Verslag: ‘maken van een formularium’ Studiejaar: 3e kan Geneeskunde en 1e proef Farmacie academiejaar: 2004-2005 Groep: 2 Datum: 08/03/2005 Hypertensie I. Introductie Onder hypertensie verstaat men een bij herhaalde metingen (drie of meer) vastgestelde verhoogde bloeddruk, dwz een diastolische druk van 90 mm Hg of hoger en een systolische druk van ten minste 140 mm Hg. Indien niet adequaat behandeld kan dit leiden tot cardiovasculaire, cerebrovasculaire en renale complicaties en tot een verminderde levensverwachting. Men onderscheidt hierbij twee vormen, milde hypertensie (hypertensie graad I, wanneer de systolische druk ligt tussen 140 en 159 mmHG en de diastolische tussen 90 en 99 mmHg) en matige hypertensie (hypertensie graad II , wanneer de systolische druk tussen 160 en 179 mmHg ligt en de diastolische tussen 100 en 109 mmHg). II. Beslisboom Farmacologisch Niet farmacologisch Bij deze patiënt is verder uitwerking niet vereist aangezien het om een ongecompliceerde patiënt gaat. Indien de patiënt zich bij de apotheker meldt met klacht van zelf vastgestelde hypertensie, is het taak van de apotheker door te verwijzen naar de arts en advies te geven op korte termijn (zoutbeperking, beperking van de alcoholconsumptie,…). III. Maken van het formularium III.1 Conditie: Farmacologische behandeling III.1.1 Relatieve waarden Effectiviteit: Doel is verlaging van de bloeddruk (surrogaat eindpunt)(SBD<140 mmHg; DBD<90 mmHg) en aldus de cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit te verminderen (harde eindpunten). We hechten hier het grootste belang aan aangezien het de bedoeling is de levenskwaliteit - en duur te verbeteren. Relatieve waarde : 0.30 Veiligheid: Patiënt heeft naast lichte of matige hypertensie geen andere complicaties. Behandeling van hypertensie is een chronische therapie, indien de veiligheid niet voldoende is (bijwerkingen) zal dit een negatief effect hebben op de compliance . Vele patiënten ondervinden namelijk geen last van de hypertensie en zouden omwille van de bijwerking de inname van het geneesmiddel verzuimen. ”Beter een minder sterk geneesmiddel zonder bijwerkingen, dan een sterk geneesmiddel met meer risico’s”. Relatieve waarde : 0.27 Geschiktheid: Omdat het een chronische aandoening betreft, is het gebruiksgemak heel belangrijk. De frequentie van toediening mag niet te hoog zijn en de toedieningsvorm moet eenvoudig zijn, beiden zeer belangrijke factoren inzake therapietrouw. Interacties met andere geneesmiddelen zijn van ondergeschikt belang daar het hier gaat om een ongecompliceerde patiënt (interacties kunnen voorkomen bij gebruik van medicijnen zoals NSAID’s). Relatieve waarde : 0.23 Prijs: De prijs moet in acht genomen worden : ten eerste voor de patiënt zelf, aangezien hij voor een lange tijd de therapie zal moeten volgen. Ten tweede voor de maatschappij, aangezien de hoge prevalentie van hypertensie in de Westerse wereld. Indien twee geneesmiddelen dezelfde werking hebben, opteren voor de goedkoopste mogelijkheid. Relatieve waarde : 0.20 III.1.2 Medicijnen Voor de behandeling van arteriële hypertensie komen volgende geneesmiddelen in aanmerking: Bèta – blokkers Diuretica Ca – antagonisten ACE – inhibitoren AT II – antagonisten Alfa – blokkers Centrale antihypertensiva Vasodilatoren vergelijkbare harde eindpunten (morbiditeit en mortaliteit) werkt enkel op surrogate eindpunten geen bewezen harde eindpunten In de discussie werd besloten de -blokkers, de centraal werkende en de vasodilatoren buiten beschouwing te laten, wegens geen bewezen effect op de harde eindpunten. Effectiviteit: (0.30) ACE-inhibitoren: (7.5) gunstig