Verslag - Uitwisselingsplatform leraren grafische

advertisement
Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs
Guimardstraat 1, 1040 Brussel
NASCHOLING GRAFISCHE COMMUNICATIE TSO 2
VVKSO
PW/Graf/DOC/06/28
2006-05-16
1
De tweede graad Grafische communicatie
In de tweede graad Grafische communicatie krijgt de jongere een algemene vorming in relatie met
een grafische component. De grafische component kan worden omschreven als:
– de leerling kan een communicatievraag analyseren en op basis van deze analyse product en
procesgerichte oplossingen aanreiken voor print, eenvoudig offsetdrukwerk en multiplatform
media.
De beoogde grafische kennis, inzichten en vaardigheden worden in deze studierichting in relatie met
elkaar verworven: de jongere leert concepten formuleren, ontwerpen en grafische communicatie
voorbereiden in relatie met grafische technologie en techniek.
De doelstellingen voor de grafische component worden gerealiseerd via opdrachten die de leraren
zowel individueel als in groep plannen, voorbereiden, begeleiden en evalueren.
Via vakoverschrijdende projecten kunnen leraren AV, PV en TV samen werken rond
vakoverschrijdende thema’s.
2
Plannen, voorbereiden en evalueren van opdrachten
Het opdrachtenpakket en het naslagmateriaal dienen ter ondersteuning bij het realiseren van de
algemene doelstellingen van het leerplan. Deze zijn:
1 individueel en in team eenvoudige communicatievragen analyseren. Op basis van de analyse
product- en procesgerichte oplossingen aanreiken voor uitvoer via print en offsetdruk
(éénkleurenpers). De producten situeren zich in de niche van familiaal drukwerk, klein
handelsdrukwerk, advertentie en enkelvoudige pagina’s. Bij oplossingen voor offsetdruk is de
kleuromgeving beperkt tot primaire kleuren en mengingen ervan, zonder naadloze
trappingproblematiek;
2 een eenvoudige elektronische PDF-publicatie ontwerpen en maken voor multiplatform gebruik.
Kwaliteitsgericht denken en handelen maakt deel uit van alle doelstellingen. Er wordt permanent
aandacht geschonken aan taalvaardigheid, zowel vormelijk (o.a. typografie en lay-out) als
inhoudelijk. Regelmatig wenden de jongeren het Engels en het Frans aan voor studiedoeleinden.
De opdrachten zijn enerzijds gericht op het werken rond een specifieke set leerplandoelstellingen in
de context van één algemene doelstelling. Tijdens het eerste leerjaar van de tweede graad werkt
men rond de eerste algemene doelstelling. Vanaf het tweede leerjaar van de tweede graad werkt
men ook rond de tweede algemene doelstelling. De leerling verwerkt vanaf dan wat hij geleerd en
geproduceerd heeft (alles of een deel ervan) in een persoonlijk naslagwerk voor
beeldschermweergave en print (PDF-document).
2
VVKSO
PW/Graf/DOC/06/28
2006-05-16
Van deze leerlingen wordt verwacht dat zij in grote mate zelfstandig en in team kunnen werken bij
het analyseren van, en aanreiken van oplossingen voor eenvoudige communicatievragen. Daarvoor
moeten ze beschikken over het nodige naslagmateriaal waarin alle technische en technologische
aspecten van het leerplan toegelicht worden. Dit materiaal wordt door het lerarenteam in onderlinge
afspraak ontwikkeld. Waar mogelijk wordt het verwerven van de beoogde technische en
technologische inzichten ondersteund door een aantal korte specifieke oefeningen.
Zelfstandig werken en teamwerk vraagt een specifieke aanpak. Het hoofdstuk “Begeleiden van
actief en samenwerkend leren” verder in de tekst kan hier inspirerend werken.
2.1
Plannen en voorbereiden van opdrachten
Het leerplan is procesmatig opgebouwd. De beoogde kennis, vaardigheden en attitudes zijn
uitgewerkt in verschillende deelprocessen en worden toegelicht via de didactische wenken. Dit wordt
door het lerarenteam vertaald in naslagmateriaal en opdrachten.
Vooreerst kadert men de studierichting in de aangeboden (infra)structuur. Men kan er bijvoorbeeld
voor opteren om een aantal uren per week te besteden aan het werken rond aspecten van het
naslagmateriaal die in de context van de opdracht van belang zijn. De rest van de week werken de
leerlingen aan de opdrachten. Men kan er bijvoorbeeld ook voor opteren om tot november meer tijd
te besteden aan inzichtelijke en technisch-technolgische aspecten. Vanaf dan kan men meer tijd
besteden aan opdrachten.
