Eigen kracht: de invloed van zelfmanagementinterventies

advertisement
Eigen kracht:
de invloed van zelfmanagementinterventies op
gezondheid, zorg en participatie
een literatuurstudie in het kader van Klein maar Fijn - CEPHIR
Rotterdam, oktober 2014
Suzan Robroek, Lex Burdorf
Afdeling Maatschappelijke Gezondheidszorg
Erasmus MC Rotterdam
CEPHIR Klein maar Fijn: effecten van zelfmanagementinterventies
Inhoudsopgave
Samenvatting .......................................................................................................................................... 3
Inleiding................................................................................................................................................... 6
Methode ................................................................................................................................................. 8
Literatuuronderzoek ........................................................................................................................... 8
Resultaten ............................................................................................................................................... 9
Inhoud zelfmanagement interventie ............................................................................................ 11
Effecten van interventies .............................................................................................................. 11
Verschillen tussen subgroepen ..................................................................................................... 17
Belemmerende en bevorderende factoren .................................................................................. 17
Discussie ................................................................................................................................................ 19
Conclusies en aanbevelingen ........................................................................................................ 20
Referenties ............................................................................................................................................ 21
CEPHIR Klein maar Fijn: effecten van zelfmanagementinterventies
Samenvatting
In het kader van ‘Klein maar Fijn’ is in opdracht van de Academische Werkplaats Publieke
Gezondheid CEPHIR een literatuuronderzoek verricht naar de invloed van zelfmanagement
interventies op gezondheid, zorg en participatie.
Dit literatuuronderzoek heeft als doel gerichte adviezen op te stellen over de inzet, uitvoering en
implementatie van zelfmanagementactiviteiten in lokaal volksgezondheidbeleid. Zelfmanagement
wordt door het Landelijke Actieprogramma Zelfmanagement (NPCF-CBO) gedefinieerd als ‘de cliënt
de regie te laten houden over het eigen leven en de ziekte tot zover hij dat kan en wil’. Er worden in
Nederland en internationaal vele activiteiten aangeboden om de zelfmanagement van mensen met
chronische aandoeningen - vaak ouderen – te vergroten en daarmee gezondheid, zorg en
participatie. Om beter inzicht te krijgen in de effecten van dergelijke interventies en in de factoren
die bepalen of een interventie al dan niet effectief is, zijn de volgende onderzoeksvragen
geformuleerd : 1) Wat zijn de effecten van zelfmanagementinterventies op gezondheid, zorg en
participatie?; 2) In hoeverre verschillen de effecten tussen demografische subgroepen?; 3) Welke
factoren belemmeren of bevorderen de implementatie van zelfmanagementinterventies?
Er zijn geen studies gevonden naar zelfmanagementinterventies bij een andere kwetsbare groep,
langdurig uitkeringsgerechtigden. Bestaande systematische reviews (gestructureerde
literatuuronderzoeken) naar de effecten van zelfmanagementinterventies richten zich voornamelijk
op mensen (meestal ouderen) met een of meerdere chronische aandoeningen.
De gevonden studies zijn ingedeeld in drie groepen: 1) systematische reviews naar
zelfmanagementinterventies bij mensen met chronische aandoeningen in het algemeen, 2)
systematische reviews naar zelfmanagementinterventies bij mensen met een specifieke chronische
aandoening (astma/COPD, hartfalen, artrose, hypertensie, diabetes mellitus), en 3) Nederlandse
studies naar zelfmanagementinterventies.
Wat zijn de effecten van zelfmanagementinterventies op gezondheid, zorg en participatie?
De bekendste en meest onderzochte interventie is het Chronic Disease Self-Management Program
(CDSMP), dat bestaat uit 6 wekelijkse 2,5 uur durende groepsbijeenkomsten. In de participatieve
bijeenkomsten komen de volgende onderwerpen aan bod: a) technieken hoe om te gaan met
gevoelens als frustratie, pijn, moeheid en isolatie, b) oefeningen om kracht, lenigheid en
uithoudingsvermogen te behouden of verbeteren, c) goed gebruik van medicijnen, d) effectief
CEPHIR Klein maar Fijn: effecten van zelfmanagementinterventies
communiceren met familie, vrienden en gezondheidsprofessionals, e) gezonde voeding, f) het
nemen van beslissingen, en g) hoe nieuwe behandelingen te evalueren.
Geen van de studies onderzocht de invloed van de interventies op participatie. De
uitkomstmaten zijn verder onderverdeeld in a) zelfmanagent-vaardigheden, b) leefstijl, c)
gezondheid, d) zorggebruik, en e) kwaliteit van leven.
Reviews naar de effecten van zelfmanagementinterventies bij mensen met chronische
aandoeningen in het algemeen tonen aan dat deze interventies tot een (kleine tot matige)
verbetering kunnen leiden van zelfmanagementvaardigheden (self-efficacy), een gezonde leefstijl
(vooral lichamelijke activiteit), en gezondheid (ervaren gezondheid, beperkingen en depressie).
Reviews naar de effecten van zelfmanagementinterventies bij mensen met specifieke
chronische aandoeningen in het algemeen toonden aan dat de zelfmanagementvaardigheden bij
diverse specifieke chronische aandoeningen verbeterden. De invloed van deze interventies op
leefstijl zijn beperkt onderzocht. De conclusies naar de effecten van zelfmanagement-programma’s
op gezondheid, zorggebruik en kwaliteit van leven verschillen tussen de specifieke chronische
ziekten en de verschillend uitkomstmaten. Voor astma/COPD werden positieve effecten op
gezondheid, zorggebruik en kwaliteit van leven gevonden. Bij mensen met hartfalen vonden minder
ziekenhuisopnamen plaats en zijn er aanwijzingen voor een verbetering in de kwaliteit van leven. Bij
mensen met artrose werden kleine, maar positieve effecten op gezondheid gevonden, maar geen
verbetering in kwaliteit van leven. Ook voor hypertensie werd een verbetering gevonden in zowel de
systolische als diastolische bloeddruk. Voor type 2 diabetes mellitus werden klinisch relevante
verbeteringen gevonden, maar niet voor alle relevante bloedwaarden. Geen van de studies vond een
verlaging van de mortaliteit.