effect op de morbiditeit en de mortaliteit bij 50% van de patiënten effectief ( combinatietherapie 70%) eerste keus bij comorbiditeit Bèta – blokkers: (9.0) niet-selectieve (propranolol) selectieve beta-1 met ISA: geen bewezen gunstig effect op mortaliteit (buiten beschouwing) bij 60% van de patiënten bloeddrukdaling (surrogaat eindpunt) 2de sterkste antihypertensiva na de diuretica Calcium-antagonisten: (7.0) niet-selectieve: werken op hart, vaten, darm (buiten beschouwing) vaat-selectieve werken vooral op vaten (dihydropyridines) gegevens in verband met effectiviteit op lange termijn ontbreken betere effectiviteit bij bejaarden ATII-antagonisten: (6.5) er is geen duidelijkheid of de angiotensine II receptorantagonisten even doeltreffend zijn als de ACE – inhibitoren in verband met morbiditeit en mortaliteit. (onderzoek is nog niet beëindigd) Diuretica: (9.0) thiazide diuretica hebben voorkeur boven lisdiuretica omdat ze de patiënt minder fel doen plassen (Quality of Life) en langer werken grotere effectiviteit bij bejaarden en personen van het zwarte ras discussie: Studies betreffende de effectiviteit van de diuretica en de bèta – blokkers zijn niet eenduidig ( beter dan of gelijk). Daarom hebben we beiden een even hoge score gegeven. Angiotensine II receptorantagonisten hebben we een lage score toegekend, wegens het ontbreken van gegevens op lange termijn, hoewel de effecten vergelijkbaar zijn met de ACE – inhibitoren. Veiligheid: (0.27) ACE – inhibitoren: (5.0) Een hypotensieve reactie is vooral te vrezen bij patiënten met voorafbestaand gestimuleerd renine-angiotensine-aldosteronsysteem (door diuretica, hartfalen, nierarteriestenose). Patiënt moet hiervoor ingelicht worden. Dit treedt echter op bij alle antihypertensiva. Verslechtering van de nierfunctie (en soms acute nierinsufficiëntie) kan optreden, vooral bij toediening aan patiënten met voorafbestaand nierlijden (b.v. bilaterale stenose van de arteria renalis of stenose op unieke nier) of patiënten met hartfalen. Hyperkaliëmie, hyponatriëmie. Hoest (die soms slechts na verscheidene weken behandeling optreedt) bij 10% van de patiënten. Angioneurotisch oedeem (zeldzaam, toch lethaal) (moeten we hierbij rekening houden? Riscico op mortaliteit is hoger bij hypertensieve patiënten zonder therapie!) Dysgeusie, rash. Cholestatische hepatitis en hematologische problemen (b.v. neutropenie) zijn zeldzaam. Daling van de hemoglobinemie, eventueel met anemie, kan optreden, vooral bij chronisch nierfalen. Bèta blokkers: (6.5) Bijwerkingen: Alle hartslag , contractiliteit, HDL-C , aanvoelen hypoglycemie (hier niet van toepassing: patiënt ongecompliceerd), bij acuut stoppen rebound effect, sinusale bradycardie, hartfalen, vermoeidheid depressies, nachtmerries meer bij niet-selectieve dan bij selectieve glucose, cholesterol, impotentie (meer dan bij diuretica), inspanningstolerantie, bronchospasme bij astmapatiënt, koude extremiteiten Ca – antagonisten: (5.0) bijwerkingen: alle: hoofdpijn, voetoedeem 10% (inlichtingen verstrekken aan de patiënt!), duizeligheid, misselijkheid. vaatselectieve: flushes en reflextachycardie (meer bij kortwerkende) Angiotensine II – receptorantagonisten: (6.5) Volgens het geneesmiddelenrepertorium zijn de bijwerkingen dezelfde als de ACEinhibitoren, behalve dat droge hoest als ongewenst effect minder een probleem is. Diuretica: (8.0) Bijwerkingen: kalium , glucose, cholesterol en TG , urinezuur (contra-indicatie: jicht), impotentie Bij behandeling van hypertensie wordt een lagere dosis gegeven waardoor bijwerkingen bijna nihil zijn. discussie: Hoogste score werd toegekend aan