Verslag workshop Grensoverschrijdende werknemers en ontslag Op donderdag 4 juni jl. heeft de workshop Grensoverschrijdende werknemers en ontslag van DNBA in samenwerking met ITEM plaatsgevonden. Nadat eerst een algemene inleiding over ITEM en DNBA is gegeven door mevrouw Marjon Weerepas, is het inhoudelijke gedeelte van de workshop aan bod gekomen. Twee sprekers, mevrouw Heike Xhonneux en mevrouw Pascalle Pechholt, hebben diverse complexe vraagstukken in geval van grensoverschrijdende werkzaamheden toegelicht. Deze vraagstukken zijn beantwoord aan de hand van arbeidsrechtelijke, sociaalzekerheidsrechtelijke en fiscale wetgeving. Onderstaand wordt van de workshop een korte inhoudsindicatie gegeven. Arbeidsrecht Mevrouw Xhonneux is ingegaan op de arbeidsrechtelijke wetgeving. Wat gebeurt er bijvoorbeeld als een Nederlandse werkgever een Duitse werknemer aanneemt? Is dan het Nederlandse of het Duitse arbeidsrecht op de arbeidsrelatie van toepassing? In principe is dan gewoon het Nederlandse recht van toepassing, echter wordt door Xhonneux aangeraden om in de arbeidsovereenkomst vast te leggen dat het Nederlandse arbeidsrecht de arbeidsrelatie beheerst. De Nederlandse werkgever en de Duitse werknemer kunnen er echter ook voor kiezen om het Duitse arbeidsrecht op de arbeidsverhouding van toepassing te laten verklaren, mits er binding bestaat met het Duitse arbeidsrecht. Er dient echter wel een onderscheid te worden gemaakt tussen beide rechtsgebieden. Zo liggen enkele zaken in het Duitse arbeidsrecht anders dan in het Nederlandse en dat kan mogelijk nadelig zijn voor een werknemer, zoals in geval van ziekte. De werkgever is dan slechts verplicht om zes weken het loon door te betalen waarna de werknemer wel aanspraak kan maken op 72 weken Krankengeld. Aan de andere kant biedt het Duitse recht ten opzichte van het Nederlandse arbeidsrecht de werknemer ook voordelen, zoals in geval van een concurrentiebeding. Indien een dergelijk beding de arbeidsrelatie beheerst, zal de werkgever de Duitse werknemer moeten compenseren. Xhonneux raadt dan ook vooral aan om in de arbeidsovereenkomst goed vast te leggen welk arbeidsrecht op de verhouding tussen werknemer en werkgever van toepassing is, indien dit niet het geval is zal de rechter beslissen. Naast dergelijke vraagstukken heeft vooral de Wet Werk en Zekerheid de nodige aandacht gekregen. Een deel van de Wet Werk en Zekerheid is per 1 januari jl. al in werking getreden, zoals de aanzegtermijn en de ongeldigheid van de proeftijd bij arbeidsovereenkomsten die korter dan zes maanden duren. Per 1 juli treedt het andere deel van de Wet Werk en Zekerheid in werking. De ketenbepaling, de ontslagroute en de wettelijke transitievergoeding zullen de nodige veranderingen met zich brengen. De transitievergoeding bijvoorbeeld verschilt aanzienlijk van de tot nu toe nog gehanteerde kantonrechtersformule. Wel mogen enkele kosten in mindering worden gebracht op de transitievergoeding, mits de werknemer van de te maken kosten in kennis is gesteld en voor de vermindering zijn schriftelijke instemming heeft gegeven. Per 1 juli bepaalt de ontslaggrond de ontslagroute. De weg naar de kantonrechter of het UWV staat niet zomaar meer open. Alleen in het geval van ontslag wegens bedrijfseconomische redenen of langdurige ziekte, zal de werkgever een ontslagvergunning kunnen aanvragen bij het UWV. Voor alle andere gronden staat de ontbindingsroute open. Echter, indien het UWV geen ontslagvergunning verleent, zal de werkgever zich toch nog tot de kantonrechter kunnen wenden. Ook de werknemer kan echter bij