Aantekeningen Middeleeuwse Geschiedenis

advertisement
Middeleeuwse Geschiedenis Namen en Begrippen (groot deel)
Week 1: Overgang Oudheid-Middeleeuwen
Gregorius van Tours (lid van de landhoudende aristocratie in de tijd van Clovis en tevens bisschop)
schreef een boek over de 6e eeuw, niet zozeer een geschiedenis van de Franken maar een
geschiedenis van de wereld, een heilsgeschiedenis. "Historia Francorum" is een titel die er later aan
gegeven is.
Clovis=Chlodovech=Louis=Lodewijk --> wordt beschouwd als de eerste "Franse" koning.
De koning is vergelijkbaar met een maffiabaas (heerkönig), dus geen Romeins keizer. Hij voelt zich
niet verantwoordelijk voor zijn volk. Hij beschermt zijn volk tegen vijanden uit eigenbelang. Hij probeert
zijn macht te vergroten --> gebiedsuitbreiding en plundertochten (om het leger mee te betalen). Militair
succes is een vereiste, anders word je om zeep geholpen (Ragnachar). Als de tegenstander te groot
is sluit de koning een tijdelijk bondgenootschap (ook weer bij Ragnachar).
De macht van de koning wordt op den duur natuurlijk, zo ook de opvolging door zonen of naaste
familie (volgens Germaans erfrecht: iedere zoon krijgt evenveel). De koning vertegenwoordigt de stam
en dus richten de stammen zich op hun koning.
Namen en begrippen
Diocletianus - Romeins keizer (284-305), was de eerste van het dominaat en maakte van het losjes
geregeerde rijk een strakke militaire en bureaucratische staat. De senaat werd machteloos en de
keizer regeerde als goddelijk dictator.
Constantijn de Grote - Romeins keizer (306-337), zie Diocletianus. Verder bekeerde hij tot het
christendom en maakte het tot de officiële religie van het Romeinse Rijk.
Tetrarchie - rijkssysteem zoals in het dominaat met twee keizers (augusti) en ook nog twee caesares.
Attila - leider van de Hunnen, een nomadenvolk uit Azië. Ze dreven de Visi- en Ostrogothen uit Azië
naar Europa en vielen het zelf ook binnen. In 452 vielen ze Italië en Rome binnen maar werden
verdreven en verslagen - het volk verdween.
Theodorik de Grote - leider van de Ostrogothen, veroverde Italië en werd de machtigste koning van
het Europa van toen (493-526). De Ostrogothen waren arianisten (Christus was niet God en geen
gelijkwaardig lid van de Drie-eenheid). Hij was vrij tolerant en zorgde voor een korte herleving van
klassiek Rome.
Visigothen - trokken eerst rond door het Oost-Romeinse Rijk en plunderden in 410 Rome. Vestigden
zich in Spanje, waar ze zich consolideerden toen Reccared (586-601) zich bekeerde van arianisme tot
orthodox christendom. Begin 8e eeuw werden ze door de moslims verslagen.
Gefolgschaft - mensen in direct contact tot de koning (militairen van de kleinkoning of heerkönig vóór
500 en tijdens de Merovingen ook hofadel).
Heerkönigtum - Koningschap ontstaan in de tijd van de volksverhuizingen. Een heer of militair leider
met een gevolg van strijders. Langzaamaan groeit dit uit tot de kleinkoning (Clovis) met ridders en
hofadel. De kleinkoningen kiezen de grootkoning.
Clovis - koning van de Franken (481-511), was minder geromaniseerd dan Theodorik maar bekeerde
tot orthodox christendom. Veroverde grote gebieden van het huidige Frankrijk en hield zich vooral in
stand door de adel en geestelijkheid in veroverde gebieden te handhaven/ bevoordelen.
Schema: Germaanse (Frankische) koningschap en adel
Vóór en tijdens de periode van de volksverhuizingen
1. Stamleiders
a. Rex (sacraal, profraan karakter)
b. Dux (militair karakter)
Evolueerde in militaire "kleinkoningen" (heerkönig)
2. Vrije krijgslieden in directe relatie tot militaire leider: gevolgslieden (Gefolgsleute), leden van de comitatus
(Gefolgschaft)
3. Niet edele vrije lieden en onvrije lieden (in diverse sociaal-economische gradaties): dezen vormen het
arbeidspotentieel, de materiële basis waarop de machtsstructuur berust en waardoor deze gehandhaafd kan
worden
Merovingische en vroeg-Karolingische tijd (500-800)
1. kleinkoning werd "grootkoning" als militair leider met in wezen nog profaan sacraal karakter (goddelijke
afstamming)
2. drie groepen
a. koninklijk huisgevolg: antrustiones, leden van de koninklijke Gefolgschaft (trustis regia)
b. overige edelen: 'open' sociale groep van grootgrondbezitters en krijgslieden (adeldom gestoeld op combinatie
van relatie tot leiderschap + geboorte)
c. dienst- of ambtsadel (gerecruteerd uit oude Gallo-Romeinse adel en kerkelijke gezagsdragers, bisschoppen)
3. Zie vorige punt 3
Karolingische tijd (vanaf 800)
1. Grootkoning als militair en politiek leider meer christelijk sacraal karakter (zalving als teken)
2. 2a versmelt met 2b en vervolgens versmelten 2b en 2c tot de rijksaristocratie
3. Zie vorige punt 3.
Heerser en aristocratie zijn altijd gebonden via een band van bescherming (door de heerser) en trouw/ fidelitas
(van de adel).
