Protocol voor het testen op Perifeer Arterieel Vaatlijden (PAV)

advertisement
Protocol voor
het testen op
Perifeer Arterieel
Vaatlijden (PAV)
Auteurs:
Elke Poppe MSc,
Beleidsmedewerker Wetenschap en Innovatie
Drs. Margreet van Putten
Bestuurslid Wetenschap en Innovatie
www.podotherapie.nl
Protocol Arterieel Vaatlijden
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1: Specificatie van het onderwerp:
Perifeer Arterieel Vaatlijden (PAV)________________________ 4
1.1 Inleiding_ ______________________________________________________ 4
1.1.1 Motivatie_______________________________________________ 4
1.1.2 Omvang en gevolgen PAV_________________________________ 4
1.2 Medische achtergrond_ __________________________________________ 5
1.2.1 Pathofysiologie__________________________________________ 5
1.2.2 Symptomen_____________________________________________ 6
1.2.3 Prognose_______________________________________________ 7
1.3 Doel___________________________________________________________ 8
1.4 Afbakening_____________________________________________________ 8
Hoofstuk 2: Protocolstappen_________________________________________ 9
2.1 Anamnese______________________________________________________ 9
2.2 Lichamelijk onderzoek__________________________________________ 10
2.2.1 Inspectie_ _____________________________________________ 10
2.2.2 Palpatie voetarteriën____________________________________ 12
2.3 Aanvullende testen_ ____________________________________________ 14
2.3.1 Huidtemperatuur________________________________________ 14
2.3.2 Beluisteren vaattonen_ __________________________________ 16
2.3.3 Enkelarm-index_________________________________________ 18
2.3.4 Overige testen__________________________________________ 20
Referenties_ ______________________________________________________ 22
2
© 2013 Nederlandse Vereniging van Podotherapeuten
3
Protocol Arterieel Vaatlijden
Hoofdstuk 1
Specificatie van het onderwerp: Perifeer Arterieel Vaatlijden (PAV)
1.1 Inleiding
Bij rokers zijn de prevalentie cijfers van symptomatische PAV zelfs drie maal zo hoog dan bij
niet-rokers1.
Daarnaast is de impact van het gezondheidsprobleem niet gering. Van de patiënten met PAV hebben
1.1.1 Motivatie
jaarlijks 2 tot 3% een niet-fataal myocardiaal infarct en het risico op angina pectoris is ongeveer twee
Binnen de podotherapie bestaat nog geen protocol voor het testen op perifeer
arterieel vaatlijden (PAV). Hierdoor is het zeer waarschijnlijk dat podotherapeuten dit op verschillende manieren testen, waardoor de verwijzing naar de huisarts
mogelijk minder gestructureerd is. Dit kan tot gevolg hebben dat de huisarts
de patiënt niet op tijd terug ziet met latere opstelling van diagnose en behandelplan tot gevolg. Het is daarom van belang dat er een duidelijk en handzaam
protocol ontwikkeld wordt voor het testen op PAV door podotherapeuten. Omdat
bestaande protocollen vaak gericht zijn op het diagnosticeren van PAV, of alleen
één onderdeel zoals de enkelarm-index, is het noodzakelijk dat er een apart
protocol ontwikkeld wordt voor het testen op PAV passend binnen de vaardigheden en bevoegdheden van de podotherapeut.
Tevens is er een groot draagvlak vanuit het werkveld voor een protocol over dit onderwerp blijkt uit
een enquête gehouden onder de leden van de Nederlandse Vereniging van Podotherapeuten (NVvP).
Dit maakt dat de implementatie van het protocol praktisch uitvoerbaar zal zijn. Desalniettemin zal
er een gedegen implementatieplan geschreven moeten worden waarbij rekening wordt gehouden
tot drie keer hoger dan in dezelfde leeftijdspopulatie zonder PAV1.
Het gebruik van relatief eenvoudige klinische testen voor het diagnosticeren van PAV kan leiden
tot een afname van 61 tot 75% van de kosten wat anders was gebruikt voor vasculair onderzoek3.
Hierbij dient vermeld te worden dat de podotherapeut zelf niet de diagnose kan stellen. Middels een
gefundeerde verwijzing naar de huisarts met de bevindingen van de klinische testen is het aannemelijk
dat de huisarts de vermoedelijke diagnose eerder kan stellen, mogelijk zonder aanvullend vasculair
onderzoek. Een vroege diagnose van PAV is gunstig voor het risicomanagement op cardiovasculaire
aandoeningen en andere complicaties1,3. Naast de gunstige gezondheidsuitkomsten bij een vroege start
van de behandeling leidt dit tot een verdere afname in kosten doordat complicaties en bijbehorende
behandelingen minder vaak optreden3.
1.2 Medische achtergrond
met knelpunten. Ook dienen de uiteindelijke gebruikers betrokken te zijn bij de ontwikkeling van het
Bij perifeer arterieel vaatlijden is er een obstructie van de bloedstroom
protocol, waardoor er een acceptabel protocol ontstaat.
1.2.1 Pathofysiologie
(zie figuur 1) in een netwerk van arteriën naar de extremiteiten met uitzondering
van de intracraniale of coronaire circulaties4-5. Artherosclerose ontstaat in eerste
1.1.2 Omvang en gevolgen van PAV
instantie door artherosclerose (plaque) in de arteriën waardoor een ontstekingsreactie ontstaat. Deze ontstekingsreactie leidt tot een afzetting van cho-
De omvang van het gezondheidsprobleem is terug te zien in hoge prevalentie
lesterol, waardoor plaque zich kan opbouwen. Naast artherosclerose zijn er ook
cijfers van asymptomatische PAV van 3% tot 10%, wat nog verder toeneemt
andere oorzaken voor perifeer arterieel vaatlijden, zoals verschillende vormen
naar 15% tot 20% in de leeftijdscategorie boven de 70 jaar1. De prevalentie
van vasculitiden (ontstekingen van wanden van bloedvaten), hypercoagulabiliteit
van symptomatische PAV (claudicatio intermittens) ligt in de leeftijdsgroep van
(verhoogde stollingsneiging), vasospastische syndromen, maar ook anatomische
40 jaar rond de 3% en neemt toe naar 6% in de leeftijdsgroep van 60 jaar1.
oorzaken als afknelling van de a. poplitea5. Omdat deze oorzaken in vergelijking
Bovendien komt symptomatische PAV tweemaal vaker voor bij diabetes mellitus
met artherosclerose zeldzaam zijn worden dat deze hier niet verder beschreven.
patiënten in vergelijking met niet-diabetes patiënten1. Voor iedere 11mmol/mol
toename in HbA1c waarde neemt het risico op PAV toe met 26%2.
