speech - Europa.eu

advertisement
SPEECH/04/167
Romano Prodi
Voorzitter van de Europese Commissie
Vooruitgang in de goede richting
Europees Parlement
Straatsburg, 31 maart 2004
Mijnheer de Voorzitter,
Geachte Parlementsleden,
Het project van de Europese integratie is ontstaan als een vredesproject. In de
afgelopen halve eeuw zijn de vredesdoelstellingen geëvolueerd en bestendigd,
terwijl ook elders in de wereld de situatie grondig is veranderd.
Vandaag zijn alle hoofdrolspelers in het eengemaakte Europa het eens over een
aantal fundamentele beginselen. Deel uitmaken van de Unie betekent:
• de fundamentele rechten van het individu respecteren,
• een maatschappij volgens democratische regels laten functioneren, en
• bouwen aan en verdedigen van ons model van sociaal-economische
ontwikkeling.
De laatste tijd heb ik vaak aan deze beginselen gedacht, bij mijn reflectie over de
interne en externe uitdagingen waarmee de Unie te maken heeft, temeer omdat wij,
geconfronteerd met dergelijke verschrikkelijke dreigingen, spontaan op zoek gaan
naar referentiepunten.
De Europese Raad die vorige zaterdag in Brussel is afgelopen, heb ik met diezelfde
instelling gevolgd. Zoals u allen weet, was het eigenlijke thema van deze
voorjaarsbijeenkomst van de Raad de economische governance van de Unie. De
recente gebeurtenissen hebben onze agenda echter grondig overhoop gehaald.
In de eerste plaats denk ik daarbij natuurlijk aan de aanslagen van 11 maart in
Madrid. In reactie daarop heeft de Raad een aantal maatregelen genomen om onze
veiligheid te garanderen tegenover de dreiging van het terrorisme.
De aanslag was gericht tegen weerloze burgers. Onze gedachten gaan dan ook in
de eerste plaats naar de slachtoffers en de achtergebleven families.
Maar de schokgolf die de aanslagen veroorzaakten, heeft àlle Europeanen
getroffen. Ze heeft ons persoonlijk geraakt en ze heeft ons getroffen in onze
politieke en staatsinstellingen.
Het terrorisme is sinds de Tweede Wereldoorlog wel de ergste aanval op de
democratische en politieke basis van onze samenleving, op beginselen als het
respect van de mensenrechten, de individuele vrijheden en de rechten van
minderheden.
Daarom ben ik verheugd in deze Vergadering te kunnen zeggen dat de Raad
besloten heeft deze dreiging met de grootste vastberadenheid aan te pakken.
De Verklaring van Brussel laat daarover geen enkele twijfel bestaan: de lidstaten
van de Unie vormen één front en zetten alles op alles om het terrorisme met wortel
en tak uit te roeien.
Ik ben dan ook erg ingenomen met de maatregelen die het afgelopen weekend
genomen zijn op het gebied van coördinatie en eenmaking van onze inlichtingen-,
politie- en veiligheidsdiensten.
In deze fase gaat het over een zo goed mogelijke coördinatie van de technische en
personele middelen. Op dat moment was de tijd immers nog niet rijp om één
Europees veiligheidsagentschap op te richten.
2
Toch ben ik ervan overtuigd dat dit maar een eerste stap is naar een steeds
verdergaande integratie. Op termijn moet onze doelstelling de creatie van
gemeenschappelijke operationele structuren op Europees niveau zijn.
Maar het belangrijkste punt is dat de Europeanen begrepen hebben dat kracht op
zich niet volstaat om het terrorisme te verslaan. Kracht is nodig, maar ook doorzicht
om de dieperliggende problemen te begrijpen en op te lossen.
Militair en repressief optreden is één optie, maar daarnaast moeten we met even
grote vastberadenheid ook politieke wegen inslaan. Beide opties vereisen ook een
multilaterale aanpak: een unilaterale aanpak is niet langer voldoende.
In de eerste plaats betekent dit dat, zoals de Raad ook plechtig heeft verklaard, de
banden van vertrouwen en loyauteit die tussen Europa en de Verenigde Staten
bestaan, nauwer moeten worden aangehaald. Zonder een stevig bondgenootschap
is er geen enkele hoop om in de wereld de vrede te brengen én te bewaren.
Daarnaast is het ook van fundamenteel belang dat de Verenigde Naties garanties
krijgen op een centrale rol en de noodzakelijke geloofwaardigheid. De VN moeten
actief betrokken worden bij de acties op het terrein en bij politieke projecten die
bedoeld zijn om in crisisgebieden weer stabiliteit te brengen.