Week 2: Christendom
Conclusies
- belang hiërarchie en organisatie van de kerk: tendens naar supraterriroriale gezagsverhoudingen
- ontwikkeling van eenheidsleer (orthodoxie) bij gelijktijdige bestrijding van afwijkende opvattingen
(heterodoxie)
- binding van kerkelijke organisatie aan steun wereldlijke autoriteiten (in wederzijds belang)
Fasen van kerstening en monnikendom in West-Europa (4e-8e eeuw)
1. Laat-Romeinse tijd en volksverhuizingentijd (4e-6e eeuw)
o Oudgallisch monnikendom
o Iers en Iro-Schots monnikendom
2. Tijd van de Merovingen en Karolingen (6e-8e eeuw)
o Iro-Frankisch monnikendom
o Angelsaksisch monnikendom
Kloosterlingen hebben een groot deel van de kerstening verzorgd.
Algemene karakteristieken
- alliantie kerk-wereldlijke machthebbers
--> snelle, gecombineerde expansie
- karakterverandering kerstening en monnikendom
--> toenemende beweging "van boven naar beneden"
- langzaamaan Rome als kerkelijk centrum op de voorgrond
--> pausdom krijgt een belangrijkere rol
Namen en begrippen
Edict van Milaan - Edict van Constantijn de Grote (312) en Licinius waarin werd bepaald dat
christendom voortaan toegestaan zal zijn in het Romeinse Rijk en dat er religieuze vrijheid is. Alle
kerkgebouwen en begraafplaatsen werden aan de kerk teruggegeven.
Gregorius de Grote - kerkvader (stierf 604). Was een monnik die bewondering had voor de
Benedictijnse regels. Schreef praktische boeken (ipv de filosofische van de andere drie kerkvaders) en
breidde de macht van de paus en van bisschoppen uit. Legde de fundamenten en een theoretische
basis voor de leiding van de kerk.
Theodosius I - Romeins keizer (378-395), laatste keizer van een verenigd Romeins Rijk. Maakte
orthodox christendom tot officiële staatsreligie en bande heidendom en arianisme uit.
Augustinus van Hippo - kerkvader (354-430). Werd geboren als niet-christen en bekeerde na een
lange reeks religies (dualisme, Plato). Schreef boeken "Confessions" en "City of God" waarin hij de
belangrijkste christelijke vragen behandelde en was bisschop van Hippo.
Hiëronymus - kerkvader (340-420). Stichtte een klooster in Bethlehem waarin monniken zich
bezighielden met het kopiëren van bijbels en andere werken (oud klassieke). Hij zelf is bekend
vanwege zijn bijbelcommentaren.
Ambrosius van Milaan - kerkvader (340-397). Was bisschop van Milaan, dat eind 4e eeuw de
hoofdstad werd van het Westelijke Rijk. Haalde veel klassieke schrijvers aan in zijn schrijfselen en
was de eerste die als kerkelijk leider een heerser (Theododius) ter verantwoording riep.
Kerkvaders - van oudsher aanduiding voor schrijvers en leraren (meestal bisschoppen) van de
oudchristelijke kerk wier theologische werken bewaard zijn gebleven.
Concilie van Nicea - eerste concilie van de kerk, geleid door Constantijn de Grote, waarin algemene
afspraken werden gemaakt en het arianisme als ketters werd verklaard.
Arianisme - stroming in het christendom genoemd naar Arius, waarin men geloofde dat Jezus geen
volwaardig lid was van de Drie-eenheid en niet Goddelijk was.
Justinianus - Byzantijns keizer (527-565). Regeerde samen met zijn vrouw Theodora en zijn doel was
het Romeinse Rijk weer te verenigen. Dat lukte hem, hij veroverde de kust van Noord-Afrika, stukje
Spanje en geheel Italië, maar verloor het al snel weer aan de Lombarden en Visigothen. Corpus Iuris
Civilis, het op schrift gezette Romeinse Recht, is zijn meest blijvende prestatie.
Martinus van Tours - Sint Maarten, bisschop van Tours (372-397), vertegenwoordigde de
Oudgallische stroming van het monnikendom. Veel mensen die zijn graf aanraakten werden genezen.
Sint Patrick - Engels-Romeinse man die als slaaf naar Ierland werd gevoerd en aldaar de Kelten
bekeerde. Hij leefde rond 400.
Ascese - soort van onthouding waardoor een hoger spiritueel niveau bereikt kan worden. Geen seks,
geen drank, eenvoud en soberheid.
Peregrinatio - missionering.
Augustinus van Canterbury - heilige, bekeerde Engeland vanuit Kent waar hij door koningin Bertha
werd geholpen. Hij begon daar in 597 nadat hij tot bisschop was gewijd. Zijn opdracht van de paus
was om (geholpen door 40 monniken) de aartsbisdommen van Londen en York te vestigen, hij kwam
echter niet verder dan de installatie van bisschoppen in Londen en Rochester.
Iro-Schots monnikendom - Brits-Romeinse kerstening in Ierland. Kenmerken van dit monnikendom:
- strenge ascese, - boetedoeningen (penitentialia of boeteboeken), - pelgrimage, - typische Keltische
kerkontwikkeling
Bonifatius - heilige, stichtte veel Benedictijnse kloosters en bekeerde Duitsland tot het christendom
(rond 740). Hierbij verschoof het culturele centrum van het christendom weer van Engeland,
Northumbria, naar het continent waar Karel de Grote heerste en Alcuin (uit Northumbria) woonde.
