Beeld o Muziek o Drama o Beweging o Media o Attitudes Nederlands o Luisteren o Spreken o Lezen o Schrijven o Taalbeschouwing Wereldoriëntatie o Natuur o Techniek o Mens o Maatschappij o Tijd o Ruimte Wiskundige initiatie o Getallen o Meten o Ruimte (voorbereiding meetkunde) Onderwijsmethoden Keuze voor onderwijsmethode en didactisch materiaal: vrijheid schoolbestuur o Vs Frankrijk: overheid beslist alles Populair in kleuterklas: hoekenwerk en contractwerk Bijzondere methoden o Steiner , Freinet, Montessori, Decroly o Jenaplan, leefscholen, ervaringsgericht onderwijs Evaluatie van kleuters Geen formele evaluatie o Wel heel belangrijk geworden laatste jaren: discussie ‘zijn we te veel aan het evalueren?’ Beoordeling ifv 3 doelen o Vooruitziende rol o Peilende rol o Diagnostische rol Soms leerlingvolgsystemen: vb tekening van persoon laten maken en kijken hoe ver het kind al zit in zijn ontwikkeling adhv de tekening 3 Ontwikkelen en leren in de kleuterklas Ervaringen thuis o Gevoelsaspect en sociaal aspect o Taalontwikkeling o Motorische ontwikkeling o => alle drie: wisselwerking thuis en klas (meenemen) Actuele beleven als drijfveer o Affectieve component: houden van vs niet houden van o Kleuter is ‘nu-wezen’ => structureren van leefwereld en wereldbeeld Structuur geven => zorgt voor veiligheid o In globale leef- en belevingswereld o Spanning tussen Ontplooiingskansen in vrij spel, zelfstandig exploreren, persoonlijk experimenteren vs Regelmaat in dagpatroon, ervaren van ritme van tijd, afspraken vastleggen… Nabootsen en navolgen o Leren door congenitale nabootsingsdrang o Einde kleuterklas: autonoom denken en handelen => verschil tussen 1e kleuterklas en 3e kleuterklas is immens! Zelfontdekkend leren en ondersteunend leren o Vygotsky: zone van de naaste ontwikkeling (iets wat je alleen kan, telkens een beetje moeilijker maken en eerst samen proberen, dan weer alleen en zo stapjes opbouwen) Occasioneel versus intentioneel leren o Norm voor leren is interesse an het kind o Occasioneel: afhankelijk van wat er aangeboden wordt o Intentioneel leren vanaf 7 jaar (zelf doelen voor ogen stemmen): ‘dit wil ik weten’ Spel als uitgangspunt o Vervloeien fantasie en realiteit o Uitdagend spel bevordert denk-, gevoels-, en fantasiewereld Drie ontwikkelingsfasen Exploreren o 2,5 tot 3 jarigen o voldoening door louter bezig zijn met iets (ervaringswereld beperkt) Experimenteren o Vierjarigen o Gericht omgaan met situaties en materiaal (vaak door nabootsing) o Omgaan met materiaal is doel op zich (niet product) Constructief omgaaan o Vijfjarigen => VROEGER DAN INTENTIONEEL LEREN? o Kleuter stelt zelf zijn doel o Vooraf bepalen van manuele of mentale constructie Extra info reader examen & vb examenvraag => SLIDES LES 1 Les 2: ontwikkeling van het jonge kind Nog steeds in linkse blok (fundamenten) Wat betekent het (wat we vandaag gaan zien) voor de lessen? => hoe als kleuterleidster dit alles ondersteunen? => ontwikkelingsstadia kunnen toepassen in praktijk (hoe ondersteunen) 4 Introductie Filmpje: spelenderwijs alles ontdekken en experimenteren => basis voor verdere ontwikkeling 2 boodschappen Kind heel veer verandering (individueel) vb motorisch, taalontwikkeling… gebeurt afzonderlijk (niet tegelijk, na loop van tijd is alles wel even ver ontwikkelt) => psychologisch gezien Ontwikkeling centraal in kleuteronderwijs: zelfredzaamheid, taal, creativiteit… Wat we vandaag zien, zullen we komende lessen nuanceren (dit is de basis => door recentere bevindingen andere meningen) Omgeving, vrienden, familie… Wat is uniek aan de peuter (1,5 tot 3jaar)? o Al opstandig, maar minder op zichzelf o Plezier aan gewoon doen (om bezig te zijn) vb tekenen om bezig te zijn Wat is uniek aan de kleuter (3 tot 6jaar)? o Eigen persoontje o Reeds interactie o Doen in funtie van resultaat vb tekening maken om een mooie tekening te maken De peuter Lichamelijke ontwikkeling Groei vertraagt (baby sneller dan peuter) Asynchrone groei: niet in evenwicht, nog geen goede proporties Ontwikkeling melktanden Motorische ontwikkeling Fundamentele bewegingsactiviteiten o Vb rennen, klimmen, lopen, springen, vangen… => in functie van plezier, in functie van later (het beter kunnen) o Geen vaste volgorde, wel fundamenteel voor verdere levensontwikkeling Zelfstandigheid neemt sterk toe: nog geen interactie, wel bewustzijn eigen ik => frustraties mogleijk, besef hechting (dus ook loslaten = angstig) o ‘ik ben twee en ik zeg nee’ => peuterpuberteit (driftbuien kunnen ontstaan uit het niets) o Vb zelf eten, zelf kleren aandoen… Zelfredzaamheid neemt toe o Intrede zindelijkheidstraining o Zelf eten en drinken Fijne en grove motoriek ontwikkelt zich Kleuteronderwijs: motorische ontwikkeling stimuleren BELANGRIJK (ruimte geven, aanbieden verschillend speelmateriaal…) Testen van motorische ontwikkeling Tekenontwikkeling Goede barometer om te kijken in welk ontwikkelingsstadium (kijken hoe ontwikkeling verloopt) o Mogelijk duidelijke stadia onderscheiden Krabbelstadium tot 4 jaar: tekenen voor het plezier (geen doel) Tekenen = bewegingsspel (tekenen om het plezier) Perceptuele ontwikkeling (peuter én kleuter!) Voorwerpen herkennen met verschillende zintuigen: zintuigen werken samen (baby kan dit niet) Typerend voor jonge kind is globale waarneming 5 o o o o Peuter: opa is cirkel Kleuter: opa is kopvoeter Jonge kind: opa heeft armen, benen, voeten… => voorbeeld van tekening, kijken in welk stadium Cognitieve ontwikkeling (peuter) Filmpje: fantasie stimuleren door verhalen o Opgelet: verschil (grens) fantasie en realiteit bewaken o Opgelet voor angstontwikkeling: uitleg en betekenis geven (vb bij verkleden of poppenkast) o Peuter is tot heel veel in staat maar maakt ook heel veel fouten Vooraf: Jean Piaget (1896-1980) o Zwitsers psycholoog o Cognitief psychologische ontwikkeling jonge kinderen o Kennis bestaat uit structuren (schemata) Assimilatie (= aanpassen aan omgeving) Accommodatie (= aanpassen, adaptatie) Equilibratie (= balanceren) Piaget: pre-poperationeel stadium (18/24 maand tot 7 jaar) o Verwerving cognitieve mogelijkheden => gigantische uitbreiding o In staat zijn tot geïnterioriseerd experimenteren (in zichzelf) o Leren door imitatie en nabootsing => belangrijke rol van volwassenen o Beginnend simbolisch denken vb fantasiespel, tekenen, taal, uitgestelde imitatie o Voorstelling van het ‘zelf’ (verschillende stadia) Ik besta Zichzelf herkennen in de spiegel Eigen voorstelling van het zelf (specifieke eigenschappen zoals ik ben blond, groot…) Geheugen o Uitgestelde imitatie o Absorberen, maar geen bewust of intentioneel gebruik Vb wel verstopspelletjes (welk voorwerp is weg?) Kleuterklas o Denkvermogen: puzzel (spel bij uitstek, veel vaardigheden!) o In categorieën onderbrengen: Duplo o Geheugen trainen: weghaalspelletje Preconceptueel denken (geen concepten, niet abstraheren en discrimeneren) o Heel concreet, niet abstract Denkfouten o Veel mogelijkheden, voorbereiding op concreet operationeel stadium (basisschoolkind) o Experimenten van Piaget die denkfouten illustreren Conservatieproeven Conservatie van hoeveelheid vloeistof (breed laag glas en lang smal glas, na overkappen, waar kan het meeste in?) Conservatie van massa (twee balletjes plasticine even groot, ene veranderen naar worstje, welke is de grootste?) Drie denkfouten o Focus op één opvallend kenmerk, zonder compensatie-oriëntatie o Geen reversibel denken (geen omgekeerde redenering, geen transformatie kunnen maken) o Statisch-gericht denken: geen aandacht voor overgang of transformatie (gericht op het nu) 6 ‘Drie-bergen’-experiment Verklaring o Egocentrische instelling o Niet in staat zijn om dingen vanuit het standpunt van iemand te bekijken (3 dingen dat een peuter niet kan) Perceptueel (wat ziet de ander?) Emotioneel-motivationeel (hoe voelt een ander zich? Waarom doet een ander iets?) Niet in staat tot decentralisatie: geen dingen uit elkaar kunnen halen Sally en Anne experiment Klasse-inclusie-experiment (Wat is er meer: bloemen of gele bloemen?) Verklaring: peuter niet in staat tot het maken van onderscheid deel – geheel Ontluikende gecijfertheid: categorieën maken als eerste Verwerven mogelijkheid symbolisch denken Verwarring fantasie en werkelijkheid o Peuter Antropomorfisme of animisme: objecten krijgen eigenschappen die kind zelf ervaart Vb stoute tafel Fysiognomisch waarnemen: objecten krijgen gezicht met emotionele lading Artificialisme: alles wordt door ‘iemand’ gemaakt o Kleuter Finalisme: alles heeft een bedoeling => ‘waarom’? Irrationele verbanden: verbanden tussen dingen die toevallig samengaan Magisch denken: ik kan dingen beïnvloeden => zelf oorzaak van dingen die gebeuren Zie boek voor vbn Taalontwikkeling Uitbreiding betekenisvol taalgebruik o Peuter begrijpt meer dat hij kan zeggen (uiten is moeilijker: woordenschat + emoties kenbaar maken) o Volwassenen (ouder, kleuterklas) bron voor nazeggen/imitatie o Bedmonologen Egocentrisch taalgebruik Tweewoorden zinnen (gigantische uitbreiding!) o Gebruik persoonlijke voornaamwoorden o 10 nieuwe woorden per dag o Syntaxis verdubbelt per maand Aanwezigheid van zelfbesef en zelfkennis Filmpje Sociaal-emotionele ontwikkeling Ontwikkeling zelfbewustzijn o Zichzelf herkennen in de spiegel ‘Zelf doen’, ‘niet willen’, ‘neen’… o Drift en gilpartijen o Peuterfase = koppigheidsfase o Belang van consequente aanpak Conflict tussen zelfstandigheid en afhankelijkheid 7 o Moeilijk wanneer ouders vertrekken aan peuterklas Gevoelens o Schaamte (stout) vs trots (ik kan iets) o Afgunst/jaloezie (=> stekste gevoel en kan veel conflicten meebrengen) o Agressie Filmpje 1: echt contact komt later o Stilaan begrijpen hoe met elkaar omgaan Filmpje 2: volwassene moet aandacht hebben voor de gevoelens van de peuter => er beter mee kunnen omgaan o Peuters kunnen al langere periode zonder ouders (vb alleen in zandbak spelen) => emeotioneel zelfstandiger o Nieuwe activiteit vb school: voorbereiden door erover te praten o Eigen persoon, eigen wil ‘van mij’ => verzamelen, nog niet in staat om te delen o Belangstelling voor andere kinderen => nadoen Seksuele ontwikkeling Besef van eigen geslacht (sekse-identiteit) Interesse in eigen lichaam en dat van een ander vb doktertje spelen ‘vieze woorden’ Freud: anale fase Persoonlijkheidsontwikkeling Zelfbewustzijn dringt door: ik kan zelf dingen willen en doen, ik ben zelfstandige entiteit Egocentrisch: eigen standpunt is belangrijk, nog geen ander standpunt innemen (zorgt ook voor conflicten) Autonomie-ontwikkeling o Erikson: Autonomie versus schaamte/twijfel Autonomie door goede ondersteuning Overbescherming leidt tot schaamte/twijfel Genderidentiteit (besef van eigen geslacht) o Seksestereotiep gedrag: jongens weigeren om met poppen te spelen, meisjes willen niet meer met auto’s selen o Gendergerelateerde verwachtingen: papa werkt en mama zorgt (niet alleen cultureel, dook door ontwikkeling) Morele ontwikkeling Peuters weten wat mag en wat niet mag o Gelinkt aan aanwezigheid ouders o Gericht op gevolgen van gedrag Later (dit kunnen peuters nog niet) o Weten wat niet mag, maar het toch doen o Schuld op iemand anders steken o Geleidelijk: internaliseren van regeltjes Straffen en belonen Schoolse ontwikkeling Cruciaal moment in leven van peuter: instapklasje (moment om afscheid te nemen van babyfase => alles komt samen + ondersteuning van kleuterjuf) 6 basisbehoeften o Lichamelijke behoeften o Behoefte aan warmte, affectie en tederheid o Behoefte aan veiligheid, duidelijkheid en continuïteit => structuur leidt tot veiligheid (wordt niet saai) 8 o Behoefte aan erkenning, aan ‘iemand zijn’ o Behoefte zichzelf als kundig te ervaren o Behoefte om moreel in orde te zijn Spelontwikkeling Motorische, cognitieve, lichamelijke…ontwikkeling best ondersteunen via spel = kernopdracht kleuteronderwijs (wereld ontdekken via spel) De wereld ontdekken Bewegingsspelletjes Eerste keer doen alsof of rollenspelletjes (door symbolisch denkenà Constructiespelen (ook om denkfouten aan te pakken) Nog geen sprake van samen spelen (bron van conflicten) o Toekijkend spel o Solitair spel o Parallel spel Samenvattend Groei lengte/gewicht vertraagt => meer inzetten op andere gebieden namelijk de fundamentele bewegingsactiviteiten Fundamentele bewegingsactiviteiten Zelfredzaamheid Tekenen = krabbelen = bewegen Globale waarneming Pre-operationeel stadium o Types denkfouten o Fantasie en werkelijkheid Betekenisvol taalgebruik De kleuter Filmpje 1: vanaf 4 jaar ‘beleefd zijn bestaat’ (wat kan ik zeggen en wat niet?) o Iemand leert: volwassene moet geduldig zijn (alles zit op een ander niveau) Lichamelijke ontwikkeling Groeitempo neemt af Synchrone groei: alles begint in proportie te staan Motorische ontwikkeling Bewegingsactiviteiten worden kwalitatiever => oefening o Bewegen in functie van zichzelf beter maken Grote beweeglijkheid: ongelofelijk veel energie! o Voortdurend in de weer zijn o Evenwicht Sterke evolutie fijne motoriek o Knippen, plakken o Inkleuren (binnen de lijntjes kleuren is uitermate boeiend!) o Puzzelen Tekenontwikkeling Tekenen om plezier maar ook met betekenis vb tekening voor mama Tekening benoemen (3 fases) o Eerst tekenen, dan benoemen o Benoemen tijdens tekenen o Eerst benoemen, dan tekenen 9 Mislukt realisme o Vanaf 3 à 4 jaar o Eerst benoemen, dan tekenen o Maar tekening lijkt niet op werkelijkheid o Mens als ‘kopvoeter’ Verstandelijk realisme o Vanaf 5 à 6 jaar o Tekening = representatie van hoe kleuter de werkelijkheid beleeft o Symbolisch (in plaats van realistisch) o Instabiliteit van vormen o Figuren gekaderd in gemeenschappelijke context Visueel realisme o Vanaf 8 à 9 jaar o Realistisch = werkelijkheid zoals deze er uit ziet Perceptuele ontwikkeling Zie peuter Kleuter: meer aandacht voor details o Puzzelen o Evolutie kleutertekeningen Cognitieve ontwikkeling Zie peuter Bloeiperiode na fantasie (vb heel graag verkleden!) Nog niet beschikken over logische denkhandelingen en denkoperatie o Geremd door denkfouten Geheugen kan steeds grotere perioden overbruggen o Populair in de kleuterklas: verstopspelletjes (welk voorwerp is weg?) Egocentrisme => sociocentrisch denken (totaal anders dan peuter, nog steeds op zichzelf maar ook verbanden met elkaar, ook samen spelen) o Minder magisch o Verbanden leggen Ontwikkelen besef van tijd (↔ beleven van tijd) o Seizoenen, ritme van de dag, verleden/heden/toekomst o Besef tijd door expliciet continuïteit te benadrukken Weten wel hier en nu, weten niet wat we gaan doen in de namiddag of weten niet dat iets 10 minuten duurt Filmpje: sterke link ontluikende gecijfertheid (groot, klein, leeg, vol…) Taalontwikkeling Belang van bedmonologen (als alles goed gaat, kunnen we stilaan overgaan tot lezen) Uitbreiding woordenschat o 3000 woorden einde kleuterklas o Steeds langere en volledigere zinnen Aarzelend spreken Zelfbeschrijvingen (uiterlijke kenmerken, voorkeuren, activiteiten) Ondersteuning taalontwikkeling vb sesamstraat: puur ontwikkeld als ondersteuning taal ‘children at risk’ ondersteunen via TV Goed niveau rond de leeftijd van 5 à 6 jaar o Fonologie o Morfologie o Semantiek 10 o Syntaxis Sociaal-emotionele ontwikkeling Gehechtheidsgedrag neemt af Ontwikkeling van intern werkmodel: wie in mijn netwerk zijn belangrijke personen? (ouders, broer/zus, juf…) o Minder angst om gehechtheid te lossen o Gehechtheid ongelofelijk belangrijk voor latere ontwikkeling en relaties opbouwen => belang van stabiele en veilige gehechteid: ervaringen in die periode zijn bepalend voor later o Theorie van Bowlby o Nieuwe gehechtheidsrelaties op basis van vorige