De vier Nederlandse studies onderzochten zelfmanagementinterventies bij chronisch zieke
ouderen, hartfalenpatiënten, en werknemers met een chronische somatische aandoening. Hoewel
er verbeteringen in zelfmanagementvaardigheden werden gevonden, kon de effectiviteit van het
CDSMP niet worden aangetoond voor leefstijl, gezondheid, zorg en kwaliteit van leven.
In hoeverre verschillen de effecten tussen demografische subgroepen?
De interventies blijken niet voor iedereen tot zelfde resultaten te leiden. De Nederlandse studies
toonden aan dat mensen met een laag opleidingsniveau meer baat hadden bij de
zelfmanagementinterventie dan hoger opgeleide mensen.
CEPHIR Klein maar Fijn: effecten van zelfmanagementinterventies
Welke factoren belemmeren of bevorderen de implementatie van zelfmanagementinterventies?
Een belangrijke belemmerende factor blijkt een gebrek aan bereik en deelname aan de interventie.
Redenen om niet deel te nemen aan een zelfmanagementinterventie zijn van logistieke als
gezondheid gerelateerde aard. Tevens wordt het gebruik van algemene in plaats van individuele
adviezen als minpunt genoemd. Een positieve en actieve attitude, en de betrokkenheid van
familie/partner bij de interventie worden als bevorderende factoren genoemd.
Conclusies
Op basis van de resultaten uit dit literatuuronderzoek kunnen de volgende conclusies en adviezen
worden geformuleerd:
-
Onderzoek toont aan dat zelfmanagementactiviteiten kunnen leiden tot een (beperkte)
verbetering in zelfmanagementvaardigheden, leefstijl, gezondheid, zorggebruik, en kwaliteit
van leven bij mensen met chronische ziekten en ouderen. Implementatie van de interventie
wordt aanbevolen.
-
De interventies leiden met name bij mensen met een laag opleidingsniveau tot positieve
effecten.
-
Meer inzicht nodig in de werkzame elementen alsmede in de effecten op lange termijn en
de invloed van de interventies op participatie.
-
Er is geen inzicht in de invloed van zelfmanagementinterventies bij langdurig
uitkeringsgerechtigden.
-
Een belangrijke beperking is een gebrekkig bereik. Zowel geïndividualiseerde programma’s
(bijv. web-based) als groepseducatie aanbieden leidt mogelijk tot een hoger bereik en
gebruik van de interventie.
CEPHIR Klein maar Fijn: effecten van zelfmanagementinterventies
Inleiding
De levensverwachting stijgt; we worden steeds ouder. Ook het aantal mensen met een chronische
aandoening neemt toe. De verwachting is dat het aantal mensen met een chronische aandoening
stijgt van 32% in 2011 naar 40% in 2030 (Hoeymans e.a., 2014). Chronische ziekten komen vooral
onder ouderen voor; 70% van de mensen van 65 jaar en ouder heeft een chronische aandoening
(Gijsen e.a., 2013). Om de gezondheidszorg betaalbaar te houden stuurt de overheid steeds meer
aan op zelfregie en zelfmanagement.
Zelfregie houdt in dat mensen zelf de verantwoordelijkheid en vrijheid krijgen en nemen om
autonome keuzes in hun leven te maken. Dit vormt de basis in de nieuw voorgestelde definitie van
gezondheid: ‘het vermogen van mensen zich aan te passen en een eigen regie te voeren, in het licht
van fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven’ (Huber e.a., 2011). Met
zelfmanagement wordt bedoeld dat patiënten zelf de regie over hun eigen zorg houden (Kooiker
e.a., 2014). Het Landelijke Actieprogramma Zelfmanagement (NPCF-CBO) streeft ernaar de cliënt de
regie te laten houden voer het eigen leven en de ziekte tot zover hij dat kan en wil (Timmermans
e.a., 2011). Lorig en Holman (2000) onderscheiden vijf belangrijke zelfmanagementvaardigheden: a)
het oplossen van problemen, b) het nemen van beslissingen, c) het benutten van middelen, d) een
partnerschap vormen met de gezondheidsprofessional, en e) actie ondernemen. Met een groeiende
druk op het vergroten van deze zelfmanagement worden steeds meer zelfmanagementinterventies
aangeboden met als doel de gezondheid, zorg en participatie te verbeteren - zodat mensen ondanks
gezondheidsproblemen actief aan de samenleving kunnen deelnemen met een bevredigende
kwaliteit van leven. Echter, er is nog weinig bekend over de effecten van dergelijke interventies en
de factoren die bepalen of een interventie al dan niet effectief is.
Door middel van literatuuronderzoek worden de effecten van interventies naar het
bevorderen van zelfmanagement op gezondheid, zorg en participatie in kaart gebracht. Drie
belangrijke en kwetsbare doelgroepen worden hierin onderscheiden: mensen met chronisch
aandoeningen, ouderen en langdurig uitkeringsgerechtigden. Speciale aandacht gaat uit naar de
kenmerken van deze interventies (inhoud), de doelgroep, en de belemmerende en bevorderende
factoren voor succesvolle implementatie. Doel is om gerichte adviezen op te stellen over de inzet,
uitvoering en implementatie van zelfmanagementactiviteiten in lokaal volksgezondheidbeleid.
Specifieke onderzoeksvragen zijn:
1) Wat zijn de effecten van zelfmanagementinterventies op gezondheid, zorg en
participatie?
CEPHIR Klein maar Fijn: effecten van zelfmanagementinterventies
2) In hoeverre verschillen de effecten tussen demografische subgroepen?
3) Welke factoren belemmeren of bevorderen de implementatie van
zelfmanagementinterventies?