Willibrordus - afkomstig uit Engeland, probeerde aan het eind van de 7e eeuw de Friezen te bekeren,
nadat hij door abt-bisschop Egbertus van zijn Ierse klooster hiertoe was aangemoedigd. In 695 wijdde
de paus hem tot aartsbisschop van de Friezen.
Slag bij Poitiers/ Tours - slag waarbij hofmeier Karel Martel de moslims onder leiding van Abd alRahman, opgerukt vanuit Spanje, versloeg. Dit maakte een einde aan de islamitische bedreiging van
Frankrijk.
Regel van Benedictus (monnik, 480-523) - algemene regel voor kloosters, door Benedictus gevormd
naar voorbeeld van de oosterse kloosterregels: stabilitas loci, kuisheid, armoede, gehoorzaamheid
aan de abt, handenarbeid (ora et labora) en een afwijzing van strenge ascese, met als taken voor het
klooster: zorg, vrijheid en scholing.
Mohammed - profeet (571-632). Werd geboren in Mekka, het grote centrum van de polytheïstische
Arabische wereld. Hij werd beïnvloed door Christendom, Jodendom en Zoroastrisme en bekeerde tot
God. Gevlucht uit Mekka veroverde hij met Medina de Arabische wereld en Mekka en verenigde de
Arabieren onder de Islam.
Karel Martel - Karolingische edele (714-741), graaf van Austrasië en Neustrië dat door zijn vader
Pepijn van Herstal was veroverd op de Merovingen. Hij verdreef de moslims uit Frankrijk en
consolideerde de macht van het Frankische Rijk onder de Karolingen.
Pepijn de Korte - zoon van Karel Martel (741-768) en vader van Karel de Grote. Zorgde ervoor dat hij
door de paus in 751 tot koning van de Franken werd uitgeroepen. Hierbij waren de Merovingen
verleden tijd.
Hijrah - zo noemen moslims de vlucht van Mohammed naar Medina in 622.
Ummayaden - dynastie die de moslims regeerde vanuit Damascus nadat ze in 661 de schoonzoon
van Mohammed, Ali, hadden verslagen. Hierdoor kwam er een scheiding tussen Sjiieten die menen
dat de kalief afstamt van Mohammed en de Soennieten, orthodoxe moslims.
Abbasiden - dynastie (750-1258) die de Ummayaden versloeg en verving en er veel meer op was
gericht om de Islam te verspreiden en iedereen te bekeren en dat ook met verve en veel geweld deed.
Week 3: Agrarische samenleving: Karolingisch Europa
Met de maior of the palace wordt de hofmeier bedoeld, dus de baas van de vroonhof of een minister
(dat zijn de twee betekenissen van hofmeier).
Namen en begrippen
Hofmeier – 1: opperbevelhebber van het Merovingische leger en 2: toezichthouder op de
landbouwexploitatie.
Austrasië - gebied dat Oost-Frankrijk en het gebied rond de Rijn omvat.
Neustrië - gebied dat Noordwest-Frankrijk en Parijs omvat.
Iconoclastenstrijd - Byzantijnse keizers vanaf de 8e eeuw wilden beeltenissen van heiligen uit kerken
bannen omdat ze aanbeden werden door de bevolking. Het westen zag hier niet zoveel in en
zodoende kwam er een conflict tussen Rome en Constantinopel, steden die toch al uit elkaar aan het
drijven waren, en leek er een einde te komen aan de militaire steun die Byzantium aan de paus had
beloofd.
Capitulare - Benaming van de Frankische koninklijke wetgeving van midden 8ste tot einde 9de eeuw.
Deze koninklijke verordeningen waren in korte kapittels verdeeld. Ze behandelen allerlei gebieden van
het recht: staatsrecht, strafrecht, administratief recht, enz. Ze zijn in het Latijn gesteld en thans
uitsluitend door kopieën bekend.
Alcuin van York - hoofdexponent van de Karolingische Renaissance (vooral gericht op correcte
overdracht van klassieke teksten, goede scholing), leefde rond 800. Hij was de laatste persoon uit de
Northumbriaanse Renaissance en zijn hoofdwerk was het opnieuw vertalen en corrigeren van fouten
in de bijbel.
Karel de Grote - koning van de Franken (768-814), veroverde grote delen van Duitsland en Italië, liet
zich in 800 kronen door de paus tot keizer en legde daarmee de basis voor de macht van de
geestelijkheid. Tevens was hij erg betrokken bij zijn land en steunde hij scholing.
Verdrag van Verdun - Verdrag (843) waarin de drie zoons van Lodewijk de Vrome na jaren van oorlog
het rijk van hun vader/grootvader verdelen. Lodewijk de Duitser krijgt Duitsland, Karel de Kale krijgt
Frankrijk en Lotharius krijgt de keizerstitel, Italië Nederland en Lotharingen.
Ordinatio imperii - verdeling van het rijk volgens een van tevoren opgesteld document, een soort
testament, gericht op het Germaans Recht.
Emporium - handelsnederzetting.
Week 4: Feodaliteit
Namen en begrippen
Allodium - land dat eigen bezit is, bijvoorbeeld domaniaal land, en niet aan de koning toebehoort.
Consilium en auxilium - raad en daad: de belofte die een vazal doet als hij een leencontract aangaat,
hij zal de heer met raad en daad bijstaan.
Commendatio - het zich aanbieden van de vazal aan de leenheer, het ritueel dat bij de uitbesteding
van het feodum hoort: homagium (manschap) en fidelitas (trouwbelofte).
