Toespraak in de Amsterdamse Studentenekklesia op 24 december 2008 door Kees Kok Grote goedheid – De avond voor Kerstmis 1. Vijftig jaar geleden voltooide Vasili Grossman zijn grote roman Leven & Lot over de levens en lotgevallen van tarijke burgers en militairen in de Sovjet Unie in de dagen van de verschrikkelijke slag om Stalingrad, ijskoude winter 1942-1943. Hij ontleedt daarin de terreur van het nazisme en het stalinisme. Het boek kon pas in 1988 in de Sovjet Unie verschijnen. Een jaar later viel de muur. Dit jaar pas kwam een Nederlandse vertaling uit. Het stalinisme was de volsterkte corruptie van de grote communistische droom van alles voor allen; de droom die verwant was met het visioen van Israëls profeten, van Jezus en zijn volgelingen. Overal waar die droom met macht verbonden werd, verkeerde hij in een nachtmerrie, eeuw na eeuw: verkettering, inquisitie, heksenprocessen, terreur: allemaal in naam van het Eeuwig Goede, de heilige waarheid. 2. In Leven & Lot duikt een soort pamflet op, verstopt onder een matras in een Duits krijgsgevangenenkamp. Het is geschreven door een ‘heilige dwaas’, Ikonnikov, die even later voor het vuurpeleton zal eindigen. Ik vat het kort en vrij samen: Het goede schuilt niet in de natuur, niet in de preken en de dogma’s van religieuze leiders en profeten, niet in de theorieën van grote sociologen en de normen en waarden van volksleiders, niet in de ethiek van filosofen. Waar de dageraad gloort van het eeuwig goede daar vloeit bloed, daar sterven zuigelingen en oude mannen. Maar naast al dat goede, dat groots en dreigend is, is er de alledaagse menselijke goedheid. De goedheid van een oude vrouw die een krijgsgevangene een stuk brood brengt, de goedheid van een soldaat die een gewonde vijand uit zijn veldfles laat drinken, de goedheid van een boer die een oude Jood op zijn hooizolder verstopt. Die persoonlijke goedheid van de ene mens tegenover de ander is een goedheid zonder getuigen, onbeduidend en gedachteloos. We zouden het zinloze [of redeloze] goedheid kunnen noemen. Goedheid los van het goede in religieuze en ideologische zin. Zinloze, redeloze, machteloze goedheid. Dat is de ‘zachte kracht van ontferming’ waarover wij zojuist zongen, de genadigheid die door de god van het mensenkind wordt ingeademd in timmermanszonen en poetsvrouwen. Het is de liefde waarover Paulus zijn hooglied zingt in de brief aan de Korinthiërs (1Kor 13): zij vindt niets onvergeeflijk, is eindeloos geduldig, niet belust op zichzelf - op macht en aanzien. Profetenwoorden gaan voorbij. Talen verstommen, maar zij niet. 3. De bijbel - dat stukgelezen, meestal onbegrepen moeilijke boek - is een groot verhaal over ons mensen: over heiligen en despoten, ploerten en mensenschenders, moordenaars en messiassen. Een zeer menskundig boek, geschreven vanuit alle mogelijke menselijke diepten en afgronden. Geen vrome lectuur, maar een grote schreeuw van protest tegen de 1 onmenselijkheid, een schreeuw die om antwoord vraagt, om een andere, nieuwe aarde, om recht en vrede. In de oorspronkelijke versie van psalm 2 staat dat de Heer, die in de hemel zetelt, lacht om de machthebbers en spot met de koningen der aarde, die hele volkeren geselen en gijzelen. Dat heeft een dichter vijfentwintig eeuwen geleden zo bedacht en opgeschreven. Maar de dichter van Psalm 2 vrij vindt dat je dat niet meer zo kunt zeggen. Het lachen is deze god inmiddels - zeker na eeen eeuw vol nazi’s en stalinisten - wel vergaan: ‘De god van het mensenkind huivert en huilt in zijn hemel.’ 