Zelf kan de Unie haar ervaring inbrengen die zij, in de halve eeuw van haar
bestaan, met verzoening en dialoog heeft opgedaan. Onze bijdrage moet erin
bestaan de middelen van alle landen te mobiliseren en in te zetten om terroristische
groepen op hun grondgebied te isoleren.
Het komt er op aan om de voedingsbodem van het terrorisme weg te nemen. Dat
betekent de rekrutering stoppen en de toegang tot alle technische, logistieke en
financiële ondersteuning afsnijden.
Het terrorisme heeft echter ook een ideologische component, hoe aberrant ook, en
een eigen politiek project. Daarom ook moeten we de crisissituaties aanpakken die
de wereld verdelen en de stabiliteit bedreigen.
Allereerst moeten we een oplossing zoeken voor het conflict tussen Israël en de
Palestijnen. Dat moet onze topprioriteit zijn. Het welslagen van onze strategie tegen
het internationale terrorisme hangt af van de vraag of er vrede komt in het MiddenOosten.
Daarnaast moeten we ook nieuwe wegen zoeken om de situatie in Irak uit het slop
te halen. Alle - politieke en militaire - initiatieven moeten erop gericht zijn de
Verenigde Naties opnieuw een centrale rol te laten spelen in de complexe situatie in
dat land.
De doelstelling moet natuurlijk zijn om Irak op zo kort mogelijke termijn aan de
Iraki's terug te geven, met de nodige garanties voor veiligheid, onafhankelijkheid en
een zo ruim mogelijke democratische vrijheid van mening.
3
Geachte Parlementsleden,
Zoals ik al zei, was de voorjaarsbijeenkomst van de Raad gewijd aan de
economische governance van de Unie en heeft de vergadering over de
economische situatie deze rol nog verder versterkt.
De Europese economie verkeert al enkele jaren in moeilijkheden. Ook dat vormt
een bedreiging voor een van de pijlers van onze Unie: ons sociaal-economische
model.
Vier jaar geleden heeft de Unie in Lissabon besloten dat we voor het behoud en de
ontwikkeling van onze manier van leven een grondige hervorming van onze
economieën moesten aanvatten.
In januari laatstleden heeft de Commissie een verslag gepresenteerd waarin de
analyse wordt gemaakt van wat er ons te doen staat. De conclusies van de voorbije
Raad bewijzen nu dat er over die analyse ruime overeenstemming bestaat.
Wij zijn het er allemaal over eens dat benchmarking, coördinatie en het vaststellen
van prioriteiten nodig zijn, willen we groei en concurrentievermogen stimuleren. We
herhalen het nu al jaren: er moet worden geïnvesteerd in onderzoek, ontwikkeling
en human resources.
Toch is het niet voldoende om het eens te zijn over wat er ons te doen staat: we
hebben ook een ernstig engagement en de instrumenten nodig om dat alles ook
daadwerkelijk uit te voeren.
Tot mijn spijt moet ik toegeven dat we er nog niet in geslaagd zijn om woorden in
daden om te zetten. De meeste besluiten die we met z'n allen hebben genomen,
zijn nog niet vertaald in concrete acties op het niveau van de lidstaten. Ook een
verschuiving van de middelen naar de investeringen die iedereen zo noodzakelijk
vindt, is uitgebleven.
Deze onzekerheden en de beperkte financiële toezeggingen leggen de vinger op de
zere plek. Het systeem van de hele Europese economische governance heeft
namelijk te kampen met twee fundamentele problemen.
In de eerste plaats ontbreekt het het Lissabon-proces aan een sterke autoriteit op
het niveau van de Gemeenschap. Dat is nochtans de enige manier om de acties te
coördineren.
Daarnaast moet ook rekening worden gehouden met de dynamiek van het moderne
politieke bedrijf.
De investeringen in human resources en in kennis, die ieder van ons onmisbaar
vindt, leveren pas op langere termijn een return op.
In de politiek is de tendens echter steeds meer om de voorkeur te geven aan acties
die een zichtbare return opleveren vóór de volgende verkiezingen - dus op kortere
termijn.
Eerlijkheidshalve moet echter ook vermeld worden dat sommige lidstaten grondige
en ook pijnlijke hervormingen hebben ingeleid, waarbij zij blijk hebben geven van
verantwoordelijkheidszin, langetermijnvisie en politieke moed.