Deze opdrachten worden, naarmate de leerlingen vorderen, moeilijker en complexer. Het
enthousiasme, de groepsgeest en de creativiteit van het lerarenteam spelen een belangrijke rol bij
het formuleren van de opdrachten.
In deze studierichting is het van belang dat de leerlingen zelf het concept formuleren vertrekkend
van een door de leraar gestelde communicatievraag (conceptueel leren denken). Het concept
moeten ze leren vertalen naar een eigen (individuele en/of klassikale) opdracht. De
opdrachten/communicatievragen worden door de leraar dus ook best als communicatievraag
geformuleerd. Bijvoorbeeld:
– we hebben etiketten nodig voor …;
– we willen voor alle leerlingen van de klasgroep 50 naamkaartjes in twee kleuren, dit moet
economisch gedrukt kunnen worden in de offsettechniek;
– de klant vraagt een logo voor ... de kostprijs moet beperkt blijven en als eindresultaat wil hij een
digitaal bestand op 300 dpi van ongeveer 1 A4 groot;
– verwerk wat je geleerd/geproduceerd hebt in een persoonlijk gestructureerd PDF-document;
– …
Andere aandachtspunten bij het formuleren van de opdrachten/communicatievragen kunnen zijn:
– kadert de opdracht binnen de opzet van het leerplan;
– kadert de opdracht binnen de globale planning;
– is de opdracht haalbaar qua moeilijkheidsgraad en sluit ze aan op wat verworven is;
– bevat de opdracht uitdagende en nieuwe inhoudelijke en vormelijke elementen;
– zet de opdracht aan tot onderzoek en studie;
– spreken de opdrachten regelmatig de persoonlijke interesses en leefwereld van de jongere aan;
– zetten de opdrachten er regelmatig toe aan verbanden te leggen met sociale, ethische en
spirituele dimensies van het grafische product en zijn inhoud.
De planning vraagt een collegiale attitude van de betrokken leerkrachten. Men houdt zich aan de
afspraken binnen het afgesproken tijdspad bij het organiseren van zijn lessen. Regelmatig zal men
echter details en misschien ook grote lijnen moeten bijsturen. Veel kan informeel geregeld worden.
Het kan echter nuttig zijn om in de planning een aantal formele overlegmomenten vast te leggen
waar men het geheel evalueert en bijstuurt.
3
VVKSO
PW/Graf/DOC/06/28
2006-05-16
2.2
Leerlingen formuleren de eigen (individuele/klassikale) opdracht
Voordat de leerlingen de communicatievraag uitwerken via ontwerp en voorbereiding dienen ze het
concept/de opdracht te formuleren (zie leerplan 3.4.3: “De jongere analyseert individueel en in groep
communicatievragen en bepaalt een concept”). Het is van belang dat ze op overzichtelijke en
gestructureerde wijze leren doen via een gestructureerd document. Dit document kan volgende
structuur hebben:
1
2
3
4
De formulering van de communicatievraag (aangebracht door de leraren).
De begeleidende leraren (en niet de vakken).
Beschrijving van het concept/de opdracht (door de leerlingen, onder begeleiding).
De succescriteria: (door de leerlingen, onder begeleiding):
–
het/de verwachte eindproduct(en) en de esthetische en technische vereisten;
–
bepalen van het productieproces;
–
welke kennis en vaardigheden beogen we te verwerven;
–
welke attitudes zijn van belang;
–
tijdspad met eventueel ruimte voor persoonlijke planning;
–
evaluatie (zie leerplan 3.6: “Evaluatie”):
–
tussentijdse evaluatiemomenten: wat, wanneer, hoe en door wie;
–
eindevaluatie: wat, wanneer, hoe en door wie.
2.2.1.1
–
–
Dit document kan als evaluatie-instrument gebruikt worden
Van de beoordeling van de leerling: wanneer men aan de succescriteria een lijst toevoegt met
de beoordelingscriteria (de succescriteria vertaald naar een evaluatieschaal). Dit kan zowel
voor de tussentijdse als voor de eindevaluatie.