4
© 2013 Nederlandse Vereniging van Podotherapeuten
Hoofdstuk 1
5
Protocol Arterieel Vaatlijden
Risicofactoren voor het ontwikkelen van perifere atherosclerose zijn: een hogere leeftijd, diabetes
kuiten of bilspieren tijdens het lopen. In rust nemen deze klachten af. De symptomen kunnen ook
mellitus, roken, hypertensie, hyperlipidemie (verhoogd cholesterol- triglyceridegehalte in het bloed),
verder toenemen tot pijn in rust en trofische stoornissen4. Deze hevige pijn is vooral aanwezig in de
gebruik van medicatie die vaatdiameter beïnvloeden (bijvoorbeeld ergotaminepreparaten die gebruikt
voorvoeten en de tenen. In een vroeger stadium zijn deze klachten alleen ’s nachts aanwezig wanneer
kunnen worden tegen migraine), hart- en vaatziekten bij ouders, broers of zusters voor het zestigste
men in bed ligt. Deze pijn ontstaat door een afname in bloedtoevoer door enerzijds het wegvallen van
levensjaar en mannelijk geslacht1,4,6. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat na de menopauze de
de druk die aanwezig is door de zwaartekracht in stand, anderzijds door al aanwezige schade in de
incidentie van PAV toeneemt bij vrouwen, tot ongeveer het incidentieaantal bij mannen7.
capillairen en venulen door zuurstofgebrek als gevolg van het PAV waardoor er een constante vasodi-
latatie aanwezig is10. Wanneer het been even uit het bed laat hangen of even gaat staan neemt de pijn
Arterie aangetast
door
artherosclerose
Normale
arterie
af.
Tekenen die wijzen op een verminderde circulatie zijn: het gevoel van koude en dove voeten, nagel-
plaque
afwijkingen zoals verdikking van de nagel en het loslaten van de nagelplaat, verminderde haargroei,
slecht genezende wondjes, in enkele gevallen zwelling en roodheid (depending robur). In een
gevorderd stadium zijn er ulcera aanwezig en is er dreigende necrose of gangreen. De relatie tussen
het stadium van PAV en de klinische symptomen zijn weergegeven middels de Fontaine classificatie in
bloedstroom
tabel 11.
Fontaine classificatie, overgenomen uit Inter-Society Consensus for the Management of Peripheral
Arterial Disease (TASC II)1.
Fontaine
Classificatie
Klinisch beeld
I
Asymptomatisch
IIa
Milde claudicatio
IIb
Matige tot ernstige claudicatio
III
Ischemische rustpijn
IV
Ulceratie of gangreen
Figuur 1: Een normale arterie en een arterie aangetast door artherosclerose
1.2.2 Symptomen
De overgrote meerderheid van de patiënten met PAV zullen geen symptomen
laten zien5. Over het algemeen passen patiënten hun leefstijl aan, waardoor
symptomen niet optreden. Dit verklaart ook waarom PAV bij mobiliteits-
beperkingen aandoeningen als COPD, hartfalen, artrose of reuma langer onont-
1.2.3 Prognose
Patiënten met PAV hebben een verhoogd risico op cardiovasculaire ischemische
dekt blijft4. Tevens kunnen symptomen als pijn uitblijven bij diabetes patiënten
symptomen als gevolg van gelijktijdige cerebrovasculaire aandoeningen en aan-
met neuropathie7-9. Ook signalen als verkleuring van de huid of een lagere
doeningen aan de coronaire arterie6. Deze cardiovasculaire ischemische symptom-
temperatuur van de huid kunnen minder aanwezig zijn wanneer er sprake is van
en zijn meer frequent dan ischemische symptomen in de ledematen in elke vorm
neuropathie8.
van PAV; met of zonder symptomen6. Ongeveer 50% van de patiënt met PAV zal
binnen vijf jaar komen te overlijden nadat de symptomen ontstaan zijn10.
Symptomen treden over het algemeen wél op wanneer de obstructie van de arterie meer dan 50% is.
Maar ook dan kan de patiënt asymptomatisch blijven door vorming van collaterale arteriën5. Klassieke claudicatio intermittens wordt omschreven als kramp (pijn, gespannen of zwaar gevoel) in de
6
© 2013 Nederlandse Vereniging van Podotherapeuten
Hoofdstuk 1
7
Protocol Arterieel Vaatlijden
1.3 Doel
Het uiteindelijke doel van het protocol is verhogen van de kwaliteit van zorg
voor individuen met beginnend perifeer arterieel vaatlijden door vroege diagnostiek te bewerkstelligen, waardoor behandeling eerder gestart kan worden en
Hoofdstuk 2
effectiever zal zijn1,3. Dit protocol dient als hulpmiddel voor in de dagelijkse
Het testen op perifeer arterieel vaatlijden is niet te vangen in één handeling.
podotherapiepraktijk om het vermoeden op PAV te gronden. Middels voor-
Informatie die wijst op PAV kan verkregen worden op verschillende manieren.
geschreven klinische testen kan de verwijzing naar de behandelend arts beter
Daarom is ervoor gekozen de aandachtspunten voor PAV te vermelden per on-
gefundeerd worden, waardoor eerdere diagnose en behandeling mogelijk is,
derdeel van het podotherapeutisch onderzoek, te weten anamnese, lichamelijk
hetgeen mogelijk leidt tot gunstigere resultaten en daarmee een toename in
onderzoek en aanvullende testen.
kwaliteit van zorg. Wel dient te worden vermeld dat het protocol slechts een
kleine schakel is in het geheel rondom de diagnostiek en behandeling van PAV.