De Raad heeft andermaal bevestigd dat we op de ingeslagen weg moeten
doorgaan, omdat iedereen begrepen heeft dat de toekomst van Europa op het spel
staat.
4
Ik hoop dan ook dat de aangevatte hervormingen ditmaal tot een goed eind worden
gebracht en worden uitgebreid op het gebied van kennis, opleiding en onderzoek.
Wat de nabije toekomst betreft, blijkt nu de politieke wil gevonden te zijn om snel
concreet gestalte te geven aan het Europees Groei-Initiatief, dat een lijst van
quickstart-projecten omvat op het gebied van onderzoek en ontwikkeling, vervoer,
energie en informatietechnologie.
Het gaat daarbij om welomschreven acties die al door de Europese Raad zijn
goedgekeurd, en dus snel van start kunnen gaan.
Dit jaar al moet concrete vooruitgang merkbaar zijn en tegen volgend jaar moet de
achterstand bij de omzetting van de Lissabon-richtlijnen in nationale wetgeving zijn
weggewerkt.
Geachte parlementsleden,
In dit laatste deel van mijn toespraak zou ik het nog willen hebben over de
Europese Grondwet.
We hebben gemerkt dat externe uitdagingen - zoals de dreiging van het terrorisme
- en interne uitdagingen - zoals de zwakke Europese economie - de pijlers dreigen
te ondermijnen waarop ons gemeenschappelijke huis is gebouwd.
In deze moeilijke momenten moeten wij onze meningsverschillen aan de kant
schuiven en de Europese Unie de middelen geven om een kader uit te werken voor
intensievere samenwerking. Enkel zo kunnen wij samen beslissingen nemen en
samen onze middelen inzetten.
Laten we ons geen illusies maken: de uitdagingen voor het Europa van vandaag
kunnen we alleen aanpakken als we verenigd blijven; geen enkel Europees land,
hoe groot en machtig ook, heeft voldoende middelen om in z'n eentje in die
opdracht te slagen.
In dat verband leverde deze voorjaarsbijeenkomst van de Raad ook goed nieuws
op. Daarmee zou ik vandaag willen besluiten, al was het maar om mijn reputatie
van onverbeterlijke optimist trouw te blijven.
In Brussel zijn de voorwaarden gecreëerd om op korte termijn de onderhandelingen
over het constitutionele verdrag nieuwe impulsen te geven en om vóór het eind van
het Ierse Voorzitterschap deze onderhandelingen af te ronden.
Deze
vooruitgang
was
enkel
mogelijk
dankzij
de
niet-aflatende
bemiddelingspogingen van het Ierse Voorzitterschap. Daarvoor verdient het mijn lof
en waardering.
In de voorbije weken zijn er positieve signalen gekomen van diverse regeringen die
verklaard hebben tot een compromis bereid te zijn. In de Raad hebben we de
bevestiging gekregen dat de zaken eindelijk in de juiste richting gaan.
De belangrijkste knoop die nog moet worden doorgehakt, blijft de kwestie die
eerder tot een patstelling leidde: de drempels voor beslissingen met gekwalificeerde
meerderheid.
Het is helder dat het hier niet alleen om een kwestie van percentages gaat, maar
om een factor die bepalend is voor de toekomst van het Europese integratieproces:
de verruimde Unie moet in staat zijn beslissingen te nemen.
5
Als de drempel voor meerderheidsbeslissingen te hoog is, zal de Unie niet meer in
staat zijn beslissingen te nemen - niet in de strijd tegen het terrorisme, niet bij de
economische governance, noch over enig ander thema. Een kleine groep landen
zal immers ieder voorstel kunnen blokkeren.
En dat is nu precies het punt. Tot dusver werd bij de discussie gekeken naar de
omvang van deze blokkeringsminderheid. Maar je kunt geen institutioneel debat
voeren, wanneer je daarbij telkens kijkt naar welke instrumenten de lidstaten
hebben om beslissingen te blokkeren.
Het debat moet juist over de tegenovergestelde vraag gaan: welke zijn de beste
instrumenten om beslissingen te nemen?
Gezien de laatste ontwikkelingen lijkt een nieuwe mislukking bezworen: het ziet er
naar uit dat we binnenkort onze zolang verwachte Grondwet zullen hebben.
In ieder geval wil ik hier een oproep doen, dat het uiteindelijke compromis een
werkbaar en goed compromis zou zijn. Dan zal de Unie met 25 lidstaten soepel en
doeltreffend kunnen functioneren.
Ik dank u.
6
Download