ervaringen o Belang van wederzijdse affectie, vertrouwen en waardering (3 basisgevoelens => je moet ze ervaren hebben voor verdere ontwikkeling) Sociale omgeving wordt uitgebreid Vriendschap o Tijdelijk en oppervlakkig o Vriend = iemand waarmee je leuk kan spelen Seksuele ontwikkeling Verkenning eigen en andermans lichaam, maar minder openbaar o Letterlijk kijken naar de verschillen (soms broek af in de klas) Behoefte aan lichamelijk contact o Knuffelen, maar ook duwen, trekken, tikken geven Vragen stellen o Over zwangerschap en geboorte o Geen koppeling met seksuele gevoelens Aandacht voor geslachtsdelen o Focus op verschillen o Freud: fallische fase of oedipale fase (Oedipusconflict – Elektracomplex) => niet dieper op in gaan Persoonlijkheidsontwikkeling Eigen willetje o Peuter: niet willen o Kleuter: positief willen (ik wil dat doen omdat ik het beter kan) Einde kleuteronderwijs: taakbereidheid o Resultaat van taak > leuk zijn van taak o Vb toren bouwen want mooie toren of ‘voor de juf’ Ontwikkeling ‘ik-gevoel’ (peuterperiode moet veilig en stabiel doorgemaakt zijn) o Verdiept zelfbewustzijn o Zelfkennis neemt toe o Sociale contacten nemen toe Erikson: initiatief versus schuld o Bieden van ruimte om zelfstandig te handelen o Bieden van ondersteuning en sturing Morele ontwikkeling Model van Kohlberg (niet diep op ingaan) wel weten: model staat centraal in opleidingen (kleuter, lager) maar wel verouderd, veel kritiek o Preconventionele fase (peuter/kleuter) Strafvermijding Beloning nastreven 11 o Conventionele fase (lagereschoolkind) Personen uit directe omgeving Grotere sociale systemen o Postconventionele fase (adolescent/volwassene) Universele mensenrechten Eigen verantwoordelijkheid/persoonlijke prioriteiten o Website: voorbeeld van dilemma Freud: niet => wel sterke invloed gehad maar relevantie voor didactiek minder Kleuter: geen écht geweten (afwegen goed en fout: lagere school) Kleuter: spiegelgeweten o =resultaat van wat volwassenen als normen ‘voorhouden’ o Begrijpt nog niet ‘waarom’ iets wel/niet mag Volgens Kohlberg: preconventionele fase Volgens Freud: Ich Schoolse ontwikkeling Spelenderwijs leren o Kleuters leren door spelen (spelenderwijs = karakteristiek) o Fantasie, taalontwikkeling, sociale relaties… o Diversiteit aan spel: heel veel mogelijkheden o Betrokkenheid bij spel hoog => diep leren (opgeslorpt worden door spel) o Plezier beleven aan spel => welbevinden o Laatste twee samen nodig voor ontwikkeling (indien zo: heel snel!), als 1 ontbreekt wordt ontwikkeling geremd Ervaringsgericht onderwijs (aparte les) Zorgbreedte en zorgverbreding: laatste 10 jaar veel meer ondersteuning o Ontwikkeling van kleuters expliciet in kleuteronderwijs (belangrijk!) Zelfsturing Weinig onderzoek maar kleuter kan het ook zelf 10 actiepunten Klas in hoeken indelen -> structuur en gezelligheid o In ’70 geen hoekenwerk => gigantische paradigmashift Uitdagende hoeken maken: recht doen aan verschillen tussen individuele kleuters Nieuwe materialen, thema’s en activiteiten inbrengen Via observatie kleuterinteresse ontdekken Meer stimulerende tussenkomsten Vrij kleuterinitiatief uitbreiden o Niet te herkennen in ’70: nog geen zelfsturing en keuzevrijheid Relatie met kleuter verkennen en verbeteren Kleuters ondersteunen in wereld van gevoelens, relaties en waarden: emoties zijn niet altijd bespreekbaar geweest Sociaal-emotionele problemen herkennen o Detectiefuntie: wanneer ontwikkeling echt hapert, hoe vroeger ontdekken, hoe gemakkelijker en beter te ondersteunen en terug op juiste weg te brengen (remediëren Ontwikkelingsbedreigde kleuters herkennen Spelontwikkeling Enorme exploratiedrang 4 kenmerken van spel 12 o Keuzevrijheid: ongedwongen karakter van het bezig zijn (kunnen doen waar je nu zin in hebt) o Intens plezier beleven aan spelen Tijd en ruimte geven: niet te veel afbakenen, laten opslorpen o Het staan in twee werelden: fantasie en realiteit o Grens tussen spel en arbeid niet altijd duidelijk (bezig zijn met iets) Bewegingsspelen Doen alsof-spelletjes Constructiespel Regelspel (=spel met spelregels) Samen spelen o Solitair en parallelspel neemt af o Associatief spel: samen bezig, praten, wisselen informatie en ideeën, maar geen gemeenschappelijke taak of doel o Coöperatief spel: activiteiten worden op elkaar afgestemd, hier is wel een gemeenschappelijke taak of doel Samenvattend Groeitempo neemt af Kwalitatieve verbeteringen van bewegingen Toevallig, mislukt en verstandelijk realisme Meer oog voor details Nog steeds pre-operationeel denken Bloeiperiode fantasie: minder verwarring Woordenschat enorme uitbreiding Eerste vriendschappen Fallische fase: Geslachtsdelen = centraal Ontstaan zelfkennis Spiegelgeweten Ervaringsgericht onderwijs Samen spelen => fundament gelegd: hoe nu concreet werken in thema’s en dit toepassen/verwerken? Les 3: ontluikende gecijferdheid Structuur 3 grote vragen o Wiskunde: wat is aangeboren? Wat is aangeleerd? o Wat voorspelt prestaties voor gecijferdheid: opportunity-propensity? o Het belang van ontluikende gecijferdheid voor de latere schoolloopbaan Kleuters en ontluikende geletterdheid Reflecteer op je kennis over een kleuterklas o Welke ‘wiskundige’ activiteiten zag je? o Kan je aangeven WAAROM ze van belang zijn? Bekijk de videoclips in Minerva Documentenmap o Rekenen in de kleuterklas – kleuters in de 3e kleuterklas o Wat zie je? Welke activiteiten zie je? Kan je aangeven WAAROM ze van belang zijn? 13 Wiskunde: wat is aangeboren? Wat is aangeleerd? Zie videoclip When do children develop number sense? = kritiek op Piaget Waar zie je de meeste bolletjes? 14 Filmpje Baby Brain workout flashcards New ideas in Psychology: the dynamic infrastructure of mind – a hypothesis and some of its applications 3 centrale stromingen in het historisch denken over deze vraag (Singer, 2009) o ‘tabula rasa’ hypothese vs ‘theory of innate mental abilities’ o Zoektocht naar ‘universele mentale structuren’: case (1992) proposed a central conceptual structure for numbers, space and event o Algemeen versus specifiek onderscheid in aangeboren mogelijkheden: meteen specifiek of ontwikkeling van specifieke mogelijkheden Indien ‘nature’ = natuurlijke selectie Indien ‘nurture’ = (artikel in engels) Vaststelling (Singer, 2009) o Categorische perceptie van objecten Borelingen hebben een voorkeur voor face-like objecten Borelingen andere hersenactiviteit wanneer ze face-like objecten zien Verschil tussen levende en niet-levende ‘objecten’ o Categorische perceptie van beweging: mechanics Objecten bewegen zonder dat ze veranderen; alles van een object beweegt o Groeperen Al vanaf 5 maanden reacties op verkeerd optellen van aantellen tot 3 o Categorische perceptie van verbale aanduidingen Taal herkennen, onderscheiden van andere geluiden o Voorbeelden van ‘structurerende predisposities’ (artikel Singer) Voorbeelden van ‘inner operations’ matching, associating, comparing, increase in quantity, logical operations, iterations, topological operations, generating Beseffen dat 1 + 1 twee is Beseffen dat iets een naam heft Zijn er genoeg schoenen voor de rups? Een voor een schoenen aanpassen Doos kiezen met meeste koekjes Koekjes kiezen met grootste oppervlakte Doortellen, zelfs wanneer de cijfers niet geleerd zijn vb drietien, viertien… DIM = the dynimic infrastructure of the Mind 15 Aangeboren elementen + beïnvloeding via onderwijs o 16 o Wat voorspelt prestaties voor gecijferdheid: opportunity-propensity? Opdracht o Wat verklaart ontluikende gecijferdheid o Construeer een model dat de prestaties van kleuters helpt beschrijven en verklaren o Verzamel zoveel mogelijk variabelen en processen die het ontwikkelen van ontluikende gecijferdheid helpt ontwikkelen o Orden deze processen en variabelen o Maak een visuele voorstelling van een