1.4 Afbakening
Zoals hierboven vermeld is het protocol slechts een hulpmiddel voor de podotherapeut wanneer perifeer arterieel vaatlijden vermoed wordt. De uiteindelijke
diagnose dient gesteld te worden door een behandelend arts. Deze zal ook
verantwoordelijk zijn voor de verdere behandeling. Het protocol is dus slechts
een eerste stap voor goede diagnostiek en eventueel volgende behandeling van
PAV. De vervolgstappen liggen buiten het bereik van dit protocol.
Protocolstappen
2.1 Anamnese
Tijdens de anamnese dient de podotherapeut te vragen naar de maximale loop-
afstand zonder pijnklachten. Wanneer dit minder dan 100 meter is kan er
sprake zijn van PAV, vooral wanneer deze pijn afneemt na minder dan 10 minuten rust4,11. Ook pijn in rust of nachtelijke pijn kan optreden bij patiënten met PAV4,9. Het is een extra aanwijzing als de patiënt aangeeft dat de pijn afneemt wanneer hij of zij het been af laat hangen langs het bed of opstaat4.
Deze klachten treden in slechts 6 tot 9% van alle patiënten met PAV op11. Dit percentage ligt
waarschijnlijk nog lager bij patiënten met een mobiliteitsbeperkende aandoening ( zoals COPD,
hartfalen of reuma)4. De klachten blijven mogelijk gemaskeerd omdat deze patiënten door hun
beperking niet meer in staat zijn zwaardere inspanning te verrichten4. Ook bij diabetes patiënten
kunnen de klachten uitblijven als gevolg van neuropathie7-9. Het vermoeden op PAV kan daarom nooit
alleen op basis van een anamnese worden uitgesloten. Het is daarom tevens aan te raden om zeker in
deze gevallen door te vragen naar bepaalde risicofactoren voor PAV zoals4,9:
• Roken
• Hoge bloeddruk
• Verhoogd cholesterol
• Diabetes mellitus
• Hart- en vaatziekten bij ouders, broers of zussen voor het zestigste levensjaar
Ook kan de podotherapeut vragen naar afwijkingen aan de huid of nagels4. Bij inspectie wordt dit
nagegaan, maar zo kan de podotherapeut ook informatie verwerven over de huid- en nagelconditie in
het (recente) verleden.
8
© 2013 Nederlandse Vereniging van Podotherapeuten
Hoofdstuk 2
9
Protocol Arterieel Vaatlijden
In sommige gevallen worden temperatuurverschillen ervaren in de benen en de voeten, vooral bij
Tevens kan de afwezigheid van beharing op onderbenen, voeten en tenen een aanwijzing zijn. De condi-
inspanning en afnemend in rust4. Een overzicht van de te stellen vragen wanneer men PAV vermoedt
tie van de nagels dient ook geïnspecteerd te worden. Wanneer deze dystrofisch (broos) zijn, kan dit een
is te zien in tabel 2.
aanwijzing zijn voor PAV4,12. Maar ook een gelige verkleuring, onycholysis en ‘Beau’s lines’
(zie figuur 2) kunnen wijzen op PAV12. Een overzicht van de aandachtspunten bij de inspectie zijn
Tabel 2: Anamnese vragen bij vermoeden van PAV
Vragen gericht op klachten
Positief antwoord (bevestigt
vermoeden) 4,9,11-12
Wat is de afstand die u maximaal kunt lopen zonder pijnklachten? Afstand is minder dan
100 meter
- Hoe snel trekken deze pijnklachten
weer weg?
Na minder dan 10 minuten
Treedt de pijn ook op tijdens rust of ’s nachts?
Ja
- Wordt deze pijn minder wanneer u opstaat
of het been af laat hangen uit bed?
Heeft u last (gehad) van een zeer droge huid of slecht genezende
wondjes?
Ja
Heb u last (gehad) van broze of gelige nagels?
Ja
Vragen gericht op risicofactoren
Positief antwoord (bevestigt
vermoeden) 4,9
Rookt u of hebt u in het verleden gerookt?
Hebt u een hoge bloeddruk
Hebt u een verhoogd cholesterol?
Hebt u diabetes mellitus?
Zijn er hart- en vaatziekten bij uw ouders, broers of zussen geconstateerd vóór hun zestigste levensjaar?
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Een afwijkende kleur en trofische veranderingen hebben beiden een hoge specificiteit van respectievelijk 87% en 71%, dat betekend dat deze symptomen ontbreken bij gezonde personen4. Echter de
sensitiviteit is vrij laag, respectievelijk 24-35% en 43-50%, wat erop duidt dat er veel patiënten met
PAV zijn die deze symptomen niet hebben4. Men kan daarom het risico op aanwezigheid van PAV niet
uitsluiten op basis van de inspectie en anamnese alleen.
Ja
Wat te inspecteren?
Huidskleur
Conditie van de huid
Beharing
Nagels
Tabel 3: Overzicht aandachtspunten bij inspectie
Wanneer aanwijzing voor PAV?4,9,11-12
Rood, bleek, blauw/paars
Droog met kloofjes
Afwezig
Dystrofisch, gelige verkleuring,
Beau’s lines
2.2 L
ichamelijk onderzoek
opgenomen in tabel 3.
2.2.1 Inspectie
Wanneer er bij inspectie van de huid roodheid (rubor), of juist bleekheid (pallor)
of een blauwe/paarse verkleuring waargenomen wordt, kan dit een aanwijzing
Figuur 2: Lichte vorm van Beau’s lines (pijl) in combinatie met een gele verkleuring van de nagel.
zijn voor PAV9,11. PAV is minder waarschijnlijk wanneer de huid een normale
kleur heeft8. Daarnaast geeft de conditie van de huid aanvullende informatie,
een droge huid met kleine kloofjes kan duiden op PAV4,9,11.
10
© 2013 Nederlandse Vereniging van Podotherapeuten
Hoofdstuk 2
11
Protocol Arterieel Vaatlijden
2.2.2 Palpatie voetarteriën
De richtlijn TASC II1 adviseert palpatie van de pulsaties van perifere arteriën
wanneer er risicofactoren voor PAV aanwezig zijn of bij disfunctioneren in de
benen. In de voet kunnen de a. tibialis posterior en a. dorsalis pedis gepalpeerd
worden4,9,11(zie tabel 4). Palpatie van de a. femoralis wordt ook geadviseerd,
deze is even specifiek voor het aanduiden van PAV als de a. tibialis posterior4,9,11.