Van de beoordeling van de opdracht: wanneer men de ruimte laat om opmerkingen,
bedenkingen, suggesties, … te formuleren die in de toekomst van belang kunnen zijn wat de
opvolging van en de reflectie over de opdracht betreft.
2.2.1.2
Wat evalueren?
Evaluatie is nodig om feedback te geven aan de leerling en leraar. Het is een onderdeel van de
leeractiviteit en vindt dus niet alleen plaats op het einde van een opdracht.
Bij evaluatie staat de groei van de leerling centraal. Wat geëvalueerd wordt werd bepaald door de
succescriteria die bepaald werden bij het formuleren van de opdracht en door de leerling gekend
zijn.
3
Begeleiden van actief en samenwerkend leren via diverse werkvormen
Opdrachten worden op een actieve, samenwerkende, aangename en gevarieerde wijze
aangebracht, gerealiseerd en geëvalueerd. Onderstaande werkvormen kunnen hierbij als
inspiratiebron gebruikt worden. Niet alle werkvormen zijn geschikt voor alle opdrachten, niet de
namen zijn belangrijk, wel wat je met de leerlingen bereikt. Werkvormen kunnen gecombineerd
worden (bijvoorbeeld groepsonderzoek – groepsproject met brainstorm).
3.1
Actie ondernemen
Tijdens je lessen of deze van een collega werd een bepaald onderwerp behandeld. Dit kan
aanleiding geven tot een onderneming van de leerlingen. Naar aanleiding van een les over
afvalverwerking kunnen de leerlingen bijvoorbeeld allerlei acties ontwikkelen om afval in de school
te sorteren. Een communicatievraag over het maken van drukwerk ter ondersteuning van deze
acties kan deel uitmaken van deze onderneming.
4
VVKSO
PW/Graf/DOC/06/28
2006-05-16
3.2
Bekend – benieuwd – bewaard
Wanneer de succescriteria geformuleerd zijn vatten leerlingen in groepjes van 3 samen wat ze
hierover reeds weten (bekend). Dan formuleren ze vragen over wat ze niet weten (benieuwd). Bij de
evaluatie doen ze dat opnieuw, ze stellen vast wat ze geleerd hebben (bewaard).
3.3
Beschrijving
De bedoeling van deze werkvorm is dat leerlingen een voorstelling geven van iets in woorden. Bv.
het formuleren van het concept (syntheseverslag).
3.4
Bord vol ideeën/woorden
De leerlingen worden gevraagd te noteren wat in hun hoofd opkomt als antwoord op een
communicatievraag. De ideeën/woorden worden op het bord genoteerd. Alle leerlingen krijgen de
kans om aan bod te komen. De leraar geeft structuur aan de verzameling (bv. herhalingen
vermijden, heldere formulering). Uit de veelheid van informatie wordt het concept, het ontwerp en de
voorbereiding in relatie met de gewenste output ontwikkeld.
3.5
Brainstorm
Is de eerste fase bij een grotere, complexere communicatievraag waarbij de leerlingen nogal wat
bijkomende informatie moeten verzamelen. Bijvoorbeeld: een klant wil een frituur beginnen en
vraagt het drukwerk te verzorgen. Leerlingen leveren om beurt een bijdrage. Om zeker te zijn van
ieders participatie kan de regel gelden dat je pas weer iets mag zeggen nadat alle leerlingen aan de
beurt zijn geweest. Leerlingen kunnen ook gevraagd worden om voort te borduren op het idee van
een ander.
3.6
Briefwisseling/e-mailuitwisseling
Op afstand communiceren met bijvoorbeeld een andere school kan een interessante werkvorm zijn
om informatie uit te wisselen. Leerlingen uit school A formuleren het concept/de opdracht.
Leerlingen uit school B maken het ontwerp en de voorbereiding. Dan worden de rollen omgedraaid.
3.7
Collage
Een collage is een uitstekend middel om op creatieve wijze ideeën samen te brengen over een
bepaald thema. Een collage kan ook een afsluitstuk zijn van een deel van of een volledige opdracht.
Bij een presentatie kan een collage een creatief presentatie-instrument zijn.
3.8
Check-in duo’s
Oefeningen waarbij eerst individueel een vraag wordt beantwoord of een oefening wordt gemaakt.
Nadien vergelijken de leerlingen in duo hun antwoorden/resultaten. Wanneer er verschillen zijn,
wordt er overlegd. De leraar bespreekt alleen vragen waarover geen overeenstemming is bereikt.