4. Veel gelovigen bidden nog steeds tot een almachtige god, in de hoop dat hij ingrijpt. ‘Oh Lord, gebruik uw bovennatuurlijke krachten om deze stad zijn vitaliteit terug te geven’, bad een dominee in Moraine, Ohio, waar door de sluiting van General Motors heel de economie plat ligt. Maar dat kan de Lord niet. Want als hij almachtig is, is de mens niet vrij. En de god van het mensenkind wil vrije mensen, die kunnen kiezen om lief te hebben en goed te doen – of niet. Daar kan hij niets aan veranderen. Hij heeft de mens goed en mooi geschapen – zo staat geschreven - als kroon op zijn schepping, en heel de aarde heeft hij aan zijn voeten uitgespreid. Godendochters en zonen zijn wij, gekroond met onzienlijke kronen,/ in verfijnde lichamen gekleed. En ach, wat zijn ze inderdaad prachtig gemaakt al die mensen, mannelijk vrouwelijk, jong en oud, vooral in dagen als deze. Maar dan er altijd weer mensen die meer willen, die zelf god willen zijn. Zij willen zichtbare kronen op hun hoofd, en hermelijnen mantels om hun lichaam, en heel de aarde onder hun voeten. Niet om haar te behoeden, maar om haar uit te buiten en te zuigen, hele volkeren geselend. Kan god echt niets doen? Ja, zegt de psalmdichter: hij veegt zijn tranen af, brult, springt, daalt af. Hij leeft zich in in mensen. Hij ademt zich bij hen naar binnen, hij blaast zijn eigen overvloeiende goedheid als een zachte lentewind met stormkracht in mensen van goede wil. Zijn woord van liefde en trouw wordt vlees, mens, lichaam, kind. – Zo staat geschreven. 5. Eén van die mensen - ongetwijfeld de wereldberoemdste - is Jezus van Nazareth. Om allerlei redenen die wij nu even niet zullen noemen, is heel het bijbelse verhaal over het mensenkind en zijn god door de evangelisten geconcentreerd, samengevat in deze Jezus. Historisch gesproken is over hem zo goed als niets bekend, zeker niet over de omstandigheden waarin hij geboren werd en wie er allemaal bij hem op kraamvisitie kwamen. De evangeliën scheppen een beeld van hem, een Jezus-figuur. Hij wordt neergezet als voorbeeld-mens. Hem worden oude en nieuwe profetische woorden en daden in de mond gelegd; daden van zinloze, machteloze goedheid toegeschreven: genezing, verzoening, genade. ‘Zie, de mens’, zo is hij bedoeld, zo is hij geschapen, beeld en gelijkenis van de God die hem geschapen heeft. Zijn volgelingen hebben zijn naam groot gemaakt: Jezus Christus, dat is: Messias, onze bevrijder. Dat de mensen vervolgens weer een God van hem hebben gemaakt, is een ernstig misverstand. Hij was een godenzoon en wil van ons allemaal weer prachtige godendochters en -zonen maken. Er is en wordt wat met hem afgesold. Paulus, die Jezus niet eens heeft gekend, was helemaal lyrisch over hem: niets en niemand kan ons meer scheiden van de goddelijke trouw - zinloze goedheid - die ons omringt in Jezus Messias, schreef hij aan zijn vrienden en 2 vijanden in Rome. Paulus heeft die naam in vele hartstochtelijke brieven bekend gemaakt aan Grieken en Romeinen – en aan ons, vandaag, heden. 6. Vandaag is het de honderste dag van de kredietcrisis. Volgens Herman Wijffels betekent die crsis de ondergang van het fundamentalistische kapitalisme, het neoliberalisme en neoconservatisme. Hij hoopt op de zachte kracht van Obama, maar, zo zgt hij, er staat verschrikkelijk veel op het spel; je kunt ook heel extreme politieke reacties verwachten. Herodes staat altijd om de hoek van de kerststal. Er zal de komende crisisjaren heel veel zinloze goedheid nodig zijn, ook als tegenwicht tegen alle verdeelheid zaaiende filmpjes en het steeds amechtiger politieke debat over integratie. Ach, als die elkaar in de rede vallende politici nu eens bijvoorbeeld besloten om die idiote JSF’s af te bestellen en van de bespaarde miljarden een vloot JOSEFS, grote, gulle voedstervader-van-Jezus-vliegtuigen, aan te schaffen, die alle vluchtelingenkampen van de wereld gaan bestoken, met brood, bouwmateriaal en timmergereedschap. Ook in Afghanistan, om de Taliban beschaamd te laten staan, en opdat er niet langer geen onnozele kinderen sterven of verminkt raken door bermbommen. 7. Wij oefenen en beoefenen in de ekklesia van week tot week een gebaar van zinloze goedheid: het breken en delen van brood en beker, als was het heel je hebben en houden, je lichaam en ziel. We doen dat in naam van die Messias Jezus; wij stellen hem daarmee present met heel de zachte kracht van zijn ontferming, opdat wij doen als hij, zijn als hij. Er is een kindeke geboren op d’aard ’t kwam op de aarde voor ons allemaal ’t had er geen huis, ’t droeg er zijn kruis – en – en toch, en ondanks alles, als klap op de vuurpijl: ’t wenst ons allen een zalig nieuwjaar. Zo moge het zijn. 3