CEPHIR Klein maar Fijn: effecten van zelfmanagementinterventies
Methode
Literatuuronderzoek
Door middel van een zoekstrategie in een database voor internationale wetenschappelijke literatuur
(PubMed) zijn relevante gestructureerde literatuuronderzoeken, in de vorm van systematische
reviews en meta-analyses, geselecteerd. De literatuuronderzoeken werden als relevant beoordeeld
voor de beantwoording van de onderzoeksvragen indien zij interventies met
zelfmanagementcomponent beschreven waarin mensen met chronische aandoeningen, ouderen of
uitkeringsgerechtigden als onderzoekspopulatie waren geïncludeerd. Op basis van deze studies
worden de inhoud van interventies en de interventie-effecten in kaart gebracht. Naast
systematische reviews en meta-analyses is er gezocht naar interventiestudies uitgevoerd in
Nederland.
Vervolgens zijn studies geïdentificeerd waarin de effecten voor verschillende demografische
groepen werden gepresenteerd en naar studies gericht op het identificeren van belemmerende en
bevorderende factoren voor succesvolle implementatie. De belangrijkste bevindingen uit de
wetenschappelijke literatuur worden in het volgende hoofdstuk samengevat.
CEPHIR Klein maar Fijn: effecten van zelfmanagementinterventies
Resultaten
In totaal zijn 12 systematische reviews naar de effecten van zelfmanagementinterventies
opgenomen in dit literatuuronderzoek. Daarnaast zijn vier interventiestudies naar zelfmanagement
in Nederland geïncludeerd (zie Tabel 1). Er zijn geen studies gevonden naar
zelfmanagementinterventies specifiek bij (langdurig) uitkeringsgerechtigden. De interventies zijn
gericht op mensen, vaak ouderen, met een of meerdere chronische aandoeningen. Er is een
onderscheid te maken in studies die zich richten op zelfmanagementprogramma’s bij mensen met
een of meerdere chronische aandoeningen in het algemeen (Foster e.a. 2007; Jonker e.a. 2009;
Franek e.a. 2013), en programma’s bij mensen met een specifieke chronische aandoening – zoals
astma en COPD (Gibson e.a. 2002; Effing e.a. 2007), artrose (Chodosch e.a., 2005; Kroon e.a. 2014),
hartfalen (Jovicic e.a. 2006; Ditewig e.a. 2010;), en diabetes mellitus (Chodosch e.a., 2005; Deakin
e.a. 2005; Steinsbekk e.a. 2012; Van Vugt e.a. 2013).
Tabel 1: Overzicht van geïncludeerde studies
Studie
Doelgroep
Belangrijkste bevindingen
Foster e.a.
2007
Chronische
aandoeningen
Jonker e.a.
2009
Chronische
aandoeningen
Literatuuronderzoek naar interventiestudies waarin een variatie
aan zelfmanagement programma’s geleid door een
ervaringsdeskundige/peer worden onderzocht.
Literatuuronderzoek naar de effecten van het Chronic Disease
Self-Management Program (CDSMP) bij mensen met chronische
aandoeningen.
Franek e.a.
2013
Chronische
aandoeningen
Literatuuronderzoek naar interventiestudies waarin mensen met
chronische aandoeningen aan een zelfmanagementprogramma
(voornamelijk CDSMP) deelnemen.
Gibson e.a.
2002
Astma
Literatuuronderzoek naar zelfmanagementinterventies bij mensen
met astma.
Effing e.a.
2007
COPD
Literatuuronderzoek naar studies waarin mensen met COPD
vaardigheden aanleerden om zelf medische handelingen te
verrichten, gedragsverandering werd begeleid, en emotionele
steun kregen om hun ziekte te controleren en te participeren.
Chodosch
e.a. 2005
Ouderen met artrose,
hypertensie of diabetes
mellitus
Literatuuronderzoek naar zelfmanagement interventies bij
mensen met diabetes mellitus, artrose, en hypertensie.
Kroon e.a.
2014
Artrose
Literatuuronderzoek naar interventiestudies voor mensen met
artrose. De interventies bestaan uit het verwerven van
vaardigheden (94%), gezondheid bevorderende activiteiten (85%)
en zelfmonitoring (79%); sociale integratie en steun werd slechts
in 12% van de zelfmanagementinterventies toegepast.
CEPHIR Klein maar Fijn: effecten van zelfmanagementinterventies
Tabel 1: Overzicht van geïncludeerde studies (vervolg)
Studie
Doelgroep
Belangrijkste bevindingen
Jovicic e.a.
2006
Hartfalen
Ditewig e.a.
2010
Hartfalen
Deakin e.a.
2005
Type 2 diabetes mellitus
Literatuuronderzoek naar zelfmanagementinterventies bij mensen
met hartfalen. De interventies bestaan voornamelijk uit educatie
rondom het herkennen van symptomen voor hartfalen, het
naleven van het medisch advies, en gedragsverandering (gezonde
voeding).
Literatuuronderzoek naar de effectiviteit van
zelfmanagementinterventies bij mensen met chronisch hartfalen.
De belangrijkste zelfmanagementcomponent in alle studies was
educatie om vroege symptomen van hartfalen te herkennen, en
het belang van medicatie en gedragsverandering te kennen.
Andere zelfmanagementaspecten waren zelfmonitoring van de
fysieke conditie en het stellen van doelen. In de meeste studies
betrof zelfmanagement één component binnen complexe
interventies.
Literatuuronderzoek naar zelfmanagementinterventies bestaande
uit groepseducatie programma’s bij mensen met diabetes mellitus.
Steinbekk
e.a. 2012
Type 2 diabetes mellitus
Van Vugt
e.a. 2013
Type 2 diabetes mellitus
Elzen e.a.
2007, 2008
chronisch zieke ouderen
(Nederland)
Smeulders
e.a. 2009
Hartfalen (Nederland)
Jonker e.a.
2010
Nederlandse kwetsbare
ouderen gebruik makend
van dagverzorgingfaciliteit.(Nederland)
Dit Nederlandse onderzoek naar de CDSMP interventie bij
kwetsbare ouderen (gemiddelde leeftijd 82 jaar) met betrekking
tot mastery (het gevoel controle te hebben op de situatie),
levenswaardering, eigeneffectiviteit, zelfvertrouwen, tevredenheid
over het leven en depressie).
Detaille e.a.