Echter aangezien de betrouwbaarheid van de meting toeneemt met ervaring en
podotherapeuten over het algemeen meer geoefend zijn7 in het palperen van
de a. tibialis posterior, is ervoor gekozen palpatie van de a. femoralis niet op te
nemen in dit protocol, evenals palpatie van de a. politea. De pulsaties worden
geclassificeerd als aan- of afwezig. Het toevoegen van een derde variabele zoals
‘gematigd aanwezig’ verlaagd de betrouwbaarheid aanzienlijk en is daarom niet
gewenst11.
In tegenstelling tot de symptomen die aan het licht komen bij de inspectie, hebben afwijkende voetpulsaties zowel een hoge sensitiviteit (63-95%) als een hoge specificiteit (73-99%)4. Het ontbreken
van de voetpulsaties komt dus vrijwel niet voor bij gezonde personen en bijna altijd wel bij patiënten
met PAV. Wanneer geen enkele uitkomst uit de palpatie of inspectie of anamnese wijst op aanwezigheid van PAV kan men met voldoende zekerheid de aanwezigheid van PAV uitsluiten zonder aanvul-
Tabel 4: Palpatie voetarteriën
>> Palpatie a. tibialis posterior
• Glijd met de vingers langs de mediale malleolus.
• De a. tibialis posterior is palpeerbaar net posterior en distaal van mediale malleolus
(zie figuur 3).
Palpatie a. dorsalis pedis
• Lichte dorsaalflexie van de voet en de hallux kan helpen bij het lokaliseren (zie figuur 4):
- Geef daarvoor tegendruk op de hallux met de duim van de andere hand,
dus voor het testen van de linkervoet gebruik je de rechterduim.
- De insertie tendon van de m. flexor hallucis longus wordt dan zichtbaar.
De a. dorsalis pedis bevindt zich over het algemeen net lateraal van deze pees.
- Leg nu de wijsvinger op het midden van de dorsale zijde van de voet.
De patiënt kan de teen weer ontspannen (zie figuur 5).
- De locatie van de a. dorsalis pedis kan verschillen, wanneer deze lateraal
van de m. flexor hallucis longus niet te vinden is, kan intercapitaal gepalpeerd worden tussen
de CM I en II.
Classificatie4,11
• Beiden aanwezig Geen aanwijzing voor PAV
• Eén van beiden afwezig Aanwijzing voor PAV
Let op!
• Bij 2,9% van de gezonde bevolking is de a. tibialis posterior niet palpeerbaar en de a. dorsalis
pedis bij 8,1% niet. Slecht bij <2% zijn (één van) deze arteriën anatomisch niet aanwezig11.
• Pulsaties zijn lastiger of niet te palperen wanneer er Mönckeberg sclerose aanwezig is13 of bij
obesitas of oedeem14.
• Uitkomst wordt beïnvloed door de omgevingstemperatuur en de vaardigheid van de podotherapeut15. Bovendien heeft deze test een matige betrouwbaarheid15.
lende diagnostiek4. Met de kanttekening dat arteriën minder goed of niet palpabel zijn bij Mönckeberg sclerose door calcificatie van de arteriewanden. Deze aandoening komt vaker voor bij diabetes
patiënten.
Tabel 4: Palpatie voetarteriën
Voorbereiding
• Zorg voor een rustige omgeving.
• Zorg voor voldoende verlichting van de ruimte.
• Patiënt zit in langzit op de onderzoeksbank in ontspannen houding.
Uitvoering
• Ga aan de kant staan van de te testen voet, dus wanneer je de linkervoet test sta je aan de
linkerkant van de patiënt.
• Palpeer met de toppen van de wijs- en/of middelvinger van de gelijk-namige hand, dus de
linkervoet wordt gepalpeerd door de linkerhand.
• Houd pulsatie voor een betrouwbare meting minimaal 15 seconden vast. >> Figuur 3: Palpatie van de a. tibialis posterior.
Figuur 4: Activatie van m. flexor hallucis longus
voor lokalisatie van a. dorsalis pedis.
12
© 2013 Nederlandse Vereniging van Podotherapeuten
Hoofdstuk 2
13
Protocol Arterieel Vaatlijden
Temperatuurverschil tussen de linker- en rechtervoet kan men nagaan middels palpatie met de dorsale zijde van de hand, of met een infrarood huidthermometer. Middels palpatie is een temperatuurverschil van
6°C of meer te traceren16. Met de infrarood huidthermometer kan men ook kleinere verschillen waarnemen17. Helaas is niet bekend wat de grootte van het verschil in temperatuur dient te zijn voor het een
aanwijzing is voor PAV. Onderzoek van Chin et al.18 laat zelfs zien dat de verschillen tussen de aangedane
en niet aangedane voet niet significant zijn. Aangezien de infrarood huidthermometer hoogstwaarschijnlijk al in de praktijk aanwezig zal zijn voor preventie van voetulcera en deze een hoge betrouwbaarheid
heeft, is het raadzaam de infrarood huidthermometer te gebruiken voor het bepalen van temperatuurverschillen. Foto et al.17 stelt een aantal specifieke eigenschappen voor de apparatuur (zie tabel 5). Uitleg
van deze begrippen is terug te vinden in het betreffende artikel17.
Tabel 5: Palpatie huidtemperatuur
Voorbereiding
• Zorg voor een constante kamertemperatuur van ongeveer 220C, normale luchtvochtigheid en niet
te veel luchtcirculatie.
• Patiënt zit in langzit op de onderzoeksbank in ontspannen houding.
Apparatuur eigenschappen17
• Ratio van 1:1
• Diameter sensor max. 5mm
• Schermresolutie van 0.1°C
• Geen ingebouwde laserpointer
• Vaste emmisiviteit
Uitvoering
• Met de infrarood huidthermometer de temperatuur van de dorsale zijde van de linkervoet.
• Vergelijk de temperatuur van de linkervoet met die van de rechtervoet.
Classificatie
• Geen rechts/links verschillen in temperatuur Geeft geen info voor PAV
• Eén voet is kouder dan de ander Mogelijke aanwijzing voor PAV
Let op!
