Hoofdstuk 1: Communication and organisational succes Dit hoofdstuk bestaat voor een groot deel uit opsommingen van onderzoeksuitkomsten. Ik heb geprobeerd het belangrijkste eruit te halen, maar het is aan te raden toch het hoofdstuk nog even door te nemen. Kijk ook even naar de recensie van dit boek (staat op internet). Daar staat per hoofdstuk in wat besproken wordt. Klanten gaan naar andere bedrijven, omdat ze onvolledige informatie krijgen over de producten van het bedrijf. Personeel vertrekt naar de concurrent waar ze de mogelijkheid hebben om hun ideeën uit te dragen. Bovenstaande problemen bij bedrijven zijn het resultaat van slecht communicatie beleid. Communicatie audits bestaan uit methoden en technieken die worden ingezet om de kwaliteit van communicatie in kaart te brengen en te verbeteren. Communicatie audits kunnen tekenen van ontevredenheid als eerste identificeren en vormen zo een waarschuwingssysteem voor de organisatie. Communicatie is de meest fundamentele en doordringende management activiteit; werknemers moeten op de hoogte zijn van de ideeën van het management en mogen niet zomaar uitgesloten worden van deelname aan besluitvorming. Als het personeel niet betrokken is bij het bedrijf, zal het ook weinig moeite doen om klanten te behouden. Het management moet informatie dus delen (informatie-uitwisseling) met anderen en ervoor zorgen dat men feedback geeft, zodat er ingespeeld kan worden op de wensen van belanghebbenden. Uit onderzoek blijkt dat veel effectieve managers veel tijd besteden aan communicatie activiteiten. Effectief management bestaat uit open communicatie, een interpersonele stijl en meer dialoog dan monoloog. Als de communicatie binnen een bedrijf goed is, is het personeel meer betrokken en tevreden met het werk en gaat het beter functioneren. Het belangrijkst is echter de prestatie van het bedrijf zelf. Onderzoeken wijzen uit dat verbeterde communicatie veel voordelen biedt voor een organisatie, zoals: - Verbeterde productiviteit - Afname ziekteverzuim - Hogere kwaliteit van producten en diensten - Toename van vernieuwingsniveaus - Minder stakingen - Vermindering van de kosten Communicatie binnen en tussen groepen is noodzakelijk voor de vernieuwing van organisaties. Voortdurende verbetering ontstaat als mensen binnen en tussen teams informatie uitwisselen, elkaar beïnvloeden en ideeën samenvoegen. Deelname in besluitvorming is ook een belangrijk onderdeel van het verhogen van de betrokkenheid bij een organisatie. Er schijnt een correlatie te zijn tussen goede prestaties en het bestaan van interne communicatieprogramma’s. Betrokkenheid van het management is noodzakelijk. De algemene informatiestroom moet meer via informele en ‘face-to-face’ communicatiekanalen. Tijdens het werk zetten mensen hun normale menselijke behoeften niet aan de kant en we moeten dan ook ophouden met het idee dat organisaties onpersoonlijke systemen zijn. Organisaties zijn systemen van menselijke interactie en kunnen dan ook niet in elke wenselijke vorm gegoten worden. Het is dus voor het management moeilijk om zonder goede communicatie veranderingen door te voeren. Deze stuiten altijd op protest, wat ook een vorm van feedback is. De kwaliteit van de relaties met de medewerkers is cruciaal om de tevredenheid vast te stellen. Deze tevredenheid correleert sterk met populariteit of acceptatie door medewerkers. Het blijkt dat meer dan de helft van een organisatie het werk ziet als meer dan ‘geld verdienen’, velen vinden de onderlinge verhoudingen met andere werknemers erg belangrijk. Werknemers van een bedrijf worden niet gemotiveerd doordat het eigen bedrijf ineen veel winst maakt, of doordat het bedrijf alle doelen voor dat jaar bereikt heeft. De betrokkenheid van personeel komt voornamelijk door de aandacht die besteed wordt aan hun persoonlijke behoeften. Mensen zijn dus niet alleen maar rationele wezens. Natuurlijk is het succes van het bedrijf wel van groot belang voor het individu en voor het sociale welzijn, maar de menselijke behoeften moeten ook aandacht krijgen. Juist daarom is het vervullen van de management taken zo moeilijk Naast goede communicatie met het personeel, moet er ook goed contact worden onderhouden met klanten. Als een bedrijf een goed imago heeft, helpt dit bij het uitstralen van betrouwbaarheid en geloofwaardigheid. Er schijnt een correlatie te zijn tussen de bereidheid van een organisatie om de externe relaties aan te spreken en de motivatie om de interne communicatie te verbeteren. Het is belangrijk om eerst intern de bedrijfscultuur duidelijk te hebben en deze vervolgens door het gedrag en houding van het personeel naar de klanten te communiceren. Het kan zijn dat een paar ongemotiveerde werknemers ervoor zorgen dat er een aantal klanten vertrekken. Interne en externe communicatie moeten door de organisatie als geheel worden gezien en beiden moeten dan ook effectief zijn. Juist omdat de interne communicatie zo belangrijk is voor de externe, moet het management op de hoogte blijven van wat de werknemers echt denken en doen. De rol van interne communicatie bij een organisatie bestaat niet alleen uit het verkondigen van beslissingen en conclusies van het management naar de werkvoer, maar bevat ook de volgende dingen: - Het stimuleren van nieuwe ideeën, meedenken en mee doen - Het netwerk van kennis en leren binnen de organisatie - De betrokkenheid van alle werknemers bij vernieuwingen - Manieren om toegevoegde waarde te creëren voor klanten - De uiteenzetting van wat alle werknemers geloven is mogelijk Kortom: De rol van communicatie is niet de top-down verspreiding van de gedachten van het management, maar de ideeën van diegene (bottom-up) die weten wat er veranderd moet worden (werkvloer) naar diegene die die veranderingen door kunnen voeren (management). Hoofdstuk 2: Het onderzoeken van communicatie dmv audits om prestaties te optimaliseren. Introductie Organisaties die slecht communiceren kunnen vergeleken worden met een toneelstuk waarin niemand weet welke rol hij speelt en constant de verkeerde tekst opgezegd wordt. In zulke situaties is het van belang dat interne en externe betrokkenen van de organisatie aangeven hoe zijn het communicatieklimaat waarnemen. Op deze manier schep je een realistisch beeld over de huidige situatie in de communicatie. Hiervoor is de audit zeer geschikt. De aard van de audit Een communicatie – audit kan gedefinieerd worden als: “een veelomvattend, grondig onderzoek van de communicatie filosofie, - concepten, - structuur, stroom en – uitvoering binnen een organisatie. Een audit helpt managers bij het vormen van een objectief beeld van wat er gebeurt, in vergelijking met wat de mensen aan de top denken (of verteld zijn) dat er gebeurt. De communicatie audits hebben drie eigenschappen die op elk gebies terugkomen: 1. Het verzamelen van informatie (diagnostische fase) 2. Het vormen van management systemen om controle te houden over de communicatiestroom (prescriptieve fase) 3. De vergelijking van communicatiepraktijken met vastgelegde standaards (accountability fase) Goldhaber en Roger stelden eind jaren ’70 de volgende doelen op die bereikt dienen te worden door de implementatie van een communicatie audit. - Stel de mate van informatie under – of overload vast, die betrekking hebben op de belangrijkste onderdelen, bronnen en kanalen van communicatie. - Evalueer de kwaliteit van de informatie die gecommuniceerd wordt door deze bronnen. - Evalueer de kwaliteit van de communicatierelaties, gericht op: - De mate van interpersoonlijk vertrouwen - De hulpvaardigheid - De gezelligheid - De algehele jobsatisfactie - Identificeer de operationele communicatienetwerken en vergelijk deze met de geplande of formele netwerken. - - - Stel potentiële bottlenecks (knelpunten) en gatekeepers vast door communicatierollen van belangrijk personeel te vergelijken met de verwachte rollen. Identificeer categorieën en voorbeelden van veel voorkomende positieve en negatieve communicatie – ervaringen en – incidenten. Beschrijf de patronen van feitelijke communicatiegedragingen op het gebied van het individu, de groep en de organisatie in relatie met de bronnen, kanalen, onderwerpen, lengte en kwaliteit van de interacties. Lever algehele aanbevelingen die voortkomen uit de audit, die veranderigen of verbeteringen eisen in attitudes, gedragingen, praktische uitvoering en vaardigheid. Hargie en Tourish pleiten dat audits een manager moeten vertellen: - Tegen wie ze praten - Tegen wie ze zouden moeten praten - Over welke onderwerpen gepraat wordt - Uit welke bronnen de informatie gehaald wordt - Hoe de informatie de mensen bereikt ( media, face to face, discussie met de managers, interne publicatie, etc.) - De impact van dit alles op de relaties Kortom, een communicatie audit komt neer op een onderzoek naar het organisatieklimaat, die managers helpt de aankomende situatie te herkennen. Zo kunnen verbeteringen in de communicatie bereikt worden. Implementatie In de ideale situatie wordt een audit ondergaan in de volgende stappen: - Selectie van een onderwerp - Specificatie van de gewenste situatie - Dataverzameling van de huidige situatie - Implementatie van veranderingen - Dataverzameling van nieuwe situatie Over het algemeen omvatten communicatie audits de volgende stadia: - - Zorg ervoor dat het management meewerkt - Maak het belang van de audits duidelijk, hun rol in de organisatie en het belang van de medewerking van het management om zoveel mogelijk effect te bereiken. - Probeer enkele van de belangrijkste onderwerpen te identificeren waarover gecommuniceerd wordt - Stel de communicatiestandaards, waarvan het management vindt dat zij deze moeten aannemen en naleven, ter sprake. - Wijs een persoon uit de toplaag van de organisatie aan die als link tussen de organisatie en het audit team kan fungeren. Bereid de organisatie voor op de audit Deelnemers moeten er, schriftelijk en mondeling, van overtuigd worden dat hun antwoorden vertrouwelijk blijven. - Waar mogelijk moeten deelnemers random geselecteerd worden. Dit moeten zij zelf ook weten! - Alleen het audit team mag toegang hebben tot de gegevens die de respondenten kunnen identificeren. - Het rapport moet zorgvuldig geschreven worden, om te voorkomen dat er onopgemerkt dingen in komen te staan, die een deelnemer kunnen identificeren. - De onderzoeksinstrumenten moeten uit de buurt gehouden worden van het management. Dataverzameling: vindt plaats in twee fasen - Vooronderzoek. Met behulp van random geselecteerde respondenten worden interviews gehouden. Op grond van de feedback worden vragenlijsten opgesteld. - De uiteindelijke vragenlijst kan een pilot- test ondergaan. Dit hoeft, gezien praktische belemmeringen als tijd en kosten, geen uitgebreid onderzoek te zijn. Na de pilot- test kan de vragenlijst afgenomen worden. Analyse en actiefase Hierin wordt verslag gedaan van de communicatiepraktijken. Let hierbij op dat negatieve zaken liever verzwegen worden. In zulke situaties moet openheid van zaken gestimuleerd en beloond worden. Een stapje veredr hierin is: hoe breng ik het slechte nieuws over aan het management? Dit wordt in een ander hoofdstuk uitgewerkt. In ieder geval moeten er aanbevelingen en de daarbij behorende concrete actieplannen in het verslag opgenomen worden. Van belang is dat het verslag wijd verspreid wordt. - - - Het nut van communicatie audits De sterke kanten van communicatie audits: 1. Ze bieden de mogelijkheid om subjectieve interpretaties van de werkelijkheid, die leven onder belangrijke actoren in de organisatie omgeving te identificeren. 2. Mensen kunnen, in eigen woorden of via een antwoordschaal, hun visie aangeven op communicatie onderwerpen. De responsen van deze mensen kunnen geanalyseerd worden, waaruit duidelijk wordt waar de problemen liggen. 3. Algemene opvattingen komen naar voren. 4. De opvattingen die de deelnemers hebben over de communicatie kunnen vergeleken worden met formele organisatiekanlen en – systemen, om kloven te ontdekken tussen hoe de situatie voorgesteld wordt en hoe deze in werkelijkheid is. Toch wordt er weinig gebruik gemaakt van communicatie audits. Dit kan komen doordat ze gevoelige aspecten behandelen: managers zijn niet graag open over hun fouten. Hieronder worden enkele attitudes uiteengezet die dit onderschrijven: Niet willen meewerken aan de audit Omdat mangers vaak met overvolle agenda’s zitten, hebben ze geen interesse in audits. Aan de onderzoeker is het dan de taak om een hele goede case op te zetten, die het gewenste effect bereikt en geen onnodige tijd inneemt. Ook kan erop gewezen worden dat audits als een rookmelder werken. Ga in op de angstgevoelens die leven onder de managers over wat er kan gebeuren als er niet goed meer gecommuniceerd wordt. Obstakels in de vorm van attitudes - Te veel informatie is commercieel gevoelig: het naar buiten brengen van deze informatie werkt in het voordeel van de concurrent. Wijs erop dat medewerkers, leveranciers en klanten geen concurrenten zijn en juist openheid willen. Bovendien kunnen er geen geheimen bewaard worden: daar komt men toch wel achter en dit wordt via de grapevine verspreid, vaak in negatievere zin dan dat de kwestie in werkelijkheid is. Daarom is het beter om als organisatie open te zijn, dan dat zij het imago van “onbereikbaar” krijgt. - Communicatie zal in vele organisaties slecht zijn, maar ik communiceer goed en alles is in orde met mijn organisatie. Veel mensen schatten zichzelf hoger in dan dat zij in werkelijkheid zijn. Bovendien is het zo, dat mensen aardig doen tegen hun “meerdere” en zeggen wat deze wil horen. De manager moet hierop gewezen worden. - Waarom moet er eerst onderzoek gedaan worden? Kan er niet gewoon een al bestaande oplossing geïmplementeerd worden? Wijs op het belang van een advies op maat. Je gaat ook niet een medicijn van iemand anders slikken als je iets mankeert. - Waarom zou ik me door mijn medewerkers de grond in laten trappen? - Het gaat niet zozeer om de manager persoonlijk, maar om de communicatieprocessen in hun geheel. - Negatieve feedback is onvermijdelijk. Naast de positieve opvattingen, bestaan er ook negatieve in een organisatie. Deze kunnen gebruikt worden om de taak van het management, het verbeteren van de efficiency en de effectiviteit van de organisatie, beter te kunnen uitvoeren. - Het gaat erom een duidelijk beeld te creëren van de overheersende stemming. Meestal is deze al bekend, maar het is juist de mate van deze stemming die telt. Om in zo’n situatie als manager met oogkleppen rond te lopen, levert niets op. - Kan ik wel wat aan de communicatie veranderen met zoveel mensen in dienst? Het is van belang dat een organisatie echt iets wil verbeteren aan de communicatie. Als dit zo is, zal een positieve verwachting ook succes boeken (self fulfilling prophecy) Structurele barrières van implementatie - - Strategische en financiële barrières. Manegers zijn van mening dat de te voeren strategie en financiële kwesties belangrijker zijn dan relaties met medewerkers of cliënten. Sociale barrières - - “Als andere managers de communicatie niet aanpakken, waarom zou ik het dan doen?” Daarnaast past deze aanpak niet in het beeld van de harde werkelijkheid. Machts- en politieke barrières Managers wijken niet makkelijk af van hun huidige politiek. Bovendien zijn ze van mening dat ze goed communiceren, dus zien ze het nut van een verandering niet in. Hiërarchische barrières Managers willen hun machtige positie handhaven en negatieve feedback vanuit de organisatie past hier niet in. Conclusies Een korte samenvatting van het hoofdstuk is te vinden op blz. 40 en 41 Chapter 3: The questionnaire approach Phillip G. Clampitt INLEIDING De meeste organisaties zijn verrukt van vragenlijsten. Dit komt doordat de methodologie en de afname ervan eenvoudig lijken en de interpretatie direct. Onderzoekers hebben echter aangetoond dat wat respondenten van een vragenlijst aangeven te gaan kopen vaak erg verschilt van wat zij in werkelijkheid kopen. Het doel van dit hoofdstuk is zowel de kunst als de wetenschap van het ontwikkelen, verwerken, analyseren en interpreteren van vragenlijsten te bespreken. ONTWIKKELEN VAN EEN VRAGENLIJST Er bestaat geen magische formule voor het ontwikkelen van een effectieve vragenlijst. De methode die behandeld wordt, wordt gepresenteerd als een lineaire stap-voor-stap procedure. Dit is een goede wijze om te werk te gaan, maar houd in je achterhoofd dat je moet terugkoppelen en voorgaande stappen moet herhalen. Stap 1: onderzoeken van de organisationele achtergrond Een minimale kennis van de organisatie is essentieel voor het opstellen van een bruikbaar onderzoek. Het geeft de onderzoeker namelijk de mogelijkheid om redelijke uitspraken te doen over onvermijdelijke handelingen in het onderzoeksproces. Het geeft de onderzoeker ook de mogelijkheid om de beste manier om het onderzoek af te nemen vast te stellen. Tenslotte zal de organisationele achtergrond helpen bij een goede interpretatie van de data. ‘The 100 facts’ oefening is een manier om deze achtergrond informatie te verzamelen. Het doel is om een lijst van 100 feiten over de organisatie te ontwikkelen. Dit is voornamelijk een exploratieve procedure, dus hoe specifiek de feiten zijn is niet relevant. Deze informatie kan op heel veel manieren verzameld worden, bijvoorbeeld door interviews met personeel, observaties van de organisatie in de praktijk en bestudering van documenten. Het is belangrijk om de betekenis van deze feiten te bespreken. Stap 2: vaststellen van het doel De belangrijke vraag hier is: Wanneer het onderzoek afgerond is, wat wil de organisatie dat er gebeurt? Hoe kun je de effectiviteit van het proces vaststellen? Soms hebben organisaties slechts een vaag idee over hoe ze de resultaten willen gaan gebruiken. De onderzoeker moet hen helpen om hun doelen te verhelderen. Bij elk doel kan weer een verschillend type onderzoek of methodologie nodig zijn. Soms hebben verschillende delen van de organisatie verschillende doelen. Deze doelen combineren moet al in de planningsfase gebeuren. Stap 3: vaststellen van het juiste instrument Er zijn twee opties: een bestaand instrument gebruiken of er zelf een ontwikkelen. Aan beide opties kleven voor- en nadelen. Bestaande instrumenten zijn wetenschappelijk getest en ontwikkeld door professionals. Hierdoor kan je er zeker van zijn dat je onderzoek valide is, het meet wat je wilt meten en dat het instrument betrouwbaar is, de resultaten blijven stabiel bij herhaling. De nadelen van een bestaand instrument zijn de volgende. Het kan zijn dat je toestemming moet hebben van de auteurs om het instrument te gebruiken. Sommige vragen van een vragenlijst zijn niet van toepassing op de organisatie. Sommige vragenlijsten zijn te lang om via een modern medium te gebruiken, zoals e-mail. Het zelf ontwikkelen van een instrument is niet eenvoudig. Het is een kunst om een bruikbare vragenlijst te maken, je moet rekening houden met de validiteit en de betrouwbaarheid. Wanneer je beslist om een vragenlijst te ontwikkelen is het belangrijk om literatuur te raadplegen over hoe je dit moet doen. Goed ontwikkelde vragenlijsten passen vaak beter bij de werknemers van een specifieke organisatie, door het gebruik van termen die vertrouwd zijn bij de werknemers. Zelf ontwikkelde instrumenten behandelen vaak meer specifieke onderwerpen dan de bestaande algemene instrumenten. De keuze van het instrument is bepalend voor het succes van het audit proces. Stap 4: kiezen van het instrument De bestaande instrumenten die regelmatig gebruikt worden kunnen in twee typen verdeeld worden: proces en ‘comprehensive’ instrumenten. Proces instrumenten bestuderen communicatie meer op microniveau en onderzoeken onderwerpen zoals conflict management, team building of communicatiecompetentie. De comprehensive instrumenten bestuderen communicatietoepassingen meer op macroniveau. Er zullen hier een paar van de meest gebruikte comprehensive instrumenten behandeld worden. Communication Satisfaction Questionnaire (CSQ) Downs en Hazen (1977) hebben dit instrument ontwikkeld om de relatie tussen communicatie en job satisfaction te onderzoeken. Hieruit bleek dat hoe meer tevreden de werknemers waren over de communicatie, hoe meer tevreden ze waren met hun baan. Vervolgens hebben ze acht sleutelfactoren voor communicatie onderscheiden. Het instrument bestaat uit veertig kernvragen met vijf items per factor. Hoewel de CSQ niet in alle details voorziet die nodig zijn voor specifieke plannen, voorziet het wel in een goed overzicht van potentiële probleemgebieden die vervolgens verder onderzocht kunnen worden. ICA Audit Survey Goldhaber heeft een pakket van instrumenten ontwikkeld om de organisationele communicatie toepassingen vast te stellen. Een onderdeel hiervan is de ICA Audit Survey of de Communication Audit Survey. De vragenlijst bestaat uit 122 vragen verdeeld in acht hoofdsecties. De eerste vijf secties gebruiken hetzelfde schaal formaat. Werknemers worden gevraagd op een schaal van 1 tot 5 aan te geven hoeveel informatie ze op dit moment ontvangen over een bepaald onderwerp en hoeveel ze nodig hebben. Hieruit kan een verschil score worden berekend. Er rezen echter vragen over de validiteit van het instrument en het nut van de verschilscores. Er is door revisies van het instrument geprobeerd deze vragen weg te halen. Dit instrument is een van de krachtigste en meest uitgebreide pogingen om alle aspecten van een communicatie systeem van een organisatie te meten. Organisational Communication Development audit questionnaire Osmo Wiio heeft de Organisation Communication Development (OCD) audit questionnaire ontwikkeld. Het doel was vaststellen hoe goed het communicatie-systeem de organisatie helpt om haar doelen te vertalen in verlangde eindresultaten. In de OCD komen verschillende onderwerpen aan bod die niet bij andere instrumenten aan bod komen. Organisational Communication Scale Roberts en O’Reilly (1973) hebben de Organisational Communication Scale (OCS) ontwikkeld om de communicatie toepassingen bij verschillende organisaties te vergelijken. De OCS Bestaat uit 35 vragen die in 16 dimensies verdeeld zijn. Dit instrument is verreweg de kortste die hier aan bod komt. Het heeft een aantal unieke inhoudsgebieden zoals ‘summarisation’ en ‘influence of supervisor’ die niet in andere instrumenten voorkomen. De bondigheid van dit instrument zal misschien de ontwikkeling van een uitgebreider zicht op andere belangrijke communicatie onderwerpen beletten. De vraag is nu welk instrument het beste is. Dit is afhankelijk van het doel van de audit en de beperkingen van het audit proces. Het beste advies is om alle alternatieven zorgvuldig af te wegen. Stap 5: Maak geschikte aanpassingen aan de vragenlijst. Twee wijzigingen moeten overwogen worden. Ten eerste welke demografische data er nodig zijn, omdat deze een hulp kunnen bieden bij het onderscheiden van probleem gebieden. Ten tweede welke onderverdeling in afdelingen of units nodig is. De verdeling moet specifiek genoeg zijn om probleemgebieden te kunnen onderscheiden, maar ook zo specifiek dat de respondenten het idee hebben dat hun anonimiteit gewaarborgd is. De kleinste groep moet op zijn minst zeven personen bevatten. Deze items kunnen het beste aan het eind van de vragenlijst staan. Als de werknemers deze informatie namelijk niet kwijt willen, zullen ze wel de voorgaande vragen ingevuld hebben. AFNEMEN VAN DE VRAGENLIJST Betrouwbare afname procedures zijn essentieel voor een effectieve audit. Er zullen richtlijnen besproken worden om de integriteit van het afnameproces te verbeteren. 1 Vaststellen van de benodigde steekproefgrootte Onderzoekers hebben twee mogelijkheden: iedereen onderzoeken die wil deelnemen een steekproef uit de populatie onderzoeken De eerste optie is meestal de beste voor organisaties. Hier zijn twee redenen voor. Surveys worden vaak gebruikt als middel om de nieuwe organisatieagenda vast te stellen. Wanneer een steekproef wordt gebruikt, kunnen de mensen die niet deel hebben genomen aan het onderzoek commentaar hebben, omdat ‘zij niet de kans hebben gekregen om hun mening te geven’. Ten tweede kan de onderzoeker resultaten verkrijgen voor alle groepen binnen de organisatie. Sommige managers misbruiken de data door conclusies over een bepaalde groep te trekken die gebaseerd zijn op de mening van één persoon binnen die groep. Door de gehele populatie te onderzoeken kan dit probleem van voorkomen worden. Het nemen van een steekproef is een efficiënte manier om bruikbaar te generaliseren over de gehele populatie. Daarnaast kan door het nemen van een steekproef de moeite bespaard worden om de hele populatie te onderzoeken. Er bestaan verschillende manieren om een steekproef te trekken waarbij de resultaten redelijk unbiased zijn. De belangrijkste factor hierbij is randomisatie. 2 Ontwikkel een afname protocol Hoe kunnen werknemers gemotiveerd worden om deel te nemen? Onderzoekers worden geconfronteerd met de taak om de werknemers te motiveren. Dit is heel moeilijk, omdat vragenlijsten bijna even gewoon zijn als junk mail en worden dus ook zo behandeld. Er zitten twee aspecten aan dit dilemma. Ten eerste, hoe kunnen de angsten van de werknemers weggenomen worden? Ten tweede, hoe kunnen werknemers worden overtuigd van het feit dat deelname belangrijk is? Werknemers zijn vaak bang dat op de een of andere manier de resultaten tegen hun gebruikt zullen worden. Dit betekent dat de anonimiteit van de werknemers gegarandeerd moet worden. Wie moet de vragenlijst afnemen? Meestal is de baas de slechtste keuze en een buitenstaander de beste keuze. Zelfs wanneer werknemers vermoeden dat hun vragenlijst in de handen van de baas kan vallen, is er een probleem. Daarom heeft ‘interoffice mail’ niet de voorkeur voor het verzamelen van data. Hoe de data gebruikt zal worden is een ander punt voor motivatie. Respondenten kunnen vragenlijsten in hun voordeel in gaan vullen, wanneer ze weten dat de resultaten bijvoorbeeld gebruikt zullen worden voor het toekennen van bonussen. Sterk reageren op audit data gebeurt niet in veel organisaties, maar er moet wel rekening mee gehouden worden. Er vanuit gaande dat de angsten van de werknemers weggenomen kunnen worden, zijn er verschillende manieren om de deelname te vergroten. De WIIFM (What’s In It For Me) tactiek is een mogelijkheid. Bijvoorbeeld door het belonen van het meewerken of een prijs te verloten onder de deelnemers. Een andere tactiek is de WIIFO (What’s In It For the Organisation). Dit kan door te benadrukken dat meewerken nodig is om de organisatie goed draaiend te houden. De eerste tactiek blijkt echter beter te werken dan de tweede. Hoe worden de data verzameld? Er zijn verschillende afnamemogelijkheden. Een veelgebruikte methode is afname in een group setting. Deze manier geeft de mogelijkheid om de respondenten van tevoren te instrueren. De briefing bevat meestal de volgende elementen: Het doel van de audit beschrijven. Bespreken hoe de data gebruikt zullen worden. Vertrouwelijkheid van de data verzekeren. Het feedbackproces bespreken. Uitleggen hoe het onderzoek afgerond wordt. Vragen beantwoorden. Het gebruiken van deze benadering vergroot het vertrouwen van de werknemers door het verminderen van hun ongerustheid. Daarnaast zijn de participanten ook meer gemotiveerd om de vragenlijst te beantwoorden. Een nadeel van survey groups is dat de verwachtingen van de werknemers te hoog kunnen stijgen. Ze kunnen van het management gaan verwachten dat ze sneller dan mogelijk op hun reacties zullen reageren. Daarnaast is er nog een logistiek probleem. Zijn er genoeg ruimtes om het onderzoek af te nemen? Is er in de ruimtes voldoende privacy? De meest gebruikte procedure is waarschijnlijk de post of de ‘interoffice mail’. Dit is de goedkope manier om de grootste dekking te krijgen. Je kunt ook werknemers bereiken die op een andere locatie zijn, of op een andere tijd werken. Er zijn ook wat nadelen. Er kan getwijfeld worden aan de vertrouwelijkheid als de vragenlijsten via de interoffice mail geretourneerd moeten worden. Het is ook moeilijker om de respondenten te motiveren, waardoor de respons meestal laag is. Recent zijn er computer-based afnameprocedures gebruikt. Dit werkt goed wanneer de vragenlijst kort is. Dit betekent dat de onderzoeker gedwongen wordt om beslissingen te nemen over welke vragen wel en niet relevant zijn. De resultaten zijn dus minder uitgebreid dan bij andere procedures. Ook de vertrouwelijkheid van data is iets om over na te denken. Het grootste voordeel is echter de snelheid en het gemak waarmee de resultaten kunnen worden weergegeven in tabellen. Computer-based onderzoeken zijn een effectieve manier om een communicatiesysteem op routinebasis te checken. 