2013
Nederlandse
werknemers met een
chronische somatische
aandoening (Nederland)
Dit Nederlandse onderzoek naar de CDSMP interventie bij 79
werknemers met een chronische somatische aandoening
(gemiddelde leeftijd 48 jaar) met betrekking tot de attitude voor
werk-gerelateerde zelfmanagement, eigeneffectiviteit en
gezondheid.
Literatuuronderzoek naar zelfmanagementinterventies bestaande
uit groepseducatie programma’s bij mensen met diabetes mellitus
(diabetes zelfmanagement educatie).
Literatuuronderzoek naar de effecten van gedragsverandering
technieken in web-based zelfmanagement programma’s voor
mensen met diabetes mellitus.
Dit Nederlandse onderzoek onderzocht in hoeverre de CDSMP
interventie effectief is in termen van eigeneffectiviteit,
zelfmanagementgedrag, gezondheid, gezondheidszorggebruik,
kwaliteit van leven en welbevinden bij Nederlandse ouderen (59
jaar en ouder) met meer dan een chronische aandoening.
Dit Nederlandse onderzoek onderzocht het CDSMP bij
317hartfalenpatiënten in termen van lichaamsbeweging, cognitief
symptoommanagement, zelfzorg, kwaliteit van leven, en
zorggebruik.
CEPHIR Klein maar Fijn: effecten van zelfmanagementinterventies
Inhoud zelfmanagement interventie
De bekendste en meest onderzochte interventie is het Chronic Disease Self-Management Program
(CDSMP) – in het Nederlands ook ‘Grip op Lijf en Leven’ genaamd. Een belangrijk doel van het
programma is het vergroten van de eigeneffectiviteit (self-efficacy); het vertrouwen dat een persoon
heeft in zijn vermogen om met specifieke situaties om te gaan. Het in Amerika door Kate Lorig en
collega’s ontwikkelde programma bestaat uit 6 wekelijkse 2,5 uur durende workshops waarbij
mensen – vaak ouderen – met verschillende chronische aandoeningen samen worden gebracht
(Lorig e.a. 2001). Deze workshops worden geleid door twee getrainde groepsleiders, waarvan
minimaal één persoon geen gezondheidsprofessional is en zelf een chronische aandoening heeft. In
de participatieve workshops komen de volgende onderwerpen aan bod: a) technieken hoe om te
gaan met gevoelens als frustratie, pijn, moeheid en isolatie, b) oefeningen om kracht, lenigheid en
uithoudingsvermogen te behouden of verbeteren, c) goed gebruik van medicijnen, d) effectief
communiceren met familie, vrienden en gezondheidsprofessionals, e) gezonde voeding, f) het
nemen van beslissingen, en g) hoe nieuwe behandelingen te evalueren.
Er zijn ook (minder intensieve) varianten ontwikkeld op basis van het CDSMP. Zo zijn er
varianten voor specifieke chronische aandoeningen (bijv. diabetes mellitus en artritis).
Systematische reviews naar specifieke chronische ziekten evalueren over het algemeen studies
gebaseerd op compactere programma’s bestaande uit één of enkele componenten uit het CDSMP.
In een Nederlands onderzoek is het CDSMP vertaald naar een zelfmanagement programma voor
werkenden met een chronische aandoening (Detaille e.a., 2013).
Effecten van interventies
Chronische ziekten algemeen
Op basis van de reviews naar de effecten van zelfmanagement-programma’s bij mensen met een of
meer chronische aandoeningen kan geconcludeerd worden dat zelfmanagementinterventies
effectief kunnen zijn op diverse uitkomstmaten (Tabel 2). Zo is aangetoond dat
zelfmanagementinterventies tot een verbetering kunnen leiden van self-efficacy, leefstijl, en
gezondheid (Foster e.a. 2007; Jonker e.a. 2009; Franek e.a. 2013). Hoewel er voor diverse
uitkomstmaten statistisch significante verbeteringen zijn, is de grootte van het effect klein tot matig,
met effect size kleiner dan 0.4 (gestandaardiseerd gemiddeld verschil tussen controle en
interventiegroep). De gevonden effecten zijn het grootst voor zelfmanagement/self-efficacy (effect
sizes van 0.25-0.34), en kleiner voor de gezondheidsmaten (effect sizes van 0.11-0.24).
Daarnaast zijn de resultaten niet voor alle uitkomstmaten eenduidig: Binnen de
uitkomstmaten ‘gezondheid’ en ‘leefstijl’ werd voor sommige maten consistent een verbetering
CEPHIR Klein maar Fijn: effecten van zelfmanagementinterventies
gevonden (ervaren gezondheid, depressie, beperkingen, lichamelijke activiteit), maar voor andere
maten (gezonde voeding, klinische gezondheidsmaten) was er geen verschil tussen deelnemers in de
interventie- en controlegroep.
Voor kwaliteit van leven zijn er aanwijzingen dat het CDSMP programma tot een verbetering
van kwaliteit van leven kan leiden. Echter, slechts één review vond op één van drie onderzochte
maten voor kwaliteit van leven een verbetering gevonden (Franek e.a. 2013). De andere twee
reviews vonden geen verbetering in kwaliteit van leven. De zelfmanagementprogramma’s werden
niet effectief bevonden in het verminderen van zorggebruik (Foster e.a., 2007; Jonker e.a. 2009;
Franek e.a. 2013). Er is geen informatie beschikbaar over de effecten in termen van participatie.
Specifieke chronische ziekten
De reviews die de invloed van de interventies op zelfmanagementvaardigheden onderzocht bij een
variatie aan specifieke chronische aandoeningen, concludeerden dat deze vaardigheden verbeterden
(zie Tabel 3; Deakin e.a. 2005; Jovicic e.a. 2006; Steinbekk e.a. 2006; Kroon e.a. 2014; Van Vugt e.a.
2013). De conclusies naar de effecten van zelfmanagement-programma’s op leefstijl, gezondheid,
zorggebruik en kwaliteit van leven verschillen tussen de specifieke chronische ziekten en de
verschillend uitkomstmaten.
Systematische reviews bij mensen met astma/COPD (Gibson e.a. 2002; Effing e.a. 2007) en
hartfalenpatiënten (Ditewig e.a. 2010; Jovicic e.a. 2006) vonden een verbetering in zorggebruik. Drie
van deze vier reviews vonden ook een toename in kwaliteit van leven (Gibson e.a. 2002; Effing e.a.