Investituur – lett: bekleding, symbool van leen dat overgedragen wordt / de ceremonie van het
bevestigen van een feodale relatie tussen leenheer en vazal.
Felonie - het breken van de feodale afspraken door een van beide partijen.
Primogenituur - eerstgeboorterecht in de feodale relatie: de oudste zoon "erft" het leengoed.
Ligisch leen - in het geval waarin een vazal meerdere leencontracten heeft moet er vastgesteld
worden welke heer de hoogste prioriteit heeft. Dit heet ligisch leen.
Rollo - leider van Noorse Vikingen die Normandië veroverde en Parijs bedreigde. In 911 sloot Karel de
Eenvoudige een leencontract met hem waardoor hij hertog van Normandië werd en tevens vazal van
de koning.
Danelaw – gebieden onder Deens gezag. Hier: het gebied van Engeland dat vanaf eind 8e eeuw door
de Denen veroverd werd. Uiteindelijk was het koninkrijkje Wessex te sterk voor de Danelaw en in 954
werden de laatste Denen verslagen.
Knut de Grote - Deens koning, veroverde Noorwegen en ook Engeland toen de zwakke koning
Ethelred stierf in 1016. Was koning van Engeland van 1017-1035, en zijn zoons zouden tot 1042
blijven heersen (daarna kwam Eduard de Belijder).
Capetingen - dynastie die in 987 de Karolingen van de troon verdreef in de persoon van Hugh Capet.
Tot de beroemde Capetingen in de 12e en 13e eeuw zou deze dynastie even zwak blijven als de
Karolingen waren.
Willem de Veroveraar - hertog van Normandië die na de dood van Eduard de Belijder de machtsstrijd
won en in 1066 koning werd na de Slag bij Hastings.
Otto de Grote - Saksische koning van Duitsland, won na de dood van Lodewijk het Kind in 911 de
strijd tussen de vijf staten (Saxen, Bavarië, Franconië, Swabië en Lotharingen) om de macht en
verdreef de Hongaren. Daarmee stabiliseerde hij de machtspositie van de Saksische koningen en de
eenheid van Duitsland.
Rijkskerkensysteem (Ottoonse stelsel)- het systeem waarin de geestelijke leiders (bisschoppen)
vazallen van de koning worden. Dit is voordelig omdat geestelijken betere vazallen zijn dan gewone
mensen omdat ze geen kinderen krijgen.
Week 5: Economie in expansie
Middeleeuwse stad: economisch centrum.
Antieke stad: administratief centrum.
De meeste huidige steden zijn rond de 11e eeuw ontstaan. De stad is juridisch anders dan de
omgeving, heeft zijn eigen rechten en wetten.
Namen en begrippen
Reconquista - de periode in de Spaanse geschiedenis waarin de herovering van bijna geheel Spanje
en Portugal op de Moren plaatsvond. De Moren hadden in het begin van de 8e eeuw bijna het hele
Iberische schiereiland veroverd, maar tussen 1000 en 1300 veroverden de christenen alles behalve
Granada terug.
Ostkolonisation - ontginning in de 10e eeuw van oostelijk Europa.
Drieslagstelsel - afwisseling van gewassen in de akkerbouw: zomergraan, wintergraan en braakliggen.
Commutatie - het omzetten of afkopen van lasten door betaling van een (maandelijkse) geldsom.
Civitas - (1)stedelijke bevolking en (2) de overgebleven Romeinse steden.
Jaarmarkt - jaarlijkse markt gelegen op een kruispunt of gunstige plaats waar goederen verhandeld
worden, voornamelijk handel tussen zuid en noord Europa.\
Commune - gemeenschap die interne en externe zaken van de stad bestuurde op basis van een eed
van wederzijdse trouw.
Week 6: Kerk, kloosters, ketters en kruistochten
Namen en begrippen
Ketters - in dit deel van de Middeleeuwen waren dat de Albigenzen en Waldenzen.
Innocentius III - Volgens velen de grootste Middeleeuwse paus (begin 13e eeuw), studeerde theologie
in Parijs en kerkelijk recht in Bologna. Geheel in de lijn van de Gregoriaanse hervorming bevorderde
de jonge energieke paus het herstelwerk na de twisten onder Frederik Barbarossa; daartoe
verdedigde hij ook krachtig de pauselijke rechten tegenover vorsten en onwillige of onwaardige
bisschoppen. Tevens versterkte hij het bisschoppelijk én pauselijk gezag door provinciale en
diocesane hervormingssynodes te bevorderen.
Kruistochten - In ruime zin alle militair georganiseerde ondernemingen tegen de vijanden van het
Rooms-katholieke geloof; in engere zin de verschillende tochten die westerse krijgers van de 11e tot
de 13e eeuw ondernamen voor de herovering of het behoud van de heilige plaatsen in Palestina
tegen de islam.
Koninkrijk Sicilië - Roger I kreeg van Robert Guiscard Sicilië in leen als een graafschap. Roger II
(1113-1154) veroverde Zuid-Italië in 1128. Hij werd door paus Anacletus II tot koning gekroond (1130)
en bracht zijn rijk tot bloei.
Albigenzen - Middeleeuwse religieuze sekte, genoemd naar een van haar centra, Albi. Deze meest
bekende groep van de katharen ontstond in het midden van de 12e eeuw en verspreidde zich over
Zuid-Frankrijk en Noord-Italië.
