Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs Guimardstraat 1, 1040 Brussel NASCHOLING GRAFISCHE COMMUNICATIE TSO 2 VVKSO PW/Graf/DOC/06/28 2006-05-16 1 De tweede graad Grafische communicatie In de tweede graad Grafische communicatie krijgt de jongere een algemene vorming in relatie met een grafische component. De grafische component kan worden omschreven als: – de leerling kan een communicatievraag analyseren en op basis van deze analyse product en procesgerichte oplossingen aanreiken voor print, eenvoudig offsetdrukwerk en multiplatform media. De beoogde grafische kennis, inzichten en vaardigheden worden in deze studierichting in relatie met elkaar verworven: de jongere leert concepten formuleren, ontwerpen en grafische communicatie voorbereiden in relatie met grafische technologie en techniek. De doelstellingen voor de grafische component worden gerealiseerd via opdrachten die de leraren zowel individueel als in groep plannen, voorbereiden, begeleiden en evalueren. Via vakoverschrijdende projecten kunnen leraren AV, PV en TV samen werken rond vakoverschrijdende thema’s. 2 Plannen, voorbereiden en evalueren van opdrachten Het opdrachtenpakket en het naslagmateriaal dienen ter ondersteuning bij het realiseren van de algemene doelstellingen van het leerplan. Deze zijn: 1 individueel en in team eenvoudige communicatievragen analyseren. Op basis van de analyse product- en procesgerichte oplossingen aanreiken voor uitvoer via print en offsetdruk (éénkleurenpers). De producten situeren zich in de niche van familiaal drukwerk, klein handelsdrukwerk, advertentie en enkelvoudige pagina’s. Bij oplossingen voor offsetdruk is de kleuromgeving beperkt tot primaire kleuren en mengingen ervan, zonder naadloze trappingproblematiek; 2 een eenvoudige elektronische PDF-publicatie ontwerpen en maken voor multiplatform gebruik. Kwaliteitsgericht denken en handelen maakt deel uit van alle doelstellingen. Er wordt permanent aandacht geschonken aan taalvaardigheid, zowel vormelijk (o.a. typografie en lay-out) als inhoudelijk. Regelmatig wenden de jongeren het Engels en het Frans aan voor studiedoeleinden. De opdrachten zijn enerzijds gericht op het werken rond een specifieke set leerplandoelstellingen in de context van één algemene doelstelling. Tijdens het eerste leerjaar van de tweede graad werkt men rond de eerste algemene doelstelling. Vanaf het tweede leerjaar van de tweede graad werkt men ook rond de tweede algemene doelstelling. De leerling verwerkt vanaf dan wat hij geleerd en geproduceerd heeft (alles of een deel ervan) in een persoonlijk naslagwerk voor beeldschermweergave en print (PDF-document). 2 VVKSO PW/Graf/DOC/06/28 2006-05-16 Van deze leerlingen wordt verwacht dat zij in grote mate zelfstandig en in team kunnen werken bij het analyseren van, en aanreiken van oplossingen voor eenvoudige communicatievragen. Daarvoor moeten ze beschikken over het nodige naslagmateriaal waarin alle technische en technologische aspecten van het leerplan toegelicht worden. Dit materiaal wordt door het lerarenteam in onderlinge afspraak ontwikkeld. Waar mogelijk wordt het verwerven van de beoogde technische en technologische inzichten ondersteund door een aantal korte specifieke oefeningen. Zelfstandig werken en teamwerk vraagt een specifieke aanpak. Het hoofdstuk “Begeleiden van actief en samenwerkend leren” verder in de tekst kan hier inspirerend werken. 2.1 Plannen en voorbereiden van opdrachten Het leerplan is procesmatig opgebouwd. De beoogde kennis, vaardigheden en attitudes zijn uitgewerkt in verschillende deelprocessen en worden toegelicht via de didactische wenken. Dit wordt door het lerarenteam vertaald in naslagmateriaal en opdrachten. Vooreerst kadert men de studierichting in de aangeboden (infra)structuur. Men kan er bijvoorbeeld voor opteren om een aantal uren per week te besteden aan het werken rond aspecten van het naslagmateriaal die in de context van de opdracht van belang zijn. De rest van de week werken de leerlingen aan de opdrachten. Men kan er bijvoorbeeld ook voor opteren om tot november meer tijd te besteden aan inzichtelijke en technisch-technolgische aspecten. Vanaf dan kan men meer tijd besteden aan opdrachten. Deze opdrachten worden, naarmate