2007; Ditewig e.a. 2010). Jovicic en mede-auteurs (2006) rapporteerden een ruim twee keer zo
kleine kans bij deelnemers in de interventiegroep om op korte termijn weer in het ziekenhuis te
worden opgenomen vanwege hartfalen. Er werden overigens geen veranderingen in mortaliteit
gevonden (Jovicic e.a. 2006). Een recente systematische review naar de effecten van
zelfmanagement programma’s bij mensen met artrose vond geen statistisch significante
verbeteringen in kwaliteit van leven (Kroon e.a. 2014). Ten opzichte van een controlegroep die
gebruikelijke zorg ontvangt, verbeterde tevens de eigeneffectiviteit en gezondheid. Ook in een
andere review bij ouderen met artrose werd een statistisch significante, maar zeer kleine,
verbetering in pijn of functie gevonden (effect size: 0,06; Chodosh e.a. 2005). Een review naar
zelfmanagement bij ouderen met hypertensie vond een verlaging van de systolische en diastolische
bloeddruk (Chodosh e.a. 2005). Studies naar zelfmanagement bij diabetespatiënten concluderen dat
dergelijke interventies op korte termijn tot klinisch relevante verbeteringen in bloedwaarden
kunnen leiden (Chodosh e.a., 2005; Deakin e.a. 2005; Steinsbekk e.a. 2012), maar ook op langere
CEPHIR Klein maar Fijn: effecten van zelfmanagementinterventies
termijn worden verbeteringen aangetoond (Steinsbekk e.a. 2012). Er werden geen veranderingen in
sterfte en kwaliteit van leven gevonden (Deakin e.a. 2005).
Tabel 2: Resultaten van literatuuronderzoeken naar de effecten van zelfmanagementinterventies bij
mensen met chronische aandoeningen in het algemeen ten opzichte van controlegroep op
zelfmanagementvaardigheden, leefstijl, gezondheid, zorggebruik en kwaliteit van leven.
Artikel
Doelgroep
(n=aantal
studies in
review)
Foster
e.a. 2007
Uitkomstmaten
Zelfmanagement
vaardigheden
/self-efficacy
Leefstijl
(bewegen,
voeding,
roken,
alcohol)
Gezondheid/
beperkingen
Zorggebruik
Kwaliteit van
leven/welzijn
Chronische
aandoeningen
+
+
+/0
0
0
Chronische
aandoeningen
+
+/0
+/0
0
0
Chronische
aandoeningen
+
+
+
0
+/0
(n=17)
Jonker
e.a. 2009
(n=9)
Franek
e.a. 2013
(n=10)
+ verbetering door zelfmanagementinterventie ten opzichte van de controlegroep
+/0 voor sommige uitkomstmaten verbetering ten opzichte van de controlegroep, voor anderen geen
verschil
0 geen verschil tussen interventiegroep en controlegroep
n.v.t. niet van toepassing; niet als uitkomstmaat opgenomen in de studie.
CEPHIR Klein maar Fijn: effecten van zelfmanagementinterventies
Tabel 3: Resultaten van literatuuronderzoeken naar de effecten van zelfmanagementinterventies bij
mensen met specifieke chronische aandoeningen ten opzichte van controlegroep op
zelfmanagementvaardigheden, leefstijl, gezondheid, zorggebruik en kwaliteit van leven.
Artikel
Doelgroep
(n=aantal
studies in
review)
Gibson
e.a. 2002
Uitkomstmaten
Zelfmanagement
vaardigheden
/self-efficacy
Leefstijl
(bewegen,
voeding,
roken,
alcohol)
Gezondheid/
beperkingen
Zorggebruik
Kwaliteit van
leven/welzijn
Astma
n.v.t.
n.v.t.
+
+
+
COPD
n.v.t.
n.v.t.
+/0
+/0
+/0
(n=36)
Effing
e.a. 2007
(n=14)
Chodosch
e.a. 2005
Ouderen met
.
(n=26)
artrose
n.v.t.
n.v.t.
+
n.v.t.
n.v.t.
(n=14)
hypertensie
n.v.t.
n.v.t.
+
n.v.t.
n.v.t.
(n=13)
diabetes
mellitus
n.v.t.
n.v.t.
+
n.v.t.
n.v.t.
Kroon
e.a. 2014
(n=29)
Artrose
Zelfmanagement
vs aandachtscontrole
0
n.v.t.
+/0
n.v.t.
0
Zelfmanagement
vs gebruikelijke
zorg
+
n.v.t.
+
n.v.t.
0
Hartfalen
+
+
0
+
0
Jovicic
e.a. 2006
(n=6)
CEPHIR Klein maar Fijn: effecten van zelfmanagementinterventies
Tabel 3: Resultaten van literatuuronderzoeken naar de effecten van zelfmanagementinterventies bij
mensen met specifieke chronische aandoeningen ten opzichte van controlegroep op
zelfmanagementvaardigheden, leefstijl, gezondheid, zorggebruik en kwaliteit van leven.(vervolg)
Ditewig
e.a. 2010
Hartfalen
n.v.t.
n.v.t.
0
+
+
Type 2
diabetes
mellitus
+
n.v.t.
+/0
n.v.t.
0
Type 2
diabetes
mellitus
+
0/+
+/0
+
n.v.t.
Type 2
diabetes
mellitus
+
+
+
n.v.t.
+
(n=19)
Steinbekk
e.a. 2012
(n=21)
Deakin
e.a. 2005
(n=11)
Van Vugt
e.a. 2013
(n=13)
+ verbetering door zelfmanagementinterventie ten opzichte van de controlegroep
+/0 voor sommige uitkomstmaten verbetering ten opzichte van de controlegroep, voor anderen geen
verschil
0 geen verschil tussen interventiegroep en controlegroep
n.v.t. niet van toepassing; niet als uitkomstmaat opgenomen in de studie.