model Opportunities Propensities 17 Het belang van ontluikende gecijferdheid en de latere schoolloopbaan Hebben activeringsprogramma’s in de kleutercontext wel zin? 18 o o 2 flimpjes (headstart) o Filmpje montessori Verder onderzoek naar effecten o Les 4 (bewegingsopvoeding niet) Krantenartikel: ‘goede kleuterjuf is kwart miljoen waard’ o Wat is de return of investment van kleuteronderwijs Herinnering aan eigen kleuterjuf? Paspoort van een ‘goede’ kleuterjuf? Development of self (breed begrip) Zelfbewustzijn 19 o Zelfbewustzijn belangrijk voor leren (startpunt voor leren en exploreren => nieuwsgierigheid kan enkel wanneer kleuter zich voldoende bewust is van zichzelf en zich veilig voelt) Exploratiedrang Motivatie o Ik heb rood haar => ik ben leuk => Arthur is groter dan mij (evolutie) o Ontwikkeling? Ouders en leraren: bron van feedback (spiegelfunctie) => ontwikkeling zelfbewustzijn Vergelijken met andere kleuters in de klas Zelfregulatie o Concept? Keuzes maken, emoties, in functie van eigen leerproces Wordt veel vroeger ontwikkeld dan we aanvankelijk dachten: kleuters kunnen ook een stukje van eigen leerproces bepalen (vb doelen) Bodem voor eigen ‘leren leren’ o Invloed op concentration of attentions, focused thinking, behaviour management, control of emotions o Ruim: ook emoties controleren, begrijpen en duiden o Voorspeller van later schoolsucces o Grote ontwikkeling tijdens kleutertijd Hersenontwikkeling Feedback ouders en kleuterleid(st)er Talk trough problem-solving activities Promoting sociodramatic play Belang van omgevingsfactoren (stress bij kleuters) Sociale en emotioneel begrip o Kleuters: egocentrisch o Nieuw onderzoek: ‘an image of young children who care deeple about the thoughts and feelings of others, and are interested in how those thoughts compare to their own’ o Theory of mind – beeldvorming en perspectiefwissel Inleven in iemand anders (3 bergen probleem) Begrijpen van anderen hun gevoelens Begrijpen van situaties, routines… Begrijpen van diversiteit Begrijpen van persoonlijkheid Vb ‘weet dat wat jij gedaan hebt niet leuk is voor arthur’ Empathie en zorg o Kunnen inleven in situatie (theory of mind) o Emotionele ontwikkeling => empathie en zorg Emotional response to anothers’ distress Efforts to help that distressed person o Empathie > zorg (eerst empathie, dan zorg) o Geen zorg ≠ geen emotioneel begrip Leerinitiatief o Klas-engagement, motivatie, participatie, etc. => voorwaarde voor leren o Voorspeller voor schoolsucces (grote voorspeller) o Onderzoek Kinderen van nature uit nieuwsgierig => te ‘koesteren’ attitude Verschil kinderen tussen ‘performance orientation’ en ‘learning orientation’ Performance ifv feedback die je krijgt van leerkracht, beloningen Learning ifv nieuwsgierigheid 20 => vroeger gingen we er vanuit dat een kleuter sommige dingen van het lijstje niet kenden (vb empathie), nu bewijs dat het wel zo is Sociale interactie vaardigheden Leren in groep op basis van interactie Voor sociale interactievaardigheden relevant voor leren en welbevinden 1. Interactie met volwassenen o Eerste instantie: mama en papa, warme omgeving o Tweede instantie: interactie met volwassenen die geen gehechtheidspersonen zijn o Begrijpen van sociale omgeving 2. Interactie met peers o Onderschatting in bestaand onderzoek ↔ theory of mind o Conflict met andere kleuters Niet noodzakelijk een probleem => ontwikkelen sociale vaardigheden Opletten voor ‘peer rejection’ (alarmsignaal!) 3. Samenwerking en verantwoordelijkheid o Voreger: straffen en belonen als bron voor samenwerking o Recent: ‘conscience development’ => samenwerking op basis van emotionele banden 4. Groepsparticipatie o Lid worden van een groep, klasgemeenschap o Rollen en verantwoordelijkheden in de groep Ontwikkelen van relaties Belangrijk voor schoolsucces Bron van informatie en feedback o Zelfbewustzijn, leren, sociale competenties o Peer acceptance 1. Ouderhechting o Ouder-kind => persoonlijkheidsontwikkeling, sociale relaties etc Ouder-kind is belangrijkste voor alles! Wanneer niet goed gehecht, eerste kind dat leerproblemen vertoont o Feedback over zelf (zelfbewustzijn) o Rolmodel voor leren, sociale vaardigheden etc o Onderzoek naar ouder-kind relatie: goede relatie heeft invloed op Succes in kleuteronderwijs (schoolrijpheid) Sociale competenties in de kleuterklas Werkhouding o Verandering in relatie kind-ouder (peuter/kleuter) Veilighied => samenwerking en teverdenstellen Tijdsaspect beter inschatten 2. Relaties met kleuterleid(st)ers en kinderverzorgsters o Vergelijkbaar met ouder-kind relatie (feedback + rolmodel) => tweede in de rang (na ouders) o Onderzek naar relatie met kleuterleid(st)er: warme en goede relatie heeft invloed op Aandachtsvaardigheden Sociale competenties Schoolrijpheid Plezier om naar school te komen Enthousiasme om te leren Zelfbewustzijn o Belangrijk voor ‘children at risk’ (hier kan de kleuterleidster het verschil maken door vroege signalisatie) 21 o Kinderen zoeken warmte, veiligheid en ondersteuning 3. Vrienschappen met peers o Vriendschap? Stabieler dan we dachten o Belang van interactie met peers Voor klassfeer (graag naar school gaan) Ontwikkelen sociale vaardigheden (wie telkens buiten het groepsspel valt => alarmbel) o Evolutie tijdens de kleuterklas: stabiel, exclusief en wederkerig o Conflict met peers o Voorspellende waarde! Einde kleuterklas Weinig vriendjes => sociale vaardigheden en schoolsucces Implicaties voor curriculum kleuterklas Ondersteunen sociale en emotionele ontwikkeling kleuters Contexten en kansen creëren (niet geïsoleerd) o Nieuwsgierigheid o Scaffolding o Etc Drie strategieën (sterk gelinkt met ervaringsgericht onderwijs) 1. Inrichting kleuterklas ‘set the tone for play and interaction’ => uitnodigen om te leren, experimenteren en interactie Aesthetics Veilige omgeving Nodigt uit tot leren en interactive Hoekenwerk (30 jaar geleden niet) Duidelijk afgebakend Spelen in groep vs individueel spel Kleuterhoogte Praktisch Vrij initiatief Ruimte en plaats voor de groep en privacy (problematisch voor groot aantal kleuters in één klas) Plaats voor individuele kind Knutselwerk Thuissituatie (vb boeken in eigen moedertaal) speelmateriaal 2. Dagelijkse routine en activiteiten Voorspelbaarheid zorgt voor veiligheid en vertrouwen Anticipatie op wat komt => reguleren van verwachtingen, energie en activiteiten (kinderen die weten wat er gaat gebeuren, kunnen veel beter werken aan zelfregulatie) Visueel ondersteunen Flexibiliteit ipv rigiditeit Balans tussen Actief en luidruchtig spel (high energy) en rustig en stil spel (low energy) Individueel spel en spelen in groep Aandacht voor transitie van ene activiteit naar andere activiteit (iedere activiteit starten we op en ronden we af, later ook!) 3. Leraar – kind interactie Belang van warmte, veiligheid en ondersteuning 22 Interactie met schoolomgeving Bepaalt hoe kinderen leren En hoe ze zich daarbij voelen Kleuterleid(st)er als constante gegevenheid Zorgen voor Afscheid met ouders Observatievaardigheden Rolmodel voor gedrag en attitudes Vertellen en reflecteren van emoties van kleuters Feedback over gedrag, prestaties, etc Regels in de klas generaliseren tot waarden Groepsgevoel creëren Ondersteuning en coaching Les 4 deel twee: ervaringsgericht onderwijs Kennismaking Filmpjes Achtergrond Mei 68: emanciaptebeweging Gemiste kansen in traditioneel kleuteronderwijs (EGO wil hier een antwoord op geven) o Moraliserend o Sterke sturing vanuit kleuterleid(st)er o Weinig vrij initiatief Visie op onderwijs => tempelschema (onderwijs is altijd normatief, wat vinden we goed?) Waarden: o Gave emotionele ontwikkeling o Creativiteit: meer dan oppervlakkig leren o Vrij kleuterinitiatief, milieuverrijking, ervaringsgericht omgangswijze o Einddoel is ‘geëmancipeerde mens’ o