de leerlingen vorderen, moeilijker en complexer. Het enthousiasme, de groepsgeest en de creativiteit van het lerarenteam spelen een belangrijke rol bij het formuleren van de opdrachten. In deze studierichting is het van belang dat de leerlingen zelf het concept formuleren vertrekkend van een door de leraar gestelde communicatievraag (conceptueel leren denken). Het concept moeten ze leren vertalen naar een eigen (individuele en/of klassikale) opdracht. De opdrachten/communicatievragen worden door de leraar dus ook best als communicatievraag geformuleerd. Bijvoorbeeld: – we hebben etiketten nodig voor …; – we willen voor alle leerlingen van de klasgroep 50 naamkaartjes in twee kleuren, dit moet economisch gedrukt kunnen worden in de offsettechniek; – de klant vraagt een logo voor ... de kostprijs moet beperkt blijven en als eindresultaat wil hij een digitaal bestand op 300 dpi van ongeveer 1 A4 groot; – verwerk wat je geleerd/geproduceerd hebt in een persoonlijk gestructureerd PDF-document; – … Andere aandachtspunten bij het formuleren van de opdrachten/communicatievragen kunnen zijn: – kadert de opdracht binnen de opzet van het leerplan; – kadert de opdracht binnen de globale planning; – is de opdracht haalbaar qua moeilijkheidsgraad en sluit ze aan op wat verworven is; – bevat de opdracht uitdagende en nieuwe inhoudelijke en vormelijke elementen; – zet de opdracht aan tot onderzoek en studie; – spreken de opdrachten regelmatig de persoonlijke interesses en leefwereld van de jongere aan; – zetten de opdrachten er regelmatig toe aan verbanden te leggen met sociale, ethische en spirituele dimensies van het grafische product en zijn inhoud. De planning vraagt een collegiale attitude van de betrokken leerkrachten. Men houdt zich aan de afspraken binnen het afgesproken tijdspad bij het organiseren van zijn lessen. Regelmatig zal men echter details en misschien ook grote lijnen moeten bijsturen. Veel kan informeel geregeld worden. Het kan echter nuttig zijn om in de planning een aantal formele overlegmomenten vast te leggen waar men het geheel evalueert en bijstuurt. 3 VVKSO PW/Graf/DOC/06/28 2006-05-16 2.2 Leerlingen formuleren de eigen (individuele/klassikale) opdracht Voordat de leerlingen de communicatievraag uitwerken via ontwerp en voorbereiding dienen ze het concept/de opdracht te formuleren (zie leerplan 3.4.3: “De jongere analyseert individueel en in groep communicatievragen en bepaalt een concept”). Het is van belang dat ze op overzichtelijke en gestructureerde wijze leren doen via een gestructureerd document. Dit document kan volgende structuur hebben: 1 2 3 4 De formulering van de communicatievraag (aangebracht door de leraren). De begeleidende leraren (en niet de vakken). Beschrijving van het concept/de opdracht (door de leerlingen, onder begeleiding). De succescriteria: (door de leerlingen, onder begeleiding): – het/de verwachte eindproduct(en) en de esthetische en technische vereisten; – bepalen van het productieproces; – welke kennis en vaardigheden beogen we te verwerven; – welke attitudes zijn van belang; – tijdspad met eventueel ruimte voor persoonlijke planning; – evaluatie (zie leerplan 3.6: “Evaluatie”): – tussentijdse evaluatiemomenten: wat, wanneer, hoe en door wie; – eindevaluatie: wat, wanneer, hoe en door wie. 2.2.1.1 – – Dit document kan als evaluatie-instrument gebruikt worden Van de beoordeling van de leerling: wanneer men aan de succescriteria een lijst toevoegt met de beoordelingscriteria (de succescriteria vertaald naar een evaluatieschaal). Dit kan zowel voor de tussentijdse als voor de eindevaluatie. Van de beoordeling van de opdracht: wanneer men de ruimte laat om opmerkingen, bedenkingen, suggesties, … te formuleren die in de toekomst van belang kunnen zijn wat de opvolging van en de reflectie over de opdracht betreft. 