Nederlandse studies
In Nederland zijn diverse studies uitgevoerd waarin de effectiviteit van het CDSMP in diverse
doelgroepen is geëvalueerd. Dit betreft zelfmanagementinterventies bij chronisch zieke ouderen
(Elzen e.a., 2007/2008; Jonker e.a. 2010), hartfalenpatiënten (Smeulders e.a. 2009), en werknemers
met een chronische somatische aandoening (Detaille e.a. 2013) waarin de effectiviteit van het
CDSMP voor gezondheid, zorggebruik of participatie niet overtuigend kon worden aangetoond
(Tabel 4). Er werden in drie van de vier studies verbeteringen gevonden in
zelfmanagementvaardigheden (Smeulders e.a. 2009; Jonker e.a. 2010; Detaille e.a. 2013). Smeulders
en mede-auteurs (2009) vonden, uitsluitend op korte termijn, een verbetering in lichamelijke
activiteit. Hoewel twee studies een verbetering in kwaliteit van leven vonden, betrof in beide studies
slechts één van de diverse gemeten aspecten van kwaliteit van leven (Smeulders e.a. 2009; Jonker
e.a. 2010). Bovendien beklijfde de verbetering in één studie niet (Smeulders e.a. 2009).
CEPHIR Klein maar Fijn: effecten van zelfmanagementinterventies
Tabel 4: Resultaten van Nederlandse interventiestudies naar de effecten van
zelfmanagementinterventies ten opzichte van controlegroep op zelfmanagementvaardigheden,
leefstijl, gezondheid, zorggebruik en kwaliteit van leven.
Artikel
Doelgroep
Uitkomstmaten
Zelfmanagement
vaardigheden
/self-efficacy
Leefstijl
(bewegen,
voeding,
roken,
alcohol)
Gezondheid/
beperkingen
Zorggebruik
Kwaliteit van
leven/welzijn
0 (6 weken)
0 (6 weken)
n.v.t.
0 (6 weken)
n.v.t.
2007/
2008
139
Nederlandse
chronisch
zieke ouderen
0 (6 maanden)
0 (6 maanden)
Smeulders
e.a. 2009
317 patiënten
met hartfalen
+/0 (6 wkn)
+/0 (6 wkn)
0 (6 mnd)
Elzen e.a.
0 (6 maanden)
0 (6 wkn)
+/0 (6 wkn)
+/0 (6 mnd)
0 (6 mnd)
0 (6 mnd)
0 (12 mnd)
0 (12 mnd)
0 (12 mnd)
0 (12 mnd)
n.v.t.
n.v.t.
+/0 (6 wkn)
Jonker
e.a. 2010
169
Nederlandse
kwetsbare
ouderen
gebruik
makend van
dagverzorgingfaciliteit.
+/0 (6 wkn)
Detaille
e.a. 2013
Nederlandse
werknemers
met een
chronische
somatische
aandoening
+
+/0 (6 mnd)
n.v.t.
0 (6 wkn)
0 (6 mnd)
n.v.t.
n.v.t.
+/0 (6 mnd)
n.v.t.
0
+ verbetering door zelfmanagementinterventie ten opzichte van de controlegroep
+/0 voor sommige uitkomstmaten verbetering ten opzichte van de controlegroep, voor anderen geen
verschil
0 geen verschil tussen interventiegroep en controlegroep
n.v.t. niet van toepassing; niet als uitkomstmaat opgenomen in de studie.
CEPHIR Klein maar Fijn: effecten van zelfmanagementinterventies
Verschillen tussen subgroepen
De interventies blijken niet voor iedereen tot zelfde resultaten te leiden. Mensen jonger dan 40 jaar
verbeterden sterker in energieniveau dan 60-plussers na deelname aan een op het CDSMP
gebaseerd programma. Er werden geen verschillen gevonden tussen de verschillende aandoeningen,
mannen en vrouwen, en mensen met verschillende etnische achtergronden (Reeves e.a., 2008).
Ook in de Nederlandse studies blijken de effecten van de zelfmanagementinterventies niet
voor alle demografische groepen hetzelfde. Zowel Smeulders e.a. (2010), Jonker e.a. (2010) als
Detaille e.a. (2013) vonden dat mensen met een laag opleidingsniveau meer baat hadden bij het
CDSMP dan hoger opgeleide mensen. Zo werd bij ouderen met een laag opleidingsniveau een
verbetering in depressieve symptomen (Jonker e.a. 2010) gevonden, verbeterde de fysieke
gezondheid van werknemers (Detaille e.a. 2013) en de kwaliteit van leven bij hartfalenpatiënten
(Smeulders e.a. 2010).
Belemmerende en bevorderende factoren
In de literatuur worden diverse belemmerende en bevorderende factoren voor effectieve
zelfmanagement beschreven. Tabel 2 geeft een overzicht van de in de literatuur geïdentificeerde
factoren.
Tabel 2: Bevorderende en belemmerende factoren voor succesvolle implementatie van
zelfmanagementinterventies
Bevorderende factoren
Belemmerende factoren
Positieve en actieve attitude
Beperkte deelname
Sociale steun
Integratie van interventieonderdelen
in scholing voor professionals
-
beperkte fysieke mobiliteit
-
grotere afstand tot cursuslocatie
-
hebben van een partner
-
gebrek aan gezondheidsvaardigheden
-
te algemene adviezen
Heterogeniteit binnen groep
Gebrek aan steun binnen gezondheidsorganisaties
Beperkt inzicht in bewezen effectieve strategieën
CEPHIR Klein maar Fijn: effecten van zelfmanagementinterventies
Een in diverse artikelen terugkerende factor is een gebrek aan bereik en deelname. Als redenen om
niet deel te nemen aan een zelfmanagementinterventie worden problemen met de fysieke
mobiliteit, grotere afstand tot de cursuslocatie en het hebben van een partner genoemd (Elzen e.a.
2008). Andrews en collega’s (2014) noemt als mogelijke redenen voor een beperkte deelname een
gebrek aan gezondheidsvaardigheden (health literacy skills) en het gebruik van algemene in plaats
van individuele adviezen. In het CDSMP wordt de heterogeniteit aan aandoeningen als barrière
genoemd (Smeulders e.a. 2010). Voor de integratie van zelfmanagement in de zorg zijn het gebrek
aan steun binnen gezondheidsorganisaties en inzicht in bewezen effectieve en goed beschreven
strategieën en technieken als belemmerende factoren genoemd (McGowan e.a. 2013).