Deze werkvorm is zeer bruikbaar bij het nabespreken van oefeningen, maar ook als kort intermezzo
tijdens een instructie. De leraar kan heel snel en efficiënt weten of de leerlingen de kennis hebben
verworven.
5
VVKSO
PW/Graf/DOC/06/28
2006-05-16
3.9
Computergroepjes
Leerlingen werken samen aan de computer. Ze moeten het eens worden voordat ze de instructies
geven. Mogelijke taken zijn ideeën verzamelen en meedelen, besluiten formuleren. De rolverdeling
is best afwisselend.
3.10
Contractwerk
Is een organisatievorm waarbij voor de individuele leerling een activiteitenpakket voor een bepaalde
periode formeel wordt vastgelegd. Voor de afwerking van het pakket krijgt hij/zij een bepaald deel
van de klastijd (contractwerktijd) ter beschikking, waarbij hij/zij relatief zelfstandig over de duur én de
volgorde van de onderscheiden activiteiten kan beslissen.
Randvoorwaarden:
– het is geen huiswerk, maar het gebeurt tijdens de klastijd;
– sommige leerlingen moeten geholpen worden bij het plannen;
– contractwerk is niet alleen papierwerk voor de leerling. Het takenpakket is een
activiteitenpakket.
3.11
Documentatie raadplegen
De tijd dat je de enige documentatiebron voor de leerlingen was, is stilaan voorbij. Door de
werkvorm “documentatie raadplegen” in te lassen tijdens het realiseren van de opdrachten wordt de
leraar losgekoppeld van de haast niet uit te voeren taak, namelijk de allures aannemen van een
wandelende encyclopedie, van een allesweter. Doet hij dat toch, dan ontneemt hij de leerlingen veel
kansen om zelfstandig hun leerverantwoordelijkheid te ontwikkelen. Leerinhoud verwijst immers niet
enkel naar kennis maar ook naar het beheersen van onderzoeksvaardigheden.
Bij het aansnijden van een nieuw onderzoeksgegeven kan aan de leerlingen in groep gevraagd
worden welke kanalen (eigen kennis, kennis van derden (interview, enquête), kranten, handboek,
elektronische bronnen (Internet, cd-rom, elektronische helpfunctie van software, ...), vakbladen,
biblio-/mediatheek, ...) ze zullen inschakelen om informatie te verzamelen. Hoe meer kanalen, hoe
meer invalshoeken en hoe meer kans om met de kenmerken van iedere bron kennis te maken. Dan
selecteren ze de bronnen die ze daadwerkelijk kunnen gebruiken en verdelen ze de taken voor het
opzoekwerk. Als ook nog een aantal richtlijnen vastgelegd worden voor het opzoekwerk zelf zijn we
goed bezig: bv. naam bronmateriaal noteren, samenvatten wat belangrijk is, ...
3.12
Experts
De opdracht die de leerlingen formuleerden wordt opgesplitst in verschillende taken. Deze taken
worden per groep aan de individuele leerlingen verdeeld. Leerlingen uit verschillende groepen die
dezelfde taak kregen gaan bij elkaar zitten om die taak samen voor te bereiden. Daarna gaan ze
terug naar hun eigen groep, ze delen wat ze verworven hebben via een informatieronde in de groep
en voeren de opdracht uit.
3.13
Gast(spreker)
Externe expertise binnenhalen in de klas is erg waardevol: de betrokkenheid van leerlingen wordt
vergroot, de deskundigheid wordt aangesproken, jongeren komen in contact met een persoon of
situatie waar ze normaal gezien niet direct mee te maken hebben. Een gast uitnodigen zorgt ook
voor een enorme afwisseling. Dit vergt wel goede afspraken (onderwerp) en voorbereiding/opvolging
in de klas. Een gast kan niet alleen een expert zijn maar ook een klant die met een bepaalde
communicatievraag. Op basis van vraag en antwoord verzamelen de leerlingen die gegevens die ze
nodig hebben om het concept te bepalen, het product te ontwerpen en de voorbereiding te maken.
6
VVKSO
PW/Graf/DOC/06/28
2006-05-16
3.14
Groepsverslagen
Leerlingen onderzoeken samen een onderwerp. Ieder lid van de groep is verantwoordelijk voor het
aanboren van tenminste één nieuwe bron en het schrijven van minstens drie korte samenvattingen
met nieuwe info over (een deel van) het onderwerp. Leerlingen schrijven samen het eindverslag en
iedere leerling is ervoor verantwoordelijk dat zijn/haar informatie in het verslag wordt meegenomen.