Waldenzen - Zij zijn genoemd naar de Franse koopman Pierre Valdes uit Lyon, die zich in 1173
bekeerde tot een apostolisch leven van armoede. De beweging van hem en zijn geestverwanten trok
bezitloos rond en met felle kritiek richtten zij zich tegen het ontaarde leven van de geestelijkheid.
Bedelorden - In de eerste helft van de 13e eeuw ontstane kloosterorden, die niet alleen van privé,
maar ook van gemeenschappelijk bezit afzagen en in geval van nood ook door bedelen in hun
levensonderhoud voorzagen.
Inquisitie - Paus Innocentius III zond legaten naar het zuiden van Frankrijk om, gesteund door de
wereldlijke macht, de bisschoppen bij het opsporen en straffen van de Albigenzen behulpzaam te zijn.
De bediening van deze legaten werd tot een blijvende gemaakt op het Vierde Lateraans Concilie
(1215), waar ook het opsporen en bestraffen van ketters als een voorname plicht van de bisschoppen
werd vastgesteld.
Vierde Lateraans Concilie - Eén van de vijf algemene concilies die in de St.-Jan van Lateranen te
Rome werden gehouden en in de Westerse Kerk als oecumenische concilies meegeteld worden. Het
Vierde, gehouden onder Innocentius III, kan als een hoogtepunt in het leven van de Middeleeuwse
Kerk gelden.
Cisterciënzers - Rooms-Katholieke kloosterorde, gesticht in 1098 door de Benedictijn Robertus van
Molesme te Cîteaux. Het was de bedoeling van Robertus, die met 21 monniken de abdij van Molesme
verliet, om in een nieuw klooster de Regel van Benedictus van Nursia beter te gaan volgen. Door de
intrede van Bernardus van Clairvaux met 30 gezellen werd de stichting een groot succes. Na de grote
bloei van de eerste twee eeuwen trad verval in.
Norbertijnen/ premonstratenzers - De reguliere kanunniken en lekenbroeders van de Orde van
Prémontré, in 1121 door Norbert van Xanten gesticht. Na diens vertrek uit Prémontré kreeg Hugo van
Fosses de leiding. De orde, die het beschouwende leven verenigt met het actieve leven (zielzorg,
onderricht, enz.), kwam spoedig tot grote bloei.
Geestelijke ridderorden - ridderorden die ontstonden na de eerste kruistocht. Zij waren vrijgesteld van
belastingen en konden zich dus verrijken. Onder deze orden waren de Teutonen, St. Jan en de
Tempeliers.
Sacramenten - bepaalde kerkelijke handelingen die het sacramenteel karakter van de kerk in
bepaalde levensmomenten zichtbaar gestalte gaven.
Week 7: Paus, keizer en koningen: opkomst nationale monarchieën
Namen en begrippen
Dictatus Papae - Gregorius VII eiste, o.a. in zijn Dictatus papae (febr. 1075), niet alleen voor de kerk
volstrekte vrijheid, maar verkondigde ook de superioriteit van de kerk boven de staat en het
onbeperkte gezag van de paus over de kerk. Tweezwaardenleer.
Lekeninvestituur - het fenomeen dat geestelijke ambten in de handen kwamen van leken.
Investituurstrijd - De strijd tussen paus Gregorius VII (1073-1085) en diens opvolgers enerzijds en de
heersers van Duitsland-Italië, Frankrijk en Engeland anderzijds om het gezag over de kerk in deze
rijken, naar aanleiding van het vraagstuk van de investituur van de bisschoppen. Werd uiteindelijk
gewonnen door de kerk.
Canossa - Eertijds een rotsburcht bij Reggio Emilia (Italië), waar de Duitse keizer Hendrik IV, die in de
kerkban geslagen was en daardoor op het punt stond zijn troon te verliezen, op 25 jan. 1077 de
vergiffenis kwam afsmeken van paus Gregorius VII.
Excommunicatie - In het rooms-katholiek kerkelijk recht is de excommunicatie een verbeteringsstraf
waardoor geestelijken of leken worden uitgestoten van de gemeenschap der gelovigen.
Gregorius VII - Eén van de beroemdste pausen uit de geschiedenis (1072-1085); de grote
herstelbeweging na de 'IJzeren Eeuw' wordt naar hem, die er de krachtigste stimulator van is geweest,
genoemd: Gregoriaanse hervorming.
Hendrik IV van Duitsland - Duits koning. In 1076 brak het conflict tussen de paus en Hendrik IV in
volle hevigheid los, eerst met Gregorius VII en daarna met diens opvolgers. Hendrik IV liet door de
Duitse bisschoppen Gregorius VII afzetten. Deze deed de koning in de kerkelijke ban, waarna de
koning in Canossa boete deed (1077) en zich van de ban bevrijdde. Niettemin ging de strijd verder
met wisselend succes voor Hendrik IV. In 1084 bezette Hendrik IV Rome en werd hij door de
tegenpaus Clemens III tot keizer gekroond.
Slag bij Hastings (1066) - Vond plaats toen de laatste Angelsaksische koning, Harold II, werd
verslagen door Willem, hertog van Normandië, sindsdien bijgenaamd 'de Veroveraar'. De slag vormde
de aanvang van de verovering van Engeland door de Normandiërs.
Concordaat van Worms (1122) - Overeenkomst tussen paus Calixtus II en keizer Hendrik V, die een
einde maakte aan de Investituurstrijd, die sinds een halve eeuw de paus tegenover de Roomse keizer
had geplaatst. Het concordaat bepaalde dat de nieuw verkozen bisschoppen door de paus zouden
worden bekleed met het geestelijk gezag en door de keizer met het wereldlijk gezag.