Deep-level-learning o Ervaringsgerichtheid als fundament: bewuste gerichtheid op wat zich in kinderen op het niveau van de ‘ervaringsstroom’ afspeelt Welbevinden en betrokkenheid Nadruk op procesfactoren Noodzakelijke voorwaarden tot leren (emancipatie) 23 Betrokkenheid = de intensiteit van activitiet, concentratie, opgeslorpt zijn, tijdvergetend bezig zijn, … wanneer kleuters hun eigen grenzen aftasten Welbevinden = zich thuis voelen, zichzelf kunnen zijn, emotioneel veilig zijn, met volle teugen genieten, rust en vitaliteit Welbevidnen en betrokkenheid als procesfactoren (de kern van goed onderwijs zit volgens EGO in het proces) o Schema Welbevinden Kinderen die zich in een toestand van welbevinden verkeren, voelen zich op en top De hoofdtoon van hun bestaan is genieten. Ze beleven plezier, hebben deugd aan elkaar en aan de dingen Ze stralen vitaliteit uit en tegelijk ontspanning en innerlijke rust Ze stellen zich open en ontvankelijk voor wat op hen afkomt Ze zijn spontaan en durven zichzelf zijn Welbevinden is verbonden met zelfvertrouwen, zelfwaardegvoel en weerbaarheid Het fundament evenwel is het in voeling zijn met zichzelf, het contact hebben met de eigen ervaringsstroom Welbevinden meten Niveau 1-2 o Nooit/zelden gelukkig o Geniet nooit/zelden o Innerlijk onrustig of gestresseerd o Weinig open en spontaan o Kwetsbaar en weinig soepel o Geen/weinig zelfvertrouwen o Nooit/zelden zichzelf Niveau 3 o Voelt zich noch egt goed noch echt ongelukkig o Geniet af en toe in beperkte mate o Af en toe onrustig of gestresseerd o Af en toe open of spontaan o Soms kwetsbaar o Beperkt zelfvertrouwen o Zelden/af en toe zichzelf Niveau 4-5 o Voelt zich meestal/altijd goed of gelukkig o Geniet vaak/altijd ten volle o Straalt meestal/altijd innerlijke rust uit o Meestal/altijd open en spontaan o Kan tegen een stootje en is soepel o Blaakt van zelfvertrouwen o Meestal/altijd zichzelf 24 Betrokkenheid Een toestand waarin kinderen zich bevinden wanneer ze intens met iets bezig zijn. Te merken aan hun hoge concentratie, een opgeslorpt, tijdvergeten bezig zijn. Hun handelingen verraden een intense mentale activiteit. Ze zijn heel aanspreekbaar voor wat de omgeving te bieden heeft, stellen zich open op. Van binnenuit gemotiveerd om aan de slag te gaan. Ervaren enorme voldoening, uit bevrediging van hun exploratiedrang. Kinderen bewegen zich aan de grens van hun mogelijkheden. De conditie bij uitstek voor ontwikkeling in de diepte of fundamenteel leren. Betrokkenheid meten Niveau 1: geen activiteit o Non-actief o Staren, met ‘niets bezig zijn’ o Stereotiepe handelingen Niveau 2: sporadische activiteit Niveau 3: min of meer aangehouden activiteit o Aangehouden bezig zijn o Evenwel zonder betrokkenheid o Activiteitstaken bij aantrekkelijkere prikkel Niveau 4: activiteit met intense momenten Niveau 5: volgehouden intense activiteit o Grote betrokkenheid o Opgeslorpt bezig zijn o Ononderbroken o Geen omgevingsprikkels o Mentale inspanning Leuvense betrokkenheidsschaal Observatie van twee minuten (scanningsprocedure) Praktijkprincipes 3 praktijkprincipes o Aanbieden rijk milieu o Vrij kleuterinitiatief o Ervaringsgerichte dialoog ~ autonomie verlenen, kansen zien liggen, sensitiviteit, gevoelig voor beleving 10 actiepunten => werken aan peen positief leer- en leefklimaat 1. Klas in hoeken indelen -> structuur en gezelligheid 2. Uitdagende hoeken maken 3. Nieuwe materialen, thema’s en activiteiten inbrengen 4. Via observatie kleuterinteresse ontdekken 5. Meer stimulerende tussenkomsten 6. Vrij kleuterinitiatief uitbreiden 7. Relatie met kleuter verkennen en verbeteren 8. Kleuters ondersteunen in wereld van gevoelens, relaties en waarden 9. Sociaal-emotionele problemen herkennen 10. Ontwikkelingsbedreigde kleuters herkennen Actiepunt 1: Hoekenwerk o Leren kiezen (vrij kleuterinitiatief) o Ontdekkend leren o Zelfsturing o Duidelijke afspraken 25 Actiepunt 8: doos vol gevoelens o Sociaal-emotionele ontwikkeling ondersteunen o Kleuters inzicht bieden in eigen gevoelens Herkennen Begrijpen Uiten Les 5: Ontluikende en beginnende geletterdheid Even terug naar Taaldidacktiek Ontluikende en beginnende geletterdheid (cf. ‘emergent literacy’) o Wanneer? Aanvankelijk lezen (technisch lezen en coderen): 1e leerjaar Ontluikende/beginnende geletterdheid: periode voor het eerste leerjaar Periode voor het systematische lees- en schrijfonderwijs => kleuteronderwijs o Wat is het algemene doel van activiteiten rond ontluikende/beginnende geletterdheid? Motiveren om kennis te maken met letters (geschreven taal) Voorbereiden, klaarmaken zodanig dat kinderen in het eerste leerjaar rijp en geïnteresseerd zijn om te leren lezen en schrijven Activiteiten waarbij kinderen niet leren lezen en schrijven, maar hierop voorbereid worden Aansluitend bij de (spontane) belangstelling van peuters en kleuters Niet overladen met letters, maar wel aansluiten bij leefwereld Ontluikende geletterdheid (in handboek: 2,5 tot 6 jaar) o Ontluikende geletterdheid: 0-4jaar o Beginnende geletterdheid: 5-7jaar Verschillende concepten o Vroeger ‘voorbereidend lezen/schrijven’ o Waarom wordt eerder afgestapt van die terminologie (en eerder ontluikende/beginnende gebruikt)? Lijkt dat het enkel voorbereidend is voor later, en de activiteiten zelf geen waarde hebben => activiteiten hebben een doel op zich Zoemsessie o Welke voorbeelden van ontluikende geletterdheid zag je tijdens de observaties bij de kleuters? Woordenschat (nieuwe woorden gebruiken dat de juf ook heeft gebruikt) Eigen naam schrijven onder een tekening Zelfde letters herkennen Verhaal ‘lezen’ o Welke voorbeelden van activiteiten in het kader van ontluikende geletterdheid zag je tijdens de observaties Werkblaadjes Schrijfdans Verhaal voorlezen Liedje/versje vanbuiten leren (ondersteuning: visueel of via bewegingen) Eerste letter + ander woord met die letter Gebruik van pictogrammen Kalender Ontluikende geletterdheid Breed! Veel meer dan enkel letters leren! 26 o Op weg naar technisch lezen (vb schuurpapieren letters (om de vorm te leren kennen), rijmen (hoort bij fonologisch bewustzijn => structuur van woorden, niet bezig met de betekenis)) Verklanken van letters/woorden o Op weg naar begrijpend lezen (vb praten over wat te zien is op de cover van een prentenboek, verhaal navertellen) o Op weg naar belevend lezen (vb juf leest spannend verhaal voor => motivatie) Maar nog breder dan dat! Verkennen van communicatievorm (functie geschreven taal: hoe inzetten en gebruiken?) Veel meer dan enkel verkennen van lezen en schrijven Tussendoelen beginnende geletterdheid Boekoriëntatie: omgang met boeken en inzicht in wat boeken te bieden hebben o Hoe een boek vasthouden? Wat is de voorkant en de achterkant? Hoe en wanneer draai je een blaadje om? o Leesrichting o Wat is de eerste en wat is de tweede bladzijde? Verhaalbegrip o Begrijp je het verhaal dat voorgelezen wordt? o Gesymboliseerd adhv prenten o Vb zien wat er op een prent staat en hierover kunnen communiceren Functies van geschreven taal o Kinderen leren inzien dat het nuttig is om te schrijven o Briefjes/boeken… hebben een communicatief aspect o Pictogrammen verwijzen naar taalhandelingen Relatie tussen gesproken-geschreven taal o Dingen die je zegt, kan je letterlijk noteren => dit besef krijgen Taalbewustzijn o Objectivatie (hoort onder fonologisch bewustzijn): loskomen van de betekenis van het woord (vb langste woord kabouter/reus) o Fonemisch bewustzijn Alfabetisch principe (grafeem-foneemkoppeling) => + L1 (vooral in het eerste leerjaar) o Gebeurt al in de kleuterklas, maar men mag niet vergeten dat dit vooral de taak van het eerste leerjaar is (voorbereiden is niet slecht, maar mag niet te veel zijn) Functioneel schrijven en lezen o Functie kennen, gebruiken Technisch lezen en schrijven => L1 Begrijpend lezen en schrijven Fonologisch bewustzijn Bewustzijn van de klankstructuur van de taal: vermogen om betekenis van woorden te negeren (objectivatie) en zich te concentreren op klankstructuur o Bewustzijn dat zinnen uit woorden bestaan o Samengestelde woorden bestaan uit verschillende woorden o Syllabisch bewustzijn: woorden verdelen in klankgroepen (vb kro-ko-dil) o Rijmbewustzijn o Voorbeelden link Foneembewustzijn Kunnen herkennen en manipuleren van klanken in woorden (gevorderede fasen van het fonologisch bewustzijn) 27 o Kunnen opdelen van woorden in klanken (auditieve discriminatie en analyse) vb soep wordt s-oe-p o Kunnen samenvoegen van klanken tot woorden (auditieve synthese) vb k-aa-s wordt kaas o (letterkennis) o Voorbeelden (link) Bewustzijn dat je woorden kan opsplitsen in losse fonemen (klanken) Voorbeeld leerlijn fonologisch en fonemisch bewustzijn (leerlijn: tabel) Ontwikkelingsdoelen Nederlands lezen: de kleuters kunnen o Adhv visueel materiaal een boodschap herscheppen o Door symbolen voorgestelde boodschappen in verband met concrete activiteiten begrijpen o Op materialen, in boeken, op uithangborden lettertekens onderscheiden van andere tekens o Zijn bereid spontaan en zelfstandig voor hen bestemde boeken en andere infobronnen in te kijken => geen letters aan bod in de doelen van de kleuterklas (leerkrachten van eerste leerjaar: sommige kinderen kennen al een paar letters, andere helemaal niet dus differentiëren!) Nederlands schrijven: de kleuters kunnen o Een ervaring, een verhaal weergeven door middel van visueel materiaal o Met hulp van volwassenen, eigen boodschappen door middel van symbolen vastleggen en kenbaar maken o Onvolledige eenvoudige beelden aanvullen Nederlands – taalbeschouwing o De kleuters kunnen duidelijke vormen van mondelinge communicatie herkennen o Zij beseffen dat boodschappen visueel kunnen worden bewaard en daardoor opnieuw kunnen worden opgeroepen o Zij beseffen dat mensen door middel van het schrijft boodschappen kunnen vastelggen o Zij beseffen dat bepaalde symbolen (pictogrammen, lettertekens…) dienen om boodschappen over te dragen o Zij stellen zich vragen bij en reflecteren over taal en taalgebruik in concrete situaties Discrimineren van klanken, woorden … Zoemsessie o Terug naar de voorbeelden uit jullie observaties o Aan welke ontwikkelingsdoelen (Vlaanderen) en tussendoelen beginnende geletterdheid (Nederland) kan je deze koppelen? Rijmen: taalbewustzijn Eigen naam schrijven: functies =>iedereen die kan lezen kan weten dat die tekening van dat kindje is Poppenkast: taalbegrip Sjabloon met letters + letters benoemen: alfabetisch principe/technisch lezen (letters benoemen wel belangrijk!) Werkbaadje: (motoriek) niet zo zeer onder ontwikkelingsdoelen mbt taal, wel bij motoriek (fijne) => ander domein Eerste letter en ander woord met die letter: alfabetisch principe Kalender/pictogrammen: functies van geschreven taal Voorlezen: boekoriëntatie + verhaalbegrip Kamishibai: poppenkast met grote prenten boekoriëntatie en verhaalbegrip 28 Ontluikende geletterdheid in verschillende ontwikkelingslijnen Spelontwikkeling (dingen bouwen en weer losmaken, potjes vullen…) o Rollenspel: imiteren => functie van de schriftelijke communicatie ontdekken Vb winkeltje, mama en papa, brandweerman… Vb boodschappenlijstje voor in de winkel => geletterdheid o Mondelinge taalontwikkeling o Omgang met boeken (boekoriëntatie) vb eerst van achter naar voor => helemaal geen probleem, stilaan ontwikkelen naar de juiste manier o Ontwikkeling van tekenen naar schrijven Eerste stap: geen onderscheid tussen tekenen en schrijven (‘schrijf me dat verhaal eens op = tekenen) Tweede stap: doelbewust willen schrijven (letterachtige tekens) Besef dat er tekens zijn om woorden te noteren Derde stap: conventies rond schrijven meer en meer toepassen Experimenteren met woordjes (eigen naam…), letters schrijven Wel al echte letters, of letters die bijna letters zijn (vb omgekeerde s) o Ontwikkeling van plaatjes kijken naar lezen Gespeeld leesgedrag (youtube): kindje leest voor aan ander kindje, maar kan nog niet lezen dus verzint het verhaal Besef hoe het systeem van de schriftelijke communicatie in elkaar zit (nog geen kennis van letter-klank koppeling) Vb verhaaltje met prentjes ‘lezen’ Kennis letter-klankkoppeling wordt vollediger => verwerven elementaire leeshandeling o Ontwikkeling van het foneembewustzijn Les 6 (Hilde Van Keer) … … Krachtige leeromgeving … Modelgedrag KL: schriftelijke communicatie op natuurlijke manier integreren in eigen handelen o Aanwezigheden noteren o Briefje voorlezen o Boodschappenlijstje maken o Noteren wie in welke hoek speelt Variatie aan schrijfmaterialen voor kls om schriftelijke boodschappen samen te stellen o Stempels o Computer o Klasbord Interactie over schirftelijke communicatie o Bevestigend o Duidend: waarom heb je die brief geschreven? Spreken over de functie van geschreven taal Activiteitenaanbod met variatie aan impulsen op het vlak van schriftelijke communicatie (impliciet en expliciet) o Open (vb.. ?)– gesloten (vb werkblaadjes) o Vrijblijvend (leeshoek en schrijfhoek altijd open, maar moet niet) – verplicht 29 o Receptief (wil jij op de glijbaan? Begrijpt een kleuter, maar kan zelf niet zeggen ‘ik wil op de glijbaan’) – productief (verhaal voorlezen = receptief, tekening bij maken = productief) o Impliciet (vb kalender) – expliciet Schema (concreet) o Functioneel: nieuwjaarsbrief, boodschappenlijstje… o Met boeken: voorlezen, verhaaltje naspelen o Technische, geïsoleerde: gericht op technisch lezen, gericht op ontwikkeling van fonemisch en fonologisch bewustzijn Rijmspelletjes Lettergrepen klappen o Ontluikende geletterdheid als bijkomend aandachtspunt (bijvoorbeeld binnen de timmeractiviteit) Voorbeelden van activteiten Vanaf p 78 in handboek ‘taal verwerven op school’ o Voorbeelden kunnen linken aan tussendoelen en krachtige leeromgeving o Kunnen bespreken vanuit de kenmerken van een krachtige leeromgeving o Kunnen beargumenteren … Code-gerelateerde en mondelinge taalvaardigheid Code-geralateerde vaardigheden (Phonics instruction) o Vertalen van schrift in betekenisvolle taal Identificeren van letters Identificeren van klanken Fonologisch bewustzijn Schrijven Mondelinge vaardigheden (whole language instruction) o Bevorderen van begrip van woorden en passages Woordenschat Grammatica (in mindere mate: door veel te praten, niet door regeltjes aan te halen) Begrip Interventieonderzoek toont aan (wat moeten we doen: het eerste of het tweede?) o Opsplitsen in interventiegroep en controle groep o Meer geweten over effectieve aanpakken mbt code-gerelateerde vaardigheden (< meer onderzoek) Interventie uitstippelen + meten is gemakkelijker o Boverderen van mondelinge taalvaardigheid minder makkelijk te vatten in een ‘scripted’ curriculum Interventie implementeren => richtlijnen nodig (zoveel activiteiten doen rond rijmen, zoveel rond lettergrepen klappen…) => moeilijk te vatten bij mondelinge taalvaardigheid (je wijkt snel af) Gemakkelijker bij concrete en technische activiteiten o Positieve interventies door onderzoekers op grotere schaal doortrekken in dagelijkse klaspraktijk niet steeds eenvoudig te realiseren Onderzoek probeert alsmaar meer te vertrekken van implementatie door de leerkracht zelf omdat men dan sneller kan weten of de interventie effectief kan geïmplementeerd worden o Rekening houden met kleuterkenmerken (woordenschat, SES…) o Soms discrepantie tussen ‘intended’ en ‘unintended’ variabelen Code-gerelateerde vaardigheden 30 o Impliciet: frequente mogelijkheden tot authentieke en betekenisvolle interactie mbt schriftelijke communicatie Onvoldoende mvoor ‘at-risk’ kleuters ‘at-risk’: uit gezin met lage ses, kinderen met een andere thuistaal, kinderen