3 Beslissen hoe de feedback gegeven zal worden Welk formaat zal gebruikt worden om de resultaten weer te geven? Kwantitatieve data kunnen op veel manieren weergegeven worden en op verschillende statistische niveaus. Sommige organisaties zijn alleen geïnteresseerd in gemiddelden, andere weer alleen in frequenties. Er zijn ook opties voor het weergeven van kwalitatieve data. Sommige organisaties willen een lijst met de antwoorden op open vragen. Gevaar hierbij is dat het management zich concentreert op wie wat gezegd heeft. Andere organisaties willen een inhoudsanalyse, hierdoor krijgt men vaker een betere interpretatie van de data. Het vergt alleen wel veel tijd om een inhoudsanalyse uit te voeren. Hoe worden de resultaten gecommuniceerd? De resultaten worden meestal zowel in een mondelinge als geschreven vorm gepresenteerd. Het ‘senior management’ ontvangt het rapport in het algemeen als eerste. Daarna worden de resultaten door de rest van de organisatie verspreid. Gewoonlijk wordt er een geschreven samenvatting gemaakt voor de deelnemers. De moeilijkste stap is vervolgens om actie te ondernemen. Hierbij komt het volgende kijken: Wat zijn de belangrijkste problemen? Wanneer moeten deze problemen aangepakt worden? Hoe moeten deze problemen aangepakt worden? Door wie moeten deze problemen aangepakt worden? Er zijn drie basis mogelijkheden voor de volgende stap: In sommige gevallen geeft het ‘senior management’ de resultaten nooit aan iemand vrij. Op de lange termijn werkt dit tegen, omdat participatie aan onderzoeken in de toekomst minder aantrekkelijk wordt. Soms wil het ‘senior management’ alle actieplannen voor ogen hebben, voordat de diagnostische data aan de werknemers vrijgegeven worden. In dit geval ontvangen de werknemers gelijktijdig een diagnostisch rapport van de onderzoekers en een actie plan van het senior management. Andere organisaties waarderen input van de werknemers en maken een duidelijker onderscheid tussen de diagnosis en het voorschrift. Ze presenteren dus de resultaten van de audit en geven de procedures in hoofdlijnen aan die gebruikt zullen worden om te reageren op de diagnosis. In alle gevallen is het belangrijk de diagnosis en het voorschrift duidelijk van elkaar te scheiden. Zal de onderzoeker helpen bij de interpretatie van de resultaten? Sommige senior executives denken dat ze weinig hulp nodig hebben bij het interpreteren van de data. De meeste organisaties hebben echter op zijn minst hulp nodig bij het interpreteren van de resultaten. 4 Het testen van de afnameprocedures en de vragenlijst Je kan vaststellen welke vragen moeilijk te begrijpen zijn en welke geen belangrijke informatie verschaffen. Zelfs bij bestaande vragenlijsten is het belangrijk om het instrument en de afnameprocedure te testen. Het testen van de vragenlijst wordt meestal gedaan aan de hand van een focusgroep. Een random selectie van de werknemers wordt gevraagd om de vragenlijst in te vullen. Vervolgens worden aan de groep enkele vragen gesteld, zoals: Wat vond je het beste van de vragenlijst? Wat vond je het slechtste van de vragenlijst? Waren de instructies te begrijpen? Welke vragen waren moeilijk te beantwoorden en waarom? Waren er woorden die je niet begreep? Een ‘trechter’ volgorde van de vragen werkt het beste, door te beginnen met de algemene vragen en dan steeds specifieker te vragen. DE DATA ANALYSEREN De weergave van kwalitatieve en kwantitatieve data heeft grote invloed op de uiteindelijke interpretaties van de informatie. Vaak blijken plaatjes de beste weergave te zijn. Onderzoekers moeten goed nadenken over de keuzes voor het weergeven van data met de volgende opties in het achterhoofd: KWANTITATIEVE DATA Rank-order methode Deze methode is redelijk recht door zee. Van elke vraag worden de gemiddelden gebruikt en de aan elkaar gerelateerde items worden van hoog naar laag gesorteerd. Met deze procedure kan je onderliggende patronen in de data ontdekken. De ‘major drawback’ van de rank-order methode is dat sterkten en de zwakten een bij product van deze techniek zijn (?). Wat wanneer alle gemiddelde boven het conceptuele middelpunt zitten? (?) Databank vergelijkingen (comparisons) Bij de meeste onderzoeken zijn databanken beschikbaar. Dit geeft onderzoekers de mogelijkheid om hun resultaten van hun organisatie te vergelijken met resultaten van andere organisaties in de databank. Statistische toetsen kunnen gedaan worden om de significante verschillen vast te stellen tussen de norm en de onderzochte organisatie. De nadelen: Organisaties verschillen vaak significant van elkaar waardoor de het niet mogelijk is om de databank als vergelijking te gebruiken. Soms geven de databank vergelijkingen tegenstrijdige bevindingen bij andere analytische technieken. Factor scores De meeste standaard vragenlijsten zijn getest en vertonen verschillende sleutelfactoren. Dit zijn groepen van vragen die hetzelfde onderliggende construct blijken te meten. Om deze te ontdekken zijn statistische technieken, zoals factor analyse, principal component analyse en regressie-analyse nodig. KWALITATIEVE DATA Aangezien veel vragenlijsten op zijn minst een paar open vragen bevatten, is het belangrijk om te bekijken hoe je deze data wetenschappelijk kunt analyseren. Het proces is recht door zee, maar soms intellectueel veel gevraagd. 1. De onderzoeker zou alle antwoorden op een vraag moeten lezen en zoeken naar onderliggende thema’s. Als er te weinig categorieën ontdenkt worden is het moeilijk om bruikbare adviezen te geven. Als er te veel categorieën ontdekt worden, wordt de betrouwbaarheid twijfelachtig. 2. Een andere onderzoeker zal stap 1 moeten herhalen, terwijl de ontwikkelde categorisatie ontwikkeld door de eerste onderzoeker onbekend voor hem is. Dit is om de betrouwbaarheid en validiteit te vergroten. 3. De twee onderzoekers moeten elkaars categorisatie vergelijken en komen tot één categorie systeem. 4. Vervolgens moeten de onderzoekers apart van elkaar de originele antwoorden in de verschillende categorieën indelen. Beide onderzoekers moeten de antwoorden noteren die in meerdere categorieën tegelijk vallen. Soms is de data set te groot om alle antwoorden te bekijken. In dit geval is een steekproef de beste optie. 5. De onderzoekers moeten hun indeling vergelijken en het aantal overeenkomsten noteren. Ze brengen de verschillen met elkaar in overeenstemming. De uitkomst zal 90% of beter moeten zijn. Anders is het categorie systeem niet goed en moet het herzien worden. 6. De onderzoekers moeten een grafische voorstelling maken van hun data. INTERPRETATIE VAN DE DATA Het juist interpreteren van de resultaten van een audit vraagt om discipline, inzicht en perspectief. discipline om te voorkomen dat je te snel conclusies trekt. Inzicht om onder de oppervlakte te kijken en naar diepere patronen te zoeken en perspectief om het belangrijke van de details te kunnen onderscheiden. Dit komt naar jaren ervaring. Een paar suggesties om het leerproces te versnellen. 1. Scheidt de kwalitatieve en de kwantitatieve data. Deze scheiding zorgt voor discipline tijdens de interpretatie. Aantallen en woorden kunnen verschillende beelden scheppen. Het is belangrijk om van beide een duidelijk beeld te hebben voordat je ze samenvoegt. Het is meestal het beste om met de interpretatie van de kwantitatieve data te beginnen, omdat deze data meer recht door zee is en er minder kans is op bias in de interpretaties. 2. Maak onderscheid tussen belangrijke en minder belangrijke items. 3. Maak onderscheid tussen macro en micro niveau. Globale resultaten hoeven niet toepasbaar te zijn op alle niveau’s. 4. Voorkom verschillende interpretaties van vragen. Bijna alle vragenlijsten bevatten onduidelijke items. Er zijn twee manieren om dit aan te pakken. Onderzoekers kunnen een goede gok doen gebaseerd op ander bestaand bewijs. Ten tweede kan er nader onderzoek gedaan worden door middel van andere methoden, zoals interviews en focusgroepen. 5. Voeg de resultaten van de kwalitatieve en de kwantitatieve data samen. Twee mogelijkheden: Gelijke thema’s: Dit zijn conclusies waar alle databronnen naar verwijzen. Ongelijke thema’s: Er zijn onvermijdelijk thema’s die wel uit de ene databron naar voren komen en niet uit de andere. Dit betekent niet dat dit onbelangrijke bevindingen zijn. 6. Bedenk maatregelen die genomen moeten worden. Stel verschillende maatregelen voor. In dit geval kan de klant de optie kiezen die het beste binnen de organisatie past. Maak een duidelijk onderscheid tussen de diagnostische resultaten en de aanbevelingen. Dit vergroot de geloofwaardigheid van de onderzoeker en geeft de klant de mogelijkheid om in het beslissingsproces deel te nemen. Chapter 4: The interview approach Rob Millar & Mary Gallagher INLEIDING Het interview wordt beschouwd als een van de centrale instrumenten binnen interne en externe communicatie audits. EERSTE BESCHOUWINGEN Waarom is een interview bruikbaar? Definitie interview van Millar et al. (1992): “A face-to-face dyadic interaction in which one individual plays the role of the interviewer and the other takes on the role of interviewee, and both of these roles carry clear expectations concerning behavioural and attitudinal approach. The interview is requested by one of the participants for a specific purpose and both participants are willing contributors.” Deze definitie benadrukt het sociale karakter van interviews. Dit is het meest onderscheidende kenmerk van deze methode vergeleken met anderen. De wederzijdse communicatiestroom die het interview karakteriseert biedt drie grote voordelen ten opzichte van alternatieve informatieverzamelingsstrategieën. 1. Het is makkelijker om onverwachte informatie aan het licht te brengen en dieper op de communicatie ervaringen in te gaan. 2. Ontmoetingen met individuen maken het voor de onderzoeker mogelijk om een beter beeld te krijgen van de perceptie en interpretatie van organisatorische zaken door de staf, werknemers, etc. 3. Het interview kan ook in de behoefte van zowel onderzoekers als respondenten voldoen om een menselijk en sociaal aspect aan de ontdekking van informatie toe te voegen. Wanneer is een interview bruikbaar? Een interview kan op meerdere tijdstippen gedurende een communicatie audit toegepast worden. 1. Sleutelpersoneel interviewen om de soort audit vast te stellen die het best aan hun behoeften zal voldoen. 2. Interviews kunnen gebruikt worden als eerste stap in het ontwikkelen van een vragenlijst die aan een groot aantal respondenten afgenomen moet worden. Hieruit kunnen belangrijke gebieden aan de orde komen die opgenomen moeten worden in het geschreven instrument. 3. Interviews kunnen gebruikt worden naast het verzamelen van kwantitatieve data om diepere en betekenisvollere informatie te verkrijgen van een sub-steekproef van de respondenten. 4. Data analyse interviews kunnen waardevol zijn voor het begrijpen, uitleggen en interpreteren van resultaten. 5. Interviews kunnen met meerdere doelen op verschillende momenten ingezet worden. Exploratieve interviews kunnen als aanwijzing dienen voor meer specifiekere vervolg interviews. Deze kunnen voor en na interventies plaatsvinden. PLANNING De precieze aard en diepte van de benodigde informatie heeft een grote invloed op de planning van interviews. Er zijn een aantal belangrijke beslissingen en procedures omtrent de planning die in beschouwing genomen moeten worden. Wie leidt de interviews? Het is belangrijk dat alle interviewers een goede vakkundigheid bezitten. Om de consistentie te maximaliseren is training belangrijk. Collins (1997) geeft twee functies van training: interviewers moeten er van overtuigd zijn dat een gestandaardiseerde aanpak essentieel is. Ten tweede moet er een uniforme manier ontwikkeld worden bij de interviewers voor het verkrijgen van diepte informatie. Naast de vakkundigheid van de interviewer spelen nog vele andere persoonlijke factoren mee die invloed uit kunnen oefenen op effectiviteit van het interview. Als uit onderzoek blijkt dat de factoren ras, cultuur, geslacht en leeftijd invloed hebben op de kwaliteit van de afgenomen interviews, moet er een groep interviewers zijn met verschillende kenmerken en achtergronden. Wie wordt er geïnterviewd? De participanten moeten representatief zijn voor de verschillende rollen in de organisatie en moeten uit alle hiërarchische lagen komen. De uiteindelijke steekproef moet een random selectie zijn uit de verschillende categorieën. Er zijn ten minste twee participanten uit elke subgroep nodig om de anonimiteit te waarborgen. Daarnaast is het aan te bevelen om al het sleutel personeel te interviewen. Er bestaan een paar criteria voor het aantal benodigde participanten. Het aantal deelnemers uit elke subgroep moet genoeg zijn zodat er nog reserves zijn wanneer enkelen besluiten om niet deel te nemen. Wanneer de steekproef geïdentificeerd is, hangt het besluit om de steekproef te vergroten af van ten minste twee factoren: De soort communicatie audit: als het doel van de audit is om een algemene indruk te krijgen van de communicatie kan een kleine steekproef voldoende zijn. Als de audit echter als doel heeft om specifieke en belangrijke veranderingen in te voeren is een significante steekproef uit elke subgroep noodzakelijk. De beschikbare tijd en bronnen: interviewen is een tijdrovende, arbeidsintensieve en dure vorm van dataverzameling. Een onderzoeker moet dan ook goed bedenken of een vergroting van de steekproef wel past binnen de beschikbare hoeveelheid tijd, mensen en geld. Hoe lang moet elk interview duren? De lengte van een interview zal onder andere afhangen van het doel van het interview en van de persoon die geïnterviewd wordt. Downs (1988) gaf het advies dat managers meer tijd vragen om geïnterviewd te worden dan niet-managers. Wanneer de lengte vastgesteld is, moeten dit aan de participanten bekend gemaakt worden, zodat zij hierop kunnen baseren of zij mee willen werken. Men moet zicht strikt aan deze tijd houden, anders kan dit het vertrouwen in de interviewer verminderen. Een interviewschema ontwikkelen interviewers moeten een soort van interviewschema of plan hebben om er zeker van te zijn dat het doel van het interview bereikt wordt. Exploratieve interviews In de beginfase van een communicatieaudit is er vaak onduidelijkheid over welke typen informatie beschikbaar zouden zijn en wat de reacties van respondenten zullen zijn. In exploratieve interviews is het nuttig om een soort schema te hebben van de onderwerpen die aan bod moeten komen, zodat de onderzoeker geen onderwerpen vergeet. Het weerhoudt de interviewer er ook van om in te gaan op details, irrelevante onderwerpen en over te gaan in kletsen met de participant. Het interview schema voor een exploratief interview moet bestaan uit een lijst van brede openingsvragen die gesteld kunnen worden aan de hand van de antwoorden van de respondent. Het is alleen belangrijk dat alle relevante vragen gesteld worden, de volgorde is hier niet van belang. Focused interviews Onder omstandigheden dat de interviewer feitelijke informatie moet achterhalen, hij aan een bepaalde tijd gebonden is, of dat de kwantiteit en vergelijkbaarheid belangrijk is, is een gestructureerde en gestandaardiseerde benadering vereist. Bij focused interviews zijn de meeste aspecten van het interview vastgelegd, zoals onderwerpen, vragen, volgorde en antwoordmogelijkheden. Vaak is de inhoud van de vragen afkomstig van exploratieve interviews. Focused interviews worden gekenmerkt door het gebruik van voornamelijk gesloten vragen. Ze nemen minder tijd in beslag en kunnen erg nuttig zijn voor het generaliseren van verkregen informatie in de eerste fase van een audit. De verkregen data kan makkelijker verwerkt en geanalyseerd worden dan data van exploratieve interviews. Het gevaar bestaat echter dat de interviewer de participanten in een bepaalde richting stuurt. Wanneer participanten overcommunicatief zijn moet de interviewer meer sturen door de respondent te focussen door het gebruik van meer gesloten vragen. AFNEMEN VAN HET INTERVIEW Beide typen interviews vragen een structuur om de interviewer van begin tot eind te begeleiden. Interviewers zouden getraind moeten worden in het volgen van het interviewschema en het afnemen in een gestandaardiseerde manier. Elk interview bestaat uit drie fasen: de opening, de kern en de afsluiting. De kern van het interview zal bij focused of exploratieve interviews erg verschillen, de opening en afsluiting zal nagenoeg gelijk zijn. De opening Elk interview moet in een comfortabele omgeving afgenomen worden die privacy verzekert. De interviewer moet professioneel overkomen. De respondent moet met zijn naam gegroet worden. Er moet uitleg gegeven worden over hoe de respondent geselecteerd is. In het interview schema moeten de punten staan die vermeld moet worden tijdens de opening: de betrouwbaarheid, anonimiteit, de rechten op terugtrekking van deelname, het opnemen en maken van notities. Daarnaast moet de interviewer aangeven wat de doelen zijn, hoe het interview zal verlopen en een indicatie geven van de structuur, inhoud en tijdsduur van het interview. De kern Het is het beste om te beginnen met het vragen naar feitelijke en beschrijvende informatie. Dit geeft de respondent de mogelijkheid om zich op zijn gemak te voelen. Exploratieve interviews Open vragen geven vrijheid, geven de respondent verantwoordelijkheid om te kiezen welke onderwerpen ze willen bespreken en geeft hen de mogelijkheid om op onderwerpen diep in te gaan. Het belangrijkste voordeel van open vragen ten opzichte van gesloten vragen is dat er minder invloed op de participanten wordt uitgeoefend, zodat ze makkelijker hun meningen, attitudes, gedachten en gevoelens weer kunnen geven. De volgorde van de vragen is een belangrijke factor voor het slagen van exploratieve interviews. Hoe minder gestructureerd het interview is, hoe belangrijker het is om de vragen te baseren op de al gegeven informatie door de respondent. Uit de reacties van de interviewer is dan ook goed op te maken of hij goed luistert naar wat de respondent zegt. Het nut van open vragen kan dan ook teniet worden gedaan door het niet goed luisteren naar en reageren op de reacties van de respondenten. Het kan soms heel moeilijk te begrijpen zijn wat respondenten bedoelen. In deze gevallen zal de interviewer verder moeten vragen. Er bestaan verschillende manieren om door te vragen die op verschillende manieren effectief kunnen zijn: Zoeken naar verdere verklaringen: ‘Coud you tell me exactly what you mean by that?’ Naar voorbeelden vragen: Çould you give me an example of when you have felt like this?’ De nauwkeurigheid nagaan: ‘You have never received this information?’ Naar de relevantie vragen: ‘How do you think this affects communication?’ Naar meer informatie vragen: ‘Could you tell me a bit more about that?’ Door doorvragen kan dubbelzinnigheid, vaagheid en contradictie verminderd worden. De manier waarop de interviewer doorvraagt kan echter invloed hebben op de te verkrijgen informatie. Daarom is training in doorvragen belangrijk. Het doel van doorvragen is om aan meer informatie van de respondent te komen. Het gevaar bestaat echter dat de respondent het idee krijgt dat men inbreuk maakt op zijn privacy, hem kwetsbaar maakt of dat hij zich moet verdedigen. Er moet dus naar een balans gezocht worden tussen de behoeften van de interviewer en de respondent. Luisteren is niet een simpel proces van horen en opnemen van wat gezegd wordt, maar omvat het complexe proces van begrijpen en evalueren van de boodschap. Actief luisteren speelt een belangrijke rol in het verkrijgen van relevante, betrouwbare en voldoende gedetailleerde informatie. Focused interviews Het grote verschil met exploratieve interviews is het type vragen. Wanneer er feitelijke informatie, snelle en kwantitatieve dataverwerking nodig is en de tijd beperkt is, zijn gesloten vragen gepast. De vragen moeten erg precies zijn en gesloten. Er kan gebruik worden gemaakt van antwoordmogelijkheden. Het gebruik van gesloten vragen brengt echter ook het volgende gevaar met zich mee: The significance is that the questioner who asks closed questions may be specifying categories of thought that are unrepresentative of what respondents think, with the result that respondents confirm our own frame of reference without our even realising it (Dillon, 1997, p. 120) Deze bedreiging kan geminimaliseerd worden wanneer de inhoud van het interview tot stand is gekomen op basis van resultaten van exploratieve interviews en de verwoording van de vragen aan dezelfde criteria voldoet als die voor de constructie van vragenlijsten. De afsluiting Bij beide soorten interviews is het belangrijk om tijd in te plannen voor het afsluiten van het interview. Het is belangrijk dat er geen twijfel is over het moment waarop het interview afgelopen is. De respondenten moeten bedankt worden voor hun medewerking (social closure). Daarnaast kan er een kleine samenvatting van het interview gegeven worden (cohnitive closure). Met dit laatste geef je de respondent de mogelijkheid om de percepties van de interviewer te beoordelen en eventueel te verbeteren. Wanneer er persoonlijke ervaringen van de respondent aan de orde zijn gekomen is het belangrijk dat de respondent hier geen schade door oploopt. Als er sprake is van vervolg interviews is het belangrijk dat de relaties hiertussen besproken worden, zodat de respondent weet wat hem verder nog te wachten staat. INFORMATIE OPNEMEN VAN INTERVIEWS Het is uitermate belangrijk om de interviews op te nemen. King (1994) zegt dat alle kwalitatieve interviews opgenomen zouden moeten worden. Als een interview opgenomen wordt is het niet meer noodzakelijk om aantekeningen te maken. Dit versoepelt het verloop van het interview. De onderzoeker moet echter wel de volgende punten in acht nemen: Er moeten goede redenen zijn voor het gebruik van een tape recorder. het gebruik is belangrijker voor het achterhalen van de precieze formulering van de respondent dan voor het achterhalen of een bepaald onderwerp genoemd is of niet. De participanten moeten geïnformeerd worden over de reden van de opname, hoe de opname gebruikt zal worden, voor wie de opname beschikbaar zal zijn en tot op welke hoogte de antwoorden te identificeren zijn. De interviewer moet actief blijven luisteren tijdens het interview, ondanks dat alles op tape wordt opgenomen. Deelnemers moeten de mogelijkheid krijgen om zonder tape recorder geïnterviewd te worden of op een bepaald moment de tape recorder stop te zetten. Er moet een ‘plan B’ zijn voor wanneer de tape recorder het niet doet of wanneer de respondent wenst dat het interview niet opgenomen wordt. Interviewers moeten met een tape recorder om kunnen gaan. Wanneer opnemen niet mogelijk is, moet de onderzoeker een techniek hebben om sleutel woorden en zinnen te noteren als geheugensteuntjes. Aangezien het kan voorkomen dat de opname niet te verstaan is, is het nuttig om altijd korte aantekeningen te maken. Daarnaast is het dan noodzakelijk om meteen na het interview zo veel mogelijk van de inhoud van de respons te reconstrueren. Er kan ook een assistant mee gaan met het interview die als enige notities maakt. Dit heeft ook nadelen. De aanwezigheid van een tweede partij vermindert de neiging tot diepte antwoorden, verhoogt de kosten en vereist toestemming van de respondent. INTERVIEW DATA ANALYSEREN De resultaten van het interview zullen zich structureren rond een aantal sleutelvragen uit het interviewschema. Het zijn ook de antwoorden op deze vragen die het meest interessant zin voor de onderzoeker. Er zijn verschillende methoden om kwalitatieve interviewdata te analyseren. Deze bestaan uit drie stappen. 1. vertrouwd raken met de interview data De eerste stap bestaat uit het vertrouwd raken met de verzamelde data. Dit houdt in luisteren naar de opnames en meerdere keren herlezen van de interviews. Als er sprake is van meerdere onderzoekers kunnen groepsdiscussies helpen om ideeën, thema’s en nieuwe constructies te ontdekken. 2. zoek naar categorieën in de interview data De inhoud van antwoorden op elke vraag kan gecategoriseerd worden in thema’s en de frequentie hiervan kan gemeten worden. Deze frequenties kunnen statistisch getest worden om verschillend tussen groepen of levels vast te stellen. Het kan belangrijk zijn om statistisch bewijs te hebben voor bevindingen. In dat geval kan een kwantitatieve analyse een goed argument vormen. Bij een puur kwalitatieve benadering kan door vertrouwdheid met de data categorieën ontdekt worden of een codeboek gevormd worden. Een codeboek bestaat uit een aantal categorieën die regelmatig bekeken moeten worden wanneer meer interview data beschikbaar komen. Onderzoekers zouden het volgende moeten doen: 1. lezen van de interviews om categorieën te identificeren 2. alle uittreksels labellen zodat de oorspronkelijke locaties makkelijk terug gevonden kunnen worden 3. de uittreksels van de geschreven tekst onder brengen in categorieën. Vervolgens deze herlezen en binnen de categorieën proberen thema’s te ontdekken. 