Frederik Barbarossa - Duits koning (1122-1190). De betekenis van Frederik I ligt hierin dat hij de
grondlegger is geweest van een grote staatkundige opvatting, die verre zijn eigen persoonlijke
strevingen overtrof. Hij wilde zijn macht in zijn erfgebieden versterken, het geschil met de Welfen
regelen, het gezag van het Rijk in het oosten, het noorden en het westen vestigen, de keizerlijke
invloed in Italië herstellen en verstevigen (ten opzichte van de paus). Hij voelde zich in geen geval de
mindere van de paus.
Filips II Augustus - Koning van Frankrijk van 1180 tot 1223 uit het Huis der Capetingen.Nadat zijn
politiek van territoriale expansie tot eerste resultaten had geleid spande hij zich in om de macht te
breken van de Engelse koning, die bijna geheel Zuidwest-Frankrijk van hem in leen hield.
Romeins Recht - Door keizer Justinianus I in de jaren 528-534 gecodificeerd in het Corpus Iuris Civilis
en dat in de Middeleeuwen voorwerp was van de receptie, ten gevolge waarvan het eeuwenlang in
geheel West-Europa in de praktijk werd toegepast.
Universiteit van Bologna - florerende universiteit uit de 13e eeuw die geleid werd door een gilde van
studenten.
College van kardinalen - vergadering van alle kardinalen.
Groot Schisma - periode in de kerkgeschiedenis van 1378 tot 1449, toen er gelijktijdig twee en op een
gegeven moment zelfs drie pausen waren.
Jan zonder Land - Jan werd wegens een huwelijkskwestie gedaagd voor het koninklijk hof van
Frankrijk en, op zijn weigering, van zijn Franse lenen vervallen verklaard. Van heel het continentale rijk
bleven na het verlies van Normandië in 1204 enkel nog Aquitanië en enkele delen van Poitou over. De
benoeming van de aartsbisschop van Canterbury bracht Jan in conflict met de paus. In 1209 werd Jan
in de ban gedaan en in jan. 1213 van de troon vervallen verklaard. Filips II Augustus werd met de
uitvoering van het vonnis belast. Op 15 mei 1213 verklaarde de Engelse koning zich echter vazal van
de Heilige Stoel en maakte zodoende paus Innocentius III van vijand tot bondgenoot.
Magna Charta - De naam van het verdrag (1215) dat de Engelse koning Jan zonder Land aan de
grote baronnen verleende. De baronnen genoten bij het afdwingen daarvan de steun van Stephen
Langton en van de publieke opinie. In feite was de Magna Charta een vastlegging van de wederzijdse
verplichtingen tussen koning en baronnen, waarbij ook de positie van de lagere vazallen en van alle
vrije lieden in aanmerking werd genomen.
Edward I - Koning van Engeland (1272-1307). Edward pacificeerde Engeland in de volgende jaren en
werd de eigenlijke regeerder van het land. Nadat Hendrik III in 1272 was gestorven bleef Edward,
alvorens de regering te aanvaarden, tot 1274 in Aquitanië. Edward wilde voorgoed een eind maken
aan de anarchie en het machtsmisbruik van hoge adel en geestelijkheid. Hij streefde naar versterking
van de koninklijke macht door een hechte band met lage adel en burgerij en bracht een zeer
omvangrijke, nieuwe wetgeving en een hechtere en meer overzichtelijke ordening van rechtspraak en
bestuur tot stand.
Lodewijk IX de Heilige - Koning van Frankrijk (1226-1270). Zijn intense vroomheid, die zijn politiek
realisme niet in de weg stond, uitte zich m.n. in de deelname aan de Zevende Kruistocht (1248-1250),
waarin hij gevangen werd genomen, terwijl hij na vrijlating nog vier jaar in Syrië verbleef, tegen
Frankrijks belangen in. Hetzelfde geldt voor de Achtste Kruistocht, gericht tegen Tunis, waarbij
Lodewijk de dood vond.
Pauselijke monarchie – alleenheerschappij van het pausdom, met de paus aan het hoofd
Week 8: Cultuur en wetenschap: renaissances
Realisten --> alles hier is een afspiegeling van een hogere werkelijkheid --> Plato's ideeënleer.
Deductief: van algemeen naar bijzonder.
Nominalisten --> wij geven alleen maar namen aan dingen die we waarnemen, ze zijn niet "echt".
Aristoteles: inductief: van bijzonder naar algemeen.
Universalia: algemene zaken bestaan echt.
Rosselinus: universalia bestaan niet echt (zoals Aristoteles) maar zijn door de mens verzonnen -->
nominalisme.
Abelard: gematigd realist, meende dat universalia echt bestaan.
Namen en begrippen
Scholingssysteem - klassikaal onderwijs: hoorcolleges, disputaties; vast curriculum; scholastieke
methode; examens en diploma: "licentia ubique docendi"; alleen clerici (= mannen).
Trivium en quadrivium - In de middeleeuwen opgekomen benaming voor de eerste drie (grammatica,
retorica en dialectica) van de zeven artes liberales. Op het trivium volgende viertal van de zeven artes
liberales, nl. arithmetica, geometria, astronomia en musica.
Frederik II - Duits koning van 1212 tot 1250 en keizer van 1220 tot 1250 uit het Huis Hohenstaufen.