Bij mondeling verslag rapporteren de leerlingen elk een deel. Ze oefenen samen de mondelinge
rapportage.
3.15
Groepsonderzoek – groepsproject
Hiermee bevorder je het zelfstandig werken bij leerlingen. De leerlingen onderzoeken een gekozen
thema breed en diepgaand. Deze werkvorm biedt heel wat mogelijkheden om vakoverschrijdend te
werken en leerlingen meer verantwoordelijk voor het eigen leren te maken. Een mogelijk
stappenplan voor deze werkvorm is:
– stap 1: groepsindeling en voorstelling thema(‘s), subthema(‘s). Leerlingen kiezen het
onderwerp;
– stap 2: elke groep bepaalt welk subthema zij gaat onderzoeken en welke onderzoeksvraag zij
wil beantwoorden. De groep maakt een planning op, verdeelt de rollen en taken;
– stap 3: leerlingen verzamelen informatie, analyseren en bewerken die. Ze evalueren zowel de
resultaten als het groepsproces en komen tot conclusies;
– stap 4: de voorbereiding van de verslaggeving, bv. mondeling, schriftelijk, een presentatie.
Verslagen die worden afgegeven aan de leraar;
– stap 5: evaluatie van proces en product.
3.16
Het snelst, het meest
In (een onderdeel van) de opdracht wordt een competitie-element ingebouwd. Dit stimuleert om snel
en juist een taak te maken, zoveel mogelijk oplossingen/voorbeelden te bedenken, …
3.17
(Huis)werkcontrole
Leerlingen vergelijken de resultaten van hun (huis)werk met elkaar. Dit kunnen bv. oefeningen zijn
op typografisch rekenen maar ook een aantal ontwerpvarianten van bv. een naamkaartje waaruit
een keuze moet gemaakt worden. Ze bespreken de verschillende resultaten tot ze het eens zijn.
Pas als ze het niet eens zijn, roepen ze de hulp van de leraar in.
3.18
Interview
Met deze werkvorm gaat de leerling op zoek naar informatie die hij nodig heeft over het probleem
dat hij moet onderzoeken. Deze werkvorm vraagt een voorbereiding. Enkele praktische tips:
– bereid de vragen goed voor;
– begin met je voor te stellen;
– vraag beleefd of de geïnterviewde wil meewerken;
– leg kort uit wat de bedoeling is van het interview (zeg waarvoor de gegevens worden gebruikt);
– suggereer geen antwoorden aan de geïnterviewde;
– controleer of je goed begreep wat er is geantwoord;
– vergeet bij afsluiting de geïnterviewde niet te danken.
7
VVKSO
PW/Graf/DOC/06/28
2006-05-16
3.19
Klaskrant
Een klaskrant is een goed instrument waarmee leerlingen naar buiten komen met wat er bij hen (in
de les) leeft. Zo’n krant kan een papieren of een elektronisch instrument zijn (bv. PDF in deze
tweede graad). Wanneer men kiest voor een elektronische versie kunnen de leerlingen tijdens de
lessen Informatica een adresboek aanmaken en de krant verzenden. Belangrijk is dat de leerlingen
er zelf door aan bod komen. De leraar begeleidt het proces van het maken van de krant, de
leerlingen leren verantwoordelijkheid opnemen in samenwerkend verband. Zaken waar onder
andere aandacht moet aan gegeven worden zijn: het verzamelen en selecteren van nieuws, kiezen
van rubrieken, artikels schrijven, de lay-out en de opmaak van de krant, …
3.20
Kringgesprek
Een kringgesprek is een werkvorm waarbij zowel de leerlingen als de leraar in een kring
plaatsnemen. Het is belangrijk dat de deelnemers elkaar kunnen zien om zo vlot mogelijk te
communiceren. De bedoeling van deze werkvorm is dubbel. Er is allereerst de sociaal-emotionele
component. Leerlingen worden gestimuleerd om hun gedachten te uiten en ze leren ook luistern
naar anderen en elkaars mening respecteren. Anderzijds is de werkvorm geschikt om leerlingen te
bevragen over wat ze weten over een onderwerp (de beginsituatie peilen) en wat ze er nog over
willen weten.