4. Verzekeren dat categorieën door zo veel mogelijk interviews ondersteund/aangedragen worden. 5. een passend aantal hoofdcategorieën ontwikkelen. Niet meer dan tien en niet minder dan 2 of 3. 3. Maak thematische connecties binnen en tussen categorieën dit houdt het zoeken naar patronen en thema’s in binnen categorieen en eventuele herziening hiervan. Dit vereist van de onderzoeker om te kijken naar de antwoorden op alle vragen betrokken in de audit en niet alleen naar één vraag. BEVINDINGEN RAPPORTEREN De laatste taak van de onderzoeker is het beknopt maar begrijpelijk weergeven van de bevindingen. Er zijn verschillende methoden voor het rapporteren van bevindingen gebaseerd op tekstuele data. De rapportage moet in het algemeen het volgende bevatten: Een samenvatting van de hoofd- en significante thema's in de tekst. Passages uit de interviews in de vorm van illustrerende citaten die de thema's vertegenwoordigen. Het rapport moet duidelijk en een samenhangend geheel zijn dat makkelijk te lezen is en op alle punten onderbouwd is. Het is tenslotte belangrijk om rekening te houden met de mogelijke identificatie van bronnen. Om anonimiteit te verzekeren moet de onderzoeker: Bepaalde details weglaten die gebruikt zouden kunnen worden om de identiteit van de geïnterviewde te achterhalen. Details onherkenbaar maken om identificatie te voorkomen. CONCLUSIE De interviewbenadering erkent de rijkheid en authenticiteit van verhalen als belangrijkste bron van informatie over organisaties. Hoofdstuk 5 Handbook of Communication Audits for Organisations The focus group approach Introduction Een focus group kan worden gezien als een groepsinterview met een klein groepje participanten (die bepaalde karakteristieken delen die relevant zijn voor het onderzoek). Samen met een bemiddelaar komt de discussie op gang over een bepaald onderwerp, een serie onderwerpen of interesse van beide partijen. Karakterestieken van zo’n bijeenkomst: Held at the behest of the moderator or research team to which s/he belongs De bemiddelaar neemt het initiatief voor het onderwerp van gesprek De discussie wordt opgenomen voor latere analyses Het doel van de focusgroep is ervaringen, begrip en perspectieven van de participanten te leren kennen Resultaten worden gerapporteerd Focus groups: what they are and what they are not Focus groups: een informele discussie door geselecteerde individueen over specifieke situatie-relevante onderwerpen. Focus groups: georganiseerde groupsdiscussies gefocust op een specifiek thema. Essentieel voldoen focus groups aan drie criteria: 1. ze zijn een manier om kwalitatieve gegevens te verzamelen (soms kwantitatief) 2. de focus groep biedt een lens om directe aandacht aan een nauwkeurig(/e) onderwerp/zaak (specifieke vragen en exploratief onderzoek) 3. informatie wordt verzameld d.m.v. een groepsdiscussie (door interactie komen onderwerpen ter sprake) De inhoud van de gesprekken zijn verschillend. Er zijn ook andere dataverzamelingstechnieken met groepen. Deze leggen meer de nadruk op vrije discussie voor de participanten, er is geen discussie-leider aanwezig en er is een andere wijze van het creeeren van data. The popularity of focus groups Focusgroups worden steeds populairder de laatste jaren. De techniek wordt toegepast in vele soorten van onderzoek. Focusgroepen worden op vele manieren gebruikt en voor verschillende stadia in het auditing proces: voor een aanvankelijke schatting en moeilijke diagnose in voorbereidende stadium om een onderzoek te formuleren helpt resultaten van onderzoek en kwantitatieve bronnen te interpreteren stelt verwachte reacties van participanten vast over voorgestelde veranderingen dient als een middel om nieuwe programma’s en procedures te evalueren voordat ze worden geimplementeerd Imago van de focus group: De techniek is goedkoop en snel in vergelijking met andere onderzoeksmethoden en daardoor aantrekkelijk. “CHEAP & NASTY”. Focus groups and qualitative research Onderzoek a.d.h.v. focusgroups is kwalitatief onderzoek. Toch kun je het ook af en toe kwantitatief onderzoek noemen. Kwalitatief onderzoek is ‘idiographic investigation’ wat in houdt dat het intensief begrip van individuen wordt gelet en dat de proefpersonen alles kunnen zeggen in hun eigen termen. En kwantitatief onderzoek is ‘nomothetic research’ en dit gaat meer om het collectieve niveau. Individuele data worden opgeofferd voor een generaliserend beeld van de groep. Dus weinig begrip voor de individuele mening. Kwalitatief onderzoek en focus groupen produceren emic-data en etic-data. Emic data zijn data in de natuurlijke vorm. (in eigen termen) Etic informatie is gevormt voor de onderzoeker en door zijn zicht op de situatie. (in hokjes gedrukt) Veel mensen in een organisatie willen graag hun eigen mening kwijt en willen niet dat hun antwoord op een vraag in een hokje wordt gedrukt en er alleen naar dat wat er in het hokje staat wordt geluisterd. Er moet worden geluisterd naar het volledige pure verhaal. Uses of Focus groups in auditing communication Focus groups hebben drie contrasterende vormen van informatieverzameling: Focusgroups als één van de technieken in een ‘multi-method strategy’ Triangulatie: meerdere methode gebruiken voor 1 onderwerp. Focus groups als hulpmiddel voor dataverzameling (hoofdinstrument is ander instrument) Door de focusgroups ben je op bepaalde aspecten gefocused bij he maken van de vragenlijst. Je kunt meteen de juiste vragen stellen aan de doelgroep. Foucsgroups als alleenstaande techniek Men moet hierbij wel denken aan de doel van het onderzoek (vaak verkennend) De techniek is cheap en nasty als je hem voor een diepgaand onderzoek wil gebruiken maar het unieke van de techniek is dat je de dagelijkse conversatie kunt simuleren waardoor je nieuwe dingen ontdekt. Conducting focus groups Er zijn net als bij andere onderzoeksmethoden 4 fases die achter elkaar worden besproken. Planning and preparation The objectives of the research Wat moeten we onderzoeken. Wat voor vragen moeten we stellen. Focusgrouponderzoek kan ervaringen bij elkaar brengen en de leden kunnen van elkaars perspectief leren. Als het instrument wordt gebruikt voor gemakkelijk en snelle manier van dataverzamelen dan moeten er andere vragen worden gesteld. Dus let op welke methodologie het beste bij jouw onderzoek past. Who should be involved in the audit De vier hoofdgropen in een focusgroup zijn de organisatie, het onderzoeksteam, de moderator en de deelnemers. De deelnemers uit een bedrijf moeten weten dat alles wat ze zeggen niet wordt doorgegeven aan het management bijvoorbeeld. Belangrijk is het dat je een geschikte moderator vindt. Eisen die aan hem/haar moeten worden gesteld zijn: hij moet geaccepteerd zijn door de deelnemers hij moet gewend zijn aan het auditproces hij moet volledig begrip hebben van datgene wat onderzocht wordt hij moet kennis hebben van de organisatie en het onderzoek bijdragen aan het voorbereiden van een interview-guide een centrale partij spelen in de analyse van de data Where to conduct the sessions In ieder geval in een kamer met observatie-mogelijkheid en opneemmogelijkheid van geluid. How to organise the focus group Maak een begleiders handleiding. Anticipating analysis Je hebt verbaal en nonverbale gegevens. Identifying and recruiting participants Wie moet er mee doen en hoeveel proefpersonen moet je selecteren voor je onderzoek? Diegene die de beste informatie hebben en die ook willen meedoen. De groep moet een geheel vormen maar wel significant blijven voor de audit. Neem dus in een organisatie de mensen van de werkvloer en het management. Vaak worden focus groups gedaan met 6 tot 10 (of volgens Greenbaum 4-6) mensen en duurt de discussie 1-2 uur. Intern in een bedrijf willen veel mensen wel meewerken als het in hun voordeel is (en bedrijfsvoordeel), als het onderwerk tijd is, als anonimiteit wordt gegarandeerd en als het onder lunchtijd wordt gedaan. Extern kan het nog wel een lastig worden mensen te werven. Telefonisch onbekende mensen charteren lukt zelden. Door geld, een maal, een gift of een hotelovernachting aan te bieden lukt het beter. Ook zijn er ‘groupies’ of ‘professional respondents’ die steeds willen meedoen, en liegen over hun persoonlijke gegevens. Zij kunnen een gevaar vormen voor een onderzoek. Moderating and recording the group interview Rol van de moderator: ‘to guide the discussion and listen to what’s said but not to participate, share views, engage in discussion, or shape the outcome of the group interview’. Het beste zou zijn als de groep een discussie heeft en dat de moderator alleen af en toe stuurt als het gesprek te ver van het onderwerp afdwaalt. (liever geen vraag-antwoord idee) Analysing the data and reporting outcomes Er zijn drie hoofdstrategieen voor het analyseren: Memory based Door aantekeningen, herinnering en het hebben van de essentie van de boodschap. Tekortkomingen van deze manier: kuren en vervorming van geheugen. Tape based Goed luisteren naar tape-recordig, met hiernaast een uittreksel van de uitgewerkte tape. Interpreteer zo de bevindingen. Transcript based Meest gewone manier en de meest kritische manier van onderzoek. Recordings zijn geheel uitgewerkt op papier. Dit uitwerken kost wel veel tijd. Wanneer een focus group is gekoppeld aan een gestructureerde interviewguide dan kan men de ‘grid’ techniek van Knodel gebruiken. Een cel geeft dan een antwoord van een specifieke group op een bepaald antwoord weer. Content analysis wordt ook toegepast bij het uitwerken van de tapes. Dit houdt het coderen van data in bepaalde themas in. Bij dit coderen kun je tekst indelen in woorden of paragrafen op 3 manieren. Referential (op een specifiek persoon, gebeurtenis of iets als MD of e-mail), propositioneel (bepaalde eigenschap of attribuut als bruikbaarheid, verwarring) en thematisch (zaken als uitleggen en interpreteren van statements?) Hoofdstuk 6 Data collection Log-sheet methods (DCL) De DCL is een gestructureerd formulier waarop specifieke items gedetailleerd ingevuld moeten worden. Verschil met een vragenlijst is dat de respondent echte communicatiesituaties evalueert direct nadat ze plaatsgevonden hebben. Vooral gericht op de specifieke hier-en-nu-details die, als er niet direct geevalueerd zou worden vaak minder accuraat of zelfs helemaal anders zouden zijn. De DCL is een goede methode voor analyse op de langere termijn. Diaries and network analysis Beide DCL-methodes. Verschil is vooral dat de dagboekmethode de details van de communicatie-verrichtingen van iemand zelf bevat, terwijl Netwerk Analyse zich vooral richt op de interactie van de respondent met anderen. Met wie bijvoorbeeld. Bij de dagboekmethode is het de bedoeling dat bijv. het management hun eigen communicatie analyseert en deze bevindingen opschrijft op een formulier zo snel mogelijk nadat de communicatie heeft plaatsgevonden. Sociometry Netwerk Analyse is een variant op sociometry. In z’n originele staat, vraagt Nwanalyse aan de respondenten van een groep om op te geven met welke groepsleden hij of zij wel of juist niet wil samenwerken, socializen, of bijvoorbeeld een kantoor wil delen. Op deze manier wil men (vaak voorkomende) contacten en relaties in een bepaalde groep actoren vinden. Ook wil men er achterkomen waarom actoren welke contacten gebruiken in verschillende situaties en met welke gevolgen. Netwerk Analyse is er, en in het speciaal Sociale Netwerk Analyse, op gericht de sociale structuren binnen een bepaalde groep actoren vast te leggen. Soc Nw Analyse wil mbv interviews en vragenlijsten er achter komen welke verbanden er tussen mensen bestaan in termen van: hun waardering van elkaar. (aardig, vertrouwen, vriendschap, etc.) taak relaties (naar wie gaan mensen toe to get the job done) informatie uitwisseling fysieke links ( delen van een kantoor of zich juist ver van elkaar bevinden) Associaties en overeenkomsten ( ras, geslacht, leeftijd, lid van dezelfde clubs) Formele rollen ( collega’s, supervisors, managers, etc) Gedrag van de interactie (hoe vaak, door welke kanalen, onderwerpen) In de communicatiesfeer is Nw-analyse er vooral op gericht om er achter te komen hoe vaak en hoe goed bepaalde individuen communiceren met andere groepsleden of stafmedewerkers in een organisaties. (of belangrijke mensen in andere organisaties) ECCO Een ander voorbeeld van een DCL is “Episodic Communication Channels in Organisation (ECCO). Deze DCL is er vooral ontworpen om communicatienetwerken te analyseren en om de stroom en de verspreiding van boodschappen te meten. Het is handig om de verspreiding en stroom van 1 bepaald stuk informatie te volgen door de organisatie. Respondenten worden gevraagd hoeveel informatie ze precies weten (als ze al iets weten) en waar ze de informatie vandaan hebben (kanaal, wanneer, van wie, etc). Op deze manier kan men er achter komen hoe goed de communicatiestroom loopt, hoe lang informatie er bijvoorbeeld over doet om bepaalde plekken te bereiken, welke media ’t meeste geschikt zijn om dit voor elkaar te krijgen en waar er zich problemen bevinden. ECCO-ondervraging is kort en duurt slechts een paar minuten. Advantages and disadvantages of diaries and logs Voordelen: Dagboeken zijn bekend bij iedereen. Daarom zullen veel mensen ’t geen probleem vinden om ’t te gebruiken en zullen ze ’t nut ervan eerder inzien. Als er herhaalde informatie vereist is van de respondenten over een bepaalde tijd is het een goedkope methode. De methode geeft inzicht in de chronologische volgorde van gebeurtenissen en geeft andere waardevolle gedetailleerde informatie over bijv. bron, ontvanger, doel, waargenomen effectiviteit van de persoonlijke communicatie van iemand (communicatie zoals hij of zij die heeft en waarneemt.) De classificatie van termen wordt gemaakt door de respondenten. Op deze manier kan een beter “inside-view” verkregen worden. Nadelen: De onderzoeker heeft geen controle over de kwaliteit van het uitvoeren van de methode. Hoe vaak het gebeurt en hoe goed bijv. Hij of zij is daarvoor afhankelijk van het management. De data kan minder valide zijn omdat respondenten niet helemaal eerlijk zijn of omdat ze de gebeurtenissen anders construeren dan ze eigenlijk hebben plaatsgevonden. Een oplossing hiervoor kan zijn (om zo dus de validiteit te verhogen) om andere audits in combinatie met deze methode toe te passen. Er kan sprake zijn van een hoog uitvalpercentage en een laag aantal teruggaven. Dit neemt toe naarmate de complexiteit toeneemt en de onderzoeksperiode langer wordt. De methode en het uitvoeren ervan kan de respondenten beinvloeden zodat ze er bijvoorbeeld rekening mee gaan houden in hun dagelijkse patroon en in hun gedrag in bepaalde situaties. Op deze manier is de data minder valide. Het optimaliseren van dagboeken en logs. Planning is erg belangrijk. Wie doet er mee, welke onderwerpen moeten onderzocht worden, hoe wordt de data precies opgeschreven/verzameld. Er moet een goede sample genomen worden De inhoud van de DCL moet duidelijk de doelen van de audit weergeven en meten Kies het meest toepasselijke schrijfsysteem voor de doelgroep. Zorg dat de doelgroep van de DCL zoveel mogelijk training hebben in het invullen van logs zodat ze goed voorbereid zijn. Bijgevoegde instructies moeten zorgvuldig worden ontworpen en getest Zorg voor een voorbeeld van een ingevuld dagboek Het moet mogelijk zijn om direct na de communicatie het dagboek in te vullen. Zorg voor een regelmatig contact met de respondenten Een beloning motiveert de respondenten. (geld bijv.) Voor een dagboek waar gedetailleerde informatie voor vereist is, werkt de foot-in-the-door-methode het best. Begin met korte beschrijvingen en voer 't later op. Zorg ervoor dat de audit niet te lang duurt. Anders wordt het uitvalpercentage steeds groter. (volgens het boek niet langer dan 1 week) DCL's zijn vaak beter toepasbaar op mensen met een hogere functie. Die zijn al gewend aan administratief werk. Mensen op de werkvloer moeten vaak niks hebben van die bureaucratische rompslomp. (zie blz. 115 voor een voorbeeld van een dagboek) Undercover auditing Mysterycostumer research (MCR), ook wel mysteryshopping genoemd is een audit waarbij getraind marketingonderzoekspersoneel undercover naar bedrijven/instellingen gaan om hun service te beoordelen en om problemen te identificeren. Op deze manier kan een onderzoeker echt zien en meemaken wat er in het bedrijf gebeurd, omdat hij of zij zich voordoet als een echte klant. Achteraf worden er dan aantekeningen gemaakt. MCR moet zijn: 1. Realistisch 2. Onpartijdig (niet bij 1 persoon een erg ongeloofelijk moeilijk onderzoek afnemen bijv.) 3. Objectief 4. Consistent Optimaliseren MCR: Definieer duidelijk de doelen en daarmee dus de gevraagde uitkomsten van het onderzoek. Ontwerp het onderzoek speciaal hiervoor. (voor de doelen en uitkomsten) Het ontwerp moet simpel, maar robuust zijn en moet goed getest worden voor het toegepast wordt. Selekteer de goede undercover-auditer voor de locatie die bezocht moet worden. Hij of zij moet dus een geloofwaardige klant kunnen zijn. Vertel het management dat ze bezocht worden, maar niet wanneer. Train de undercover-auditers goed. Voer de MCR regelmatig uit. Zorg voor een beloning indien de MCR goede resultaten laat zien. Presenteer duidelijke resultaten waarin sterktes en zwaktes goed naar voren komen. Leer het management hoe ze met de resultaten om moeten gaan, hoe ze ze moeten interpreteren en wat de implicaties ervan zijn. MCR moet wel met mate worden toegepast en de resultaten ervan mogen niet gebruikt worden om het personeel te straffen. En zo zijn er nog een paar ongeschreven regels van ethiek (blz 125). Hoofdstuk 7 Samenvatting Handbook of Communication Audits for Organisations Auditing professional practice Introductie Professionele audits vinden op verschillende niveaus plaats: grootschalig- kleinschalig gedetailleerd- niet gedetailleerd hoog in de organisatie- laag in de organisatie Om al deze niveau’s te kunnen ondervangen zijn verschillende audit-methodologien ontwikkeld om toezicht te kunnen houden op het communicatiegedrag in brede zin, en dit te evalueren en te verbeteren. Critical incident technique Deze technologie maakt gebruik van concrete gebeurtenissen van effectief en ineffectief gedrag in een context. Het is gebaseerd op de gedachte dat gevoelens van tevredenheid of ontevredenheid met een persoon, beroep of organisatie het resultaat zijn van ervaringen. Dus de manier waarop buitengewone gebeurtenissen ervaren worden staan centraal in oordeelsvorming. Deze oordeelsvorming leidt uiteindelijk tot het toedelen van een positieve of negatieve beoordeling aan de bron. Deze beoordeling beïnvloedt hoe de bron in de toekomst benaderd wordt. Gesteld wordt dat wanneer naar een kritiek voorbeeld wordt gevraagd de ervaring die genoemd wordt een veel breder beeld geeft dan die ervaring alleen, de ervaring wordt namelijk opgevraagd uit ‘the relevant memory file’. Door deze ervaring te bekijken wordt praktisch inzicht verkregen in de belangrijkste ‘key areas’ van functioneel en niet-functioneel gedrag. Voorbeeld: Je zit in een restaurant en de ober laat per ongeluk een glas rode wijn omvallen. Hoe er door de manager van het restaurant om gegaan wordt heeft een groet invloed op jouw attitude ten opzichte van het restaurant. De Critical Incident Methode (CI-methode) bestaat uit drie hoofdfasen (Caves, 1988) Bepalen van de doelgroep; hierbij moet een goede balans gevonden worden tussen exclusiviteit en generaliseerbaarheid. Verkrijgen van een beschrijving van de gebeurtenis. Twee factoren zijn hier van belang: Hoeveel gebeurtenissen moeten verzameld worden? Er kan gesteld worden dat hoe groter het aantal respondenten hoe minder incidenten een respondent moet noemen. Welke methode moet hiervoor gebruikt worden? Keuze tussen vragenlijst en interview. Bij een interview moet aan de respondenten duidelijk worden verteld wat er van hen verwacht wordt. Bij beide methodes moeten de respondenten al van te voren hebben nagedacht over CI’s. Ook kunnen CI’s verzameld worden door middel van groepsgesprekken. De eisen die aan een CI gesteld worden zijn dat deze moet afwijken van de norm en dat deze in detail beschreven moet kunnen worden. Identificeren van de ‘competencies’: In deze fase vindt een inhoudsanalyse plaats om de verkregen data om te zetten in duidelijk te onderscheiden ‘competencies’. De CI-methode kan voor verschillende doeleinden worden ingezet, zowel intern als extern. voorbeeld intern: onderzoeken hoe verpleegsters, ouders, vrienden etc de verpleging van bejaarden beoordelen. voorbeeld extern: onderzoeken of patienten tevreden zijn met verschillende aspecten van de zorg. Het gebruik van de CI-methode binnen een organisatie Bij het gebruik van het woord kritiek incident wordt vaak aan een negatieve ervaring gedacht. Vandaar dat organisaties de term Communication Experience hanteren. Bij deze methode wordt veelal een vragenlijst gebruikt (zie appendix achterin boek) Mbv deze vragenlijst kan allereerst gekeken worden hoeveel van de gerapporteerde incidenten effectief of ineffectief waren en op basis daarvan kan een globaal beeld verkregen worden van het communicatieklimaat van een organisatie. Hierna kunnen de bronnen van effectieve of ineffectieve communicatie omlijnd worden. Points for consideration Face validity: De meeste mensen zien op het eerste gezicht wel het nut in van de CI-methode aangezien het hier om persoonlijke ervaringen gaat met communicatie. Respondent-centred Nature: Aangezien bij deze methode het referentiekader van de respondenten gebruikt wordt is er geen sprake van ‘designer bias’. Methodological reservations Statistische analyse kan in principe niet gebruikt worden bij deze methode. Het geeft echter wel een diepte-analyse van wat respondenten de belangrijkste ‘issues’ vinden en geeft hen de mogelijkheid dit in detail weer te geven. Deze methode gaat dus vooral in op het waarom van tevredenheid en ontevredenheid bij de respondenten. Illumination of minority views Ook al wordt een gebeurtenis slechts door een minderheid van de respondenten genoemd, kan deze toch van groot belang zijn. In de CI-methode wordt deze gebeurtenis niet weggelaten, maar tot in detail meegenomen in de analyse. Inclusion of rating scales Hoewel de CI-methode kwalitatief van aard is, toch kunnen de resultaten gekwantificeerd worden. Zo kunnen respondenten verschillende aspecten van een gebeurtenis een bepaalde waarde geven mbv bijvoorbeeld een likertschaal. Time and labour Deze methode neemt veel tijd in beslag zowel bij afname van de interviews als bij de verwerking van de resultaten. Mede hierdoor is het een dure methode. Positive models De methode laat zowel ineffectieve als effectieve incidenten zien zodat er een realistisch beeld verkregen wordt. Constitutive ethnography De constitutive ethnography methode (CE-methode) houdt een beschrijving in van de interacties die plaats vinden tussen mensen die de cultuur vormen. Drie criteria zijn hierbij van belang: De organisatie die de onderzoeker beschrijft moet overeenkomen met de organisatie van de respondenten De analyse moet plaats vinden op basis van het verkregen materiaal De analyse moet begrijpbaar zijn. Later werd door Saunders, Cave en Hargie de onderzoeker een centrale rol toebedeeld. Deze methode maakt gebruik van video-opnamen en interacties tussen professionals en cliënten waarna deze onderworpen worden aan peeranalysis. Video-recording Videobanden fungeren bij deze methode als een soort extern geheugen. Omdat videobanden niet zomaar gebruikt mogen worden voor onderzoek moeten de respondenten voor deelname aan het onderzoek een contract tekenen waarin de doelen/privacy regels etc in beschreven staan. CE in practice Als de videopnamen klaar zijn worden ze geanalyseerd, zowel in groepen als individueel, om de onderdelen te identificeren en te beschrijven van effectieve of niet-effectieve incidenten. stage 1: Individual analysis Respondenten krijgen na het zien van de videoband een formulier waarop ze moeten aangeven welke episodes effectief of niet-effectief waren en een reden geven voor hun keuze. stage 2: Triad sessions Respondenten worden in groepen van 2 of 3 personen bij elkaar gezet en wordt er gediscussieerd over de episodes die de respondenten hebben geselecteerd. Uiteindelijk wordt er van elke respondent de meest effectieve en de meest ineffectieve episode geselecteerd. Daarna moeten zij het gedrag wat ten grondslag ligt aan de effectieve episodes beschrijven en vertellen wat gepast gedrag zou zijn in de betreffende situatie. Stage 3: Categorisation of behaviours Respondenten moeten alle gedragingen classificeren en labelen wat uiteindelijk tot één classificatiesysteem leidt. Stage 4: Individual ratings of essential behaviours Respondenten zien nog een keer alle episodes en geven de mate van belangrijkheid op een 6 punt likertschaal aan. Deze oordelen worden dan meegenomen om de belangrijkheid van de genoemde kenmerken te peilen. Points for consideration Logistics Het is van groot belang dat er voldoende professionals meewerken aan dit onderzoek. Ook is er veel geld, tijd en materiaal (videoapparaatuur) nodig. Face-validity Deze is hoog omdat de identificatie van kenmerken door de professionals zelf gebeurt en niet door anderen. Generalisability De CE methode representeert de meningen van een klein aantal respondenten, die wel of niet representatief zijn. Expertise Het is moeilijk om te ontdekken wie de professionals zijn in een onderneming, het is afhankelijk van de context. Analytical ability Kritiek is hier dat de professionals niet getraind zijn in het geven van evaluaties. Hier is dus een belangrijke rol weggelegd voor de onderzoeker zelf in het begeleiden van de professional. Professional-centred nature Het perspectief van de cliënt wordt niet bij de ce-approach betrokken. Dit betekent dat er andere audits gebruikt moeten worden om het beeld compleet te maken. Delphi technique Bij deze methode wordt net als bij de ce-methode binnen een panel van experts gewerkt naar het bereiken van consensus vanuit een individueel perspectief. Het verschil is dat hier de experts elkaar niet te zien krijgen. De DT methode heeft 5 kenmerken: Een panel van experts is gevraagd om een analyse uit te voeren De experts ontmoeten elkaar nooit face-to-face; de experts werken quasianoniem. Dit wil zeggen dat ze weten wie er in het panel zitten maar niet van wie welk stuk is. Zo wordt er een eerlijke mening gegeven en ook geen slecht onderbouwde analyses. Het panel schrijft stukken, gecoördineerd door de projectleider. Twee of meer rondes vinden plaats waartussen de project leider een samenvatting geeft van de vorige ronde aan de panelleden Na een aantal ronden vindt er een vorming van consensus plaats over de gebieden van overeenstemming en tegenspraak. Deze methode kan gebruikt worden om vast te stellen