Toen zijn vader in sept. 1197 overleed, braken de Duitse vorsten hun woord en verkozen niet het
amper driejarige kind, maar wel de Welf Otto IV tot koning.
Ottoonse renaissance - Een impuls voor intellectuele herleving in de 10de en 11de eeuw. Abdijen en
nonnerijen werden centra van lering en literatuur. De grootste naam was de latere paus Sylvester II,
hij bracht Arabische gedachtegoed in de Westerse wereld.
Twaalfde-eeuwse renaissance - een in Frankrijk begonnen herleving van de 'oude' werken,
modernisering van de kunst, het onderwijs enz.
Thomas van Aquino - De invloedrijkste systematische denker (1225-1274) op theologisch en wijsgerig
gebied uit de Middeleeuwen. De rede dient zich tot het uiterste in te spannen om de rationele structuur
van de geschapen werkelijkheid te begrijpen en om aan te tonen dat de openbaringsgegevens
daarmee niet in strijd zijn, maar zij kan uiteindelijk de waarheid van het mysterie niet omvatten of
doorgronden.
Abelard - In feite was Abelard (1079-1142) nooit een vijand van het kerkelijk leergezag of een
verachter van het geloof. Wat hij nastreefde was een wetenschappelijke aanpak van alle vragen die
zich voordeden, die op het terrein der theologie niet uitgezonderd. Zijn methodologisch programma
vinden wij in Sic et Non.
Gratianus - stierf rond 1160, was de grondlegger van de canonieke rechtswetenschap.
Scholastiek - Term waarmee men gewoonlijk het Middeleeuwse wijsgerige en theologische denken
aanduidt zoals zich dat in de Middeleeuwse scholen heeft ontwikkeld. Verzoening van de theologie
met de antieke filosofen.
Summa theologica - Het hoofdwerk van Thomas van Aquino. Het eerste deel hiervan handelt over
God en de schepping, het tweede deel over de weg van het redelijk schepsel naar God, en het derde
deel over Christus, diens heilsmysteriën en over de sacramenten als de symbolische en effectieve
voortzetting daarvan.
Chanson de Roland - Oud-Frans heldendicht waarvan het verhaal is gebaseerd op de nederlaag van
Karel de Grote bij Roncevaux in Navarra in 778 en de achterhoedegevechten daarna, waarbij een van
zijn vazallen, Roland, markgraaf van Bretagne, sneuvelde. In de loop der tijd werd deze Roland een
legendarische figuur.
Interregnum - De periode in de Duitse geschiedenis tussen de dood van koning Koenraad IV (21 mei
1254) en de verkiezing van Rudolf I van Habsburg (29 sept. 1273), gedurende welke het Duitse Rijk in
feite geen keizer of koning had.
Slag bij Bouvines - De geleverde veldslag (1214) tussen de Duitse keizer Otto IV en zijn bondgenoten
(o.a.: de Engelse koning Jan zonder Land) enerzijds en de Franse koning Filips II Augustus
anderzijds. Otto IV en zijn bondgenoten beoogden de Franse koning van de troon te verjagen.
Laatstgenoemde wist evenwel de numeriek sterkere coalitie te verslaan en daardoor zijn koninklijk
gezag te versterken, zodat de slag kan worden beschouwd als het uitgangspunt voor de suprematie
van de Capetingse macht in Frankrijk.
Week 9: Sociaal-economische transformatie
Namen en begrippen
Zwarte Dood - De pestepidemieën van de 14e eeuw.
Flagellanten - Ook geselaars, geselbroeders of kruisbroeders genoemd, waren in de 13e-15e eeuw
dweepzieke lieden die in troepen door het land trokken en door zichzelf in het openbaar te geselen
Gods barmhartigheid wilden afsmeken. Het Concilie van Konstanz (1417) veroordeelde deze tochten.
Eschatologische verwachtingen - Verwachtingen over de wederkomst van Jezus Christus om over de
levenden en de doden te oordelen en de verwachting voor de individuele mens (hemel of hel).
Jacquerie - Opstand van de Franse boeren in 1358. Oorzaak was de wanhoopssituatie waarin vooral
het platteland toen verkeerde door de verwoestingen ten gevolge van de Honderdjarige Oorlog, de
pest in 1350 en het optreden van de ridderstand.
Peasant Revolt - Boerenopstand in Engeland (1381).
Week 10: Ontwikkeling naar vroegmoderne staten
Namen en begrippen
Bonifatius VIII - Eén van de bekendste middeleeuwse pausen, was een beroemd jurist en een
energieke persoonlijkheid. Zijn streven naar een herstel van de pauselijke machtspositie moest
noodzakelijk in botsing komen met de opkomende nationale machten, vooral met Frankrijk onder een
Filips IV.
Conciliarisme - De leer, in de 14e eeuw ontwikkeld en in de 15e in toepassing gebracht, volgens
welke een algemeen concilie in de kerk het hoogste gezag uitoefent boven, en ook tegen de paus.
"Babylonische Ballingschap" - naast de bijbelse betekenis ook staand voor het Groot Schisma (eind
14e, begin 15e eeuw), toen de Franse koning in Avignon een eigen paus neerzette die wel aan zijn
eisen voldeed, en waardoor er twee pausen waren.
Keurvorsten - In het Duitse Rijk de titel van de geestelijke en de wereldlijke rijksvorsten die sinds 1257
de Duitse koning kozen.