de diuretica omwille van de weinige bijwerkingen. Daarenboven zijn de bijwerkingen minder ernstig en gemakkelijk te behandelen + vermijden. Ca – antagonisten en ACE – inhibitoren kregen de laagste score omdat de bijwerkingen vervelend en veelvuldig voorkomen (10%). Ze gaan bijgevolg de therapietrouw beïnvloeden. Geschiktheid: (0.23) ACE – inhibitoren: (6.0) Contra-indicaties: zwangerschap, (bilaterale stenose a.renalis of stenose bij unieke nier), hyperkaliëmie Interacties: associatie met K+, K+-sparende diuretica of NSAID’s ; kan leiden tot hyperkaliëmie. Posologie: 1 (à 2) toedieningen per dag, tabletvorm Bèta – blokkers: (7.0) -blokkers hebben een negatief effect op astma, diabetes mellitus en depressie. Contra-indicaties zijn astma, COPD, perifere vasculaire stoornissen en hartfalen. Een relatieve contra-indicatie zijn fysisch actieve personen. Posologie: 1 à 2 dosissen per dag zijn aangewezen., tabletvorm Ca – antagonisten: (5.0) Associatie van een β-blokker en een calciumantagonist, vooral verapamil (zeker i.v.) en diltiazem, kan de ongewenste effecten ter hoogte van het hart versterken. Verhoging van de plasmaconcentraties van digoxine (maar niet van digitoxine) bij gelijktijdige inname van verapamil en mogelijk sommige andere calciumantagonisten. Inhibitie van de biotransformatie van geneesmiddelen zoals carbamazepine, kinidine en theofylline door verapamil, en in mindere mate door andere calciumantagonisten. Verhogen van de biologische beschikbaarheid van de meeste calciumantagonisten (die na orale toediening een uitgesproken eerste passage-extractie ter hoogte van de lever vertonen) bij gelijktijdig gebruik van enzyminhibitoren (zoals cimetidine of pompelmoessap); verlagen van de biologische beschikbaarheid bij gelijktijdige toediening van enzyminductoren (zoals barbituraten en sommige anti-epileptica). posologie: 1 à 3 giften per dag, tabletvorm Angiotensine II receptorantagonisten: (6.0) Contra-indicaties zijn dezelfde als de ACE-inhibitoren. Posologie: 1 keer per dag, tabletvorm De keuze kan gemaakt worden op basis van geassocieerde pathologie. Diuretica: (8.0) Opletten bij de inname in combinatie met NSAID’s gezien deze het diuretisch en antihypertensief effect tegengaan. Ze kunnen echter gemakkelijk gecombineerd worden met andere antihypertensiva zoals betablokkers, ACE-inhibitoren en AT II-inhibitoren. Bij behandeling van hypertensie worden best lage doses gebruikt; wordt het diureticum geassocieerd met een ander antihypertensivum, dan wordt een nog lagere dosering gebruikt. Synergistisch met ACE – inhibitoren. Verhoging van de lithiumspiegels. Contra – indicaties: jicht (absoluut), zwangerschap (relatief) Liefst niet ’s nachts gebruiken wegens veelvuldig plassen. Posologie: 1 keer per dag, tabletvorm discussie: Bèta – blokkers hebben een lagere score dan de diuretica omdat de fysiek actieve personen uitgesloten worden. De Ca - antagonisten hebben een lagere score dan ACE/ AT II wegens meerdere innamen per dag en interacties met pompelmoessap. Prijs: (0.20) ACE – inhibitoren: 0.3-0.9 € /dag Bèta – blokkers: 0,2 – 0.7 €/dag. Ca – antagonisten: 0.3 - 0,6 €/dag Angiotensine II – receptorantagonisten: 0,74 €/dag Diuretica: 0.07-0.25 € /dag III.1.3. Tabel Effectiviteit Veiligheid Geschiktheid Prijs 0.3 0.27 0.23 0.20 diuretica 9.0 (2.70) 8.0 (2.16) 8.0 (1.84) 9.5 (1.90) betablokkers 9.0 (2.70) 6.5 (1.76) 7.0 (1.61) 8.0 (1.60) ACE-inhibitoren 7.5 (2.25) 5.0 (1.35) 6.0 (1.38) 7.0 (1.40) Calciumantagonisten 7.0 (2.10) 5.0 (1.35) 5.0 (1.15) 7.0 (1.40) ATII-antagonisten 6.5 (1.95) 6.5 (1.76) 6.0 (1.38) 3.0 (0.60) totaal 8.60 7.27 6.38 6.00 5.79