Deel 4 "In den beginne..."

advertisement
4 In den beginne…
Al vanaf het prilste begin van de geschiedenis zocht de mens antwoorden op zijn vragen. Vaak waren
die er niet en dan wees hij met zijn vinger omhoog, naar een hogere kracht die zijn macht oversteeg.
Zo kreeg de godenwereld gestalte: voor elke angst en elke droom ontstond er een god, die voor elk
probleem een gepaste oplossing bood.
Prehistorische mens
De eerste mensen leefden in een barre wereld. Je kunt je dus wel
voorstellen dat ze geloofden dat natuurrampen, ziekten en
ongelukken veroorzaakt werden door mysterieuze krachten en
geesten. Om de reden van het onheil te achterhalen, probeerden ze
in contact te komen met de godheid. Vaak was dat het werk van de
sjamaan, een soort waarzegger of medicijnman. Door zijn wijsheid
had die een wit voetje bij de goden. Hij wist precies met welke
offers en rituelen je de boze geesten weer tot rust moest brengen. Er
zijn maar weinig archeologische vondsten die ons een beeld geven
van het geloof van de prehistorische mens. Het is ook al zolang
geleden. We hebben niet meer dan wat losse stukjes van een
immense legpuzzel. Een ivoren beeldje van ongeveer 33000 jaar oud
bijvoorbeeld, gevonden in Zuidwest-Duitsland, dat een mens met een
leeuwenkop voorstelt. Hij was waarschijnlijk een heel machtige
geest. Of de vele rotsschilderingen van grote en gevaarlijke dieren.
Stel je een sjamaan voor die in de grot, waar de geesten achter de
wanden schuilen, bij het licht van een fakkel heel plechtig een dier
schildert. Met deze tekening wil hij de geest van het beest oproepen.
Hij vraagt hulp voor een beter leven, voor de genezing van een zieke
of misschien voor een goede jacht.
Egyptenaren
De Egyptenaren leefden in nauw contact met de goden. Elke plaats en elke
gemeenschap had zijn eigen beschermers, meestal voorgesteld in de gedaante
van een mens met een dierenhoofd. Ze stonden in voor ziekte en gezondheid,
vruchtbaarheid en droogte, geluk en ongeluk… Sommige goden werden in het
hele land vereerd. De mens zag ze nooit. Hij kreeg alleen te maken met hun
wraak
en
woede:
natuurkrachten
als
donder,
bliksem,
stormen
en
aardbevingen waren goddelijke tekens. Om de goden gunstig te stellen,
overstelpten de Egyptenaren hen met rijke geschenken en bouwden prachtige
tempels. Duizenden mensen zwoegden decennia lang in de broeierige hitte
van de zon aan nieuwe heiligdommen. Reusachtige afmetingen, prachtige
natuursteen, huizenhoge beelden,
tonnen goud, exotische houtsoorten,
zeldzame edelstenen… niets was goed genoeg voor het huis van de goden. In
het heiligste deel van de tempel stond een cultusbeeld dat de godheid als
lichaam kon gebruiken. Iedere ochtend verzorgde een priester de godheid: hij
schminkte het beeld af, reinigde het met water en wierook, kleedde het
opnieuw aan, kroonde het en zalfde en schminkte het met tien verschillende
oliën. Voor hij de ruimte weer verliet, zette hij de godheid een verse maaltijd
voor.
PAV – 2de graad BSO (2)
IK GELOOF IN … MEZELF (....)
© KTA GO Edegem
Grieken
Ook de Grieken wilden hun goden graag paaien. Daarom
boden ze hen geschenken aan: dieren, melk, honing,
olijfolie, wijn, vruchten en koeken. Ze goten de vloeibare
offers
(plengoffers)
over
de
offerplaats
uit.
De
slachtofferplechtigheden begonnen gewoonlijk als de dag
aanbrak. De priester en zijn helpers besprenkelden zichzelf
en het offerdier met heilig water en staken het vuur aan op
het altaar. Daarna strooiden ze enkele graankorrels over het
offerdier uit, sneden een paar haren af van het voorhoofd
van het beest en wierpen die in het vuur als eerste offerpunt.
Vervolgens doodden ze het dier met een speciaal mes of
een bijl. Ze vingen het bloed op in een offerschaal en
sprenkelden het over het altaar. Daarna sneden ze het dier
in stukken. Ze rolden de dijbenen in een laag vet en
verbrandden die op het altaar als speciaal (reuk)offer. De
rest van het vlees was bestemd voor de offermaaltijd,
waaraan alle aanwezigen deelnamen.
Romeinen
De Romeinen gebruikten in hun godsdienst het do ut des-principe.
Dat betekent: ik geef om te ontvangen of met andere woorden: voor
wat, hoort wat. Ze offerden aan de goden om iets van hen te
verkrijgen.
Naast
de
gewone
staatsgoden,
die
meestal
overgenomen waren uit andere culturen en die in het hele rijk
aanbeden werden, vereerde elke Romeinse familie ook zijn eigen
huisgoden: de Lares en de Penates. De Lares waren de
vergoddelijkte voorvaderen die zich nog steeds bekommerden om
het lot van hun familieleden. Ze waren bereid om te helpen, maar
konden ook venijnig uit de hoek komen als de familieleden hen niet
voldoende eer betuigden. Elke woning had zijn eigen lararium, een
soort van kast of altaar met kleine beeldjes die de huisgoden
voorstelden. Onder leiding van de pater familias, de vader, baden de
familieleden elke dag tot hun Lares en gaven ze hen waarschijnlijk
ook één of ander klein geschenk, zoals wierook of wijn. De Penates
vormden de andere groep huisgoden. Zij waakten over de
voorraadkamer. De Romeinen geloofden dat zij ervoor zorgden dat
de familie elke dag voldoende te eten had.
Bron: ID jaargang 6 nr. 11
Opdracht 1: fluoresceer de belangrijkste gegevens uit de tekstjes (= hoofdzaken).
PAV – 2de graad BSO (2)
IK GELOOF IN … MEZELF (....)
© KTA GO Edegem
Opdracht 2: verklaar de onderstreepte woorden. Gebruik desnoods je woordenboek. Maak nadien
met elk woord een goede Nederlandse zin.
mysterieuze
…………………………….
…………………………….
…………………………….
…………………………….
…………………………….
…………………………….
…………………………….
…………………………….
…………………………….
…………………………….
…………………………….
…………………………….
< mysterieus = ……………………………………………………………
zin: …………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………
zin: …………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………
zin: …………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………
zin: …………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………
zin: …………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………
zin: …………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………
zin: …………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………
zin: …………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………
zin: …………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………
zin: …………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………
zin: …………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………
zin: …………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………
zin: …………………………………………………………………………
Opdracht 3: benoem de perioden op de tijdbalk. Gebruik ook je eerste legende.
Kies uit: Middeleeuwen – Nieuwste Tijd – Oudheid – Eigen Tijd – Nieuwe Tijd
1
1000
2000
476
1492
Legende:
1789
1945
Legende:
………………………………
………………………………
………………………………
………………………………
………………………………
………………………………
………………………………
………………………………
………………………………
Opdracht 4: Vermeld tevens de perioden waarover sprake is in de tekstjes. Deze vul je aan in de
laatste legende.
PAV – 2de graad BSO (2)
IK GELOOF IN … MEZELF (....)
© KTA GO Edegem
Download