1 Preek over Lukas 6:32-36 (6e themapreek Hart voor mensen) Broers en zussen, broertjes en zusjes, gasten, geliefd door Jezus [DIA 1] Hoe hoog leg jij de lat voor jezelf? Hoe ambitieus ben jij in je leven? Ik vermoed dat dat voor de verschillende terreinen van ons leven heel verschillend is. Misschien ben je in je werk heel ambitieus. Uit jezelf of je wordt ertoe verplicht door je baas. Maar misschien ben je dat helemaal niet, of niet meer, als het gaat om je gezondheid, want je hebt al zo vaak geprobeerd af te vallen of van het roken af te komen. Je laat het erbij zitten. Deze vraag kun je ook stellen als het gaat om relaties. Hoe hoog leg je de lat voor jezelf in de omgang met je medemens? Dat is de vraag die deze week centraal staat in ons gemeenteproject Hart voor Mensen. En het is eigenlijk ook een vraag die door de Bergrede heen klinkt, vooral in het gedeelte van Lukas 6 dat we gelezen hebben. In deze toespraak spreekt Jezus tot zijn leerlingen, maar niet alleen tot hen. Op de groene hellingen bij het meer van Galilea is een grote menigte uit heel het land aangeschoven om mee te luisteren. Jezus spreekt met deze woorden iedereen aan. Dat doet Hij sindsdien nog steeds, ook jou en mij vanmorgen. Als het gaat om die vraag: “Hoe hoog leg je de lat voor jezelf in de omgang met je medemens?” zal niemand meteen zeggen: die leg ik lekker heel laag. Nee, want daarmee zeg je eigenlijk dat je een ambitieuze egoïst wilt zijn. En wie zegt dat nou van zichzelf? Zulke mensen ken ik niet. Ik weet niet eens of ze wel bestaan. Zelfs de wreedste beulen in de concentratiekampen waren thuis heel anders. ISIS-terroristen hakken graag de hoofden af van ieder die het niet met hen eens is, maar thuis zetten ze vast met alle liefde een kopje thee voor hun oude moeder. Hoe hoog je de lat legt in relaties, heeft dus alles te maken met wie je als je medemens ziet. En daar zit het probleem. Dat wil ik graag verduidelijken aan de hand van een uitspraak van Jezus in de Bergrede zoals Matteüs die heeft opgetekend: [DIA 2] Jullie hebben gehoord dat gezegd werd: “Je moet je naaste liefhebben en je vijand haten. (Matteüs 5:43) Dit was het soort volkstheologie dat met name door de Farizeeën en Schriftgeleerden gepropageerd werd, waarbij ‘je naaste’ degene is die bij jouw eigen volk hoort, jouw eigen stam, jouw eigen partij. Dat de God van Israël al lang geleden van zijn volk had gevraagd om ook de vreemdeling lief te hebben (Leviticus 19:3) en een hongerige vijand te eten te geven (Spreuken 25:21) was men gemakshalve vergeten. Men had de lat dus laag gelegd. Te laag. Niet op de grond, zo laag nou ook weer niet. Maar wel echt veel te laag. En eigenlijk legt Jezus hem weer waar die hoort te liggen: [DIA 3] Ik zeg jullie: heb je vijanden lief. (Matteüs 5:44) 2 Daarmee zet Jezus ons een nieuwe bril op, zodat we weer helder zien dat de groep mensen die onze naasten zijn, veel groter is dan we denken, ja zelfs onze vijand hoort daarbij. Met name in Lukas 6 maakt Hij het heel concreet hoe we met al onze medemensen horen om te gaan: goed zijn voor wie je haten; zegenen wie je vervloeken; bidden voor wie je slecht behandelen; als je een klap krijgt op je ene wang, ook de andere aanbieden; als ze je bovenkleed afpakken, ook je onderkleed aanbieden; vrijwillig je bezit afgeven, en ook niet terugvragen; anderen behandelen zoals jezelf behandeld wil worden. Je kunt zeggen: daarmee legt Jezus de lat wel heel hoog. Misschien wel te hoog? Want wie kan hieraan voldoen? Maar ja: wat is dan het alternatief? De lat dan maar laag leggen? Goed zijn voor wie goed is voor jou? Geld lenen omdat je het ook weer terug mag verwachten? Jezus zegt: is dat een verdienste? Is dat zo bijzonder? Dat doen de zondaars ook. Tussen de regels door wijst Jezus ons hier op een belangrijk verschil tussen twee soorten ‘goedheid’. Het was voor mij best een eye-opener toen ik dat voor het eerst zag. Aan de ene kant is er goedheid, die neerkomt op ‘het kwade niet doen’. Voorbeelden zijn er te over: van onschuldige dingen als je vuile sokken opruimen en je voeten vegen als je binnenkomt, tot serieuzere zaken als niet te hard rijden in het verkeer en de belasting niet ontduiken, geen