• Wanneer er een temperatuurverschil aanwezig is kan dit ook wijzen op een Charcotvoet of
algemene ontstekingen in de voet. Daarbij is er één voet, of een gedeelte daarvan, duidelijk
warmer dan de andere voet19. Als gevolg van een CVA kan er tevens een temperatuurverschil
aanwezig zijn, de aangedane zijde is dan kouder20.
• Houd rekening met invloed op bloeddruk door toestand van patiënt: metabolische activiteit,
zenuwactiviteit, vernauwing en verwijding van bloedvaten, zweetproductie, blootstelling aan
nicotine en voedsel21.
• Ontbreken van temperatuurverschil ontkracht het vermoeden op PAV niet, immers kunnen beide
benen aangedaan zijn.
19
Figuur 5: Palpatie de van a. dorsalis pedis.
2.3 Aanvullende testen
2.3.1 Huidtemperatuur
Allereerst dient men het temperatuurverschil tussen beide voeten en onderbenen
na te gaan4,9,11 (zie tabel 5). Een lagere temperatuur aan één zijde kan wijzen op
PAV11. Men dient hierbij wel alert te zijn op het verschil tussen:
• De werkelijke huidtemperatuur gemeten met een infrarood huidthermometer.
Deze temperatuur is sterk afhankelijk van de omgeving en de toestand waar
de patiënt zich in bevindt.
• De temperatuur ervaring van de patiënt zelf. Hij of zij kan koude of warme
voeten ervaren, maar wees daarbij ook alert op neurologische afwijkingen.
• Het temperatuurverschil tussen de linker- en rechter voet. Alleen deze kan een
aanwijzing geven voor PAV.
Deze test heeft een zeer hoge specificiteit van 98%; een eenzijdig koud onderbeen komt vrijwel niet
voor bij gezonde personen4. Echter het heeft een zeer lage sensitiviteit van 10%, dat wil zeggen dat dit
vaak niet aanwezig is bij patiënten met PAV4. Wanneer de uitslag van deze test positief is, is dit een
sterke aanwijzing voor PAV. Maar afwezigheid van een temperatuurverschil heeft gezien de lage sensitiviteit minder waarde. Bij positieve uitkomsten uit vorige resultaten (anamnese, inspectie of palpatie)
is het raadzaam om overige aanvullende testen uit te voeren.
14
© 2013 Nederlandse Vereniging van Podotherapeuten
Hoofdstuk 2
15
Protocol Arterieel Vaatlijden
2.3.2 Beluisteren van vaattonen
Tabel 6: Beluisteren van vaattonen met hand-Doppler
Palpatie van voetarteriën en bepalen van huidtemperatuur is niet altijd
voldoende om te bepalen of er PAV aanwezig zou kunnen zijn door bovengenoemde nadelen van deze klinische testen (zie tabel 4 en 5 bij ‘let op’). Immers
de a. dorsalis pedis is niet palpeerbaar bij 8.1% van de gezonde proefpersonen
en de a. tibialis posterior bij 2.9%. In de meeste gevallen zijn deze arteriën
wel te detecteren met de hand Doppler11. Bovendien geeft afwezigheid van de
pulsatie van de voetarteriën geen informatie over de ernst van de eventuele ischemie7. Dit geldt ook voor een unilateraal lagere huidtemperatuur. Daarom wordt
in de literatuur aangeraden bij alle diabetes patiënten met een voetulcus ook te
luisteren naar de vaattonen van de a. tibalis posterior en de a. dorsalis pedis7.
Bij personen die geen diabetes mellitus en een voetulcus hebben worden geen harde richtlijnen
gevonden m.b.t. het beluisteren van de vaattonen. Wel wordt in de NHG-standaard4 gesteld dat PAV
uitgesloten kan worden op basis van de anamnese en lichamelijk onderzoek. In dit protocol wordt
geadviseerd de vaattonen altijd te beluisteren in het geval van diabetes patiënten met een voetulcus
en in alle andere gevallen alleen wanneer eerdere anamnese vragen en/of lichamelijk onderzoek
(insectie, pulsaties, huidtemperatuur) aanwijzingen geven voor PAV.
Een normale pulsatie geeft drie tonen, het signaal is dan trifasisch te noemen. De eerste toon is het
luidst en een gevolg van de eerste voorwaartse stroom tijdens de systole. Daarna volgt een geringe
pauze en dan een iets zachtere tweede toon die ontstaat door de diastolische stroom achterwaarts als
gevolg van drukafname in de linker ventrikel voordat de aorta klep zich sluit. In de late diastolische
Voorbereiding
• Zorg voor een rustige omgeving.
• Patiënt dient strakke kleding om de benen (broek, legging e.d.) uit te doen.
• Patiënt zit in langzit op de onderzoeksbank in ontspannen houding.
Apparatuur
• Draagbare ‘Continuous wave’ Doppler met geluidsoutput door luidspreker of koptelefoon
• Probe van 5 of 8 MHz 4,23
• Geleidingsgel
Uitvoering
• Plaats flink wat geleidingsgel op het te beluisteren gebied waar de arterie palpabel zou moeten
zijn (zie figuur 6 en 7).
• Zet de top van de probe in de gel zodat volledig contact gemaakt wordt met de huid.
• Zet Doppler pas aan als de probe op de huid geplaatst is om te voorkomen dat de probe
beschadigd.
• Druk niet te hard met de probe, hierdoor kunnen de signalen worden uitgedoofd.
• Voor lokalisatie van de arteriën kan de hoek van de probe worden aangepast tussen de 30 en
60° of de probe kan zijdelings verplaatst worden tot het geluid is geoptimaliseerd.
• Beluister de tonen.
Classificatie7,11,22
• Tri- of bifasische tonen Geen aanwijzing voor PAV
• Monofasisch geluid Aanwijzing voor PAV
• Geen tonen hoorbaar
Sterke aanwijzing voor PAV
Let op
• Soms is de a. tibialis posterior bifasisch zonder dat er PAV aanwezig is11.
• De a. tibialis posterior of de a. dorsalis pedis is bij minder dan 2% van de bevolking niet
aanwezig11.
• De pulsaties zijn lastiger te lokaliseren bij oedeem en/of obesitas14.