met een andere culturele bagage, kinderen met laagopgeleide ouders o Expliciete aanpak: werkt wel voor kinderen at risk (ook de anderen) In kleine groepjes Ansluitend bij de voorkennis Mondelinge taalvaardigheid Interventieonderzoek vnl gericht op bevorderen woordenschat o Waarom woordenschat: bij communiceren is woordenschat gemakkelijker te meten Recent meer aandacht voor andere elementen ‘Shared-book reading’ interventies meeste aandacht (= voorlezen) Woordenschat o Mattheus-effect van interventies: de minst at-risk halen van de interventie het meeste voordeel => kloof wordt groter o Impliciet + expliciet (combinatie) = meer efficiënt o Herhaald voorlezen in kleine groepjes = effectief Veel in kleine groepjes Zelfde verhaal meer dan 1 keer o Interventies moeilijk te evalueren Geen empirisch vastgelegde woordenschatlijst die kls moeten verwerven Risico: ‘deze lijst moeten kls einde derde kleuterklas kennen’ => teaching to the test Hoeveel woorden aanbrengen tijdens woordenschatinterventies? Optimale blootstelling aan doelwoorden? Grammatica o Predictor van leesvaardigheid o Weinig interventieonderzoek Begrijpend luisteren o Perdictor van leesvaardigheid o Gerelateerd aan high-level questions van de KL tijdens shared book reading Code-gerelateerde en mondelinge taalvaardigheid o Schema Zoemsessie o Lees het artikeltje ‘interactief voorlezen, hoe gaat dat?’ o Kom op basis hiervan tot (a) een omschrijving van interactief voorlezen en (b) hypothese(n) over waarom en op welke manier vlakken interactief voorlezen een meerwaarde kan hebben o In dialoog treden met de kinderen over het verhaal, voor, tijdens en na het lezen o Meerwaarde: Kinderen kunnen zelf nadenken/voorspellen en achteraf reflecteren Kinderen komen expliciet aan bod Vanuit verhaal vertrekken om andere activiteiten op te starten o Vooraf: bespreken waarover het verhaal zou kunnen gaan o Tijdens het lezen: vragen stellen o Achteraf: terugkoppelen naar wat ze dachten o Prenten staan centraal: lokken interactie uit en zijn een visueel hulpmiddel voor kinderen om het verhaal te volgen o Leerlijn 1e kleuterklas: weinig tekst 31 o Leerlijn 3e kleuterklas: op basis van minder prenten de verhaallijn snappen o Herhaaldelijk hetzelfde doen, omdat je zo tot meer diepgang kan komen, je werkt aan woordenschatuitbreiding, tot meer hoogstaande verwerking van het verhaal komen (verhaal beter begrijpen, meer details…) o Lager onderwijs: voordien voorspellen, leesstrategieën o Hypothesen: wat kan onderzocht worden De leerlingen denken na, voorspellen, reflecteren… Vanuit het verhaal vertrekken om andere activiteiten te organiseren Actieve luisterhouding Beter begrip Communicatievaardigheden Motivationeel Leesstrategieën leren kennen (structuur) Filmpje: o Voor, tijdens en na komt terug o Verbreden: extra boek erbij halen o Goed voorbeeld van interactief lezen (dieper dan in de tekst beschreven) o Verschil letters en cijfers zien (bordje te huur met telefoonnummer) Ga in het artikel ‘interactive book reading in early education’ na of je hypothesen bevestigd worden aan de hand van de meta-analyse o Welke onderzoeksresultaten met betrekking tot interactief voorlezen worden naar voren geschoven en welke randvoorwaarden voor effectief interactief voorlezen blijken essentieel te zijn? o Woordenschat en fonologisch bewustzijn wordt onderzocht: effectiviteit van interactief voorlezen (rest wordt niet onderzocht) o Resultaten: vrij groot effect op de woordenschatontwikkeling bij oudere kleuters, minder groot bij jongere kleuters maar nog steeds aanwezig niet veel effect bij fonologisch bewustzijn, maar nog steeds meer dan oorspronkelijk verwacht waarom niet veel verwacht: accent ligt eerder op communiceren, in interactie gaan, woordenschatuitbreiding, en niet zo zeer op letters aanbrengen onderzoekers doen interventie: grotere resultaten dan waarbij de kleuteronderwijzers zelf de interventie doen => heeft te maken met randvoorwaarden voorbeelden koppelen aan onderzoeksresultaten => EXAMEN (linken leggen) Les 7: technologie in de kleuterklas Kleuters leren Engels met de Ipad (foto’s/krantenkoppen) 32 Leefwereld kleuters thuis (2011) Verkennende opdracht De Genste schepen van Onderwijs wil dat er meer ICT en technologie wordt gebruikt in de kleuterklassen o Geef vanuit de Pedagogische Begeleidingsdienst advies over de voordelen en nadelen van ICT in het kleuteronderwijs o Welke ICT-activiteiten vinden jullie nuttig en interessant voor kleuters? Voordelen en nadelen o Controverse Verschil in geletterdheid kinderen Nieuwe eisen kleuterjuf Motorische ontwikkeling? Digitale wereld > fysieke wereld Buitenspelen > ICT Individuele aangelegenheid Duur Verslavend Overgeprikkeld Slecht voor de ogen Weinige relevante toepassingen voor kleuters Snelle evolutie Neurale ontwikkeling? o Mogelijkheden Maatschappelijke verandering Beschikbaarheid ICT thuis? Motivatie (kleuren, geluid…) Differentiatie Directe feedback Zelfstandig aan het werk Motorische ontwikkeling ICT-activiteiten Spellen ifv gecijferdheid Activiteiten ifv geletterdheid Stappenplannen op tablet Interactief voorlezen Activiteiten voor anderstalige leerlingen Digitale borden Specifieke mogelijkheden kleuterklas Creativiteit stimuleren en ondersteuning bij spel o Spelletjes o Inbrengen in fantasie Cognitieve ontwikkeling o Taalontwikkeling: overgang woorden en beelden o Gecijferdheid: oefensoftware, tekenprogramma’s Diversiteit o Inbrengen thuistaal o Adaptieve technologie o Leermoeilijkheden 33 o Remediëring Communicatie en samenwerking o Isolatie o Interactie Motivatie o Snelheid en kleut o Onmiddellijke feedback ICT in het kleuteronderwijs ICT in het basisonderwijs => ICT in het kleuteronderwijs 3 types van ICT-gebruik => 2 types van ICT-gebruik o ICT als ondersteuning voor basisvaardigheden en –houdingen o ICT als leermiddel o ICT als informatietool Onderzoeksvragen o Welke vormen van ICT-gebruik kunnen we onderscheiden in het Vlaams kleuteronderwijs? o In welke mate wordt ICT reeds gebruikt door kleuterleid(st)ers o Welke condities ondersteunen het ICT-gebruik door kleuterleid(st)ers? Onderzoeksdesign o Vragenlijst onderzoek kleuterleid(st)ers 232 leraren uit 58 representatieve scholen 99,6% vrouwelijk o Survey Afhankelijke variabele: ICT-gebruik door leraren Onafhankelijke variabele: Condities die ICT-gebruik ondersteunen o Factor analyse en hiërarchische regressie analyse Meetschalen ICT in het kleuteronderwijs o FACTOR 1: ICT-gebruik ter ondersteuning van basisvaardigheden en –houdingen ten aanzien van ICT In mijn klas leer ik mijn kleuters basisvaardigheden om met ICT te werken. In mijn klas gebruiken kleuters ICT om spelletjes te spelen. Ik leer mijn kleuters op een veilige en verantwoorde manier om te gaan met ICT. Ik leer kleuters een positieve houding aan ten aanzien van ICT. Ik leer kleuters de computers en bijhorende randapparatuur gebruiken. o FACTOR 2: ICT-gebruik ter ondersteuning van inhouden en individuele leernoden Ik gebruik ICT met de kleuters om bepaalde onderwerpen te illustreren. In mijn klas gebruik ik educatieve websites om bepaalde leerstof aan mijn kleuters aan te brengen. Mijn kleuters leren ICT kennen doordat ik hen digitale verhalen aanbied. Ik schakel ICT in voor remediërende opdrachten voor de kleuters. Ik gebruik ICT tijdens instructiemomenten. In mijn klas gebruiken kleuters met leermoeilijkheden voor hen aangepaste software/websites. 34 Overzicht ICT-gebruik Condities voor basisvaardigheden Condities voor leerinhouden en individuele noden 35 Ipad-onderzoek: onderzoekend leren Wat is onderzoekend leren? o Meer dan wetenschap en techniek o Grondhouding kleuters Hoe onderzoek verrichten naar onderzoekend leren van kleuters? Onderzoekend leren o ‘Nooit iets aan een kind proberen leren dat het ook uit zichzelf kan leren’ (LorisMalaguzzi, grondlegger van de Reggio Emilia-benadering) o 'Wat alle kinderen ondanks hun uiteenlopende talenten gemeen hebben, is dat ze nieuwsgierig en onderzoekend zijn.’ (Martens, 2010) o 'If we know how to listen to children, children can give back to us the pleasure of amazement, of marvel, of doubt ... the pleasure of the 'why'? (C. Rinaldi) 36 o (tekst reader Arteveldehogeschool) Resultaten o Ipad heeft potentieel om onderzoekend leren bij kleuters te ondersteunen ‘dosering’ van Ipadgebruik Afhankelijk van randcondities (cfr onderwijsinnovatie) Rol van kleuterleidster Afrondende opdracht o De Genste schepen van Onderwijs wil dat er meer ICT en technologie wordt gebruikt in de kleuterklassen. Geef vanuit de Pedagogische Begeleidingsdienst advies over de voordelen en nadelen van ICT in het kleuteronderwijs Tot slot o Wat leert ons dit onderzoek? o Over ICT-gebruik… o Over professionalisering… Les 8: Methodologie onderzoek Kleuterklassen Reader 3 teksten uit reader o Handboek tekst ‘research strategies’ (methods, geen designs) o Artikel Einarsdottir o Artikel Waller & Bitou Verkennende opdracht Een student wil een masterproef schrijven omtrent o Het gebruik van digitale verhalen op beginnende geletterdheid van kleuters o De effecten van een programma voor het ontwikkelen van sociale vaardigheden Vraagjes o Welk onderzoeksdesign stel je voor? Observatie o Wat is specifiek voor onderzoek naar kleuters? o Welke zijn de moeilijkheden voor deze context? Kleuters kunnen zich moeilijk uitdrukken Momentopnames => moeilijk te interpreteren Onderzoeksdesigns o Beginnende geletterdheid Experimentele en controlegroep Pretest posttest Observatie, vooral betrokkenheid (mee zijn in het verhaal zelf) Schalen van Laevers (welbevinden, betrokkenheid) o Sociale vaardigheden Waarom in kleuteronderwijs wel sociogram en in lager onderwijs niet? Sociale wenselijkheid speelt grotere rol in lagere school (kleuters zijn ontvanklijker) Sociale relaties (gehechtheid met peers, stabiele vrienden) => belangrijk heel vroeg in kaart brengen, grote invloed voor ontwikkeling Specifiek voor kleuteronderwijs o Individuele verschillen tussen kleuters (verschillende ontwikkelingsniveaus) o Taakspanning en dagverloop o Observatie > toetsing Moeilijkheden o Toetsing is moeilijker 37 o Effect van ontwikkeling o Interview-vaardigheden o Effect van aanwezigheid van de onderzoeker o 1989: kinderrechtenverdrag Recent o Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind Groot ethisch probleem: 2 condities warbij 1 groep sterk verbeterd qua vaardigheden en 1 groep daalt (negatieve gevolgen) Na afloop van onderzoek moet het programma beschikbaar zijn voor de hele klas => ethische commissie! Vb Neurologisch onderzoek (neuropedagogiek): vb dyscalculie, waar is dat gesitueerd in de hersenen? o ‘Rode draad’ doorheen opleidingsonderdeel Kleuteronderwijs o Onderzoek Jonge kinderen zijn competent om hun ideeën uit te drukken en hebben meningen over hun leefwereld Jonge kinderen betrekken in onderzoek leidt tot waardevolle en interessante informatie Methoden o Observaties Zeer populair in onderzoek naar kleuters en kleuterklassen Naturalistic (klas) vs Structured (labo) Open vs Gefocust (belang van observatieleidraad en systematiek) Voordeel: observatie van gedrag in natuurlijke setting Nadeel Observer influence (kinderen gedragen zich anders wanneer ze geobserveerd worden) Observer bias (onderzoekers ‘zien’ waarnaar ze op zoek zijn) => tweede observator (interbeoordeelaar, betrouwbaarheid berekenen) o Interviews Populair in onderzoek bij jonge kinderen Piaget: Clinical interview Uitdaging: jonge kinderen hebben geen ervaringen met interviews/geen verwachtingen Uitdaging: kennis is aanwezig, doch meestal impliciet => deze naar voorgrond brengen Interviews with children as conversation (↔ het stellen van vragen) Clinical interviews vs structured interviews Individuele en groepsinterviews o Groepsinterview (gestructureerde manier van kringgesprek) Voordeel: kinderen kunnen zelf vragen stellen aan elkaar, helpen elkaar (interactie) met het construeren van antwoorden, meer spraakzaam als kleuters in groep zijn o Individuele interviews Voordeel: vooral voor jonge kinderen, op basis van ‘artefacten’ vb met poppen, foto’s van thuis… => ingang krijgen om het gesprek vorm te geven Vraagt competenties van de onderzoeker o Tekeningen Voordeel: non-verbale uitdrukking (actief en creatief), inzicht in leefwereld (expressie/veruitwendigen) Nadeel: imitatie, sommige kleuters tekenen niet graag o Foto’s 38 Foto’s tijdens interview (kinderen krijgen camera => tours/walking interviews) Interview op basis van foto’s Voordelen: interview perspectief jonge kind; verschillende manier van uitdrukken gevoelens, meningen; kinderen vinden het leuk en zijn zeer competent in het nemen van foto’s Kleuters fotograferen anders dan volwassenen o Vragenlijsten Weinig gebruikt Elektronisch via game o Psycho-pyschologische methoden Electroencephalogram (eeg) Functional magnetic resonance imaging (fmri) o Etnografisch onderzoek Uitdagingen o Ethics => complex (maturiteit, competentie) Het vraagt skills/bezorgdheden van de onderzoeker Vertrouwdheid Kinderen mogen geen ‘schade’ ondervinden van de onderzoeksdesign o Intense relatie onderzoeker/leerling Vertrouwensrelatie is nodig, maar kan voor ruis zorgen op de data o Kinderen zijn kwetsbaar voor ‘machtsrelates’ o Informed consent (rekening houden met IVRK) Vrijwillig, informatie over onderzoek etc Moeilijkheden Machtsrelatie (not to participate?) Informed consent als een proces: constant uitleggen waarom je daar bent, dat je geen meester of juf bent… o Ouders ook informed consent Derde persoon o Confidentialiteit o Privacy o Jonge kinderen in controlegroepen ( => alternatieve conditie) Mozaïek methode Probeert de nadelen van verschillende methoden in evenwicht te houden Multimethoede o Vanuit leefwereld kinderen o Combinatie van Communicatiemethoden kleuters en onderzoeksmethoden onderzoekers Observatie en participatie Vragen stellen, neutraal opstellen en observeren, actief participeren en samen spelen => heel uitgebreid door 3 onderdelen Uitgangspunten o To create a living picture of their lives o Competent being ipv ‘becoming’s (tekstje) 6 belangrijke principes o Multimethod o Participatory (we zijn zelf onderzoeksobject => ons onderzoek is meer valide wanneer we meedoen) o Reflexive (geloven in het feit dat kinderen duidelijke meningen hebben, en deze meningen ook ventileren) 39 o Adaptable (minder relevant, toepasbaar in verschillende contexten: kleuterklas, creche…) o Focused on children’s lived experience o Embedded into practice Concreet o Observeren van kinderen o Interviews met kinderen (ouders, kleuterleidsters) over mensen, plaatsen, activiteiten o Maken van foto’s, tekeningen, en plattegronden o Verzorgen van rondleidingen door kinderen o Doen van rollenspelen Uitdagingen o Algemeen Intepretaties blijven interpretaties vanuit het perspectief van de volwassenen (nooit neutraal) Verschillen in ‘macht’ tussen kind en onderzoeker (vertrouwensrelatie, selectie thema’s, etc) o Leidt het gebruik van particpatieve tools (camera) daadwerkelijk tot betrokken/engagement? o Heeft de onderzoeksagenda van de onderzoeker geen te grote invloed op de ervaringen van kinderen? Examen Dinsdag 24 juni Schriftelijk examen met open vragen 3 vragen Karakter van essayvragen Inzichten aan elkaar relateren Op basis van onderzoek/theorie uitspraken bevestigen of nuanceren 50% examen 50% taak Voor beide geslaagd Voorbeeldexamenvraag Zelfde stramien o Vertrekpunt = casus, krantenartikel, praktijkbijdrage, onderzoeksresultaten etc o Verschillende toepassingsvragen Gestructureerd antwoorden Aandacht voor argumentatie To the point Examenvraag: zie eerste les 40