Karel IV (Duitsland, 1316-1378) - Hij zag duidelijk in dat de keizerlijke macht nog slechts weinig te
betekenen had. Hij had er dan ook geen bezwaar tegen de paus te beloven zich niet te mengen in de
Italiaanse aangelegenheden. In 1356 vaardigde hij de Gouden Bul uit, waarbij de modaliteiten voor de
verkiezing van de Duitse koningen in detail geregeld werden. Omgekocht door Karel riepen de
keurvorsten zijn zoon Wenceslas (Wenzel) in 1376 tot Rooms-Duits koning uit.
Richard II - Koning van Engeland (1367-1400). Een strijd om de macht tussen Richard en zijn ooms,
gesteund door het parlement, werd in 1388 ten gunste van laatstgenoemden beslecht. In 1389 wist
Richard, gebruikmakend van onenigheid tussen de hertogen van Gloucester en Lancaster, zich van
hun voogdij te ontdoen, terwijl hij zich met het parlement verzoende. Ook koos hij betere adviseurs. Hij
regeerde nu in overeenstemming met het parlement, waardoor Engeland een periode van rust en
goed bestuur tegemoet ging. In 1389 sloot Richard een wapenstilstand met Frankrijk.
Parlement de Paris - Koninklijk gerechtshof.
William of Ockenham - Engels wijsgeer (1285-1345), de meest invloedrijke en geruchtmakende
filosoof en theoloog in de 14e eeuw, Franciscaan, studeerde en doceerde in Oxford. Hij had wel de
graad van magister in de theologie, maar heeft, vermoedelijk door de intriges van de geborneerde
thomist John Lutterell, nooit in feite een leerstoel gehad.
Gouden Bul (1356) - In de Middeleeuwen algemene benaming voor akten die voorzien waren van een
gouden zegel. In het bijzonder wordt de benaming echter gebruikt (sedert 1431) voor de door Karel IV
op 10 jan. 1356 afgekondigde rechtsbepalingen in een 31 artikelen tellende oorkonde, als het ware de
Grondwet van het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie. Daarin werden de bij de verkiezing van de
Duitse koningen te volgen regels definitief vastgelegd.
Guldensporenslag - Naam van de bij Kortrijk geleverde veldslag (1302) tussen het Franse ridderleger
en het, bijna uitsluitend uit ambachtslieden en boeren bestaande, Vlaamse leger.
Val van Constantinopel - verovering van Constantinopel door moslims in 1453.
Duitse Hanze - De Duitse Hanze ontstond met Lübeck als centrum in de tweede helft van de 12e
eeuw als groepering van kooplieden uit Noord-Duitse steden, die in de 13e eeuw lokale Hanzen
gevormd hadden, en nam omstreeks het midden van de 14e eeuw de vorm aan van een
organisatorisch tamelijk losse vereniging van steden waarvan de kooplieden handel dreven met elders
gevestigde kooplieden en daarbij deel hadden aan de Hanzeprivileges (m.a.w. Hanzegerechtigd
waren).
Rozenoorlogen - De traditionele naam van de tussen ca. 1455 en 1485-1487 telkens weer oplaaiende
binnenlandse oorlog in Engeland, een worsteling om de troon tussen twee adelspartijen (wisselend
van samenstelling) die de tegenstrijdige aanspraken van het Huis van York en dat van Lancaster (of
Tudor) steunden.
Honderdjarige Oorlog - De vijandelijkheden (1337-1453) waren een dynastiek conflict. Aanduiding
voor de Frans-Engelse oorlogenreeks. Aanleiding tot het begin van de vijandelijkheden was een
dynastiek conflict: in 1328 was in Frankrijk het Huis der Capetingen uitgestorven met Karel IV; de
kroon werd toen aangeboden aan Filips VI, een zoon van Karel van Valois, ondanks de aanspraken
van de Engelse koning Eduard III, zoon van een dochter van de Franse koning Filips IV de Schone.
Bourgondisch Rijk - hertogdom dat eerst zelfstandig was en later bij Frankrijk ging horen.
Filips de Goede - hertog van Bourgondië (1396-1467), sloot in 1420 met de Engelse koning Hendrik V
het Verdrag van Troyes, waarbij hij Hendrik als erfgenaam van de Franse koning Karel VI en als
regent van Frankrijk erkende. Aan de zijde van Hendrik VI bestreed hij vervolgens Karel VII in de
Honderdjarige Oorlog.
Karel de Stoute - hertog van Bourgondië met absolutistische neigingen
Geert Grote - Nederlands godgeleerde en boeteprediker, kreeg zijn opleiding aan de kapittelschool te
Deventer (1348-1355) en aan de universiteit te Parijs, waar hij in 1358 magister artium werd. Daarna
studeerde hij daar en misschien elders nog tien jaar rechten en theologie en leidde geen erg stichtelijk
leven. Hij lag aan de basis van het ontstaan van de Broeders der Gemenen Levens.
Slag bij Poitiers - De slag ten noorden van Poitiers in de Honderdjarige Oorlog tussen het Engelse
leger onder de Zwarte Prins (Edward van Woodstock) en het Franse onder Jan II. De Engelsen
behaalden een grote overwinning; 6000 Fransen sneuvelden, 1900 werden gevangengenomen, onder
wie de koning; 2400 Engelsen verloren het leven.
Slag bij Crécy - 1346: Engelse overwinning ten tijde van de Honderdjarige Oorlog.
Jeanne d'Arc - Vrouwelijke Franse legeraanvoerster (1412-1431) die de Engelsen wist te overwinnen
en de motivatie terug bracht bij de Fransen.
Download