• De venen zijn ook te detecteren met de Doppler. Deze klinken als en constante ruis i.p.v. de
verschillende golven in de arteriën.
fase is er een licht derde toon door de elastische terugslag van de vaatwanden. Soms komt het voor
dat in de a. tibialis posterior slechts twee tonen hoorbaar zijn (bifasisch signaal), zonder dat er sprake
is van PAV. In de a. radialis zijn de drie tonen altijd aanwezig. Daarom is deze locatie ook zeer
geschikt om te oefenen.
Indien er een monofasisch signaal is, dat wil zeggen dat er slechts één toon te beluisteren is, dan
is dit een aanwijzing voor PAV7,11,22. Het is in dat geval raadzaam het protocol verder te volgen en
een enkelarm-index uit te voeren22. Wanneer er géén vaattonen te beluisteren zijn, is dit een sterke
aanwijzing voor PAV7,11,22. Er wordt geadviseerd met enige spoed (terug) te verwijzen naar huisarts
Figuur 6: Beluisteren van a. tibialis posterior met Doppler. Figuur 7: Beluisteren van a. dorsalis pedis met Doppler.
of vaatchirurg22.
16
© 2013 Nederlandse Vereniging van Podotherapeuten
Hoofdstuk 2
17
Protocol Arterieel Vaatlijden
2.3.3 Enkelarm-index
De enkelarm-index (EAI) meting kan worden uitgevoerd wanneer men op basis
van symptomen PAV vermoed9, zoals pijnklachten in de benen die aanzetten bij
inspanning en verlichten in rust (TASC II). TASC II schrijft voor dat de EAI meting uitgevoerd moet worden bij alle patiënten tussen de 50 en 69 jaar met een
hoger risico op cardiovasculaire aandoeningen (vooral door diabetes of roken)
en bij alle patiënten boven de 79 jaar, ongeacht hun risicoprofiel1. De American
Diabetes Association adviseert de meting om de vijf jaar te herhalen wanneer
er een normale uitkomst is9. Wanneer anamnese en lichamelijk en eventueel
aanvullend onderzoek geen aanwijzingen laten zien voor PAV, is een EAI meting
niet noodzakelijk4,19.
De arteriën zijn alleen te comprimeren door het opblazen van de bloeddrukmanchet tot dermate
hoge waarden, dat er een vals hoge systolische druk wordt gemeten aan de enkel. Hierdoor zal een
vals hoge waarde van de EAI gemeten worden, een waarde waar geen conclusie aan verbonden mag
worden7. Deze waarden kunnen bij minder ernstige calcificatie ook tussen de 0.90 en 1.4 liggen,
ogenschijnlijk de normaalwaarden voor de EAI7. Ondanks deze hoge waarden is de aanwezigheid van
PAV niet uit te sluiten. Mönckeberg sclerose is niet zeldzaam bij diabetes patiënten; bij 1/3 van de
diabetes patiënten met een en bij 78 tot 90% van de diabetes patiënt met een acute Charcotvoet is
deze aandoening aanwezig7,26. Wanneer men de aanwezigheid van Mönckeberg sclerose vermoedt is
het raadzaam te verwijzen voor aanvullend vaatonderzoek.
De podotherapeut dient te overwegen of hij of zij de EAI meting zelf wil uitvoeren of daarvoor wil
terugverwijzen naar de huisarts. Hierbij dient men de eigen bekwaamheid te overwegen. De EAI
meting wordt pas betrouwbaar wanneer het een routinehandeling is, daarvoor moet deze minimaal 2
maal per maand worden uitgevoerd1,4. Ook neemt het uitvoeren van de meting tijd in beslag die voor
de huisarts vaak makkelijker te declareren is. De NHG-standaard adviseert de meting 3 maal te herhalen voor een betrouwbare uitkomst4. Bovendien wordt de meting hoogstwaarschijnlijk herhaald in
de huisartspraktijk of een andere setting omdat de podotherapeut de uiteindelijke diagnose niet zelf
kan stellen. Voor uitvoering van de EAI meting zie tabel 7.
18
© 2013 Nederlandse Vereniging van Podotherapeuten
Tabel 7: Bepalen van de enkelarm-index.
Voorbereiding
• Zorg voor een rustige omgeving.
• Patiënt dient strakke kleding om de benen en armen uit te doen.
• Patiënt ligt een aantal minuten, afhankelijk van de te gebruiken apparatuur, voor de meting op
zijn/haar rug op de onderzoeksbank in ontspannen houding8-9.
Apparatuur
• Draagbare ‘Continuous wave’ Doppler met geluidsoutput door luidspreker of koptelefoon
• Probe van 5 of 8 MHz 4,23
• Bloeddrukmeter
• Manchet die 20% groter is dan diameter van de kuit23
• Geleidingsgel
Uitvoering
Bepalen armdruk
• De arm waaraan de bloeddruk gemeten wordt dient iets geflecteerd te zijn.
• Manchet 2 tot 3 cm proximaal van de plooi in de elleboog plaatsen.
• Geleidingsgel aanbrengen op locatie waar a. brachialis te beluisteren is.
• Zet de top van de probe in de gel zodat volledig contact gemaakt wordt met de huid.
• Zet Doppler pas aan als de probe op de huid geplaatst is om te voorkomen dat de probe beschadigd.
• Druk niet te hard met de probe, hierdoor kunnen de signalen worden uitgedoofd.
• Voor lokalisatie van de arteriën kan de hoek van de probe worden aangepast tussen de 30 en 60° of
de probe kan zijdelings verplaatst worden tot het geluid is geoptimaliseerd.
• Houd de probe gefixeerd wanneer de pulsaties gevonden zijn.
• Pomp het manchet op tot ongeveer 20 mmHg boven het niveau waarbij de tonen verdwijnen.
• Laat het manchet langzaam leeglopen (2 mmHg per seconde) en stel de hoogte vast bij het horen
van het eerste duidelijke arteriële signaal.
• Laat het manchet snel leeglopen om onnodig discomfort te voorkomen.
• Herhaal de meting voor de andere arm.
• De systolisch armdruk die wordt gebruikt voor het bepalen van de EAI is de hoogste armdruk.
Bepalen enkeldruk
• Breng de manchet aan 2 tot 3 cm proximaal van de enkel.