Door deelnemers aan en begeleiders van een zelfmanagementprogramma zijn enkele
factoren genoemd die de effectiviteit volgens hen ten goede komt, namelijk een positieve en actieve
attitude, en de betrokkenheid van familie/partner bij het programma (Smeulders e.a. 2010). Het is
niet bekend of een zelfmanagement programma met een lagere intensiteit ook tot gewenste
effecten op leefstijl, gezondheid, zorggebruik en kwaliteit van leven leidt.
CEPHIR Klein maar Fijn: effecten van zelfmanagementinterventies
Discussie
In de literatuur worden positieve effecten van zelfmanagementprogramma’s op gezondheidsgedrag,
gezondheid en zorggebruik gevonden. Deze effecten zijn over het algemeen klein, en de
evaluatieduur was kort. Er is nog zeer beperkt inzicht in de effecten op lange termijn en de invloed
op participatie. Een belangrijke bevinding is dat de effecten verschillen tussen specifieke
aandoeningen en voornamelijk bij mensen met een lager opleidingsniveau verbeteringen werden
gevonden. Een beperkte deelname en algemene adviezen worden als belemmeringen genoemd,
terwijl sociale steun en een positieve en actieve attitude als bevorderende factoren voor succesvolle
implementatie worden genoemd.
De interventies werden voornamelijk onderzocht op psychosociale en
gezondheidsuitkomsten. Diverse reviews concludeerden dat de zelfmanagement programma’s
effectief zijn in het verbeteren van deze uitkomsten. Echter, hierbij werd opgemerkt dat deze
effecten vaak klein waren en er nauwelijks effecten op lange termijn zijn aangetoond. Waar Reeves
e.a. (2008) geen verschillen in effectiviteit vond tussen deelnemers met verschillende aandoeningen
in het CDSMP, laten de systematische reviews voor specifieke chronische ziekten een ander beeld
zien. Door verschillende definities van zelfmanagement, verschillende doelgroepen, en verschil in
inhoud van interventies zijn de effecten van interventies bij specifieke aandoeningen niet goed
vergelijkbaar. Bovendien zijn de zelfmanagementinterventies over het algemeen complexe
interventies die uit vele componenten bestaan. Zo komt in het CDSMP een gezonde leefstijl aan bod,
maar ook technieken hoe om te gaan met gevoelens, en effectieve communicatie. Het is echter nog
onduidelijk wat de werkzame elementen zijn (Coster e.a. 2009). Hier is nader onderzoek voor nodig.
Uit de drie Nederlandse studies met een nadere analyse naar de effecten voor verschillende
demografische groepen blijkt dat met name lager opgeleiden verbeterden. Dit is een opvallende een
belangrijke bevinding. Hoewel een gebrek aan deelname een zorg lijkt, kunnen er bij deze
belangrijke groep positieve effecten worden bereikt. De algemeenheid van adviezen wordt als een
belemmerende factor genoemd. Dit zou kunnen beteken dat de groepssessies - waarin educatie een
belangrijke component vormt – niet voor iedereen aantrekkelijk is. Er zijn echter ook mogelijkheden
om (componenten) te vertalen naar een geïndividualiseerd (web-based) programma. Zo vonden Van
Vugt en collega’s (2013) dat dergelijke programma’s effectief kunnen zijn bij mensen met diabetes
mellitus. Door zowel geïndividualiseerde als groepssessies aan te bieden, is de kans groter dat
mensen een programma vinden dat bij hen past.
Enkele studies richten zich specifiek op ouderen, ouderen met een of meerdere chronische
aandoeningen (Elzen e.a. 2007/2008; Jonker e.a. 2010). Hoewel de deelnemers de interventie als
CEPHIR Klein maar Fijn: effecten van zelfmanagementinterventies
zeer positief beoordeelden, werden er geen positieve effecten op kwaliteit van leven, gezondheid of
zorggebruik gevonden. In de literatuur werden geen systematische reviews of interventiestudies
gevonden gericht op zelfmanagement bij langdurig uitkeringsgerechtigden. Deze laatste groep
betreft ook jongere volwassenen. Het zou interessant zijn te onderzoeken in hoeverre
zelfmanagement bij langdurig uitkeringsgerechtigden leidt tot een verbetering in participatie.
Conclusies en aanbevelingen
Op basis van de resultaten in de literatuur kan geconcludeerd worden dat zelfmanagement positieve
effecten kan hebben op gezondheid, zorg en zorggebruik bij mensen met een chronische
aandoening. Op basis van de resultaten uit dit literatuuronderzoek kunnen de volgende conclusies
en adviezen worden geformuleerd:
-
Onderzoek toont aan dat zelfmanagementactiviteiten kunnen leiden tot een (beperkte)
verbetering in zelfmanagementvaardigheden, leefstijl, gezondheid, zorggebruik, en kwaliteit
van leven bij mensen met chronische ziekten en ouderen. Implementatie van de interventie
kan daarom worden aanbevolen.
-
De interventies leiden met name bij mensen met een laag opleidingsniveau tot positieve
effecten.
-
Een belangrijke beperking is een gebrekkig bereik. Zowel geïndividualiseerde programma’s
(bijv. web-based) als groepseducatie aanbieden leidt mogelijk tot een hoger bereik en
gebruik van de interventie.
Op basis van de resultaten in de literatuur kan geconcludeerd worden dat zelfmanagement positieve
effecten kan hebben op gezondheid, zorg en zorggebruik bij mensen met een chronische
aandoening.
CEPHIR Klein maar Fijn: effecten van zelfmanagementinterventies
Referenties
Andrews KL, Jones SC, Mullan J. Asthma self management in adults: a review of current literature. Collegian
2014;21:33.41.
Coster S, Norman I. Cochrane reviews of educational and self-management interventions to guide nursing
practice: a review. Int J Nurs Stud 2009;46:508-28.