overspel plegen, niet stelen en niet moorden. Het is, zeg maar, het soort goedheid waar je niemand speciaal gelukkig mee maakt, maar waarmee je wel allerlei kwaad met ingrijpende gevolgen voorkomt. Ik noem dit ‘minimale’ of ‘gewone goedheid’. Het is eigenlijk wat mensen bedoelen als ze zeggen: “Ik doe mijn plicht. Ik geef ieder het zijne.” Minimale goedheid is heel belangrijk om deze wereld leefbaar te houden. Allereerst in persoonlijke relaties. In een gezin, bijvoorbeeld, is het fijn als iedereen een beetje meehelpt in het huishouden en niet alles op moeder de huisvrouw of vader de huisman neerkomt. Het is trouwens niet altijd gemakkelijk om de grenzen van deze goedheid aan te geven. Hoeveel aandacht en liefde moet je bijvoorbeeld minimaal aan je kinderen geven om te kunnen zeggen dat je ze voldoende liefde en aandacht hebt geschonken? Dat is heel moeilijk te zeggen. Minimale goedheid is er ook in het economisch verkeer. Jezus noemt er een voorbeeld van: geld lenen en het weer terugkrijgen. In Afrikaans economieën heb je veel van dat soort wederkerigheid: als jij in nood bent, kun je aankloppen bij je broer en je neef en omgekeerd zij bij jou. In het Engels heet dat: “You’ll scratch my back, I’ll scratch yours.” In zakelijke relaties hier in het Westen, is de minimale goedheid meestal heel duidelijk omschreven, vaak in contracten. Een dealer levert jou deze auto als jij als klant dat bedrag betaalt. Van een woningbouwvereniging mag jij in dit huis wonen als je als huurder netjes die huur betaalt. 3 Maar Jezus wijst ons naast deze gewone of minimale goedheid ook op een andere goedheid, die ik ‘buitengewone’ of ‘extra goedheid’ zou willen noemen. Deze goedheid is nooit verplicht, maar altijd vrijwillig en spontaan. Ze is vaak heel verrassend, gul en overvloedig. Ze is altijd een onvoorwaardelijk geschenk aan de ander. Nooit kieskeurig, maar beschikbaar voor allen, zelfs je vijanden. De dingen die Jezus noemt zijn daarvan prachtige voorbeelden: iets weggeven en het niet terugverwachten; niet terug meppen maar de andere wang toekeren; meer weggeven dan je hoeft, niet alleen je bovenkleed maar ook je onderkleed; niet terugschelden maar zegenen, de ander geen kwaad doen maar voor hem bidden. En Hij vat het samen in die gouden regel: behandel de ander zoals je zelf behandeld wilt worden. Als je achter de kassa werkt bij Albert Heijn - of als vakkenvuller - dan ben je niet verplicht om iedere klant met een big smile te vragen: “Hoe gaat het met u?” Dan mag je volstaan met de minimale goedheid om gewoon je werk goed te doen en netjes “goedemorgen of goedemiddag” te zeggen. Maar je zult ook vast wel eens klanten zien bij wie je de eenzaamheid onmiddellijk herkent aan wat er in hun karretje ligt: diepvriesmaaltijden en voor de rest alleen maar flessen wijn. Dan is het ‘extra goedheid’ om te vragen “Hoe is het met u?” en aan te bieden om een keertje langs te komen en voor hem te koken. En omgekeerd is het ‘extra goedheid’ om de kassamedewerker ook eens een compliment te maken voor haar klantvriendelijkheid. Dat kan in haar best wel lange en saaie dag echt het verschil maken. Deze ‘extra goedheid’ zit hem dus niet altijd in heel grote dingen. Het kan een compliment zijn, een bemoediging, een vriendelijk woord, een attent gebaar. Het is deze ‘extra goedheid’ die Jezus zo graag wil zien bij jou en mij, zijn leerlingen en volgelingen. Zo hoog legt Hij de lat. Waarom? Omdat deze goedheid het leven niet alleen leefbaar maakt, maar ook echt mooi. Ja, het is deze extra goedheid die het leven maakt tot zoals het eigenlijk bedoeld is: een feest. Minimale goedheid is ons allemaal aangeboren en die ontwikkelt zich bij iedereen die als mensenkind opgroeit in een beetje normaal gezin. Die goedheid kun je in actie zien bij de gemiddelde buurman. Die minimale goedheid is belangrijk, maar hooguit als een vloertje voor de extra goedheid, want daarin zit het echte mooie leven dat altijd weer nieuw is. En die goedheid, die heb je niet van nature in huis, die zie je ook niet overal om je heen, nee die leren we van Jezus en van zijn Vader. Jezus wijst dan ook bewust op hem, zijn barmhartige Vader, de Allerhoogste, die goed is voor wie ondankbaar en kwaadwillig is. Hij laat immers de zon opgaan en geeft regen aan zowel goede als slechte mensen. God is zo anders dan wij, zó ongelofelijk gul. Dat maakt hem uniek en ook zo aantrekkelijk. Letterlijk! Kijk maar hoe heel het volk toestroomt als deze God in zijn Zoon Jezus Christus voet op aarde zet en zijn goedheid begint uit te delen: hongerigen voeden, blinden laat zien, doven laat horen, gevangenen bevrijden. 