welke ‘keyplayers’ overeenstemmen met de meest belangrijkste communicatie-issues in een organisatie. Andere doeleinden zijn oa (Reid et al): Hoe de staf de toekomst van de organisatie ziet De identificatie van huidige informatie- en communicatiezaken Hoofdstuk 8: Auditing the communications revolution Enter the intranet? De groei van intranet is explosief geweest. De voordelen van een intranet zijn: De uitschakeling van onnodige hiërarchie: dmv intranet kunnen werknemers zich organiseren in cluster rond werkactiviteiten en hoeven zij zich niet aan de hiërarchie te houden. Employee self service ?? Toegang: mensen kunnen informatie krijgen waar en wanneer ze maar willen. Tijd: Bestellingkosten, papierkosten etc kunnen gereduceerd worden. De nadelen van een intranet zijn: Kosten: er zijn hardware- en software installaties nodig Impact op andere vormen van communicatie: het gebruik van een intranet kan ten koste gaan van face-to-face communicatie. Impact op innovatie: een belangrijke functie van het intranet is het opslaan van informatie, er moet voor worden opgepast dat deze informatie niet in verkeerde handen terecht komt. Er zijn verschillende richtlijnen voor het gebruik van een intranet opgesteld: Meet hoeveel de investering in een intranet oplevert: inventariseer of het intranet verbeteringen in het bedrijfsproces heeft opgeleverd. Maak de site gebruikers-vriendelijk Maak de site uniek, maar maakt het niet te gek Zorg dat de mensen makkelijk op de site kunnen komen Zorg dat mensen iets aan de site hebben Hou de site up-to-date Geef feedback Wees creatief Als gevolg van deze richtlijnen moet een audit betrekking hebben op Toegang: voelen mensen dat zij makkelijk in het systeem binnen kunnen komen? Bruikbaarheid: voelen mensen dat het intranet voldoet aan hun wensen en eisen? Timeliness: is het intranet up-to-date Feedbackmogelijkheid: kunnen de mensen interacteren met het intranet? The growth of e-mail E-mail is het meest gebruikt onderdeel van het intranet. Mbv e-mail kunnen mensen onderin de onderneming gemakkelijk communiceren met mensen in de top van de onderneming. De belangrijkste voordelen van e-mail zijn: Snelle uitwisseling van informatie De uitschakeling van hiërarchische barrières Status-verschillen kunnen verkleind worden Inter-departementale communicatie kan vergemakkelijkt worden Externe communicatie met klanten wordt makkelijker E-mail kan echter ook een aantal gevaren met zich meebrengen. Zo kan face-toface communicatie door e-mailgebruik verminderd worden waardoor de kwaliteit van relaties achteruit kan gaan. E-mail gebruik moet dus nauwkeurig in de gaten gehouden worden. Een tweede gevaar van e-mails zijn de zogenaamde ‘flamemails’. Dit zijn een mailtjes die mensen hebben gestuurd zonder er over na te denken, bijvoorbeeld uit woede over een bepaald besluit. Doordat je bij e-mail geen gezicht voor je ziet gebeurt dit sneller dan bij face-to-face communicatie. Een derde gevaar is smaad (defamation); e-mail is lang niet zo vertrouwelijk als mensen denken. Het management kan precies nagaan welke mailtjes worden gestuurd. Ook ontstaat er vaak een digitaal roddelnetwerk, genoemd de e-vine. Onderzoek naar e-mail gedrag is nog in een vroeg stadium. Enkele thema’s die aan de orde zijn gekomen zijn: De omvang van de gestuurde en de ontvangen mailtjes; dit kan verder uitgebreid worden om te zien of het externe of interne zaken betreft, of het de relatie versterkt of juist verzwakt etc. Of e-mail een aanvulling of vervanging vormt voor andere vormen van communicatie. Hoe vaak e-mails informatie bevat die anders niet verstuurd zou worden. De kwaliteit van de communicatie tussen managers en de staf. Hoe vaak e-mails flame-mails worden Of er vastgesteld staat wie verantwoordelijk is en of er er daadwerkelijk verantwoordelijkheid wordt genomen. Om te kunnen kijken of de doelen die de organisatie heeft gesteld daadwerkelijk bereikt zijn is het belangrijk dat organisaties: Een doel stellen voor de gehele onderneming Departementale doelen stellen Doelen stellen die betrekking hebben op hele departementen De staf en het publiek informeren over deze doelen Regelmatig controleren of de performance verbetert Om dit te onderzoeken zijn er verschillende onderzoeksmethoden: Vragenlijst: hierin kan worden gevraagd naar de belangrijkste communicatiekanalen etc Dagboekmethode: hierin wordt respondenten gevraagd bij te houden waneer en voor welke doeleinden zij e-mail gebruiken Mystery shopping: een mystery e-mailer kan een mailtje sturen naar een bedrijf en kijken hoe erop gereageerd wordt Interviews en Critical Incidents Methode; zie hoofdstuk 7 The Internet De belangrijkste toepassingsmogelijkheden van het internet zijn: E-mail Informatie zoeken Online-services Informatiestroom en produktontwikkeling versnellen De belangrijkste problemen van het internet zijn: Toegang tot een computer en telefoonlijn is vereist Veiligheid kan niet altijd gewaarborgd worden Computervirussen kunnen makkelijk verspreid worden Opstopping (congestion) door te volle sites, te weinig geheugen Onderzoek op internet-gebied zou zich moeten richten op het volgende: De kwaliteit van informatie op de site De mate van informatie under- of overload Is er sprake van effectieve veilighiedsmaatregelen? Gebruikersaantallen De timeliness van de informatie opde site; dwz verandert de site snel is de informatie up-to-date etc Telephone Communications De telefoon is niet meer weg te denken uit onze maatschappij, helemaal niet meer nu de mobiele telefonie sterk toeneemt. Een nadeel hiervan is dat het moeilijk is om te ontsnappen aan werkzaamheden. Daar komt bij dat het werk nu ook veel beter gecontroleerd kan worden en er hogere eisen worden gesteld. Kenmerken van communicatie via de telefoon: Interacties zijn korter en meer to-the-point Het ontwikkelen van een relatie is moeilijker Doordat bij e-mail en telefoon de andere persoon niet fysiek aanwezig is, is de kans op agressie en onbeleefdheid groter. Bijvoorbeeld stemvolume omhoog, onderbrekingen etc. Public dislikes Zaken waaraan het publiek zich kan ergeren bij telefonische communicatie zijn: Laat antwoorden Voice-mail Auditing telephone communications Organisaties moeten doelen stellen hoe een telefoontjes afgehandeld moeten worden. Deze doelen moeten zowel in de drukste als in de rustigste periode gehaald kunnen worden. Onderzocht kan worden hoe lang het duurt voordat de telefoon wordt opgenomen, hoe lang een telefoontje duurt, wat het de organisatie kost etc. Dit alles kan gebeuren via de methodes die reeds genoemd zijn bij email onderzoek Hoofdstuk 9 Crafting the audit report Inleiding Wanneer de audit is geïmplementeerd in de organisatie, de data verzameld en geanalyseerd, dan moeten de resultaten gepresenteerd worden in de vorm van een rapport. Dit is de laatste fase in het audit-traject. Het rapport moet wel goed zijn, want ook in deze laatste fase kan er nog van alles fout gaan. De aanbevelingen moeten duidelijk zijn, niet te veeleisend. Structuring an audit report Bowman en Branchaw beschrijven een rapport als een “georganiseerde presentatie van informatie aan een specifiek publiek met als doel de organisatie een doel helpen te bereiken”. Effectieve rapporten kunnen gezien worden als een leidraad aan de hand waarvan actie ondernomen kan worden. Over de eigenschappen van effectieve rapporten is men het over het algemeen eens, namelijk: Tijdelijkheid: het rapport moet uitkomen voordat het gepast is, en moet de meest actuele informatie bevatten die op dat moment over het communicatieprobleem beschikbaar is. Het rapport moet de lezers op de uitdagingen van de toekomst voorbereiden. Goed geschreven: het rapport moet duidelijk, beknopt en interessant zijn. Geen spellingfouten en inhoudelijke fouten, want daarmee wordt de geloofwaardigheid van het rapport aangetast. Goed georganiseerd: het rapport moet selectief gelezen kunnen worden, vanwege de meerdere lezerspublieken die het rapport onder ogen krijgen. Daarom moet het rapport een uitgebreide samenvatting hebben (wat een hele moeilijke taak is). Aantrekkelijk: op het rapport moet duidelijk aangegeven staan waar het over gaat, het moet in goede staat aankomen aan moet uitgerust zijn met een aantrekkelijke lay-out en lettertype. Vaak kunnen beter plaatjes gebruikt worden in plaats ingewikkelde tabellen en deze figuren verhogen meteen weer de aantrekkelijkheid van het rapport. Kosteneffectief: de aanbevelingen in het rapport moeten ontworpen zijn om echte problemen op te lossen. Daarom kunnen het er nooit veel zijn. De aanbevelingen moet duidelijk uitgelegd worden, geïmplementeerd kunnen worden en kosteneffectief zijn. Een rapport begint voor het begin: nog voordat de audit geïmplementeerd wordt, moet er al rekening worden gehouden met hoe het eindrapport er uit komt te zien. De standaardindeling van een rapport ziet er over het algemeen zo uit: Titelpagina 4. Methode Inhoudsopgave 5. Bevindingen/ conclusies 1. Bedanken/ voorwoord 6. Aanbevelingen 2. Uitgebreide samenvatting Bijlagen 3. inleiding Referenties 1. Het voorwoord is ervoor bedoeld om belangrijke tussenpersonen uit de organisatie te identificeren die bij de audit hebben geholpen. Hierdoor worden organisatieleden meer bij het auditproces betrokken en zullen de auditors een goede reputatie krijgen. Wanneer organisatieleden bij het auditproces worden betrokken is de kans ook groter dat de organisatieleden de aanbevelingen serieus nemen en er zich aan houden. De auditoren worden dan geloofwaardiger bevonden, en zijn dus peruasiever dan wanneer ze de organisatieleden niet in de audit betrekken. Eén van de belangrijkste oorzaken voor geloofwaardigheid in een organisatie is macht. Er zijn drie soorten macht: Gelegitimeerde macht: die heeft de top van de organisatie door middel van hiërarchie Gedwongen macht: aangezien de top sancties mag geven denkt de rest van het bedrijf dat de top daarmee haar wil kan doordrijven Deskundige macht: de top wordt deskundig geacht en kan daarmee direct mensen overhalen 2. De samenvatting moet de belangrijkste bevindingen en de aanbevelingen bevatten. De samenvatting moet goed zijn, omdat dit vaak het enige deel van het rapport is dat de mensen lezen. De samenvatting moet een leidraad zijn voor de rest van het rapport; wanneer men iets interessants leest in de samenvatting moet dat zo op te zoeken zijn in de rest van het rapport. 3. In de inleiding moet staan we opdracht heet gegeven tot de audit, wie verantwoordelijk is geweest en het doel van het rapport. Ook moet in de inleiding de structuur van het rapport toegelicht worden. 4. Het methode-deel bevat op gedetailleerde wijze alle stappen die ondernomen zijn om de audit-data te verzamelen, zoals de technieken die zijn gebruikt, aantal proefpersonen e.d. 5. de bevindingen en conclusies geven exact weer wat er is ontdekt tijdens de audit. Ook wordt de belangrijkheid van de bevindingen geanalyseerd. Wat betekent een tevredenheidspercentage van 80% nu precies voor de rest van de organisatie? 6. In het aanbevelingendeel worden de gevonden data aan te ondernemen stappen gelinkt. Aanbevelingen moeten eenvoudig af te leiden zijn uit de resultaten. De voordelen van het implementeren van de aanbevelingen in de organisatie moeten door dit hoofdstuk volkomen duidelijk worden. De nadruk moet op huidige communicatieproblemen liggen, en niet op de toekomst. Er bestaan geen regels over hoeveel aanbevelingen een rapport zou moeten bevatten. Het moeten er in elk geval niet teveel zijn, wil je als auditor serieus genomen worden. Teveel aanbevelingen veroorzaken onzekerheid in de organisatie met betrekking tot het nut van de audit. Wanneer er teveel aanbevelingen zijn is het niet duidelijk waar nu precies begonnen moet worden met aanpakken van de problemen. Ook moeten de aanbevelingen simpel zijn, zodat mensen ze makkelijk kunnen onthouden en er naar kunnen handelen. Ongeveer tien aanbevelingen is vaak genoeg. Aanbevelingen kunnen het beste voortbouwen op positief gedrag dat momenteel aanwezig is in de organisatie, in plaats van met hele nieuwe waarden en normen te komen. Dé belangrijkste vraag die in de aanbevelingen beantwoord moet worden is: wat kan de organisatie doen, anders dan wat ze nu al doet, en waarin verschilt de nieuwe aanpak van de huidige zodat de problemen wel opgelost kunnen worden? Dit gebeurt aan de hand van de indirecte beantwoording van vragen als: waarom deden we het eerst verkeerd, wat zal hetzelfde blijven en hoe ziet de organisatie er over een jaar uit? 7. De bijlagen moeten ondersteunend materiaal bevatten, zoals bijvoorbeeld de vragenlijsten en observatieschemas. Kortom, materiaal dat van belang is voor sommige lezers maar weinig toevoegt aan de inhoud van het eigenlijke rapport. 8. de referenties staan in een lijst. Deze lijst bevat de belangrijkste bronnen die in de tekst worden geciteerd. Referenties zijn het bewijs dat de inhoud van het rapport op onderzoek en ervaring is gebaseerd en dat er dus geen onzin staat. Dat komt ook ten goede aan de geloofwaardigheid van het rapport. The significance of statistics Roberts-Gray adviseert dat rapporten statistische informatie beter simpel kunnen presenteren. Rapporten worden beter beoordeeld, naarmate ze minder statistiek bevatten. De mens plaatst meer vertrouwen in verhalen en individuele ervaringen, want die zijn makkelijker te reconstrueren en men kan zich er makkelijker bij inleven dan in statistische gemiddelden. Statistieken vereisen nauwkeurige interpretatie, want: Statistieken kunnen gebruikt worden om bewijs te leveren, de meest effectieve overreders combineren de statistiek met een verhaaltje. Ze kunnen verwarrend zijn. Wanneer gebruik wordt gemaakt van een getal om iets aan te duiden, moet er duidelijk bij aangegeven worden wat het nu precies betekent. Het rapport moet geen misverstanden veroorzaken. In het rapport moet daarom aandacht aan o.a. de volgende zaken worden besteed: Vergelijking met scores op vorige audits Zijn er subgroupen in de organisatie, en zoja, op welke groep heeft de score betrekking? Wees voorzichtig met het rapporteren van significante verschillen Breaking bad news Een rapport van een communicatie-audit moet een eerlijk en nauwkeurig verslag zijn van het communicatieklimaat dat in de betreffende organisatie is geanalyseerd. Het is moeilijk voor de auditor om de slechte kanten van het klimaat aan de managers duidelijk te maken. Het rapport moet daarom niet alleen over de slechte kanten van de communicatie in de organisatie handelen, maar ook over de goede, De organisatieleden moeten het idee krijgen dat er reeds elementen aanwezig zijn waar ze op kunnen bouwen. Bij alleen negatieve feedback kunnen lezers last krijgen van het “learned helplessness” syndroom, waardoor ze de hele inhoud van het rapport verwerpen. Hoe kan zoiets nu worden voorkomen? 1. Als positieve en negatieve feedback tegelijk gecommuniceerd moeten worden, dan is de ontvanger eerder geneigd het te geloven wanneer de boodschap begint met het positieve commentaar. 2. Geef aan hoe de resultaten vergeleken kunnen worden met gelijksoortig gehouden surveys in andere organisaties., en leg uit hoe de aanbevelingen verbeteringen kunnen impliceren op dit tijdstip in de geschiedenis van de organisatie. 3. Het rapport moet in een niet-opwindende en neutrale stijl geschreven worden. Er moeten niet teveel namen genoemd worden, want dat kan leiden tot grote ergernissen en vergeldingen. 4. Kritische feedback moet zoveel mogelijk oordeelloos gegeven worden. Je moet niet zeggen wat er niet is in de organisatie, maar wat er zou moeten zijn. 5. Managers weten niet wat ze moeten doen als het rapport voor een groot deel uit slecht nieuws bestaat. Moeten ze het verspreiden of stil houden? Ook dit moet in het rapport aan bod komen: hoe de inhoud te verspreiden. Het beste kunnen bijvoorbeeld (feedback)werknemersbijeenkomsten georganiseerd worden, waarin aan hen het rapport toegelicht wordt. Influencing and persuading to effect change Het uiteindelijke doel van een audit rapport is, zoals gezegd, de organisatie overhalen de aanbevelingen te implementeren. Dit alles moet plaatsvinden via een persuasief proces. Overtuiging wordt gedefinieerd als een proces van het leiden van mensen tot het aannemen van een bepaald gedrag, geloof of attitude door de overreder via redenatie of beroepen op de emotie. Volgens Wells en Spinks bevatten persuasieve boodschappen de volgende elementen: Aandacht trekken Psychologische behoeften opwekken Persuasieve informatie presenteren over hoe de ontvanger deze psychologische behoeften moet vervullen Bewijs leveren om de eisen te ondersteunen Aandringen op actie Er zijn een aantal elementen van overtuiging die deze doelen kunnen helpen bereiken: Threat/ fear: om te overtuigen wordt gebruik gemaakt van angstopwekkende boodschappen het de dreiging van negatieve effecten wanneer een aanbeveling niet wordt opgevolgd. Het succes van deze strategie is van drie zaken afhankelijk: de strengheid en grootte van de negatieve uitkomst, de waarschijnlijkheid van het optreden van de negatieve effecten en de effectiviteit van de aanbeveling om het negatieve effect te vermijden. Logical argument: vaak kan met redenatie en logica ook al heel wat bereikt worden in een persuasief proces. Kenmerken van argumenten en manier waarop zij naar voren komen kunnen de persuasieve kracht van een rapport verhogen: De boodschap moet volledig te begrijpen zijn Het rapport moet gedeeld worden met een paar sleutelpersonen in de organisatie voordat het officieel gedrukt wordt, daardoor kunnen onnodige fouten er nog uitgehaald worden De belangrijkste aspecten van de argumenten moeten benadrukt worden. De belangrijkste resultaten moeten daarom een paar keer herhaald worden. De boodschap moet tweezijdig zijn; d.w.z. zowel de negatieve als de positieve gevolgen van de aanbevelingen moeten aan bod komen. Er moeten levendige voorbeelden gebruikt worden in het rapport De conclusies moeten duidelijk zijn. De lezer mag niet twijfelen over de aard van de resultaten Delivering the report orally Naat een schriftelijke versie, wordt de inhoud van het rapport meestal ook nog mondeling overgebracht op het management van de organisatie. Dit is het meest uitdagende moment van het hele auditproces, omdat managers soms alleen nog maar een klein deel van het rapport hebben gelezen. Hoe een boodschap wordt overgebracht is erg cruciaal in het bepalen van de invloed van de boodschap. Vertrouwen, duidelijkheid en een focus op de belangrijkste zaken is van essentieel belang. Het audit team moet deze presentatie goed oefenen! Conclusion Dit hoofdstuk heeft laten zien welke maatregelen er zijn om te voorkomen dat een audit rapport regelrecht in de vuilnisbak wordt gegooid, zonder dat het gelezen is. Een van de belangrijkste zaken is om het management bij het proces te betrekken. Vier dingen waaraan absoluut aandacht moet worden besteed: 1. Het produceren van nauwkeurige data 2. Een balans bereiken tussen positieve en negatieve resultaten 3. Aanbevelingen geven die betrekking hebben op echte problemen, en die tweezijdig zijn 4. De organisatie overhalen van de voordelen van het implementeren van de aanbevelingen. Reader Het eerste artikel wat niet in de reader staat! Reader-Focused Text Evaluation: An Overview of Goals and Methods Menno de Jong & PeterJan Schellens Formative evaluation can be useful for all kinds of functional texts. Three types of evaluation methods: 1. text focused (evaluation by the writer) 2. expert focused 3. reader focused (readers from the target audience) Evaluation topics The following conditions are useful for differentiating between the focuses of various evaluation methods: Selection (the main issue is whether the readers can easily locate the parts of the document that are relevant to their situation) Comprehension (minor comprehension problems can be harmful because they may affect readers’ overall appreciation Application (readers must also be able to apply the above in a productive way) Acceptance (the readers must find statements in the text as acceptable as possible) Appreciation (the way the information must be appreciated by the readers) Relevance and completeness (the text must contain the right information for its intended readers) Not all conditions are equally important for all kinds of documents. Evaluation functions We distinguish three main functions: 1. verifying the quality of a document: this has two drawbacks - to decide on the quality of a document, one must have a set of quality standards to compare the results with. - Implementation problems may arise in the case of negative findings, primary aim is to give a general indication of whether anything is wrong with the text. 2. troubleshooting and improving a document: is aimed at locating and diagnosing the problems that readers have with the text. Much of the complexity involved in troubleshooting evaluations arises in the revision phase that follows data collection. 3. facilitating a choice between alternatives: is aimed at identifying the pros and cons of alternative forms of presentation. An overview of pretest methods Method Topic Function selection Portfolio Verification/ method troubleshoot ing Target-Plan method Reading Behavior Registration selection selection Procedure Participants are exposed to text in combination with other texts. After a short break they’re asked what they have seen. Verification/ 3 phases: troubleshoot - the front page of a text is shown ing for a very short time, then ask about first impression - Participants can browse through the text 1 or 2 min, then ask about gathered information - They have to read the entire document, then ask about the relevance of the information and text features. Verification/ troubleshooting Participants are given a text and are asked to read whatever they want and their reading behavior is registered. Cloze test Comprehension Verification Comprehension test comprehension Verification/ troubleshooting Performance test application Verification User protocols application Verification/ troubleshooting Text evaluation questionnaire All methods esp. Acceptance Verification/ troubleshooting Attitude questionnaire Acceptance Verification Motivated choice technique Plus-minus method Appreciation Choice supporting Nonspecific Troubleshooting Signaled stopping technique Nonspecific Troubleshooting Reader protocols Nonspecific Troubleshooting Every fifth word in a text has been deleted and participants have to fill in the word. In this manner the comprehension can be measured. Participants have to read a text and get questions about it. Participants are given a document along with a set of tasks to perform. The experimenter records their results and the time taken. Participants are asked to read aloud and constantly verbalize their thoughts. Participants discuss their reading experiences in groups of four to six people. Participants receive a questionnaire about their beliefs, attitudes and behavioral intentions. This technique is used when more versions of a text are available. Participants are asked to indicate the text elements to which they react positively or negatively by writing pluses or minuses. Participants are asked to read the text and to put a slash (/) in it every time the flow of their reading is disrupted, and are also asked to use a code to indicate the cause of each disruption. Participants are asked to read aloud and to think aloud when the text gives rise to comments. Towards a Document Evaluation Methodology What does research tell us about the validity of evaluation methods? Menno de Jong & Peter Jan Schellens This article is an overview of the available research on troubleshooting evaluation methods. Usability evaluation research can be a fruitful way of monitoring, improving and maybe even guaranteeing the user-friendliness and effectiveness of documents. Research questions about document evaluation - Method validity: Which evaluation method can best be used to collect feedback on documents? - Sample composition: Which participants can best be recruited to collect feedback on documents? - Sample reliability: What is the optimum sample size for an evaluation? - Implementation and revision: How can the results of an evaluation be translated into effective revisions? Validity of evaluation methods The main concern is, whether a method really measures what it is intended to measure. The goal of validation research is to provide objective and empirical evidence. The validity of evaluation methods can be investigated in several ways. We distinguish between 2 main types of validation research: - Predictive validity - Congruent validity Predictive validity Do methods predict correctly the problems readers have? Revision based studies This research design is used to investigate the predictive validity of evaluation methods uses revision as an intermediate step. Over the years, many revisionbased studies have been carried out, leading to the general conclusion that evaluation studies are worthwhile. There are 6 types of methods: Type of method Text focused methods (bv checklists) Expert- judgment-focused methods (bv checklists) No effect 1 1 Mixed effect Effect 1 1 2 1 1 1 1 3 Reader-focused methods using task outcome (comprehension tests) Reader-focused methods using behavioral observation (think- aloud user protocols) Reader-focused methods using verbal self-reports (plus-minus method) Reader-focused methods using a combination of task outcome, observation and self-reports (One-to-one evaluation) De cijfers stellen het aantal uitgevoerde onderzoeken voor en welke effecten daarbij gevonden zijn. Problem-assessment studies A second way to investigate the predictive validity of evaluation methods is by collecting additional data regarding the severity of the problems detected. The severity of reader problems can be determined by assessing their ‘likelihood’ and their ‘impact’. The severity can be determined in two ways: - check the occurrence of all problems detected - have experts judge the severity of the problems detected. Error-detection studies A third way of investigating the predictive validity is to make use of the ‘errordetection’ paradigm. Four error-detection studies can be found focusing on the validity of evaluation studies: 2 variations of the plus-minus-method, a questionnaire (containing 5 types of problems: loaded questions, double questions, ambiguous questions, inappropriate vocabulary and missing response alternatives) and a personal (face-to-face)/ impersonal (written) evaluation method. Conclusion Troubleshooting evaluation is worthwhile, however, little is known yet about the predictive validity of particular evaluation methods. Revision-based studies can be used to obtain an overall impression of the possible benefits of evaluating documents using a certain method. Problemassessment studies