Chodosh J, Morton SC, Mojica W, Maglione M, Suttorp MH, Hilton L, Rhodes S, Shekelle P. Meta-analysis:
chronic disease self-management programs for older adults. Ann Intern Med 2005;143:427-38.
Deakin TA, McShane CE, Cade JE, Williams R. Group based training for self-management strategies in people
with type 2 diabetes mellitis. Cochrane Database Syst Rev 2005;CD003417.
Detaille SI, Heerkens YF, Engels JA, Van der Gulden JWJ, Van Dijk FJH. Effect evaluation of a self-management
program for Dutch workers with a chronic somatic disease: A randomized controlled trial. J Occup Rehabil
2013;23:189-199.
Ditewig JB, Blok H, Havers J, Van Veenendaal H. Effectiveness of self-management interventions on mortality,
hospital readmissions, chronic heart failure hospitalization rate and quality of life in patients with chronic heart
failure: A systematic review. Patient Education and Counselling 2010;78:297-315.
Effing T, Monninkhof EM, Van der Valk PD, Van der Palen J, Van Herwaarden CL, Partidge MR, et al. Cochrane
Database Syst Rev 2007;4:CD002990.
Elzen H, Slaets JP, Snijders TA, Steverink N. Evaluation of the chronic disease self-management program
(CDSMP) among chronically ill older people in the Netherlands. Soc Sci Med 2007;64:1832-41.
Elzen H, Slaets JP, Snijders TA, Steverink N. The effect of a self-management intervention on health care
utilization in a sample of chronically ill older patients in the Netherlands. J Eval Clin Pract 2008;14:159-61.
Elzen H, Slaets JP, Snijders TA, Steverink N. Do older patients who refuse to participate in a self-management
intervention in the Netherlands differ from older patients who agree to participate. Aging Clin Exp Res
2008;20:266-71.
Foster G, Taylor SJC, Eldridge S, Ramsay J, Griffiths CJ. Self-management education programmes by lay leaders
for people with chronic conditions. Cochrane Database of Systematic Reviews 2007;4: CD005108.
Franek J. Self-management support interventions for persons with chronic diseases: an evidence-based
analysis. Ontario Health Technology Assessment Series 2013:13:1-60.
CEPHIR Klein maar Fijn: effecten van zelfmanagementinterventies
Gibson PG, Powell H, Wikson A, Abramson MJ, Haywood P, Bauman A, et al. Self-management education and
regular practitioner review for adults with asthma. Cochrane Database of Systematic Reviews 2002;3:
CD001117.
Gijsen R, Van Oostrom SH, Schellevis FC. Hoeveel mensen hebben één of meer chronische ziekten? In:
Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid http://www.nationaalkompas.nl.
Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, 2013.
Hoeymans N, Van Loon AJM, Van den Berg M, Harbers MM, Hilderink HBM, Van Oers JAM, et al. Een gezonder
Nederland. Kernboodschappen van de Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2014. Bilthoven: Rijksinstituut
voor Volksgezondheid en Milieu; 2014.
Huber M, Knottnerus JA, Green L, Van der Horst H, Jadad AR, Kromhout D, et al. How should we define health?
BMJ 2011;343:d4163.
Jonker A, Comijs C, Knipscheer K, Deeg D. Promotion of self-management in vulnerable older people: a
narrative literature review of outcomes of the Chronic Disease Self-Management Program (CDSMP). European
Journal of Ageing 2009;6:303-314.
Jonker AGC. Health decline and well-being in old age: the need of coping. PhD thesis. Enschede: Ipskamp
Drukkers; 2010.
Jovicic A, Holroyd-Leduc JM, Straus SE. Effects of self-management intervention on health outcomes of
patients with heart failure: a systematic review of randomized controlled trials. BMC Cardiovascular disorders
2006;6:43.
Kooiker S, Hoeymans N. Burgers en gezondheid. Themarapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2014.
Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu; 2014.
Kroon FP, Van der Burg LR, Buchbinder R, Osborne RH, Johnston RV, Pitt V. Self-management education
programmes for osteoarthritis. Cochrane Database Syst Rev 2014;1:CD008963.
Lorig K, Holman H. Self-management education: context, definition, and outcomes and mechanisms. Ann
Behav Med 2000;26:1–7.
Lorig KR, Ritter P, Stewart AL, Sobel DS, Brown BW, Bandura A, et al. Chronic Disease Self-Management
Program: 2-Year Health Status and Health Care Utilization Outcomes. Medical Care 2001;39:1217-1223.
McGowan P. The challenge of integrating self-management support into clinical settings. Can J Diabetes
2013;37:45-50.
Reeves D, Kennedy A, Fullwood C, Bower P, Gardner C, Gately C, et al. Prediciting who will benefit from an
expert patients programme self-management course. Br J Gen Pract 2008;58:198-203.
CEPHIR Klein maar Fijn: effecten van zelfmanagementinterventies
Smeulders ES, Van Haastregt JC, Ambergen T, Janssen-Boyne JJ, Van Eijk JT, Kempen GI. The impact of a selfmanagement group programme on health behaviour and healthcare utilization among congestive heart failure
patients. Eur J Heart Fail 2009; 11:609-616.
Smeulders ES, Van Haastregt JC, Ambergen T, Stoffers HE, Janssen-Boyne JJ, Uszko-Lencer NH e.a. Heart failure
patients with a lower educational level and better cognitive status benefit most from a self-management
group programme. Patient Educ Couns 2010; 81:214-21.
Steinsbekk A, Rygg L, Lisulo M, Rise MB, Fretheim A. Group based diabetes self-management education
compared to routine treatment for people with type 2 diabetes mellitus. A systematic review with metaanalysis. BMC Health Services Research 2012;12:213.
Timmermans H, Postma E, Havers J. Zelfmanagement volop in beweging. Trends en goede voorbeelden vanuit
het landelijke actieprogramma zelfmanagement. Kwaliteit in zorg 2011;2:4-6.
Van Vugt M, De Wit M, Cleije WH, Snoek FJ. Use of behavioral technique in web-based self-management
programs for type 2 diabetes patients: systematic review. J Med Internet Res 2013;15:e279.
Download