4 Wil jij niet alleen een mensenkind zijn, met gewone aangeboren goedheid, en misschien ook wel met bewondering voor deze gulle God, maar verlang je naar meer dan dat? Wil jij ook een kind van de Allerhoogste zijn? Dan - zegt Jezus - moet je voor deze extra goedheid willen gaan. Dan mag je je niet tevredenstellen met het gewone, het minimale. De houding van ‘Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg’, is een houding die, als het om relaties gaat, absoluut niet thuishoort in het koninkrijk van God. Jezus wil ambitie bij ons zien. Hij wil de goedheid en barmhartigheid van de Vader in ons zijn kinderen kunnen terugzien. Zo Vader, zo zonen en dochters. Dat is zijn verlangen. In Matteüs 5:20 onderstreept Jezus dat met een radicale uitspraak: [DIA 4] Ik zeg jullie: als jullie gerechtigheid niet groter is dan die van de schriftgeleerden en de farizeeën, zullen jullie zeker het koninkrijk van de hemel niet binnengaan. Dat moet je niet zozeer als een dreigement voor de toekomst zien, maar als een reële en dramatische mogelijkheid in het hier en nu. Het koninkrijk van de hemel begint namelijk niet pas als je doodgaat of als Jezus terugkomt. Dat koninkrijk is al begonnen met Jezus’ komst op aarde en is werkelijkheid hier en nu. M.a.w: als we nu niet voor de grotere gerechtigheid gaan, de extra goedheid die de Koning tentoonspreidt, dan kunnen we niet worden zoals we bedoeld zijn en dus ook niet daar wonen waar de Koning ons wil hebben, in zijn rijk. Dan blijft dat rijk dicht voor ons. En dat zou echt een ramp zijn, want dan missen we onze bestemming, dan leven we onder een te lage lat, onder de maat. Ja, onder de korenmaat. Want die noemde Jezus al eerder in zijn Bergrede. [DIA 5] Daarin sprak Hij over het licht dat niet onder de korenmaat mag blijven en over een stad op een berg die niet onzichtbaar kán zijn. Dat mág gewoon niet gebeuren, zegt Jezus. Daarom is het onbestaanbaar als christenen weigeren gastvrij te zijn voor vluchtelingen, uit angst dat er misschien terroristen of verkrachters tussen zitten of dat ze onze banen en huizen komen inpikken. Dat is ongeloof en ongehoorzaamheid waarmee je je zelf buiten het koninkrijk plaatst. De extra goedheid die van God komt en die wij mogen laten zien, is zo hard nodig in deze donkere kille wereld. Die goedheid is bedoeld om het leven hier te herstellen en mooi te maken, zodat daardoor de Allerhoogste geprezen wordt. Want dat is het hoogste doel: [DIA 6] Zo moet jullie licht schijnen voor de mensen, opdat ze jullie goede daden zien en eer bewijzen aan jullie Vader in de hemel. Durf jij het aan om jezelf die vraag te stellen: is mijn licht zichtbaar voor de mensen? Ga ik voor die extra goedheid die verrassend en overvloedig is en die past bij kinderen van de Allerhoogste? En staan wij zó als gemeente bekend in Harderwijk? Misschien moeten we het antwoord op die vraag maar aan de Harderwijkers overlaten. Misschien moeten wij onszelf maar gewoon oefenen in dat extra goede, om te beginnen onder elkaar, in de gemeente en in onze huwelijken en gezinnen. 5 Wat kan het daar al moeilijk zijn om die extra goedheid in praktijk te brengen. Ik hoor in deze weken over openhartige gesprekken en mooie initiatieven, oprecht verlangen om hierin te groeien. Prachtig! Maar ik zie in sommige wijken ook nog steeds een schrikbarende onwil om samen met je broeders en zusters op te trekken. Soms lijkt het wel alsof we elkaar de minimale goedheid niet eens gunnen. En dat is verdrietig. Broeders en zusters, laten we elkaar toch liefhebben zoals Jezus liefhad, laten we voor zijn buitengewone goedheid gaan en daarin moedige stappen maken, omwille van onze eigen redding, omwille van het welzijn van de ander, omwille van het koninkrijk, omwille van de eer van God. Amen