may be useful to differentiate between important and unimportant problems. Error-detection studies may be a useful complement because it departs from a set of problems that an evaluation method should have brought to light. Congruent validity This method focuses on similarities and differences in the evaluation results. Three aspects may be involved in the comparison of methods: - the number of problems detected the attention paid to various types of problems the degree of overlap in the problems detected. Ideally, research into the congruent validity of methods pays attention to all three of aspects of comparison, but this is seldom the case. In several studies variations on the following typology of problems were used. - Comprehension - relevance - Acceptance - completeness - Appreciation - graphic design - Structure - correctness Expert vs reader feedback Rothkopf found a negative correlation between the observed effectiveness of an educational program and the predictions by experts. Three other studies established that experts were not able to predict more than 15 percent of the reader problems detected in ‘plus-minus’ evaluation. Others found that experts could 50% to 72% of the reader problems. Professional writes are more likely to put forward new problems than intermediaties. (Lentz & Pander Maat) found that experts working with their ‘functional evaluation checklist’ predicted all the problems in a brochure that were detected in a smallscale evaluation using the plus-minus method. Observational data vs self reports Observational data are supposed to be superior when it comes to identifying usability problems. Self-reporting participants may not realize that they have a comprehension problem, but they may be expected to give feedback on a broader range of characteristics. Henderson et al compared think-aloud protocols to logged data, questionnaire data and interview data. The think aloud method revealed more problems than the logged data and the questionnaire, but there was no significant difference with the interview data. Another study, by Sienot confirmed that self-reporting evaluation methods reveal a broader range of problems than methods based on a behavioral observation. For websites he proved, that the plus-minus method revealed more problems than the think-aloud protocols. Individual vs group data collection There were no differences regarding the number of problems detected per participants, however there were differences regarding the types of problems detected. They used the plus-minus method (De Jong & Schellens). Conclusion The method of evaluation makes a difference for the feedback collected about a document. Sample composition The validity question depends on the type of data but also the characteristics of the participants involved. Conclusion The few studies available suggest that the types of participants recruited may indeed affect the evaluation results. Very little can be said about the exact ways in which participants background characteristics may influence the results. In the case of self- reporting methods, several intermediate factors may complicate the relationship between target readers and participants: *metacognitive skills *evaluation standards *metalinguistic skills These three factors may be closely related to the educational level of participants. Highly educated participants may provide more exhaustive and rich feedback on documents, from which the readers with a lower level of education may also benefit. Sample reliability So far: both method and sample composition may affect the usefulness of the feedback collected. Other than in quantitative research, there are no clear-cut statistical procedures to check the reliability of the evaluation data collected. Conclusion Very little is known yet about the required sample size in document evaluation. It seems plausible that a sample size must be larger for self-reporting evaluation methods than for behavioral observation methods. Special caution is necessary with regard to expert evaluation. From de Jong and Lentz’s studies, the conclusion must be drawn that experts simply do not agree regarding the problems they detect in a document. A single expert review cannot be considered a reliable evaluation approach: a review by ten or more experts, on the other hand, can easily result in an unmanageable set of problems. Implementation and revision Very few studies have paid attention to the equally important problem of interpreting evaluation results and translating them into effective revisions. Differences between revisers Evaluation results may depend on differences between individual revisers. Use of evaluation results Weston et al asked four instructional designers to revise a unit using varying kinds of input. Revisers 1 to 3 based 62 to 78 percent of their revisions on their own experiences and judgments. When using evaluation results the experts in this study seemed to be more inclined to use reader than expert feedback. 80 percent of the revisions were based on the revisers’ own insights, rather than on the evaluation data. In the remaining 20 percent, a significant preference for evaluation data was found: 1) learner comments and target population expert data, 2) subject-matter expert data and 3) test scores. Identifying reader problems Authors seem to suggest that the identification of reader problems follows automatically from the data collected. In practice, this is not true. Only one study investigated the identification of reader problems. Bolton developed a way of automatically coding think-aloud protocols for the occurrence of reader problems. Human coders have the advantage that they may include the adequacy of answers in their observations. On the other hand, automatic coding may lead to the identification of problems that human coders fail to detect. Judging the severity of problems It is important that experts can reliably distinguish the ‘real’ reader problems from the non-problems. To please the researcher, participants may be inclined to mention problems they do not really experience as such. A dysfunctional factor was the participants’ inability to imagine the consequences of a problem: when participants had difficulty imagining a problem’s consequences, they gave it a higher severity rating. The experts appeared to have trouble restricting their ratings to the likelihood and impact of problems, and often judged by exploring the benefits of alternative formulations. Selecting revision strategies Schellens & de Jong asked five professional writers to revise brochure fragments containing 18 reader problems concerning the acceptability of factual information. The experts were askerd to judge the quality of all revisions. A relationship was found, both in the revision strategies chosen and in the ratings of revisions, between types of problems and types of revisions. Conclusion The results of a troubleshooting evaluation will only be worthwhile if they can be used effectively during the phase of revision. The activities of identifying and judging problems put forward by experts or reaers may require the development of new professional skills. N. Ummelen (2000). Studying the Process of Information Selection in Manuals. (uit begin reader) Introductie Het artikel gaat over gebruiksaanwijzingen en wijst erop dat schrijvers van gebruiksaanwijzingen weinig goed onderzoek hebben om hun gebruiksaanwijzingen op te baseren. Het meeste onderzoek is kwalitatief en daardoor veel minder precies dan het kwantitatieve onderzoek dat gedaan is om het koopgedrag van mensen te analyseren. Het probleem met de eerdere onderzoeken is de dataregistratie. Het is heel moeilijk om precies te bepalen wat lezers lezen en selecteren, simpelweg omdat je niet over iemands schouder kunt meelezen. Het doel van het artikel is het geven van een overzicht van de tot nu bekende onderzoeksinstrumenten (4) waarmee de informatieselectie in gebruiksaanwijzingen wordt beschreven. Het geeft van elk instrument de vooren nadelen en of het voldoet aan de gestelde eisen. Eisen waar de instrumenten aan moeten voldoen In feite zijn er drie eisen: Het instrument moet meten wat men wil weten en moet de relevante dat goed registreren. ( betrouwbaarheid en construct validiteit) De onderzoekssituatie moet de werkelijkheid ze dicht mogelijk benaderen ( ecologische validiteit) Het instrument moet simpel zijn in gebruik en met weinig moeite veel data kunnen verzamelen in weinig tijd. (feasibility) De ecologische validiteit is van groot belang omdat de onderzoeksopzet het natuurlijke gedrag van de proefpersonen heel snel kan verstoren. Het is dus van groot belang, maar de auteur geeft aan dat het wel afhangt van de vraagstelling. De laatste eis is vooral praktisch. Technieken 1. Recording sentence reading times Komt oorspronkelijk uit vroege psycholinguïstische studies naar tekst en zinsbegrip. Het instrument werd dan gebruikt om te meten welk soort zinnen meer tijd kosten om te lezen in samenhang met de structuur van een verhaal. De basis onderzoeksopzet is een scherm met een woord of zin, mensen moeten dat lezen en pas als ze aangeven dat ze begrepen hebben wat er stond drukken ze op een knop en komt het volgende woord op het scherm. De tijd die het kost om zo’n woord of zin te lezen wordt gemeten. De techniek is ook gebruikt om de begrijpelijkheid van instructies te testen (Wright & Wilcox 1978). Proefpersonen werden voor een scherm gezet en kregen een opdracht (bv teken een rondje boven een vierkant). De proefpersonen moesten een knop indrukken om de instructie te zien te krijgen, daarna als ze het gelezen hadden, voordat ze begonnen met de uitvoering en nadat ze klaar waren met de uitvoering. De manier waarop die zinnen werden gepresenteerd werd gevarieerd. De onderzoekers maten drie tijden. Ten eerste de leestijd (tijd die nodig is om de instructie te lezen), ten tweede de denktijd (de tijd tussen het afsluiten van het lezen en het begin van het uitvoeren van de opdracht) en als laatste de performance tijd (de tijd die nodig is om de opdracht uit te voeren). Herhaling van de zinsvorm verkortte de leestijd, herhaling van het voorzetsel verkortte de denktijd. De conclusie is dat het onderscheid tussen lees-, denk- en uitvoeringstijd klopt en betekenisvol is. Uit een ander onderzoek dat ongeveer dezelfde opzet heeft concludeert Dixon (1988) dat bij eenvoudige taken de zinsvorm er niet toe doet, terwijl bij complexe taken een expliciete actie aan het begin van de instructie beter werkt. Dit instrument is voornamelijk gebruikt om te kijken hoe mensen een mentaal plan maken voor de uitvoering van een instructie en dus niet voor selectie van teksten. Voldoet deze methode aan de eisen? Ja: voor betrouwbaarheid, construct validiteit en feasibility. Nee; voor ecologische validiteit omdat proefpersonen niet zelf een informatieselectie kunnen maken en dat sluit niet goed aan bij de werkelijkheid 2. Oogbeweging registratie Traditioneel wordt dit onderzoek uitgevoerd door het hoofd van een proefpersoon te fixeren. Door met licht in de ogen te schijnen kan de reflectie van het hoornvlies worden gevolgd en daarmee kan tot op de letter nauwkeurig worden bepaald wat de lezer leest. Met deze methode van microoogbeweging zijn vooral onderzoeken gedaan naar het begrip van woorden en zinnen. De methode is minder geschikt voor onderzoek naar selectie van informatie vooral omdat de ecologische validiteit laag is, de onderzoeksomgeving lijkt niet goed om de normale situatie (het hoofd zit vast, het document is anders, men kan niet kijken naar het apparaat waar de instructie voor bedoeld is enz). Bovendien is het erg kostbaar en specialistisch werk. Moderner is het macro-oogbewegingsonderzoek (schumacher en waller 1985). Er zijn drie manieren om dit soort onderzoek uit te voeren. Met een licht pen recorder. In een vrij donkere kamer zit een proefpersoon. Hij kan een klein lampje met een joy-stick over de tekst laten bewegen zodat het lampje aangeeft wat de proefpersoon leest. De joy-stick is gekoppeld aan een computer die de resultaten opslaat. Videotaping stand. Het document wordt op een platform geplaatst met daarboven een glasplaat die spiegelt, maar waar je ook doorheen kunt kijken. Een camera filmt over de schouders van de proefpersoon en ziet dus de tekst en de weerspiegeling van de ogen van de proefpersoon. Pen over grid. Het document wordt op een raster geplaatst, de lezer beweegt met een speciale pen over de tekst geeft zo aan wat er wordt gelezen. Deze technieken worden gebruikt om leesstrategieën en leespatronen te onderzoeken. Voor het onderzoek naar het selecteren van informatie zijn de technieken wel meer geschikt, maar ze zijn niet perfect. De ecologische validiteit is nog steeds niet goed (denk aan de donkere kamer of aan het aanwijzen wat je leest) en ook is het niet praktisch. Geheel nieuw is de onderzoeksmethode waarbij de oogbewegingen worden geregistreerd door de computer dmv infrarood licht. Deze methoden zijn nog niet gebruikt voor het onderzoek naar gebruiksaanwijzingen. Techniek 3: Hard-op-denk methode Deze techniek houdt in dat proefpersonen proberen om problemen op te lossen of een document (stuk tekst) te gebruiken, terwijl ze alles wat ze denken tijdens dit proces, ook onder woorden brengen. Bovendien kan de proefpersonen gevraagd worden om de delen die ze gebruiken uit het document, hardop voor te lezen. Eventueel kan de onderzoeker de proefpersonen aansporen hardop te blijven denken of lezen, in het geval de proefpersoon dit vergeet. Alle uitingen van de proefpersoon worden opgenomen of uitgetypt in een protocol. Ten slotte worden de protocollen geanalyseerd om antwoord te krijgen op de onderzoeksvraag. De hard-op-denk methode is een algemeen bekend instrument en is al in veel onderzoeken gebruikt. Vb. Holland & Redish hebben verschillende strategieën die mensen gebruiken om formulieren in te vullen, afgeleid uit de hard-op-denk protocollen. Neutelings & Pander Maat onderzochten en beschreven het proces van lezen en beoordelen van beleidsdocumenten door Nederlandse wetgevers met behulp van de hard-op-denk techniek. Onderzoek naar het ontwerpen en gebruiken van handleidingen, is vaak gebaseerd op de analyse van verbale protocollen. Op basis van de protocollen, worden de strategieën en de wegen die gebruikers volgen om verschillende vragen te beantwoorden, beschreven. Dan komen er vrij veel voorbeelden waarbij de hard-op-denk methode is gebruikt (pag. 124, tweede kolom). Kun je even lezen, maar is denk ik niet heel belangrijk. Het gaat er uiteindelijk om dat je kunt zien door middel van die voorbeelden dat de hard-op-denk methode hoofdzakelijk gebruikt is voor verkenning en voor beschrijvende onderzoekstaken, zoals het beschrijven van probleemtypen en lees- of schrijfprocessen. De hard-op-denk methode maakt het mogelijk om een nauwkeurige beschrijving te verkrijgen van wat mensen selecteren uit een handleiding, hoe ze van het ene deel naar het andere switchen (leespatronen) en waarom ze dat doen (motiverende aspecten). De constructvaliditeit voor tijdmetingen is twijfelachtig, omdat de leestijd omhoog kan gaan doordat de proefpersonen alles hardop moeten lezen en hun gedachten ook onder woorden moeten brengen. De ecologische validiteit van de hard-op-denk methode is ook bediscussieerd omdat de methode het probleemoplossingproces of het leesproces zou kunnen beïnvloeden, omdat bijv. Hard-op-denken een kunstmatig gedrag is of omdat de last op het werkgeheugen van de proefpersoon te groot zou kunnen worden. Echter, Ericsson laat zien dat absolute leestijden langer zouden kunnen zijn (door de hard-op-denk methode), maar dat een effect van hard-op-denken op de hoofdtaak, niet kan worden bewezen (ecologische validiteit hoog). Ericsson & Simon concluderen dat het van belang is om de hard-op-denk methode voorzichtig te gebruiken en dat het gebruik van andere methoden naast de hard-op-denk methode (zoals eerder beschreven in deze samenvatting) zeer nuttig kan zijn. Een groot voordeel van de methode is de ecologische validiteit: Proefpersonen hebben de vrijheid om hun strategie te kiezen en die delen uit een tekst te selecteren waarvan ze denken dat deze nuttig zijn. Ze kunnen doen wat ze normaal zouden doen. Een groot nadeel van de methode is de haalbaarheid. Het is een erg omslachtige techniek, vooral voor grote aantallen proefpersonen. Het intypen in protocollen en analyseren van alle uitingen van de proefpersonen is enorm veel werk en kost heel veel tijd. Techniek 4: Klik & lees methode Deze methode is ontwikkeld in 1994, voor een serie van experimenten waarbij het selectiegedrag bij softwarehandleidingen werd bestudeerd. Bij een klik & lees experiment wordt een kopie van een afgedrukte handleiding op het computer beeldscherm getoond. Het beeld van de handleiding is een kopie van een boek: de lezer ziet twee genummerde pagina’s op hetzelfde moment. De pagina’s kunnen worden omgeslagen door te klikken op de knoppen links- en rechts onderaan iedere pagina. De proefpersonen kunnen vanaf iedere pagina ook direct naar de inhoudspagina gaan, door te klikken op content. Vanaf de inhoudsopgave kunnen ze direct naar iedere pagina van de handleiding gaan (door te klikken). De hoofdvraag van het onderzoek is nu hoeveel procedurele en hoeveel verklarende informatie de proefpersoon selecteert, en hoeveel tijd hij besteed aan de verschillende informatie typen. Iedere pagina van de handleiding bevatte twee blokken met informatie: procedurele en verklarende. Deze informatieblokken waren niet direct te lezen (alleen de koppen waren te lezen), maar moesten aangeklikt worden. Wanneer een blok werd aangeklikt, lichtte die op, de andere informatie bleef onleesbaar. Wanneer een ander blok werd aangeklikt, werd het eerste weer onleesbaar. Door middel van deze methode, kan iedere klik worden geteld en onder andere de tijd die een proefpersoon gebruikt om een bepaald blok informatie te lezen of gebruiken. Samenvattend: het selectiegedrag van de proefpersoon of gebruiker wordt gemeten. Uit onderzoeken is gebleken dat gebruikers veel vaker procedurele informatie selecteerden dan verklarende informatie. Het is niet zo dat ze in het geheel geen acht sloegen op verklarende informatie. Verder bleek het zo te zijn dat procedurele informatie langer werd gebruikt dan verklarende informatie. Hoe zit het nu met de constructvaliditeit, ecologische validiteit en de uitvoerbaarheid van de klik & lees methode? De klik & lees methode geeft exacte en betrouwbare kwantitatieve data over informatieselectie en informatiegebruikstijd. Twee factoren die de resultaten zou kunnen beïnvloeden, zijn: de wazige tekstblokken, welke aangeklikt moesten worden om duidelijk te worden, zouden proefpersonen kunnen afleiden of juist extra aandacht naar zich toe trekken. Ten tweede, is het lezen van een handleiding op een beeldscherm niet een gangbare manier. Het belang van deze twee kenmerken werd onderzocht, door de respondenten te observeren en na het experiment een aantal vragen te stellen. Het eerste kenmerk werd door de gebruikers niet als een last gezien, ze hadden alles gelezen wat ze wilden lezen en zich niet gestoord aan de vage tekstblokken, of het moeten klikken op een tekstblok voor je het kon lezen. Alhoewel de meeste van de proefpersonen het lezen van een beeldscherm vermoeiender vonden dan het lezen uit een echte handleiding, werd dit effect niet bevestigd in het onderzoek. De klik & lees methode is een haalbare techniek, alhoewel het wel wat voorbereidingstijd, een moderne computer en wat basis objectgeoriënteerde programmeervaardigheden vereist. Maar, als alle voorbereidingen goed zijn gedaan, is alle data meteen na het onderzoek beschikbaar en kan de dataanalyse meteen beginnen. Overzicht van instrumenten en voorwaarden Tabel 1 (pag. 129) laat zien in welke mate de vier instrumenten voldoen aan de voorwaarden voor betrouwbaarheid, constructvaliditeit, ecologische validiteit en uitvoerbaarheid. Moet je even bekijken. Conclusies Het overzicht laat zien dat de meeste methoden, op misschien het meten van ‘sentence reading times’ en ‘micro eye movement’ na, zeer nuttig kunnen zijn bij het bestuderen van informatieselectie in ‘lezen om te doen’ materiaal. Iedere methode heeft zijn eigen kwaliteiten en eigen onderwerpen waarbij de methode het best toegepast kan worden. Toch blijven er veel onzekerheden: Vb. We weten niet zeker of de hardop-denk methode het informatieselectieproces beïnvloedt of niet en of tijdmetingen moeten worden gedaan en onder welke omstandigheden. Er worden nog een aantal voorbeelden gegeven. Je kunt ze even door lezen om het verhaal beter te kunnen begrijpen (pag. 128, tweede kolom). Een stap vooruit, zou het combineren van de verschillende methoden zijn, zodat heel veel data gevonden wordt. Zo kan de onderzoeker zowel kwantitatieve als kwalitatieve aspecten van informatie selectie analyseren. Het is wel handig om de conclusie in zijn geheel nog even door te lezen. Artikel: Rethinking Validity and Reliability in Content Analysis (W. James Potter and Deborah Levine-Donnerstein) Content analyse: een sociaal wetenschappelijke methode die vereist is voor onderzoekers die hun onderzoek sterk willen hebben met betrekking tot de validiteit en de betrouwbaarheid van hun data. Er zijn drie typen content analyse: Manifest content, datgene wat aan het oppervlak ligt en makkelijk te observeren is. Bijvoorbeeld het voorkomen van een bepaald woord in een geschreven tekst, het geslacht van een persoon in een film, etc. Latent Pattern, de betekenis ligt onder het oppervlak van de boodschap. Concentreert zich op de patronen die zich in de inhoud bevinden, er zijn verbanden tussen de verschillende elementen. Projective, de betekenis ligt ook onder het oppervlak van de boodschap. Concentreert zich meer op de interpretaties die de “coders” geven aan de elementen. Men vraagt bijvoorbeeld aan een coder iemands emoties te beoordelen, dit is dus gebaseerd op zijn eigen interpretatie. ! Kijken naar tabel 1 op pagina 261 van de tekst Wanneer er een onderscheidt gemaakt moet worden tussen pattern en projective content analyse, moeten onderzoekers twee punten goed in de gaten houden: - in welke mate kan men zelf interpretaties geven - de mate waarin men in staat is de elementen uit de inhoud te onderscheiden van de eigen interpretaties. (“Often experts construct a set of coding rules composed of technical terms and arcane elements that are operationalized well from a social scientific theory. But these rules can be very different from how the average person would interpret as his/her meaning of the content.”) Er zijn drie rollen van de theorie in content analyse: Deductieve, onderzoekers beginnen met een theorie. (de definitie van geweld is gegeven) Inductieve, onderzoekers beginnen met observaties van de inhoud en gaan daarna over op een theorie. (hier gaat men bijvoorbeeld discussiëren over de definitie van het begrip geweld) Geen theorie (no role), onderzoekers gebruiken geen theorie. Er wordt vaak een beschrijving gegeven van iets dat in het onderzoek wordt geanalyseerd. Men gebruikt slecht één variabele per keer, deze kunnen later wel aan elkaar gekoppeld worden. ( hier moet men er bijvoorbeeld nog achter zien te komen wat de definitie van geweld is). Per type content analyse kunnen deze drie rollen worden toegepast, er zijn dus negen verschillende manieren die onderzoekers kunnen gebruiken voor het analyseren van de inhoud. Bijvoorbeeld de manifeste methode zonder het gebruik van theorieën. Er is niet één methode die de beste is. Je moet nauwkeurig één type kiezen en dan goed in de gaten houden wat de grenzen en krachten van juist die methode zijn. Content analyses zijn zwak wanneer de onderzoeker niet precies weet met welke methode hij bezig is. De “coding task” verandert bij de verschillende typen inhoud. “With manifest content, the coding task is one of clerical recoding. Coders mark the occurence on a coding sheet every time they see the appearance of het manifest content. With latent content, the coding task is one of recognizing patterns. With projective content, the coding task focuses primarily on constructing judgments from one’s own schema.” De vraag rijst hierbij of “coders” objectief kunnen blijven, niet zozeer bij manifeste maar juist wel bij latente methode. Dit omdat de “coders” hun eigen schema in gang kunnen stellen, dit is bijna onvermijdelijk. Maar dit wil niet zeggen dat de resultaten dan onbetrouwbaar en invalide zijn. Validiteit Het vaststellen van de validiteit is een twee-stap proces. Stap één, de eerste stap is het ontwikkelen van een codeschema dat de “coders” begeleid bij de inhoudanalyse. Het stelt regels op waaraan “coders” zich moeten houden wanneer zij hun observaties plaatsen in de juiste datacategorie. Voor pattern en manifeste methoden geldt hier dat zij door het gebruik van deze schema’s ervoor proberen te zorgen dat hun eigen schemata zoveel mogelijk worden uitgeschakeld. Dit geldt niet voor de projectieve methode. (waarom dit zo is, is mij niet geheel duidelijk, staat op pagina 268, is heel lastig geformuleerd) !!! If the scheme is faithful to the theory in its orienting coders to the focal concepts, it is regarded as a valid coding scheme. Stap twee, de tweede stap is het vaststellen van de besluiten die door de “coders” zijn gemaakt tegen standaarden. De vraag rijst alleen, wie stelt de standaarden vast? Bij pattern content moet dit door experts gebeuren, bij projectieve content wordt de norm de standaard en bij manifeste content wordt dit bepaald door degene die de analyse uitvoert. Degene die bij manifeste content de standaard opstelt hoeft geen expert te zijn, hij/ zij moet zich alleen concentreren en moet correct handelen. Men moet bijvoorbeeld het aantal knipogen in een gesprek meten. !!! If the codes match the standard for correct decision making, then the coding is regarded as producing valid data. Betrouwbaarheid Stabiliteit, reproduceerbaarheid en nauwkeurigheid zijn drie kenmerken van betrouwbaarheid in content analyse. Met nauwkeurigheid wordt de mate waarin het proces aansluit op het standaard bedoeld. Reproduceerbaarheid is de sterkste methode om de betrouwbaarheid te meten, dit omdat het heel erg moeilijk is om standaarden op te stellen, anders zou de nauwkeurigheid de sterkste methode zijn. Bedreigingen van betrouwbaarheid: Manifeste methode -> vermoeidheid Latent pattern methode -> het verkeerd toepassen van de coderegels. Projectieve methode -> als “coders” veel verschillende schemata hanteren dan is er geen consistentie. Wanneer de “coders” tot dezelfde eenheid behoren hebben zij vaak dezelfde schemata. Relaties tussen betrouwbaarheid en validiteit. Manifeste methode -> betrouwbaarheid is een noodzakelijke maar niet voldoende conditie voor validiteit. Latent pattern methode -> er is sprake