3.21
Mindmapping
De leerlingen worden in groepen verdeeld. Elke groep krijgt een groot vel papier en teken/schrijfmateriaal in verschillende kleuren. Het thema waarrond gewerkt moet worden (de
communicatievraag, of het concept dat moet vertaald worden in ontwerp en voorbereiding, of …)
schrijven ze in het midden. Elk om (afgesproken) beurt noteert de belangrijkste ideeën die horen bij
het thema. De leerlingen overleggen, voegen andere ideeën toe en trekken verbindingslijnen. Deze
werkvorm leert leerlingen begrippen te verhelderen en relaties tussen begrippen te ontdekken en
brengt ze op nieuwe creatieve ideeën. De mindmap kan ook gebruikt worden om te plannen en
taken te verdelen.
Met een mindmap visualiseer je gedachten en denkpatronen. Mindmappen kan je zowel individueel
als in groep. Door samen te mindmappen ontstaat een proces van kennis delen en kennis creëren.
Mindmapping is een creatieve techniek die mensen helpt delen van de hersenen te gebruiken die
doorgaans niet gebruikt worden. Mindmapping kan onder andere handig zijn bij:
– de start van een opdracht, het oplossen van tussentijdse problemen die tijdens het uitvoeren
ontstaan, het maken van de eindpresentatie het evalueren van de opdracht
– maken van notities tijdens een hoorcollege;
– voorbereiden en geven van presentaties;
– het vormgeven van een planning;
– structuur geven aan complexe informatie;
– ordenen van gedachten.
3.22
Oefenpartners
Leerlingen stellen elkaar vragen over wat ze geleerd hebben (bv. over papier (zie leerplan,
doelstelling 27, …). Ze krijgen vijf minuten om dit te doen. De oefenpartners stoppen wanneer ze
elkaars vragen foutloos kunnen beantwoorden. De resultaten worden achteraf onderling besproken.
Heeft het samen oefenen geholpen? Wat kan er volgende keer verbeterd worden?
8
VVKSO
PW/Graf/DOC/06/28
2006-05-16
3.23
Pars pro toto
Deze werkvorm kan gehanteerd worden bij complexere opdrachten. De groepsdeelnemers leveren
elk een deel van een totaalproduct. Het kan ook dat elk groepslid zich specialist maakt van een
bepaald kennisgebied en die kennis overbrengt aan de andere groepsleden.
3.24
Quiz
Met een quiz wordt de (voor)kennis van de leerlingen getest. Deze werkvorm motiveert leerlingen
erg (mentaliteit van de winnaar). Eigenlijk is het een werkvorm waarmee ze spelenderwijs leren.
Houd er rekening mee dat er sterke leiding moet zijn, zeker in grote klassen. Zorg ervoor dat stillere
leerlingen niet uit de boot vallen.
3.25
Raadsels
Oefeningen gebaseerd op het kennisverschil tussen leerlingen waarbij één of meer leerlingen
raadselbedenkers zijn en de andere(n) oplosser(s).
3.26
Rollenspel
De spelers van een rollenspel leven zich in in de rol van iemand anders en laten hun verbeelding
daarbij de vrije loop.
3.27
Tentoonstelling
Een tentoonstelling kan bezocht worden (daar kunnen andere werkvormen aan gekoppeld worden).
De leerlingen kunnen ook zelf een tentoonstelling opzetten in de school. Het doel is dat er een
uitwisseling komt van wat er in de verschillende klassen aan bod is gekomen. Een tentoonstelling
kan de afsluiting zijn van een leerproces waaruit producten zijn ontstaan (familiaal drukwerk, klein
handelsdrukwerk, CD-hoes, uitnodiging, drukwerk rond een vakoverschrijdend thema, …). Deze
zaken kunnen samengebracht worden aan een prikwand, in het klaslokaal, de schoolhal, …
3.28
Toetsvoorbereiders
De leerlingen werken samen aan de voorbereiding van een toets voor volgende les. Ze spreken
samen de toets door en bespreken hoe ze het leren kunnen verbeteren. De leraar kan begeleiden
door met de leerlingen een aantal vragen over de af te nemen toets te ontwikkelen.
3.29
Verslag uitbrengen
Kan schriftelijk of mondeling gebeuren. Het komt erop neer dat de leerling op zijn eigen manier de
boodschap weergeeft (bv. rapporteren van voortgang en/of resultaat van groepswerk).
Download