• Plaats geleidingsgel op het te beluisteren gebied waar de a. tibialis posterior palpabel zou
moeten zijn (zie figuur 6).
• Zet de top van de probe in de gel zodat volledig contact gemaakt wordt met de huid.
• Zet Doppler pas aan als de probe op de huid geplaatst is om te voorkomen dat de probe beschadigd.
• Druk niet te hard met de probe, hierdoor kunnen de signalen worden uitgedoofd.
• Voor lokalisatie van de arteriën kan de hoek van de probe worden aangepast tussen de 30 en
60° of de probe kan zijdelings verplaatst worden tot het geluid is geoptimaliseerd.
• Houd de probe gefixeerd wanneer de pulsaties gevonden zijn.
• Pomp het manchet op tot ongeveer 20 mmHg boven het niveau waarbij de tonen verdwijnen.
• Laat het manchet langzaam leeglopen (2 mmHg per seconde) en stel de hoogte vast bij het
horen van het eerste duidelijke arteriële signaal; dit is de systolische enkeldruk.
• Laat het manchet snel leeglopen om onnodig discomfort te voorkomen.
• Plaats geleidingsgel op het te beluisteren gebied waar de a. dorsalis pedis palpabel zou moeten
zijn (zie figuur 7). >>
Hoofdstuk 2
19
Protocol Arterieel Vaatlijden
Tabel 7: Bepalen van de enkelarm-index.
>>
• Herhaal bovenstaande stappen voor het andere been.
• De systolische enkeldruk die gebruikt wordt voor de EAI is de hoogste druk die gemeten wordt
aan één enkel, dus of de a. tibialis posterior of de a. dorsalis pedis.
• Herhaal de meting voor de andere enkel.
Berekening
• EAI links = hoogste linker enkeldruk (a. tibialis posterior of a. dorsalis pedis) / hoogste armdruk
(links of rechts)
• EAI rechts = hoogste rechter enkeldruk (a. tibialis posterior of a. dorsalis pedis) / hoogste
armdruk (links of rechts)
Classificatie1
• ≤0.90 Sterke aanwijzing voor PAV
• > 0.90 PAV minder waarschijnlijk
Let op!
• Bij EAI >0.90 nog steeds bedacht zijn op PAV wanneer er claudicatioklachten zijn1.
• Enkele systemen berekenen automatisch of er PAV aanwezig zou kunnen zijn.
• * Wees je bewust van de mogelijke aanwezigheid van Mönckeberg sclerose, vooral bij patiënten
met diabetes mellitus . Boven de 1.3 is dit zeer aannemelijk, maar ook bij een lagere waarde is
dit mogelijk.
Figuur 8: Mönckeberg sclerose t.h.v. de hallux.
Bij de test van Bueger (ofwel de hefhangproef) ligt de patiënt op zijn of haar rug op de bank en het
been wordt in een hoek van 900 graden omhoog gehouden (anteflexie in de heup) tot er een bleke
verkleuring optreedt (pallor). Vervolgens wordt het been langzaam naar beneden geleidt tot de bleek-
2.3.4 Overige testen
heid weer verdwijnt. Als dit pas gebeurt wanneer het been plat ligt of zelf afhangt van de bank, dan
Er zijn nog andere testen die in een klinische setting zoals de podotherapie-
zou dit een aanwijzing zijn voor PAV. Echter er zijn slechts enkele studies die de nauwkeurigheid van
praktijk uitgevoerd kunnen worden.
deze test beschrijven, maar het kleine aantal proefpersonen en de mogelijke selectie bias maakt het
onmogelijk conclusies hieraan te verbinden11. Ook gezien het discomfort voor de patiënt en podothera-
De teenarm-index kan bepaald worden wanneer de enkelarm-index een waarde geeft van boven de
peut (fysiek zware test om uit te voeren) wordt deze test niet geadviseerd voor in de podotherapie-
1.3025. Dit is een aanwijzing voor de aanwezigheid van Mönckeberg, die de meer distaal gelegen
praktijk.
arteriën nog niet aangetast zou hebben. Figuur 8 laat echter zien dat deze calcificatie ook t.h.v. de
hallux aanwezig kan zijn. Daarnaast is deze test technisch lastiger uit te voeren dan de enkelarm-
De capillaire hervullingstijd wordt bepaald door op de plantaire zijde van de hallux vijf seconden
index en zal deze minder vaak uitgevoerd worden door een lager aantal indicaties, waardoor het geen
stevige druk te geven door te knijpen. Wanneer het meer dan vijf seconden duurt na het loslaten van
routine handeling zal worden voor de podotherapeut. Daarom is de teenarm-index niet opgenomen in
de hallux voordat de normale huidkleur terugkeert dan zou dit een aanwijzing zijn voor PAV. De
dit protocol. Bij een vermoeden voor Mönckeberg sclerose kan de podotherapeut de patiënt natuurlijk
geringe klinische waarde bij asymptomatische patiënten met diabetes21 en het overschot aan meer
wel doorverwijzen worden voor een teenarm-index.
nauwkeurige testen die eerder beschreven zijn maakt het dat deze test geen toegevoegde waarde heeft
voor de podotherapiepraktijk. Dit laatste geldt ook voor de veneuze vullingstijd11,21.
20
© 2013 Nederlandse Vereniging van Podotherapeuten
Hoofdstuk 2
21
Protocol Arterieel Vaatlijden
Referenties
1.
2.
14.Walker HK, Hall WD, Hurst JW. Clinical Methods: The history, physical, and laboratory examina-
Norgren, L., Hiatt, W.R., Dormandy, J.A., Nehler, M.R., Harris, K.A., and Fowkes, F.G.R. InterSociety Consensus for the Management of Peripheral Arterial Disease (TASC II). Journal of
tion. 3rd ed. Bosten:Butterworths,1990. (Chapter 30: Examination of the Extremities: Pulses,
vascular surgery 2006;45:S5A-S67A. doi:10.1016/j.jvs.2006.12.037
Bruits, and Phlebitis)
15. McGee SR, Boyko EJ. Physical examination and chronic lower-extremity ischemia: a critical
Selvin E, Marinopoulos S, Berkenblit G, Rami T, Brancati FL, Powe NR, et al. Meta-analysis:
review. Arch Intern Med 1998; 158: 1357–1364.
glycosylated hemoglobin and cardiovascular disease in diabetes mellitus. Ann Intern Med
16. Murff RT, Armstrong DG, Lanctot D, Lavery LA, Athanasiou KA. How effective is manual palpa-
2004;141:421-31.
tion in detecting subtle temperature differences? Clin Podiatr Med Surg 1998;15:151-154.