van een handel tussen betrouwbaarheid en validiteit. Projectieve methode -> betrouwbaarheid en validiteit zijn gelijk. Als de betrouwbaarheid hoog is, is de validiteit ook hoog. Er worden hier belangrijke beslissingen besproken die moeten worden genomen wanneer men een analyse van projectieve content ontwikkelt, en men hierbij gebruik maakt van “norm-based standards”: Hoeveel “coders” moet men gebruiken om een consistente standaard te creëren? Op zijn minst moeten twee “coders” naar hetzelfde materiaal kijken, vaak worden verschillende paren met elkaar vergeleken. “The use of only two coders or the division of a large group of coders into pairs who code separate parts of the overlap makes for a weaker test than if all coders worked on the same overlap.” Hoe meet men de mate van betrouwbaarheid? “In computing the degree of reliability, we recommend that percentages of agreement always be translated into coefficients by using a formula that removes chance agreement. Several good formulae are available, but each has its limitations and difficulties. With norm-based coding, agreement due to chance highest at the mid-level of agreement, with fever options and with fewer coders.” Er worden hier ingewikkelde formules besproken als alpha en kappa, ik ga er niet vanuit dat men hier iets van moet weten. Measuring Corporate Images (Cees B.M. van Riel, Natasha E. Stroeker and Onno J.M. Maathuis) In dit artikel worden de hoofdkenmerken, de sterke en de zwakke punten beschreven van zes methoden die gebruikt kunnen worden voor het meten van de gemeenschappelijke reputatie van een onderneming (corporate images). Strategische en zakelijke overwegingen kunnen de keuze van een methode beïnvloeden. Ook het gemak van de analyse, de kosten van de dataverzameling, de uitkomsten van het onderzoek etc. kunnen ook van invloed zijn. Twee onderzoeksvragen lopen als rode draad door het artikel heen, namelijk: - Geven de verschillende methoden verschillende uitkomsten met betrekking tot corporate images? - Welke methode is de beste, en onder welke omstandigheden? !!! In tabel 1 van het artikel worden de zes methoden genoemd, en deze worden geëvalueerd op acht dimensies, drie theoretische dimensies en vijf strategische dimensies. De tabel is belangrijk. Methode 1: Attitude scales Data verzameling: Vragenlijsten of telefonische interviews, het meten van evaluaties van kenmerken op een Likert scale (vijfpuntsschaal). Het is een gesloten methode. Fishbein and Ajzen zien corporate images als een attitude. Respondenten: Voor betrouwbare resultaten heb je grote steekproeven nodig(50 of meer). Er wordt vaak een grote betrokkenheid van de respondenten gevraagd. Analyse en kosten: Kosten zijn matig. Analyse is gemakkelijk, taken voor de respondenten zijn ook makkelijk en er komen duidelijke resultaten naar voren. Output: Kwantitatieve data die representatief zijn voor een bepaalde groep stakeholders. Methode 2: Q-sort Data verzameling: Er wordt aan respondenten gevraagd een aantal kaartjes waarop opinies van een bedrijf staan te rangschikken naar de mate waarin zij het met die stelling eens of oneens zijn (op een 10-puntsschaal). Je dwingt de respondent om een mening te hebben (je mag de kaartjes namelijk niet op één plaats leggen), je krijgt dan een normaalverdeling. Het is een gesloten methode. Respondenten: Kan gebruikt worden met een beperkt aantal respondenten (2530). Moeten hoog tot gematigd betrokken zijn bij de onderneming. Analyse en kosten: Kosten veel tijd en zijn voor de respondenten moeilijk te beantwoorden omdat zij een mening moeten vormen. De kosten zijn hoog omdat het geavanceerde computers vereist. Output: Er komt naar voren hoe men over een organisatie denkt. Methode 3: Photosort Data verzameling: “It could be used to stimulate stakeholders to express their feelings about a company.” De respondenten krijgen een set foto’s en moeten deze sorteren, zij moeten aangeven bij welk bedrijf zij vinden dat de foto hoort, kan ook zo zijn dat zij vinden dat de foto nergens bij hoort. Daarna wordt de foto nogmaals getoond en de respondent moet vertellen bij welke foto hij affiniteit voelt. Het is een open methode. Het gaat om emoties. Respondenten: Vraagt om een lage betrokkenheid en heeft niet veel respondenten nodig (30-100). Analyse en kosten: De meeste respondenten vinden het leuk en het is niet duur en vrij simpel. Methode 4: Laddering Data verzameling: Een open interview houden, men moet van stellingen zeggen wat men ervan vindt. Open methode. Respondenten: Men heeft maar een beperkt aantal respondenten nodig (10-25). Men moet in een hoge mate betrokken zijn bij de onderneming, dit omdat men over hele specifieke dingen zijn mening moet geven. Analyse en kosten: Kost de respondenten veel moeite, moeten één uur lang hun mening geven en dit ook kunnen onderbouwen. Dit geldt ook voor de interviewer, de hoge investeringen in tijd en moeite zorgen ervoor dat de methode kostbaar is. Methode 5: Kelly Repertory Grid (KRG) Data verzameling: Respondenten krijgen drie alternatieven geschreven kaartjes voor hun neus (de naam van de organisatie of merk) en moeten de twee die voor hun het beste bij elkaar passen eruit halen. Dit moeten zij toelichten. Daarna moeten zij de kaartjes op volgorde leggen naar aanleiding van bepaalde dimensies. Open Methode. Respondenten: Vereist niet zoveel respondenten (10-40) met een lage tot matige betrokkenheid. Analyse en kosten: De kosten zijn laag, het is gemakkelijk voor de respondenten alleen de analyse is moeilijk. Methode 6: Natural Grouping Data verzameling: Respondenten krijgen een groot aantal “corporate names” (maximaal 80), die moeten zij in twee groepen opsplitsen, dit moeten zij toelichten. Het is een open interview. Respondenten: Groot aantal respondenten vereist (40-125), met een matige betrokkenheid. Analyse en kosten: Kan alleen uitgevoerd worden door experts dus is ook duur. Het is een complexe methode. De zes methoden worden in twee verschillende cases met elkaar vergeleken. Conclusies: Open methoden krijgen vaak als output kwalitatieve gegevens die weer gebruikt kunnen worden voor de input van gesloten methoden. De keuze van de methode is sterk afhankelijk van het doel van de studie. Open methode kunnen nieuwe dimensies aan het licht brengen en produceren zeer gedetailleerde data. Gesloten methoden krijgen de voorkeur wanneer men gegevens over een bepaalde tijd wil hebben. Samenvatting artikel: Measuring Corporate Reputation: a case example Albert Caruana Een positief corporate image kan erg handig zijn en kan uiteindelijk de corporate performance verbeteren. Maar een goed onderzoek kan men pas uitvoeren als de resultaten psychometrisch in orde zijn. De schrijver gebruikt een case studie van de frisdrank industrie op Malta om weer te geven hoe een ‘reputatiemeetinstrument’ ontwikkeld wordt. Er zijn twee onderliggende theorieën ten grondslag aan het concept bedrijfsreputatie: De ‘piecemeal-based processing’ theorie - kenmerken (attributes) worden telkens opnieuw geëvalueerd als men ze tegenkomt, - evaluaties zijn onafhankelijk van andere aanwezige kenmerken en - algehele oordelen worden gevormd door het combineren van deze geïsoleerde elementen (bovengenoemde evaluaties, denk ik). De andere theoretische inslag is de ‘categoriy-based processing’ theorie. Volgens deze theorie zullen individuen eerst proberen om een stimulus in een bekende categorie van het geheugen te plaatsen. De meeste concepten van bedrijfsreputatie zijn op het piecemeal model gebaseerd. Maar concepten kunnen alleen maar gebouwd worden op valide en betrouwbaar verkregen resultaten. Bedrijfsreputatie bestaat uit vier elementen: Emotionele reactie van de belanghebbenden De object-specifieke componenten waaruit een algeheel oordeel kan bestaan: goed of slecht, betrouwbaar, fatsoenlijk en geloofwaardig. Deze kunnen ook wel gegroepeerd worden naar elementen die voor de organisatie economisch of niet-economisch zijn. Vroegere acties van het bedrijf Informatie cues die het resultaat zijn van directe en indirecte ervaringen en ontvangen informatie. Bedrijven hebben een hoeveelheid aan publieken, die elk de attributen van de bedrijfsreputatie op een verschillende wijze zullen ‘gebruiken’ om de reputatie te vormen. Bedrijven met een goede reputatie hebben een waardevol bezit. Het tijdschrift Fortune heeft een tijdje een corporate reputation index opgenomen in haar blad. Kritiek hierop kwam van onderzoekers die de 8 items die Fortune aan managers voorlegde op één item na toch konden correleren aan financiële situatie van het bedrijf, i.p.v. puur aan reputatie te correleren. Verder noemt hij nog meer onderzoekers die reputatieonderzoek gedaan hebben, meestal aan de hand van een aantal items. Zie tabel 1 op blz. 3 v.h. artikel. In de tabel kun je zien wat verschillende onderzoeksinstituten belangrijke variabelen vinden in reputatie, merk en imago onderzoek. Het Halo-effect in bedrijfsreputatie Het halo-effect kan onderscheiden worden in twee dimensies: General impression halo: een ondervraagde zal alle items al naar gelang zijn/haar algehele attitude t.o.v. het bedrijf waarderen. Dus als men bijvoorbeeld een algehele positieve attitude t.o.v. philips heeft, zal men alle items op de vragenlijst positief t.o.v. philips beantwoorden. Ongeacht of dit per individueel item gepast is of niet. Dimension similarity halo: een ondervraagde waardeerd dezelfde dimensies die hij of zij ziet als logisch gerelateerd of gelijk. Het halo effect kan gebruikt worden door bijvoorbeeld ‘umbrella branding’ toe te passen: onder hetzelfde merk meerdere producten uit brengen. De positieve algehele indruk die men van het bedrijf heeft, zal zijn weerslag vinden in de indruk die men van eventuele nieuwe producten heeft. Umbrella branding kan op 2 manieren: ‘Endorsed’ – zoals General Motors: verschillende automerken vallen visueel zichtbaar onder GM ‘Branded’ – zoals Proctor & Gamble: verschillende merken vallen niet visueel en anderewijze moeilijk traceerbaar onder P&G. De één is niet beter dan de ander, het hangt per industrie en situatie af welk type umbrella branding een bedrijf het beste kan toepassen. In de case study presenteert de auteur een model voor het ontwikkelen van een reputation-instrument Fase 1: Theoretische achtergrond van het construct Fase 2: Ontwikkelen van een cognitive map om het construct te begrijpen: een literatuurstudie en focus groups moeten de ontwikkeling van items (waarsch. voor een vragenlijst) bevorderen Fase 3: 1ste vragenlijst fase: purificeer metingen door de betrouwbaarheid te checken en voer een explorerende factor analyse uit. Fase 4: 2e vragenlijst fase: verbeter nogmaals de betrouwbaarheid van de items en neem validiteits tests af. In de eerste fase hebben de onderzoekers, gekozen voor het ‘piecemeal-based processing’ model. De reden hiervoor is mij een beetje onduidelijk, maar heeft ermee te maken dat er meer concurrentie plaatsvond en dat de industrie daarom zijn best deed om de verschillende alternatieven aan te bieden. Waarschijnlijk meerdere verschillende drankjes. In de tweede fase hebben ze naast de literatuur die in tabel 1 staat, focus groups gebruikt om het gebied van reputatie-items te verkennen. Men vroeg potentiele frisdrank klanten om aan de hand van vijf elementen die Aaker noemt, kenmerken te noemen die met de reputatie van de frisdrankindustrie te maken hebben. Vervolgens is de lijst met kenmerken voorgelegd aan een groep managers van de afdeling marketing van de frisdrankindustrie, die werden gevraagd om ze de kenmerken te waarderen naar mate van belangrijkheid en ze te rangschikken. De derde fase bestond uit het maken van items uit de lijst met kenmerken en deze af te nemen bij een test groep van 120 personen. Zodoende hoopten de onderzoekers de schaal te kunnen purificeren. Zij hielden na een correlatie en betrouwbaarheids analyse nog 12 items over. Voor fase 4 hebben de onderzoekers een standaard-reputatie-meetinstrument van zes vragen toegevoegd plus nog één algehele indruk-vraag, waardoor de complete survey uit 19 items bestond. Deze is afgenomen onder een testgroep van 160 1e jaars studenten, en had een goede betrouwbaarheid en validiteit. In deze fase leggen de onderzoekers de betrouwbaarheids en validiteits resultaten van hun eigen 12 items tegen de standaard 6 items van het andere meetinstrument, om zo te checken of het genoeg valide is. Meten ze wel wat ze willen meten? Ze hebben dus in feite 2 instrumenten die hetzelfde meten, maar met andere items. Ze proberen de resultaten van hun 12 items ook te vergelijken met items van andere onderzoekers om zo een nog beter beeld te krijgen van de validiteit. Met de algehele indruksvraag proberen ze te achterhalen of er een algeheel-halo effect onder het publiek gemeten kan worden. De halo blijkt er inderdaad te zijn en dat is goed, want het is een generaliserende kijk van het publiek op de frisdrank industrie. Als die positief is, zal men de meeste drankjes van die industrie ook positief waarderen. De auteur concludeert dat de reputatie van een bedrijf, die heerst onder een publiek sterk afhankelijk is –of sterk gecorreleerd is aan de algehele halo. Om een positief halo onder het publiek te bewerkstelligen zal men als bedrijf altijd eerlijk moeten zijn. Verder beschrijft de auteur de beperkingen van zijn onderzoek: het is slechts op Malta uitgevoerd (een eiland met een kleine gemeenschap), in de 2e fase zijn studenten gebruikt, de vragen zijn in het Maltees gesteld en daarna vertaald naar het Engels, het onderzoek is beperkt tot die frisdrank industrie en kan niet gegeneraliseerd worden naar andere industrieën. Artikel: G.M. Broom & D.M. Dozier (1990). Using Research in Public Relations. Applications to Program Management. Englewood Cliffs, NJ: Prentice Hall [Chapter 2: “Using Research to Plan Programs”, pp.21-47]. Samengevat “In short, public relations operates in an insetled and untidy setting.” Dit hoofdstuk laat zien hoe onderzoek je kan helpen, bij het doen van voorspellingen in bepaalde situaties en bij wat je moet weten om een public relations programma te kunnen plannen. Strategic planning = beslissen waar je wilt zijn in de toekomst (doel) en hoe je daar wilt komen (strategie) De literatuur geeft PR weer als een cyclisch proces bestaande uit 4 stappen: 1. Probleem vaststellen 2. Plannen en programmeren 3. Actie ondernemen en communiceren 4. Evalueren Ook wordt vaak de formule van Prof. J. Marston geciteerd: R-A-C-E planning R esearch A ction C ommunication E valuation RESEARCHING THE PUBLIC RELATIONS PROBLEM De betekenis van het woord probleem in deze context houdt in dat: “Iemand gelooft dat er een gat is tussen het behaalde en gewenste.” Met doorgaand onderzoek kan je het probleem niet up to date houden wanneer condities veranderen: Scanning voor planning (van de omgeving) Environmental Scanning: detectie, exploratie en omschrijving van de PR problemen door formeel en informeel onderzoek. (Door dit te doen, is de kans groter dat je resultaten de werkelijkheid weerspiegelen.) Het resultaat van de fase van informatievergaring is tweeledig: 1. Problem statement 2. Situation analysis WRITING THE PROBLEM STATEMENT In het algemeen heeft niets meer invloed op het strategische planningsproces dan de vorm en inhoud van het problem statement. Het zou moeten beschrijven: “Wat gebeurt er nu?”, in specifieke en meetbare termen. Het proces van probleemdefinitie kan er als volgt uit zien: Questioning the initial problem statement Expanding your understanding of the problem situation Identifying the forces for and against solving the problem Restating the problem definition Organizing the situation analysis Represent a unabridged edition of the problem definition. Gives details about internal and external contexts IDENTIFYING THE PUBLICS Hieronder staan een aantal benaderingen over hoe men publiek kan definiëren en beschrijven. Geographics; Waar komen ze vandaan? Belangrijke verschillen? Demographics; Leeftijd, opleiding, sexe, inkomen, etc. Psychographics; Life style karakteristieken Covert power; Mensen aan de top van de piramide handelen ‘across situations’, hebben macht over anderen. Position; Positie gezien door de individu zelf. Reputation; Identificeren van ‘knowledgeables’ of ‘influentials’. Membership; Redelijk breed gezien. Role in decision proces; Observeren van individuen Communication behavior; Prof. J. Grunig gebruikt een overlap van alle andere strategieen om het publiek te beschrijven. Hij gebruikt: Problem recognition Constraint recognition Levels of involvement Hij maakt verschil tussen ‘latent’ en ‘aware’ publics. ANALYZING PUBLIC-ORGANIZATIONAL RELATIONSHIPS De relatie tussen de organisatie en haar publiek resulteert in wat de individuen in dat publiek: Van de organisatie weten; Hoe ze voelen; Wat ze doen. Het meest gebruikte audit in public-organizational relationships: a) Doen van interviews; positie v.d. issue b) Ondervragen; kijk doelgroep op de issue c) Calculeren van de afstand tussen de 2 zijden m.b.t. het issue Een PR audit die gebruik maakt van ‘cross perceptions’ moet antwoord geven op: 1. What are the organization’s views on the issue? 2. What is the dominant view within the organization of the public? 3. What are the public’s actual views on the issue? 4. What is the dominant view within the public of the organization? Antwoorden op bovenstaande vragen, maken het mogelijk om drie co-oriëntatie variabelen vast te stellen: “agreement, accuracy, perceived agreement”. Wanneer er aan 1 kant van de relatie verkeerde ideeen bestaan over het standpunt van de tegenpartij, zijn er 2 soorten fouten mogelijk: 1. False consensus: er is geen eigenlijke overeenkomst, maar wordt wel als een overeenkomst gezien. 2. False conflict: er is een overeenkomst, maar wordt niet al zodanig gezien. WRITING PROGRAM GOALS AND OBJECTIVES PR objectives specificeren verandering in of onderhoud van meetbare levels van kennis, gedrag etc. Om ze te kunnen schrijven heb je gedetailleerde maatstaven en begrip van de situatie nodig. Goals vs. objectives Goals: geeft weer wat de meer algemene uitkomst van het totaal programma moet zijn. Objectives: beschrijft wanneer de specifieke resultaten moeten worden behaald en voor welke doelgroep. 1. geven focus en richting 2. geven begeleiding en motivatie 3. geven de criteria voor programma impact Obj. moeten worden behandeld als dynamische reflecties in een veranderende omgeving. Elementen t.b.v. het schrijven van objectives: a) Begin with “to”, followed by a verb that describes what you what to happen with respect to the criterion outcome. b) Specify the criterion outcome to be achieved. c) State exactly and in measurable terms how much change is to occur and what outcome is to be maintained. d) Say when the outcome is to be achieved. Hierbij moeten 2 aspecten in de gaten worden gehouden 1. Objectives must be in writing 2. Objectives must be discussed Samenvatting H. Beyer & K. Holtzblatt (1998). Contextual design. Defining Customer-Centred Systems. San Francisco, CA: Morgan Kaufmann. [Chapter 3: “Principles of contextual Inquiry”, pp.41-66] Principles of Contextual Inquiry Er zijn verschillende mogelijkheden om je als interviewer in een interview te gedragen. Een manier is je te gedragen als een leerling/stagair (apprentice). Het Apprentice Model wordt dan gebruikt. Net als een apprentice iets leert van zijn meester, leert het design team iets over het werk en hoe dat werk wordt uitgevoerd door zijn klanten (‘Customers’). Zorg er wel voor dat je echt de rol als apprentice blijft aanhouden. Men moet zich op een bepaalde manier gedragen opdat de gewenste informatie kan worden verkregen. Men kan zich hiervoor houden aan de vier principes van Contextual Inquiry. Deze vier principes van contextual inquiry zijn: 1. Context -> “ga naar waar het werk gedaan wordt en zie het gebeuren” Het werk zien gebeuren is belangrijk omdat men over het algemeen niet goed kan vertellen wat de precieze werkzaamheden zijn en hoe het dagelijks in zijn werk gaat. Daarom is het een goede oplossing tijdens het werk over het werk te praten. Men krijgt dan een meer gedetailleerd beeld van de werkzaamheden. In de context blijven biedt de interviewer de mogelijkheid ongoing experience te verkrijgen in plaats van summary experience, en concrete data in plaats van abstract data. Summary data heeft niet de voorkeur aangezien dit soort data geen gedetailleerd beeld geeft, alleen een soort van samenvatting van de gegevens, zonder de details. Concrete data heeft de voorkeur boven abstract data omdat abstracte gegevens ook de details vervagen. Als men praat over “generally”, of “we usually” is men aan het generaliseren. De interviewer kan dit voorkomen door te vragen of de klant weer aan het werk gaat en dan vertelt waar hij/zij mee bezig is. 2. Partnership -> ”praat over het werk met de klant terwijl het werk gedaan wordt” Het doel van partnership is ervoor zorgen dat de interviewer en de klant samenwerken om te komen tot een begrip van wat het werk voor de klant inhoudt. Soms is het voor de interviewer moeilijk om niet terug te vallen in een expert rol, de interviewer weet namelijk al hoe het werk gedaan zou moeten worden. Een oplossing voor dit probleem is “withdrawal and return”. Afwisseling tussen kijken naar het werk dat gedaan wordt en praten over het werk. Heeft de interviewer moeite in zijn rol als apprentice te blijven, dan kan de interviewer de klant vragen weer verder te gaan met werken. Het gevaar van ‘uit je rol vallen’ is groot bij het apprentice model. Men valt gemakkelijk in een ander, meer vertrouwt relatiemodel. Enkele bekende valkuilen zijn de rol aannemen van: Interviewer/interviewee: de interviewer stelt een vraag, de geinterviewde beantwoord deze en de interviewer stelt weer een nieuwe vraag. Het probleem hierbij is dat de vragen niet meer gaan over het werk, want er wordt op dat moment niet gewerkt, maar over hoe het in het algemeen in z’n werk gaat. Expert/novice: een gemakkelijke valkuil, want de klant ziet je gemakkelijk als de expert, wat je ook eigenlijk bent als ontwerper. Maar als interviewer wil je juist weten hoe de klant met het ontwerp omgaat, dus moet je je best doen om de klant jou te laten behandelen als apprentice. Guest/host: Je bent te gast op de werkplaats van de gast, dus ligt een rol als gast/gastheer erg voor de hand. Gedraag je dus niet als gast, want dan kom je niet te weten wat je wilt weten. Wees nieuwsgierig en stel veel vragen. 3. Interpretation -> “Zoek de ‘meaning’ achter de woorden en daden van de klant” Het is niet voldoende alleen te observeren, het is belangrijk ook de resultaten te interpreteren. Het ontwerp is ook opgebouwd uit interpretatie van feiten, dus de interpretatie moet dan ook goed zijn! 4. Focus -> “let op het gehele plaatje, niet alleen op wat u denkt dat het belangrijkste is. Evalueer uw eerste aannames” De interviewer moet de klant leiden in het gesprek over relevante onderwerpen. Het moet niet zo zijn dat de interviewer de controle helemaal overneemt van de klant. Focus kan voor sturing zorgen. Leg de focus niet bij een punt van wat u denkt dat dat het belangrijkste is, iemand anders kan de focus op een heel ander punt leggen. De Meester bepaalt wat het belangrijkste is, de klant dus, en de interviewer kan daarin wel sturen wat relevant is voor het onderzoek. Tot slot nog iets over de structuur van het contextual interview: The conventional interview Het is belangrijk dat u (de interviewer) en de klant aan elkaar gewend raken. Stel uzelf voor, beloof vertrouwelijkheid, vraag toestemming. U kunt vragen naar de mening van de klant over het ontwerp en de voorwerpen (tools) hij/zij gebruikt. Dit is summary data, nog geen contextual data. The transition Leg de regels uit; dit is een contextual interview – de klant doet zijn/haar werk terwijl u toekijkt. U onderbreekt de bezigheden, met toestemming van de klant, als iets u iets interessants waarneemt. The contextual interview proper De klant doet zijn/haar werk en u observeert en interpreteert. U bent de apprentice die nieuwsgierig is en vragen stelt. The wrap up Aan het einde van het interview heeft u de kans alle observaties samen te vatten en af te ronden. Dit is de laatste kans voor de klant om aanvullingen te maken en/ of correcties aan te brengen. User en task analyses for interface design Joann T. Hackos and Janice C. Reddish Wat is task analyses? Als je een nieuw product maakt, is het belangrijk dat je weet wat de doelen van de gebruikers zijn. Het is namelijk onwaarschijnlijk dat deze doelen ooit veranderen. Het doel van taak analyses, waar dit artikel betrekking op heeft, is hoe je een product kan ontwerpen of herontwerpen, 'de predisign stage' Het gaat om het verzamelen van informatie, in samenwerking met de gebruiker, zodat je kan besluiten welke taken een product moet ondersteunen, en welke procedures er ingebouwd moeten worden in het product. Dit betekent dat je gebruikers moet observeren in de werkelijkheid. Je wilt al de fouten en problemen zien die de gebruikers hebben. Deze informatie kan je vervolgens helpen bij het nieuwe ontwerp. Het uitvoeren van task analyses vóór het ontwerpen, kan beslissingen ondersteunen over welke type communicatie nodig is voor welke gebruiker, en hoe je deze types communicatie kan organiseren 1 Om te beginnen: gebruikersdoelen Om een taak analyse goed uit te voeren moet je de doelen van de gebruiker goed begrijpen. Ook moet je begrijpen hoe gebruikers vervolgens verschuiven van doelen naar taken, naar actie. Producten slagen wanneer ze gebruikers helpen hun doelen te bereiken, ze slagen niet wanneer ze het voor de gebruiker moeilijker of onmogelijk maken hun doelen te bereiken. Relating goals to actions Norman's seven-stage cyclus over hoe mensen zich gedragen in termen van het bereiken van doelen en het uitvoeren van taken 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. forming the goal forming the intention specifying an action executing the action perceiving the state of the world interpreting the state of the world evqaluating the outcome Seeing how users choose tasks to meet goals Naast het kennen van de doelen van je gebruiker, moet je ook weten wat het belangrijkste is voor ten eerste de 'decion makers' die je product kopen, en ten tweede de mensen die het uiteindelijk gaan gebruiken. Je moet dus weten wat ze belangrijk vinden; bijv. lage kosten, bereikbaarheid, gemak om te leren, snelheid, etc. Seeing wat happens when users have problems Het begrijpen van de tolerantiegrens van de gebruiker voor tijd en moeite voor verschillende taken en verschillende technologieën, maakt deel uit van task analyses Keeping goals as part of task analyses Benyon (1992)noemt de goal level(Norman's first stage) the 'external task', en hij zou deze level weglaten van taks analyses. In veel gevallen heeft het probleem dat gebruikers hebben met producten, voornamelijk te maken met de documentatie. Deze documentatie is voornamelijk zeer gedetailleerd gepresenteerd, op en lage level van de taak. De gebruiker is op zoek naar een manier om zijn doel te verwezenlijken, maar de gebruiksaanwijzing bevat geen hoofdstukaanduidingen die relateren aan het doel van de gebruiker. 