WIJZIGINGEN IN DE INSTALLATIEPREMIE VOOR DAKLOZEN TOEGEKEND DOOR HET OCMW Door de wet van 23 augustus 2004 (verschenen in het BS van 27/9/2004) wordt het toepassingsgebied van de installatiepremie voor daklozen toegekend door het OCMW, verruimd. Concreet werd in de organieke wet van 8 juli 1976 een art 57 bis ingevoegd . Daarnaast blijft de huidige installatiepremie voor daklozen, voorzien in de RMI-wet,bestaan Gevolg is dan ook dat vanaf 7 oktober 2004 het OCMW op basis van twee verschillende wetten , aan verschillende groepen van daklozen , een installatiepremie toekent. Cumulatie van de twee regelingen wordt wel uitdrukkelijk uitgesloten. Wanneer is welke wet van toepassing ? Wanneer de dakloze, die recht heeft op (een gedeelte van het ) leefloon, zijn hoedanigheid van dakloze verliest kan hij onder de geldende voorwaarden recht hebben op een installatiepremie op basis van de RMI-wet. Dit is voor het OCMW niet nieuw. Nieuw is dat daklozen die niet leefloongerechtigd zijn en hun hoedanigheid van dakloze verliezen, een installatiepremie kunnen krijgen op basis van art 57 bis van de organieke wet als ze aan de voorwaarden, opgenomen in het KB van 21 september 2004 voldoen. Komen in aanmerking voor deze installatiepremie: - de dakloze die een vervangingsinkomen heeft ten laste van de sociale zekerheid (werkloosheid, uitkering wegens invaliditeit of arbeidsongeschiktheid) - de dakloze die een uitkering krijgt ten laste van het stelstel van sociale bijstand (bijv. gehandicaptenuitkering) - de dakloze die een inkomen heeft dat lager is dan het bedrag van het leefloon (dat correspondeert met z’n gezinssamenstelling) verhoogd met 10% Geliljkenissen in beide wetten In beide wetten wordt de term ‘dakloze’ op eenzelfde manier gedefinieerd. Het bedrag van de installatiepremie is even hoog nl. 1/12de van het jaarlijks bedrag van het leefloon van categorie 4 (categorie éénoudergezinnen). In beide wetgevingen kan men slechts éénmaal in z’n leven beroep doen op de installatiepremie . Ook vooraleer de installatiepremie toe te kennen op basis van art 57bis van de organieke wet is het bijgevolg belangrijk om na te gaan bij de administratie of de betrokken persoon in het verleden reeds beroep deed op de installatiepremie. Tenslotte is de aanwending van de installatiepremie in beide wetten dezelfde nl. de installatiepremie moet het voor de dakloze mogelijk maken om zich in de woonst te installeren. Het OCMW mag dit bedrag bijgevolg niet aanwenden voor het betalen van een huurwaarborg of een eerste maand. Verschillen tussen beide wetten Gezien er in beide wetten ook enkele verschillen zijn, moeten de OCMW’s voldoende alert zijn bij het toekennen van de installatiepremie. Een eerste opmerkelijk verschil is dat samenwonende daklozen die op basis van art 57 bis van de organieke wet een installatiepremie krijgen, slechts één premie krijgen wanneer ze zich op hetzelfde adres vestigen. Voor daklozen die op basis van de RMI-wet een installatiepremie krijgen, is dit niet zo. De installatiepremie is in de RMI-wet namelijk een individueel recht waar iedere dakloze die aan de voorwaarden voldoet kan van genieten, ongeacht of men al dan niet gaat samenwonen met een andere dakloze die recht heeft op de installatiepremie in kader van de RMI-wet. Een tweede verschil is dat in kader van de RMI-wet de campingbewoners gelijkgesteld worden met ‘dakloze’ en dus ook recht hebben op een installatiepremie wanneer ze aan de voorwaarden voldoen. In art 57bis is deze gelijkschakeling niet gebeurd, waardoor campingbewoners die niet leefloongerechtigd zijn, geen aanspraak kunnen maken op de installatiepremie zoals voorzien in art 57bis van de organieke wet. Terugbetaling van de installatiepremie aan de OCMW’s De installatiepremie voor daklozen toegekend op basis van de RMI-wet, wordt door de Staat voor 100% terugbetaald aan de OCMW’s. Hetzelfde geldt voor de installatiepremie die toegekend wordt op basis van art 57bis van de organieke wet. De OCMW’s moeten hiertoe aan de volgende formaliteiten voldoen: - de beslissing tot toekenning van de installatiepremie moet binnen de 45 dagen worden voorgelegd aan de Staat het OCMW moet een maandelijkse kostenstaat voorleggen . Lut Verbeeck Stafmedewerker sociale huisvesting VVSG