toewijzing nog in beroep bij de kantonrechter. In Duitsland en België gelden wel andere voorwaarden inzake het ontslag van de werknemer, zo gelden andere opzegtermijnen en toetsingsgronden, zodat de Nederlandse werkgever zich hier goed van op de hoogte moet stellen. Indien de grensoverschrijdende werknemer en Nederlandse werkgever het niet eens kunnen worden over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, staat de weg naar de rechter op. Met betrekking tot het arbeidsrecht, dat de arbeidsrelatie beheerst, bestaat keuzevrijheid. Een forumkeuze, bijvoorbeeld de afspraak dat het ontstane geschil alléén aan de Nederlandse rechter kan worden voorgelegd, is voor de partijen in beginsel niet aanwezig op grond van het EX-verdrag. Het arbeidsconflict moet in beginsel worden voorgelegd aan de rechter in het woonland van de grensoverschrijdende werknemer. Slechts indien de werknemer zich niet beroept op de onbevoegdheid van de rechter in het woonland van de werkgever, mag die rechter het geschil behandelen met inachtneming van het gekozen arbeidsrecht. Sociaalzekerheidsrecht Het uitgangspunt bij grensoverschrijdende arbeid is het werklandbeginsel. Dit houdt in dat de werknemer sociaal verzekerd is in het land waar deze werkzaam is. Een werknemer is echter sociaal verzekerd in zijn woonland als deze 25% of meer van zijn totale werktijd daar werkzaam is. Nederland kent (op grond van de EG-verordening) de regeling dat buitenlandse tijdvakken van verzekering meegeteld worden aan de Nederlandse tijdvakken, dit heeft vooral betrekking op referte-eisen en wachttijden. Dit heeft tot gevolg dat de werknemer in Nederland bijvoorbeeld aanspraak kan maken op een langere werkloosheidsuitkering, doordat de tijdsperiode gewerkt in het buitenland wordt meeberekend. Duitsland en België kennen een soortgelijke regeling inzake de berekening van de werkloosheidsuitkering, waarbij dus ook de Nederlandse tijdvakken in aanmerking worden genomen, ook dit heeft te maken met de verplichtingen vanuit de EG-verordening. Naast verschillende wijzigingen in het arbeidsrecht, zal de werkloosheidswet op enkele punten ook wijzigingen ondergaan. Per 1 juli 2015 zal de werkloze na zes maanden werkloos te zijn alle arbeid dienen te aanvaarden. Alle arbeid wordt voor de werkloze dan passend, ongeacht opleidingsniveau. Daarnaast zullen de inkomsten van de werkloze die verkregen worden naast het ontvangen van de werkloosheidsuitkering, direct in mindering gebracht op de werkloosheidsuitkering. Per 1 januari 2016 zal het recht op een maximale duur van de werkloosheidsuitkering stapsgewijs worden verminderd, met dien verstande dat uiteindelijk de duur van de werkloosheidsuitkering verminderd zal worden van thans maximaal 38 maanden tot een aanspraak van maximaal 24 maanden. Met betrekking tot de grensoverschrijdende werknemer geldt dat in geval van werkloosheid de werknemer aanspraak maakt op een werkloosheidsuitkering in het woonland (tenzij direct aansluitend sprake is van een deeltijd dienstverband in het werkland). Het ontslag wordt dan ook getoetst in het woonland. Naast een verschil inzake de toetsing in geval van een ontslag en het aanspraak kunnen maken op een werkloosheidsuitkering, hebben Nederland, Duitsland en België niet dezelfde wetgeving ten aanzien van een arbeidsongeschiktheidsuitkering, kinderbijslag en het ouderdomspensioen. Het blijft van belang dat een werkgever zich goed op de hoogte stelt van de verschillende grensoverschrijdende wetgeving. Op de werknemer kunnen de verschillen namelijk een grote impact hebben. Fiscale wetgeving