2 Verschillende levels en types van task analyses identificeren Doelen zijn een belangrijk onderdeel van task analyses, zo ook wat gebruikers doen om dergelijke doelen te bereiken. Bij het plannen van task analyses, zal je geïnteresseerd zijn in een of meer variaties op dit thema. Workflow analyses In het begin van een project, wil je wellicht begrijpen hoe een bepaald proces wordt bereikt, zelfs als meerdere mensen betrokken zijn in het afmaken ervan. Dit noemt men 'workflow analyses' of 'business process analyses'. Veel bedrijven willen het business process vereenvoudigen. Omdat dat te bereiken moet je eerst het huidige proces begrijpen, kijken naar tekortkomingen en onnodige stappen in het proces. Workflow analyses is een zeer belangrijk type task analyses omdat er veel situaties voorkomen waarbij verschillende mensen bij betrokken zijn. Work flow analyses toont aan, wie wat doet, bij elke stap van het proces. Het gaat in dit artikel daarnaast ook om het begrijpen van de doelen die verschillende personen hebben. Job analyses Een ander type task analyses dat je misschien vroeg in een project wil uitvoeren is job analyses; het begrijpen van al het werk dat een persoon in een bepaalde positie doet tijdens een week of een maand. Als je workflow analyse kan zien als een horizontaal plaatje, over hoe werk zich verplaatst tussen mensen, is job analyses een verticaal plaatje van al de soorten werk dat stroomt door een bepaald persoon Job analyses kan helpen bij: 1) 2) 2) Het vinden van nieuwe marketing en ontwikkelingsmogelijkheden. Het begrijpen van bepaalde kenmerken om in je product te bouwen Het leren onder welke druk ze staan en wat ze belangrijk vinden Om een job analyse uit te voeren moet je direct samen werken met de mensen die de job uitvoeren, een job-beschrijving is niet voldoende. Waarschijnlijk ben je niet alleen geïnteresseerd in een lijst met werkzaamheden, maar ook in de onderstaande factoren: 1) Frecuency. Hoe vaak doen de mensen een bepaalde taak? 2) Criticality. Hoe belangrijk is elke taak vaar de job? 3) Time to complete. Hoeveel tijd neemt elke taak in beslag? 4) Difficulty. Brengt het vervullen van de taak bepaalde problemen met zich mee? 5) Division of responsibility. Doen alle mensen met die job deze taak? Doen mensen met dezelfde job titel verschillende taken? Het combineren van workflow analyses en job analyses Een totale task analyses kan zowel workflow analyses als job analyses omvatten. Als je alléén een nieuw programma ontwerpt voor de groep die je geobserveerd hebt en mee gepraat hebt, kan het zijn dat het product niet zo wijdverspreid gebruikt gaat worden of zoveel waarde gaat krijgen, als eventueel zou kunnen. Je zou je ook kunnen afvragen; Wie anders in dit bedrijf zou dit programma kunnen gebruiken? Je vraagt je dan eigenlijk af; Wie doet dezelfde taak? Je zegt eigenlijk: Welke job analyses zou ik nog moeten doen? Task analyses om een takenlijst of een taak inventaris te ontwikkelen Deel van de predesign analyse is het opstellen van een takenlijst voor ieder product. Een taken lijst is een inventaris van al de taken die de gebruiker zou willen/kunnen bereiken met het gebruik van het product. Het geeft dus aan wat een gebruiker allemaal met het product kan. Je kan een takenlijst krijgen door het observeren van, en het luisteren naar gebruikers Proces analyse, taak opeenvolging Een taak opeenvolging is een serie van taken, op een lijst, die gebruikers hoogstwaarschijnlijk in een bepaalde volgorde moeten uitvoeren. De volgorde van zo'n opeenvolging is meestal zeer logisch, je kan geen bericht versturen voordat je er een geschreven hebt. Je kan informatie over taak volgorde verkrijgen op dezelfde wijze die je gebruikt bij het maken van een takenlijst. Taak hiërarchieën Taak analyse is hiërarchisch. We kunnen een job in verschillende taken verdelen, iedere taak kan vervolgens weer verdeeld worden in subtaken. Procedurele analyse Wanneer we één specifieke taak nemen en deze verdelen in de stappen en beslissingen die de gebruiker doorloopt in het doen van die taak, zijn we bezig met 'procedural analysis'. Je kan dus een task analyses uitvoeren tot de individuele stappen en beslissingen die gebruikers maken bij het uitvoeren van een taak. Een dergelijke analyse zorgt ervoor dat je zowel de fysieke stappen die de gebruiker zet, als de mental beslissingen die gemaakt worden terwijl de gebruiker een taak uitvoert, begrijpt. Je kan een procedurele analyse uitvoeren door gebruikers te observeren en naar hen te luisteren als ze een echte taak uitvoeren. 3 Thinking of users to their stages of use Als we denken aan gebruikers in termen van 'frequency' en 'expertise', kunnen we ze plaatsen in verschillende 'stages of use', van beginner tot expert. Model die de verschillende 'stages of use' karakteriseert is van Dreyfus en Dreyfus(1986) Elke gebruiker op elk willekeurig moment met een bepaald product, bevindt zich in een van de vier fases van 'use' Novice Advanced beginner Competent performer Expert De fases van 'use' verschaffen een bruikbare manier om gebruikers te categoriseren, bovendien kunnen ze een kader bieden waarin men kan denken over interface en informatie ontwerp. De gebruikers veranderen in de tijd. Het vergemakkelijken van de beweging door de verschillende fases zou het doel van een ontwerp moeten zijn. 1) novice: Nieuwe gebruikers van een product zijn allen 'novices' in het begin. Fig. 3-14 geeft kenmerken van 'novice users' Twee kritische generaliseringen voor de ontwerper: novices zijn zeer doel en taak georiënteerd novices willen vaak niet leren, maar doen De ontwerper moet zich goed afvragen waar gebruikers zich bevinden in termen van 'subject matter', domein kennis, ervaring met de technologie, ervaring met vroegere versies van het product. 2) advanced beginner: Wanneer novices bewegen voorbij de angst van falen en beginnen met het uitvoeren van taken, die hen toelaten hun doelen te bereiken, worden ze gevorderde beginners. Kenmerkend voor deze gebruiker is dat deze vooral gefocust is op het zo simpel, snel en pijnloos een bepaalde job uitvoeren als mogelijk is. Fig. 3-15 geeft kenmerken van 'advanced beginners' 3) competent performers: Competent performers kunnen we karakteriseren als die gebruikers die voldoende aantal taken geleerd hebben en die een vast mentaal model gevormd hebben van de 'subject matter' en het product. Fig. 3-16 geeft de kenmerken van 'competent performers' weer De capaciteit om een actieplan van taken te creëren en deze te volgen tot een succesvolle conclusie, de capaciteit om te herkennen, een diagnose te stellen, en problemen op te lossen terwijl men probeert een taak uit te voeren, zijn de waarmerken van een competent performer. 4) expert performers: Competent performers worden experts wanneer ze hoog gemotiveerd zijn, het product veel gebruiken als een integraal deel van hun werk en persoonlijke activiteiten en hobby's, een aanzienlijk 'subject matter' kennis hebben, en ervaren zijn in het oplossen van hun eigen problemen en de problemen van anderen Fig. 3-17 geven de kenmerken van 'expert performers' weer Reader, artikel: K. Baker & C. McDonald (2000). What is Important to the Customer? Can the Customer Tell Us? Wat is belangrijk voor de klant als hij kiest tussen een aantal competitieve producten of merken? Dit is de fundamentele vraag bij ‘choice modelling’. In dit artikel worden de voor- en nadelen van verschillende technieken van choice modelling besproken. Het belangrijkste van alle marktonderzoek-problemen is de vraag hoe de klant zijn keuze maakt. Twee basis ingrediënten zijn hierbij van belang: De hoogte van de concurrerende details van het product of de dienst De waarde die daaraan gehecht wordt Marktonderzoekers proberen continu de voorspellende waarde van hun modellen te vergoten, maar stuiten op 2 problemen: Heeft de onderzoeker alle relevante informatie verzameld Geeft de informatie daadwerkelijk de emoties en invloeden weer die de merkkeuze beïnvloeden Daarom is het van belang dat de onderzoeker alle relevante informatie voor het onderzoek verzameld. Ondervragen Iemand kan niet direct gevraagd worden ‘waarom’ hij of zij een bepaald merk verkiest boven een ander merk. Als dat wel op zo’n manier gedaan wordt, wordt er een vals beeld gegeven. Daarom moeten indirecte methoden gebruikt worden, zoals experimenten en kwalitatieve methoden. Directe ondervragingsmethoden Directe methoden gebruik je als je snel resultaten wilt hebben. Echter, ze zijn niet gelijk aan de werkelijkheid. De antwoorden geven discriminatie weer. Een van de methoden is Direct scoring. Hierbij moet de respondent een score geven tussen de 1 en de 10, waarmee de belangrijkheid of de invloed van de kenmerken van het product worden weergegeven. Een andere methode is Semantic scales. Hierbij worden termen als ‘erg belangrijk’, ‘redelijk belangrijk’ etc. gebruikt om een score aan te geven. Een nadeel van dergelijke methoden is dat de scores samen klieken. Ook als respondenten bepaalde attributen belangrijk vinden zullen ze niet altijd het uiterste van de schaal gebruiken. Twee andere technieken zijn Constant sum preference en Unbounded scales. Deze technieken vergelijken verschillende items van vragen met elkaar. Constant sum preference komt beter overeen met de werkelijkheid. Deze techniek probeert hogere levels van discriminatie te bereiken (?).Unbounded scales is een methode die vooral veel gebruikt is in de psychologie en nog niet zo veel in het marktonderzoek. Hierbij mag de respondent zelf weten hoeveel L’en (Like) of Ds’sen (Dislike) hij bij een product zet. De achterliggende gedachte is dat iemand altijd iets wel meer of minder kan waarderen dat iets anders (het gaat dus weer heel sterk om het vergelijken van de producten en eigenschappen met elkaar!!). Als de respondent geen mening heeft mag hij er een N (Neutral) bijzetten. Door het vergelijken en de simpelheid van de methode is het de meest gebruikte en de meest directe ondervragingsmethode. Indirecte ondervragingsmethoden Correlation methods is een methode die de belangrijkheid of invloed van variabelen onderzoekt, en vaak gebruikt wordt als onderdeel van een klantvriendelijkheidsonderzoek (in de vorm van een vragenlijst). Hierbij is het zo dat hoe hoger de correlatie tussen het kenmerk van het product of de service en de waarde zoals het geëvalueerd wordt, des te hoger dat kenmerk als ‘driving satisfaction’ wordt gezien. Deze ‘drivers’ worden weergeven als R2. Met directe ondervragingsmethoden wordt vooral het psychologische aspect van het product belicht. Bij indirecte methoden worden meer de 'softere' variabelen weergegeven. Een nadeel van deze methode is dat er kans is op het ‘halo effect’. (Als ik de winkel prettig vind, geef ik elk aspect ervan een hoog cijfer) Dan is er nog een nadeel van de methode, dat wel de ‘treshold consideration’ genoemd wordt. Het gaat hierbij om het feit dat sommige attributen voor lief genomen kunnen worden, puur omdat dat nou eenmaal cruciale aspecten van producten zijn, en die niet de ultieme basis zijn waarom de producten verschillen. Het zijn noodzakelijke aspecten (bijvoorbeeld dat de broek moet passen!) die, als je er naar zal ragen, door iedereen als belangrijk zullen worden gezien. Het grootste voordeel van op correlatie gebaseerde methoden is dat ze van meer kanten op de belangrijke aspecten kijken en dat de vergelijkingen indirect zijn. Trade-off / conjoint techniques Klanten kunnen niet altijd producten op een zinvolle manier van elkaar onderscheiden. Vaak moeten ze gewoon kiezen tussen een aanlat imperfecte opties. Bij de trade-off methode wordt daarom vooral gekeken naar het gedrag. Mensen moeten kiezen tussen alternatieven en daaruit wordt opgemaakt wat voor hen belangrijk is bij het maken van hun keuze. De full concept trade-off methode is de makkelijkste van alle analyse methoden. Deze methode wordt vaak gebruikt als maar een paar kenmerken van de service met elkaar vergeleken worden. Er wordt een heel voorbeeld over gegeven. Uit het voorbeeld blijkt dat als mensen moeten keizen, ze het liefste kort reizen en weinig betalen. Maar ze vinden ze het belangrijker om kort te reizen dan om meer te betalen. Ze zullen als tweede optie dus meer betalen om even kort te reizen, als derde optie nog meer betalen om even kort te reizen, en pas daarna weer iets minder betalen om korter te reizen (zie blz. 244). Scalar conjoint si een veel gebruikte methode als het gaat om producten of services die maar een ‘level’ hebben, bijvoorbeeld als het gaat om de klantvriendelijkheid in hotel. Hierbij wordt er paarsgewijs vergeleken, waarbij de respondent aan moet geven welk van de twee opties voor hem belangrijker is (snelle service aan de bar of het hebben van een mini bar op z’n kamer) en in welke mate (veel belangrijker, een beetje belangrijker). Het grootste voordeel van de methode is dat het makkelijk is om weer te geven hoe de experimenten gehouden zijn. Full profile conjoint is een techniek die geschikt is wanneer slechts een paar kenmerken worden geëvalueerd, maar waarbij elk van de kenmerken verschillende ‘levels’ heeft. De respondent wordt gevraagd om de verschillende opties die hij voorgelegd krijgt in volgorde van belangrijkheid te leggen. Deze methode is open. Het is makkelijk om te zien hoe vaak elke elke ‘level’ gebruikt is in de vergelijkingen. Met Adaptive conjoint analysis (ACA) wordt de respondent aan het begin van een interview gevraagd welke aspecten hij van een product of dienst helemaal niet waardeert. Zo wordt een drempel gecreëerd. Het proces is interactief. De respondent wordt gevraagd om keuzes te maken tussen verschillende objecten die overblijven. Samenvatting We hebben verschillende technieken bekeken die de mate van belangrijkheid van bepaalde kenmerken van producten en diensten naar voren halen. Tevens zijn de voor- en nadelen van de methodes behandeld. Zowel bij de conjoint als bij de correlation techniques is het van groot belang dat er geen overload aan respondenten is. Als de onderzoeker begint aan het onderzoek moet hij eerst de verschillende methoden tegen elkaar afwegen en bovenal kijken naar de respondenten. Vanaf hier hoeft niet, is van vorige jaren: M.E. Smith & D.C. Brandenberg (1991). Summative Evaluation. Summatieve evaluatie is gedefinieerd als het proces om de waarde, effectiviteit of efficiency van een object te achterhalen, om dit te gebruiken in het beslissingsproces over dat object. Summative Evaluation (S.E.) Summatieve evaluatie houdt zich bezig met hoe goed iets is en/of met de vraag: is het wat we nodig hebben? Summatieve evaluatie heeft veel te maken met uikomsten, kosten, betalingen en cliënt acceptatie (decision-maker acceptance). De combinatie van summatieve evaluatie met de diagnose stellende formatieve evaluatie geeft vaak nog meer informatie voor de decision-maker. Planning Process Evaluatie activiteiten zijn in te delen in vijf fases: 1) planning 2) materiaal ontwikkeling 3) data verzamelen 4) analyse 5) rapporteren De meeste problemen met evaluatie hebben direct of indirect te maken met slechte planning. Daarom hebben de schrijvers van het artikel een 8-stappen proces voor planning van een evaluatie opgesteld: stap 1: specificeer de beslissing Begin de planning met de vraag: wie zal welke beslissing maken over wat? Bij deze stap wordt meestal de decision-maker geïnterviewd die de evaluatie sponsort en verder ook de andere stakeholders. In essentie om er achter te komen wat hun verwachtingen zijn over welke data gebruikt moet worden, wat de criteria zijn voor het maken van beslissingen, welke andere stakeholders geconsulteerd moeten worden en hoe de planning in elkaar moet zitten. stap 2: Vertaal beslissingen in Onderzoeksvragen De punten van de decision-maker moeten bij deze stap in een onderzoeksdesign vertaald worden. Het planningsproces gaat hier van algemene punten naar specifieke plannen. Vanuit dit perspectief is stap 2 de spil in het planningsproces tussen cliënt (decision-maker) en evaluator. Een format voor de onderzoeksvraag is om te indiceren (a)de te meten dimensie (b)de mensen die worden gemeten (de data leveren) & (c)de standaard voor het analyseren van de data. stap 3: Het Design schetsen Bij deze stap moet de Onderzoeksvraag vertaald worden naar een plan. De te meten dimensie wordt vervangen door de meer specifieke naam van een meettechniek. Bij deze stap moet ook een beslissing worden genomen over de standaard die gebruikt wordt voor de evaluatie. Deze standaarden kunnen relatief zijn (norm-referenced) of absoluut (criterion-references). Het derde deel van deze stap is de omschrijving van mensen die zullen participeren in de evaluatie. Stap 4: Analyseer gedwongenheid, bronnen en mogelijkheden In deze stap moet je uitvinden wat praktisch is in jouw situatie. Bekijk je design om uit te vinden welke benodigdheden je nodig hebt. De meest normale benodigdheden die nodig zijn voor evaluatie projecten zijn: 1)Tijd, 2)Onderzoeksleiders, 3)Toegang tot data bronnen, 4)Politieke overwegingen, 5)Budget. Stap 5: Specificeer instrumenten, procedures en sampling. In deze stap ben je klaar om de hoofdlijnen die je tot nu toe had verder uit te werken. Bij 'Procedures' zit inbegrepen hoe de datacollector instrumenten zal gebruiken om de data te verkrijgen. 'Sampling' refereert naar het proces waarbij de deelnemers van jouw studie geselecteerd worden. N.B. Nieuwe meettechnieken zijn wellicht vereist voor de evaluatie. Stap 6: Schetsen van de data analyse Hoe wil je variërende sets van data samen nemen, welke statistieken moeten gebruikt worden, en welke aantallen wil je hebben om een antwoord te krijgen op de onderzoeksvraag en de vragen van de decision-maker. Stap 7: Specificeer de administratieve vereisten van het project. Met een duidelijk idee van wat je wilt doen, kun je nu een schema ontwikkelen; beschrijf de personele bezetting (wie zal welke taken doen) en plaats alles binnen het budget. Stap 8: Documenteer het Onderzoeksdesign. Dit designdocument geldt als een blauwdruk voor de evaluatiematerialen en procedures en voor het uitdragen van de evaluatie. In het designdocument zitten alle stappen verwerkt. Issues Het volgende representeert de hoofdproblemen waarmee evaluatiespecialisten geconfronteerd worden: -Het verkrijgen van client/sponsor's commitment om te handelen naar de uitkomsten van de evaluatie. -Het evalueren van de effectiviteit van de trainingsorganisatie zelf -Evalueren Management training -Institutionaliseren van het evaluatie proces -Kosten/baten analyse van de impact van het programma. Client's commitment Hoe krijg je de decision-maker zover om te handelen naar de uitkomsten van de evaluatie? Het is essentieel te weten wie de echte decision-maker is en wat de echte beslissing is. Je moet ervoor zorg dragen dat de decision-maker de studie ziet als iets dat ook van hem is. De trainingsorganisatie moet ook actief bezig zijn om de cliëntorganisatie naar zichzelf te laten kijken en te kijken welke opties het heeft om zijn problemen op te lossen. Evaluating the training organization Er is een groeiende bewustwording van het enorme bedrag dat jaarlijks gespendeerd wordt aan werknemerstraining en ontwikkeling. Hieronder zijn vier benaderingen van hoe trainingsorganisaties, hun services en interne operaties te meten zijn: (a) client satisfaction survey, (b) focus groups (c) operational measurements (d) organizational audits Alle vier focussen ze op de organisatie, niet op individuele programma's. (a) Client satisfactie vragenlijst Bij deze techniek wordt gebruik gemaakt van een korte vragenlijst per mail of telefoon bij managers wiens mensen op training zijn geweest. (b) Focus groepen Een focus groep is een ad hoc groep die moet discussiëren over een issue. (c) Operationele meting Een organisatorische meting is een statistiek die enkele karakteristieken van interne operaties of externe services van de organisatie beschrijft. Een meting geeft de organisatie gedurende een specifieke periode weer (b.v. per maand of per kwartaal). Voorbeelden zijn: gemiddelde kosten om één werknemer te trainen voor één dag. Twee veel voorkomende problemen in het gebruik van metingen om trainingorganisaties te meten: De eerste is het ongeïnformeerd gebruik van metingen voor het vergelijken van één trainingsgroep met een andere, zonder de unieke omstandigheden mee te nemen die er vaak voor zorgen dat het niet juist is om die groepen te vergelijken. Het tweede is het gebruik van zelfrapporterende metingen, waar vaak ruis in zit. (d) Organisatorische Audits Een audit is een intensieve studie van een organisatie die ingezet wordt om wegen te vinden ter verbetering van de organisatie. Audits genereren veel informatie, maar ook veel kosten. Evaluating Management Training Het is belangrijk dat training ingebed wordt in een bredere strategie en in een stijl aangeleverd wordt die aansluit bij de veranderingen in de organisatie. N.B. De gehele strategie van verandering van de organisatie moet het doel van een evaluatie zijn, niet alleen de training. Tevens moet het evaluatieplan elk stukje van verandering bevatten en deze beoordelen op of ze goed geïmplementeerd zijn en welke problemen daarbij ondervonden werden. Institutionalisering van het Evaluatie Proces. Evaluatie kan zeer effectief organisatorische doelen dienen en kan het effectiefst uitgevoerd worden wanneer het een standaardprocedure is binnen een organisatie. Kosten/baten impact Twee hoofd componenten: (a) analyse van de kostenfactoren & (b) waarde inschatten van de voordelen van de impacts. Het grote voordeel van de kosten/baten-analyse is dat men vergelijkingen kan trekken tussen verschillende projecten en doelgroepen en dat gelijke objecten niet vereist zijn. Kosten/baten-analyses zijn bekritiseerd, omdat aannames voor het gebruik ervan de werkelijkeheid rekken. Echter voor het grootste gedeelte zijn auteurs het er over eens dat kosten/baten-analyses gebruikt moeten worden voor een indicatie van de resultaten. Artikel: D. Wilkinson (1999) Cost-Benefit Analysis Versus Cost-Consequences Analysis. Dit artikel pleit er voor dat CCA in principe niet verschillend is van CBA. Bronnen zijn gelimiteerd, terwijl wensen ongelimiteerd zijn. Daarom is het een verplichting t.o.v. de maatschappij om men ervan te verzekeren dat deze bronnen op zo’n manier gebruikt worden dat ze leiden tot maatschappelijk gezien de beste uitkomst. Kaufman en Watkins (hebben CCA ontwikkeld) beargumenteren dat veel evaluaties van overheidsprogramma’s zijn gebaseerd op een incorrecte specificatie van outputs, i.p.v. uitkomsten. De auteur van dit artikel zegt echter dat CBA in principe ook gebaseerd is op uitkomsten. CBA is een procedure dat winsten en verliezen meet van individuen, gebruikmakend van geld als maatstaf; en het samenvoegen van de geldwaarde van deze winsten en verliezen, uitgedrukt in netto sociale winsten of verliezen. (Pearce) De winsten voor de maatschappij zouden de kosten moeten overtreffen. Het maatschappelijke component is belangrijk, de inschatting in hoeverre het wel of niet doorgaan met een actie, afhankelijk is van de netto maatschappelijke uitkomst. Boris and Tash zeggen dat impactevaluatie beleidsmakers zou moeten voorzien van 5 essentiële sets van informatie: (1) alle data moet aanwezig zijn die nodig is om de beslissing te maken (2) er moet gedemonstreerd worden welk alternatief programma de grootste winst verkrijgt tegen de laagste kosten (3) per component of programma moet info gegeven worden welke het meest effectief is bij een gegeven uitgave (4) de eerste drie typen informatie voor mensen met verschillende karakteristieken moeten gegeven worden, zodat de besluitvormer kan beoordelen welke individuen het best worden gediend bij elk programma (5) data moet verzameld worden over nieuwe methodes om problemen aan te pakken. Voordat ex post evaluatie kan plaatsvinden moet de doelen van het programma gespecificeerd worden. Dit is tegelijkertijd het moeilijkste van de hele evaluatie. Wanneer een programma meerdere doelen heeft, is het misschien nodig om gewichten toe te kennen aan de verschillende doelen. De uitkomsten die gemeten worden moeten over het algemeen gedrags- en tastbare veranderingen zijn, zoals inkomensverandering, verandering in de gezondheidsstatus, enz. (Deze veranderingen zijn makkelijker te meten, stabieler over de lange termijn en meer betrouwbaarder en valide dan bijv. data over houdingen.) Daarnaast moeten omgevingsinvloeden (demografisch, economisch, enz) meegenomen worden. Simpele correlatie analyse kan leiden tot het overschatten van individuele variabelen. Analyse die meer dan één factor meeneemt bij de meting is realistischer en voorziet in een beter begrip van de vele invloeden die plaatsvinden in de werkelijkheid. Het probleem dat ontstaat bij het meten van uitkomsten is dat het vaak gaat om gedragsrelaties. Het is moeilijk om op de lange termijn gedragsveranderingen te meten, die dus zouden voortkomen van het programma. Er moet dus een middenweg gevonden worden: het tijdsframe moet voldoende zijn om alle benefits vast te leggen, maar ook weer niet te lang, zodat aanpassingen van programma’s of beslissingen over hun continuïteit binnen een redelijke tijd gemaakt kunnen worden. Het kiezen van de juiste manier van evalueren hangt af van de doelen van de evaluatie. De beschikbare data dicteren hoe gedetailleerd de analyse kan zijn. Kaufman en Watkins (1996) stellen voor om de cost-consequences analyse (CCA) te gebruiken voor het bepalen van de maatschappelijke kosten en benefits van programma’s. Return-on-investment (ROI) is weliswaar belangrijk, het is echter vaak meer gedetailleerd dan gewenst, of mogelijk is om uit voeren door besluitvormers. Zij hoeven slechts een grove relatie tussen kosten en consequenties van de investering te begrijpen. Volgens hen is CCA een ‘coarsegrained’ (grove structuur??) schatting van wat men in het systeem stopt en wat men eruit krijgt. De vraag is echter of ROI als deze wordt teruggebracht tot een enkele metric (matrix?), nog steeds gedetailleerder is dan gewenst. Daarnaast kan men zich afvragen, als de data blijkbaar niet beschikbaar is, waarom zou ROI, of CBA dan verschillen van CCA. De auteur van dit artikel beweert dat CCA niet verschillend is van CBA. Beide metrics doen een poging de ratio van inputs naar uitkomsten te beoordelen. De uitkomsten worden gemeten op een maatschappelijk level (binnen de limieten van de beschikbare data). Wat er gemeten wordt is voor beide methode hetzelfde, het gaat er alleen om hoe het gemeten wordt. H. Puchan, M. Pieczka & J. L’Etang (1999) Rethinking PR Evaluation Het hoofddoel van dit artikel is bij te dragen aan het huidige debat over het evalueren van public relations. The development of evaluation research Evaluatie leidt tot twee hoofdvoordelen: feedback en de documentatie van effectiviteit. In de publieke sector is de verantwoordelijkheid van het management voor de publieke gelden van primair belang, al kan het succes van sociale programma’s niet alleen gemeten worden in termen van geld. Andere sociale en politieke criteria benadrukken dat er een winstconcept is voor de maatschappij als geheel. Daarom zijn er andere maten dan geld geïntroduceerd en verder ontwikkeld. De interesse in evaluatie is gestimuleerd door verscheidene belangrijke maatschappelijke trends: toenemende interesse voor de consument (kan producten maken en breken), de implementatie van een maat die de bestuurlijke effectiviteit verbetert (nieuwe managementtechnieken) en de tendens van professionalisatie in zowel de private als de publieke sector (sociale voorzieningen). Evaluation research and methodological debates Met de vestiging van evaluatie als een academische discipline, begonnen onderzoekers het evaluatieproces zelf te onderzoeken: waren evaluaties te kostbaar en te laat? Gebruikten evaluatoren de juiste hulpmiddelen, methoden en maten om de juiste antwoorden te vinden? Hierop volgde het kwalitatief/kwantitatief debat in de jaren ‘70-’80. Uiteindelijk kwam men tot de conclusie dat evaluatie de complexiteit van het geëvalueerde project in beschouwing moet nemen, een programma en de omgeving. Een soort van systeembenadering voor evaluatie moest ontwikkeld worden. Evaluation as the ‘Holy Grail’ Praktijkmensen hebben de neiging meer geïnteresseerd te zijn in het idee van het erkennen van specifieke evaluatiestrategieën voor public relations. Er is een debat geweest over wat er in de PR geëvalueerd zou moeten worden, waarover Pavlik zegt: ‘Pogingen de effectiviteit te meten van PR is bijna net zo moeilijk als het vinden van de Holy Grail. Wat moeten we meten en hoe moeten we dat meten?’ Evaluation: myth and practice? Samenvattend kan het volgende gezegd worden. Allereerst hebben de PReducators voorstellen gedaan voor kwantitatieve wetenschappelijke benaderingen voor evaluaties. Zij erkennen ook het feit dat evaluatie kan plaatsvinden op verschillende levels van complexiteit van wat wordt geëvalueerd, bijv. het vasthouden (retention) van boodschappen of sociale verandering. Ten tweede gebruiken de PR-beoefenaars verschillende meettechnieken, al wordt evaluatie nog niet routinematig in programma’s gebruikt en zijn de budgetten hiervoor nog steeds heel klein. Als derde is evaluatie een discipline met duidelijke links naar het meten van complexe sociale fenomenen en is dus net als de sociale wetenschappen verwikkeld in een debat over methodologieen, nog steeds in afwachting van een duidelijke uitkomst. Het succes van evaluatie hangt af van het karakter van de doelen. Problemen met evaluaties ervaren door PR zijn absoluut niet uniek. Het evalueren van eenvoudige dingen, zoals programma-ouputs, of een houdingsverandering van het publiek levert geen uitdaging meer op voor de beoefenaars. In andere woorden, de micro level van evaluatie in ieder geval de theorie is behoorlijk gevestigd. Wat overblijft is het probleem van evaluatie op macro level, het level van diepere sociale impact. Terwijl wetenschappers wetenschappelijk onderzoek aanbevelen, dat kan worden toegepast bij specifieke programma’s namens klanten, meer pogingen zijn nodig om de impact van PR op sociale veranderingen te evalueren. Een ander onopgelost vraagstuk voor PR is het bedenken van maten die communicatieactiviteiten in verband kunnen brengen met andere organisatieelementen. Ondanks het feit dat financiële maten nuttig zijn als ze mogelijk zijn, het is fout om te denken dat geen andere maten de waarde van PR activiteiten kunnen laten zien. (dus niet alleen uitgaan van media-inhouds-analyse). Wanneer PR wordt belast met het managen van relaties en sociale veranderingen, issues van macht, politiek en cultuur worden belangrijker, omdat ze de relatie tussen de organisatie en het publiek diepgaand beïnvloeden. In deze context zou onderzoek niet enkel gezien moeten worden als een instrument gebruikt door de organisatie maar als een uiting van de identiteit van de organisatie en een manier om relaties op te bouwen met het publiek. Zie nog de conclusie, maakt het geheel iets duidelijker. M.F. Vos (1992). The Corporate Image Concept. A strategic Approach. Samenvatting artikel ‘methods of measurement’ The elements of corporate image research: - How familiar is the public with the organization, products, policies etc - Characteristics various publics attribute to the organization - Degrees of positive and negative perceptions Nelissen includes also behavioral aspects and opinions on communications methods. To summarize, the basic elements of corporate image measurement are: - Familiarity with the organization - Characteristics people atribute to it - Value assesment - Position in relation to other organizations Gray gives the following items for an measurement of the corporate image, based on the fortune survey ( komt ook in het vorige artikel naar voren): - Quality of management - Quality of products of services ( product image) - Innovativeness - Value as long-term investment - Financiel soundness - Ability to attract and keep talented people - Community and environmental responsibility - Use of corporate assets Blauw includes here familiarity and value assessment. The corporate image barometer: measures the general impression of a hundred companies and how well known they are, as well as giving a detailed evaluation of a maximum of 20 companies based on the following image aspects: - Quality of management - Profit - Sense of social responsebility - The company as employer - Innovativeness - Market orientation - Relevance to the Dutch economy - Future expectations with regard to the organization - Quality of the products/ services - Active dissemination of information about the company Because this barometer focusses only on comparison, the information provided on each company is limited. So this better could be seen as a supplement to image research on a specific organization. In comparative research, a general list is used with topics that apply to all organizations: - Specific problems that gave rise to the research - Aspects that are very important for the continuity of the organization - Aspects about which there is a high degree of uncertainty - Aspects which provide evident opportunities for corporate image policy Defining publics: it is very important to break the audience into two meaningful subgroups, otherwise, valuable information for policy development will be lost, it would fail to show a number of people who have negative opinions. Also can different publics attache more value to different characteristics. So image research involves carefully targeted populations. Image reseacrch starts with an overview of publics of the organization involved. Priority may be given to publics where problem areas have been observed, publics that are important for the continuity of the organization, or publics that show a potential for corporate image policy. Corporate image reearch is often carried out in order to measure the effect of public relation activities, so more frequent evaluation is to be recommended. In that way, you can underpin your policy to it. Methods The article gives two kind of methods: 1. Qualitative research: social reality experienced by personal observation. Exploratory and orientational. Normally used when researching the corporate image( can be supplemented by quantitative) It is important for exploring the problem. 2. Quantitative research: obtain data that can be used for statistical processing. The aim is to test. Can provide more certainty about differences between publics. It can offer a numerical underpinning. Image Measurement System:the person questioned must choose the statements he or she feels best represent the company, out of a series of positive and negative statements. ( Maitland calls this a 'cafetaria technique‘) Kotler and Fox opt for a two- step approach: 1. Familiarity and favourability: awareness and value assessment are each measured with the use of a scale 2. The location of the organizations image along major relevant dimensions: - Identifying the dimensions that people use to reflect the object - Reducing the set of relevant dimensions - Administring bipolar adjectives to a sample of a respondent - Averaging the result - Checking on the image variance, to see if the image is highly specific of diffused This approach makes it possible to compare the organization with competitors, to discover differences between varying publics and to point out changes over a period of time. ( het grafiekje dat hier bijhoort, blz 116, kon ik helaas niet interpreteren. Ik snapte er niet zoveel van) Perception and preference analysis When researching product images, it is customary to analyse preference as well as perception. Perception analysis looks at the extent to which the respondents feel that certain characteristics apply to the organization. The following measurement methods are given ( Beijk en van Raay): - The frequency with which a certain characteristic is attributed to a certain object during an open interview - Thought listing ( verbal reactions at a confrontation with the object) - Grouping methods ( respondent places a large number of objects in clusters and is asked for the relevance criteria) - Kelly repertory grid ( asking which two out of three objects are the most similar and why) All the respondents have the freedom ( in all these methods) to express their opinion in their own words. Dowling calls this type of method: non- attribute based (Wierenga calls it decompositional, VErhallen calls it implicit). Simplespace MDS can be used here; multi-dimensional scaling techniques, in which a minimum of 7 objects is used to determine the perception of respondents. Objects that resemble each other closely in the eyes of the respondent, will be close to each other in the multi-dimensional area. Zie figuur 15, hier worden verschillende concurrerende merken in clusters geplaatst door de respondenten. Attribute-based techniques are techniques in which respondents point out the degree to which they regard the characteristics as actually applying to the object. Non-attribute can be used for preliminary research, and non-atribute can be used for subsequent research. Attribute-based scaling procedures ( compositional by Wierenga and explicit by Verhallen). The relevant attributes are known in advance by managerial research and exploratory methods. Verder snapte ik hier vrij weinig van, sorry. Kijk maar even op blz 118/119. Preference analysis looks at the importance attached by the respondents to the various characteristics and their personal preferences per characteristic. Differentiating between publics is of great importance here because preferences differ more than percertions among publics. Respondents can be asked to list comparable objects in order of preference. Op blz. 120 staan allemaal mooie grafiekjes en tekeningetjes, hier mogen jullie zelf nog even naar kijken, want helaas helaas, ik snapte er weer helemaal niks van. ( volgens mij zit dit er globaal achter... respondenten moeten karakteristieken op voorkeur leggen. De hoogste geliefde karakteristiek moet dan iets van een ideaal punt voorstellen, en alles wat er nog dicht omheen zit is ook nog geliefd en alles wat verder weg zit niet meer. The corporate image measurement model The model constructed by the author that incorporates all the elements that could be of interest in a general measurement of the corporate image. Primary impression 1. The primary impression that people have of the organization, based on free association. Capture the first image or the most recent event that the respondent calls to mind at the mention of the organizations name Familiarity 2. The familiarity with the organization and its activities. Awareness of the organization, knowledge of its products of services, people who form part of it and policy aspects. It is necessary to know on what basis people have formed an image Perception 3. The characteristics which are spontaneously attributed to the organization 4. The extent to which the respondents feel that various relevant characteristics are applicable Preference 5. The preference people have for each characteristic and the relative weight of the characteristic for the respondent Position 6. The position that is attributed to the organization in relation to other organizations. The measurement model serves to lay down essential elements on which policy can be based. It is a target model. In important element of the model is peoples primary impression of the organization. Environmental monitoring The results of environmental monitoring should also be incorporated into the interpretation of corporate image research. It is the investigation of the social surroundings with the purpose of observing any developments. Environmental monitoring involves both observing developments ( scanning) and following them ( tracking). The purpose is to discern whether certain trends need closer attention. Baskin and Aronoff point the importance of boundary spanners, who act as doors and windows of organizations. Also a form of monitoring is knowing the community and tracking social developments. Environmental forecasting Forecasts are made to help identify problems of to help solve problems by anticipating the consequences of alternative courses of action. It also involves keeping track of demographic trends and lifestyles. The Delphi-method is frequently used in research into future perspectives. This is based on individual statements by experts which are compared and analysed for agreement and contradiction. The questions presented to the expert may concern the likelihood of a future event etc.. an essential element is here the repeated approach. The experts are approached in a number of rounds. What was said in the previous rounds is used as input for the following rounds. The Delphi-method can provide a meaningful contribution to the analysis of very diverse and complex policy problems. So environmental monitoring should also be involved when interpreting results relating to corporate image. Measuring Online Service Quality Dave Chaffey and Mary Williams Edgar Introductie Het gebruik van digitale media is op dit moment een hele belangrijke methode voor het bezorgen van diensten aan klanten. Door stijgende online transacties en dalende prijzen als gevolg van de ‘price transparency’ tussen websites, is het kwaliteitsniveau van de dienstverlening de belangrijkste ‘differentiator’ voor online diensten. In het paper worden de factoren geëvalueerd, die relevant zijn voor het beoordelen van verschillende niveau’s van ‘online service quality’. Het is de bedoeling om door middel van deze evaluatie de ‘online service quality’ te bekijken voor de marketing van zowel tastbare producten (bijv. boeken, bureau benodigdheden) als ontastbare producten (bijv. financiële- of reisdiensten) en daarbij te ontdekken dat het aanbod van ieder product gepaard gaat met zowel tastbare als ontastbare elementen. Bestaande ‘service quality’ frameworks De bestaande frameworks voor het beoordelen van het kwaliteitsniveau van online diensten zijn gebaseerd op het concept van een ‘service-quality kloof’ tussen het serviceniveau van wat de klant verwacht (door eerdere ervaringen en mond-op-mond reclame) en de waarneming van de klant van het actuele niveau van de service. De dimensies van ‘service quality’, gesuggereerd door Parasuraman et al., waarmee klanten de verwachte en waargenomen ‘service quality’ beoordelen zijn (volgens het SERVQUAL instrument) de volgende: - tastbaarheden: de fysieke- en visuele aanwezigheid van faciliteiten - betrouwbaarheid: het vermogen om de dienst consistent en accuraat te kunnen leveren - ontvankelijkheid: het willen helpen van klanten en voorzien in ‘prompt’ service - garantie: de kennis en beleefdheid van werknemers en hun vermogen om vertrouwen uit te drukken - mee voelen met: het geven van zorgzame, individuele aandacht. ‘Service quality’ staat in relatie met klanttevredenheid. Verschillen in communicatie technieken vereist bij digitale media Het verschil tussen digitale communicatie media en andere kanalen, moet beschouwd worden met de identificatie van de determinanten van ‘online service quality’. Een belangrijk verschil is de toegenomen mogelijkheid van interactie met de klant. Het is veel meer ‘bi-directional one-to-one communication’ (tussen bedrijf en klant) dan de traditionele ‘one-to-many’ communicatie (van bedrijf naar klanten) zoals het geval is bij massa-communicatie. Een ander kenmerk van digitale media is dat de interactie niet persé alleen tussen klant en bedrijf is, alhoewel dit over het algemeen wel de vorm van communicatie is die het meest gewaardeerd wordt. Het medium biedt de mogelijkheid tot ‘many-to-many’ communicatie. Figuur 1 (pagina 365 reader) vat de voornaamste methoden van interactieve digitale communicatie samen. De eerste belangrijke methode is verzoek om informatie op webpagina’s door de klant als hij klikt op een hyperlink en het bezorgen van informatie door de webserver. De tweede belangrijke methode is het gebruik van e-mail die zowel inbound (klant naar bedrijf) als outbound (bedrijf naar klant) inhoudt. Integratie tussen traditionele en digitale media Naast de methoden van interactieve digitale media, laat figuur 1 ook zien dat online service quality niet kan worden beoordeeld zonder gebruik van andere media; de ervaring van de klant zal afhangen van een combinatie van traditionele communicatie (zoals telefoon/post) en digitale communicatie. Bovendien zullen klanten voor verschillende aspecten van hun contact met het bedrijf, de voorkeur geven aan verschillende communicatiekanalen. In figuur 2 (pagina 367) wordt het ‘switchen’ door de klant, tussen online media en traditionele media bij het eventueel kopen van een product weergegeven. Om een goed service niveau te kunnen leveren als bedrijf zijnde, is het niet alleen van belang om zowel een goede service te bieden via de traditionele en digitale kanalen, maar er moet ook een mogelijkheid geboden worden waarin de klant makkelijk kan ‘switchen’ van het ene kanaal naar het andere (zoals bijv. een ‘call-back’ mogelijkheid op de website). Samenvattend: om een goed niveau van online klantenservice te bereiken, is een goede ondersteuning van de ‘voorkeurs’communicatiekanalen van de klant belangrijk. Determinanten van online service quality Identificatie van factoren die online service quality bepalen, kan bereikt worden door het bekijken van een bestaand, veelomvattend framework van factoren, die de waarneming van service quality beïnvloeden. Tabel 1 (pagina 368/369) laat de waarnemingselementen van de klant zien en de evaluatie van hoe deze elementen gerelateerd kunnen worden aan de beschikbare mogelijkheden in de aanwezigheid van een website en e-mail communicatie. De evaluatie die in tabel 1 is samengevat, laat de volgende belangrijke kenmerken van online service quality voor de dimensies van SERVQUAL, zien: - tastbaarheden - betrouwbaarheid - ontvankelijkheid - garantie - mee voelen met Belangrijke verschillen in de toepassing van SERVQUAL in de online context zijn dat: - SERVQUAL benadrukt de kennis en begrip van de werknemers, maar toegankelijke en relevante informatie op een website, bepaald ook het online service niveau - Geschikte infrastructuur en website design om te voorzien in beschikbaarheid en ontvankelijkheid van informatie-aanvragen (door de klant) worden belangrijk - Geschikte software bij het ondersteunen van de klantenservice wordt belangrijk bij de bemiddeling tussen klant en bedrijf en de informatie op de website Figuur 3 (pagina 371) laat de verschillende attributen van informatiekwaliteit zien, waarmee geconstateerd moet worden of de inhoud van de informatie tegemoet komt aan de behoeften van de klant. Dan komt er een hoofdstukje met een onderzoek waarin de toepasbaarheid van de dimensies van de SERVQUAL wordt geïllustreerd op de service quality van e-mail respons. Van 361 bedrijven werden website adressen geselecteerd. De onderzoekers wilden naar deze bedrijven via e-mail, drie vragen sturen. De vragen waren gericht vanuit het oogpunt van de klant. Hierbij werd rekening gehouden met de producten of diensten die de individuele organisatie bood. In het kort de resultaten: Tastbaarheden: niet van toepassing Betrouwbaarheid: afhankelijk van de beschikbaarheid van e-mail. Van de 361 geselecteerde websites, waren er 331 toegankelijk op het moment van het onderzoek. Van deze 331 websites, hadden er 299 de mogelijkheid tot e-mail contact. Er werden mails gestuurd naar deze 299 bedrijven, 9 mails waren ‘undeliverable’. Dus op het moment van het onderzoek, was service beschikbaarheid zeker niet universeel. Ontvankelijkheid: Van de 290 succesvolle gestuurde mails, reageerde 62% binnen 28 dagen. Een derde van de bedrijven reageerde niet. Garantie: moet beschouwd worden als de kwaliteit van het antwoord. Van de 180 antwoorden, bestond 91% uit persoonlijke antwoorden en 9% uit automatische antwoorden, die geen antwoord gaven op de individuele vragen. Mee voelen met: 91% van de vragen was persoonlijk beantwoord, waarvan 29% doorgegeven was binnen de organisatie. Van deze 53, werden 23 nieuwe antwoorden gegeven binnen 28 dagen. 30 van de doorgegeven vragen, kreeg verder nooit meer een antwoord. Toepassing van SERVQUAL instrument dimensies op website karakteristieken Ook weer een onderzoek met het SERVQUAL instrument, maar nu op websites (wat betreft inhoud, snelheid van downloaden, up-to-date zijn, enz. Als je het wilt lezen: begint op pagina 372. In tabel 2 op pagina 375 staat een soort samenvatting van de onderzoeken. De samenvatting moet je eigenlijk gewoon maar even doorlezen, staat op pagina 376. Zo lastig om van een samenvatting weer een samenvatting te schrijven. B.J. De Santo (2000). Getting to Know You: Psychographics’Place in Public Relations Research. Abstract In dit artikel wordt de bijdrage van psychographics aan public relations behandeld. Als het op de juiste manier onderzocht wordt kan psychographics informatie over gedragingen en attitudes toevoegen aan de traditionele demografische categorieën. Introduction Diversiteit is het meest significante aspect van het massa publiek. Door snelle veranderingen zijn er een aantal dingen waar onderzoekers goed op moeten letten: - ze moeten onderzoek uitvoeren dat betrouwbaar en valide informatie van de juiste groepen naar boven brengt - ze kunnen vaak niet met een enkele onderzoeksmethode af om het complete beeld van de situatie en het publiek weer te geven. From demographics to psychographics Marketeers en adverteerders zijn de eerste mensen geweest die consistent informatie verzamelde over hun publiek (de doelgroep), omdat zij geloofden dat eerder vertoond gedrag een goede voorspeller was van later gedrag. Met onderzoek werd de motivatie van consumenten en de waarden van hun demografische kenmerken (man/ vrouw, opleiding etc.) gekoppeld met het te voorspellen gedrag. Er werden verschillende methoden hiervoor ontwikkeld. De methode VALS 2 wordt behandeld. Het doel van deze methode is om de persoonlijke dimensie te koppelen aan het te voorspellen gedrag. Er was dan wel geen zekerheid over de wetenschappelijke validiteit en betrouwbaarheid van deze methode, maar de grootste bijdrage van de methode is wel dat er een soort richtlijn in de vorm van ‘het gezicht van het publiek’ uit de gegevens kwam, waar de marketeers en adverteerders zich op konden richten. Een andere methode die genoemd wordt is PRIZM, een zogenaamd geodemografisch systeem dat de gebieden zoekt waarin inwoners van een bepaalde specifieke psychografische categorie leven. Bepaalde levensstijlgroepen worden zo gecategoriseerd. Kritiek op deze methode is dat psychografische systemen te algemeen zijn. Maar de informatie die door de groepen naar boven komt is wel erg waardevol omdat deze direct van de respondenten zelf afkomstig is. Misschien wel de grootste waarde van de methode is dat het het verschil tussen waarheid en data belicht. Andere punten van kritiek op de psychografische onderzoeksmethode is dat men niet weet of mensen in de toekomst hetzelfde zullen doen als wat ze in het verleden hebben gedaan. Verder kan de informatie die door de respondenten gegeven wordt op geen enkele manier getest worden op de betrouwbaarheid en validiteit bij een buitenstaande bron. Tot slot zijn er te veel oncontroleerbare factoren die in de weg kunnen staan bij het te voorspellen gedrag. Ondanks deze kritiek heeft psychografisch onderzoek wel bijgedragen aan het gegeven dat de informatie over doelgroepen in de (globale) markt nog steeds gewenst is. Applying psychographics to public relations practice Terwijl marketeers en adverteerders de psychografische aanpak gebruiken om klantenprofielen te ontdekken en daaruit groepsprofielen te vormen, gebruiken communicatiedeskundigen de sociologische aanpak, om de publieke opinie van groepen naar voren te halen. Attitude en gedragsveranderingen zijn de traditionele doelen geweest in PR programma’s. Om informatie naar boven te krijgen over attitudes en waarden, zijn door PR mensen vele methoden gebruikt, zoals de Likert schaal, focus groups etc. Vaak waren de resultaten geclusterd (zie vorige artikel). Traditionele demografische factoren zoals leeftijd, opleiding en inkomen spelen een kleinere rol bij de ‘op keuze gebaseerde’ maatschappij van tegenwoordig. Omdat psychografie kijkt naar de levensstijl en de omgeving waarin mensen leven en werken, en de belangrijkste waarden die mensen er op na houden, kan het waardevolle informatie geven over vroeger gedrag, prioriteiten van het publiek, veranderingen binnen het publiek en elementen die hieraan bijdragen. Daarom is het van groot belang dat de attitude van het publiek in kaart gebracht wordt. Door het creëren van groepsprofielen kan een strategisch plan gevormd worden. Vervolgens worden er een aantal case studies beschreven (niet echt van belang). Implications for public relations practice Crisis situaties kunnen voorkomen worden als men weet wat belangrijk wordt gevonden door verschillend publiek. Door attitudes en motivaties met behulp van psychografie naar voren te halen, kan een boodschap effectief bij de juiste doelgroep overkomen (bij de juiste mensen, via het juiste kanaal, op de juiste tijd…). Misschien wel de grootste bijdrage van psychografie is dat eerst begrepen wordt hoe individuen denken en daarna meerdere mensen die net zo denken erbij gezocht worden.