3.Clairotte C, Retout S, Potier L, Roussel R, Escoubet R. Automated ankle-brachial pressure
17. Foto JG, Brasseaux D, Birke JA. Essential Features of a Handheld Infrared Thermometer Used to
Index measurement by clinical staff for peripheral arterial disease diagnosis in nondiabetic and
4.
diabetic patients. Diabetes care 2009; 32:1231-1236. doi: 10.2337/dc08-2230.
Guide the Treatment of Neuropathic Feet, Journal of the American Podiatric Medical Association
Bartelink ML, Stoffers HEJH, Boutens EJ, Hooi JD, Kaiser V, Boomsma LJ. NHG-Standaard
2007;97:360-365.
18.Chin JA, Wang EC, Kibbe MR. Evaluation of hyperspectral technology for assessing the presence
Perifeer arterieel vaatlijden. Huisarts Wet 2003;46:848-858.
5.
and severity of peripheral artery disease. J Vasc Surg. 2011;54:1679-1688.
Garcia LA. Epidemiology and pathofysiology of lower extremity peripheral arterial disease.
19. Armstong DG, Todd WF, Lavery LA, Harkless LB, Bushman TR. The natural history of acute Char-
Journal of Endovascular Therapy 2006; 13:II-3–II-9.
6.
7.
Hirsch AT, Haskal ZJ, Hertzer NR. et. al. ACC/AHA 2005 Guidelines for the management of
cot’s arthropathy in a diabetic foot specialty clinic. Diabetic Medicin 1997;14:357-363. Boyko
patients with peripheral arterial disease (lower extremity, renal, mesenteric, and abdominal
EJ, Davignon D, Stensel V, Prigeon RL, Smith DG. Diagnostic Utility of the History and Physi-
aortic): executive summary. Journal of the American College of Cardiology 2006;47:1239-
cal Examination for Peripheral Vascular Disease among Patients with Diabetes Mellitus. J Clin
1312. doi: 10.1016/j.jacc.2005.10.009
Epidemiol 1997;50:659-668.
20.Korpelainen JT, Sotaniemi KA, Myllylä VV. Asymmetrical Skin Temperature in Ischemic Stroke.
Schaper NC, Andros G, Apelqvist J, Bakker K, Lammer J, Lepantalo M, Mills JL, Reekers J,
Stroke. 1995; 26: 1543-1547 doi: 10.1161/01.STR.26.9.1543
Shearman CP, Zierler RE, Hinchliffe RJ. Diagnosis and treatment of peripheral arterial disease
21. Boyko EJ, Davignon D, Stensel V, Prigeon RL, Smith DG. Diagnostic Utility of the History and
in diabetic patients with a foot ulcer. A progress report of the International Working Group on
8.
the Diabetic Foot. Diabetes Metab Res Rev 2012;28:218–224. doi: 10.1002/dmrr.2255
Physical Examination for Peripheral Vascular Disease among Patients with Diabetes Mellitus. J
International Working Group on the Diabetic Foot (IWDGF). Peripheral arterial disease and
Clin Epidemiol 1997;50:659-668.
22.Putten van M. Protocollen voor het testen op perifeer arterieel vaatlijden (PAV). Podomedics 2012.
diabetes: International Consensus 2007.
23.Bonham PA, Cappuccio M, Hulsey T, Kelechi YMT, Jenkins C, Robison J. Are Ankle and Toe Bra-
9.American Diabetes Association. Peripheral arterial disease in people with diabetes. Clinical
chial Indices (ABI-TBI) Obtained by a Pocket Doppler Interchangeable With Those Obtained by
diabetes 2004;22:181-189. doi: 10.2337/diaclin.22.4.181
Standard Laboratory Equipment? J Wound Ostomy Continence Nurs. 2007;34:35-44.
10. Lorimer D, French G, O’Donnell M, Burrow JG, Wall B. Neale’s disorder of the foot. 7th ed.
24. Boultoun AJM, Amstrong DG, Albert SF, Fryberg RG, Hellman R, Sue Kirkman M, Lavery LA,
Elsevier: Churchill Livingstone, 2006
Lemaster JW, Mills JL, Mueller MJ, Sheehan P, Wukich DK. Comprehensive Foot Examination
11.Khan NA, Rahim SA, Anand SS, Simel DL, Panju A. Does the clinical examination predict
and Risk Assessment. Diabetes Care 2008;31:1679-1685.
lower extremity peripheral arterial disease? Journal of the American Medical Association
25.Brooks B, Dean R, Patel S, Wu B, Molyneaux L, Yue DK. TBI or not TBI: that is the question.
2009;295:536-546.
Is it better to measure toe pressure than ankle pressure in diabetic patients? Diabet Med.
12.Baran R. Baran and Dawber’s diseases of the nails and their management. Oxford: Blackwell
2001;18:528-532.
Science Ltd, 2001. (Chapter 1, p. 20)
26.Jeffcoat M. Vascular calcification and osteolysis in diabetic neuropathy-is RANK-L the missing
13.Farzaneh-Far A, Proudfoot D, Shanahan C, Weissberg PL. Vascular and valvar calcification:
link? Diabetologia 2004;47:1488-1492]
recent advances. Heart 2001; 85: 13-17.
22
© 2013 Nederlandse Vereniging van Podotherapeuten
Referenties
23
Aan dit protocol hebben meegwerkt:
Michel Boerrigter
Patty Hermkes
Lian Stoeldraaijers
Marloes Tenten – Diepenmaat
Fotografie
Miranda van Mol
Protocol voor het testen op
Perifeer Arterieel Vaatlijden (PAV)
is een uitgave van:
Nederlandse Vereniging van Podotherapeuten
Noordse Bosje 18
1211 BG Hilversum
T 035 6246388
KvK: 403 428 61
[email protected]
www.podotherapie.nl
Download