Mevrouw Pechholt heeft de fiscale wetgeving in het kader van een grensoverschrijdende arbeidsrelatie toegelicht. Met betrekking tot het inkomen uit arbeid geldt op grond van belastingverdragen dat dit belast wordt in het werkland. Doorslaggevend is of dat land het heffingsrecht heeft over het reguliere loon dat voor die werkzaamheden betaald is. Hierop bestaat een uitzondering, en dat is de 183-dagenregeling. Indien voldaan wordt aan deze regeling, dan is het woonland heffingsbevoegd. Echter, over het algemeen geldt ook dat indien de grensoverschrijdende werknemer voor 50% werkzaam is in het woonland en voor de andere 50% werkzaam is in het werkland, beide landen de inkomsten uit arbeid voor de helft mogen belasten. Het vermogen van de werknemer wordt echter belast in het woonland (met uitzondering van onroerend goed). Ten aanzien van de ontslagvergoeding geldt dat indien de werknemer in concernverband voor een deel in bijvoorbeeld België werkt en voor een deel in Nederland, vanuit beide landen aanspraak kan worden gemaakt op een ontslagvergoeding. Uitgangspunt in geval van een grensarbeider is wel dat voorkomen dient te worden dat een ontslagvergoeding dubbel wordt belast. Teneinde dubbele belastingheffing te voorkomen, heeft Nederland met België als met Duitsland een regeling getroffen te weten de regeling met België inzake ontslaguitkeringen en de regeling voor de toepassing van het Nederlands-Duitse belastingverdrag met betrekking tot de toedeling van het recht tot belastingheffing over aan werknemers betaalde afkoopsommen. De richtlijn voortvloeiende uit de arresten van 11 juni 2004 (nrs. 37 714 en 38 112) wordt vervangen door het OESO-besluit van 1 mei 2015 waardoor de toerekening van de ontslagvergoeding plaatsvindt op basis van de laatste twaalf maanden van uitoefening van dienstbetrekking in plaats van het land waar de werknemer gewerkt heeft in het jaar van ontslag en de daaraan voorafgaande vier kalenderjaren. Maar dit met uitzondering van Duitsland. Voor Duitsland geldt tot 1 januari 2016 (ingangsdatum nieuw dubbelbelastingverdrag NL – DU) nog een afzonderlijke regeling. Er volgt waarschijnlijk een nieuw aanvullend protocol. Het verzorgingskarakter zal hierbij een rol spelen. Doordat de ontslagvergoeding per 1 juli 2015 in beginsel zal bestaan uit de wettelijke transitievergoeding, zal de transitievergoeding als uitgangspunt worden genomen bij een grensoverschrijdend ontslag. Fiscale behandeling hiervan is afhankelijk van het van toepassing zijnde belastingverdrag. Indien de transitievergoeding bijvoorbeeld wordt gekregen door een Belgische werknemer, terwijl deze aanspraak maakt op een werkloosheidsuitkering in België, zal dit volgens de huidige stand van zaken tot gevolg hebben dat de uitkering wordt opgeschort. Meer informatie hierover volgt na de zomer. De Belgische werkloosheidsuitkering kan niet cumuleren met de transitievergoeding. Pechholt heeft aangedragen dat deze gevolgtrekking opgelost kan worden door afspraken in collectieve arbeidsovereenkomsten. Met betrekking tot Duitsland zal nadere informatie nog volgen. Let op! Voor ambtenaren geldt vaak specifieke regelgeving. Het nieuwe verdrag met Duitsland zal in vergelijking met het oude verdrag op enige punten worden aangepast. Nu is het zo dat een Nederlands bedrijfspensioen in Duitsland aan een lage Duitse belasting onderhevig is. Nederland zal een dergelijk pensioen echter gaan belasten, met dien verstande dat zodra het Nederlands pensioen hoger is dan € 15.000 de Nederlandse belastingheffing van toepassing wordt. Er komt een overgangsregeling.