2.2.1.2 Wat evalueren? Evaluatie is nodig om feedback te geven aan de leerling en leraar. Het is een onderdeel van de leeractiviteit en vindt dus niet alleen plaats op het einde van een opdracht. Bij evaluatie staat de groei van de leerling centraal. Wat geëvalueerd wordt werd bepaald door de succescriteria die bepaald werden bij het formuleren van de opdracht en door de leerling gekend zijn. 3 Begeleiden van actief en samenwerkend leren via diverse werkvormen Opdrachten worden op een actieve, samenwerkende, aangename en gevarieerde wijze aangebracht, gerealiseerd en geëvalueerd. Onderstaande werkvormen kunnen hierbij als inspiratiebron gebruikt worden. Niet alle werkvormen zijn geschikt voor alle opdrachten, niet de namen zijn belangrijk, wel wat je met de leerlingen bereikt. Werkvormen kunnen gecombineerd worden (bijvoorbeeld groepsonderzoek – groepsproject met brainstorm). 3.1 Actie ondernemen Tijdens je lessen of deze van een collega werd een bepaald onderwerp behandeld. Dit kan aanleiding geven tot een onderneming van de leerlingen. Naar aanleiding van een les over afvalverwerking kunnen de leerlingen bijvoorbeeld allerlei acties ontwikkelen om afval in de school te sorteren. Een communicatievraag over het maken van drukwerk ter ondersteuning van deze acties kan deel uitmaken van deze onderneming. 4 VVKSO PW/Graf/DOC/06/28 2006-05-16 3.2 Bekend – benieuwd – bewaard Wanneer de succescriteria geformuleerd zijn vatten leerlingen in groepjes van 3 samen wat ze hierover reeds weten (bekend). Dan formuleren ze vragen over wat ze niet weten (benieuwd). Bij de evaluatie doen ze dat opnieuw, ze stellen vast wat ze geleerd hebben (bewaard). 3.3 Beschrijving De bedoeling van deze werkvorm is dat leerlingen een voorstelling geven van iets in woorden. Bv. het formuleren van het concept (syntheseverslag). 3.4 Bord vol ideeën/woorden De leerlingen worden gevraagd te noteren wat in hun hoofd opkomt als antwoord op een communicatievraag. De ideeën/woorden worden op het bord genoteerd. Alle leerlingen krijgen de kans om aan bod te komen. De leraar geeft structuur aan de verzameling (bv. herhalingen vermijden, heldere formulering). Uit de veelheid van informatie wordt het concept, het ontwerp en de voorbereiding in relatie met de gewenste output ontwikkeld. 3.5 Brainstorm Is de eerste fase bij een grotere, complexere communicatievraag waarbij de leerlingen nogal wat bijkomende informatie moeten verzamelen. Bijvoorbeeld: een klant wil een frituur beginnen en vraagt het drukwerk te verzorgen. Leerlingen leveren om beurt een bijdrage. Om zeker te zijn van ieders participatie kan de regel gelden dat je pas weer iets mag zeggen nadat alle leerlingen aan de beurt zijn geweest. Leerlingen kunnen ook gevraagd worden om voort te borduren op het idee van een ander. 3.6 Briefwisseling/e-mailuitwisseling Op afstand communiceren met bijvoorbeeld een andere school kan een interessante werkvorm zijn om informatie uit te wisselen. Leerlingen uit school A formuleren het concept/de opdracht. Leerlingen uit school B maken het ontwerp en de voorbereiding. Dan worden de rollen omgedraaid. 3.7 Collage Een collage is een uitstekend middel om op creatieve wijze ideeën samen te brengen over een bepaald thema. Een collage kan ook een afsluitstuk zijn van een deel van of een volledige opdracht. Bij een presentatie kan een collage een creatief presentatie-instrument zijn. 3.8 Check-in duo’s Oefeningen waarbij eerst individueel een vraag wordt beantwoord of een oefening wordt gemaakt. Nadien vergelijken de leerlingen in duo hun antwoorden/resultaten. Wanneer er verschillen zijn, wordt er overlegd. De leraar bespreekt alleen vragen waarover geen overeenstemming is bereikt. Deze werkvorm is zeer bruikbaar bij het nabespreken van oefeningen, maar ook als kort intermezzo tijdens een instructie. De leraar kan heel snel en efficiënt weten of de leerlingen de kennis hebben verworven. 5 VVKSO PW/Graf/DOC/06/28 2006-05-16 3.9 Computergroepjes Leerlingen werken samen aan de computer. Ze moeten het eens worden voordat ze de instructies geven. Mogelijke taken zijn ideeën verzamelen en meedelen, besluiten formuleren. De rolverdeling is best afwisselend. 3.10 Contractwerk Is een organisatievorm waarbij voor de individuele leerling een activiteitenpakket voor een bepaalde periode formeel wordt vastgelegd. Voor de afwerking van het pakket krijgt hij/zij een bepaald deel van de klastijd (contractwerktijd) ter beschikking, waarbij hij/zij relatief zelfstandig over de duur én de volgorde van de onderscheiden activiteiten kan beslissen. Randvoorwaarden: – het is geen huiswerk, maar het gebeurt tijdens de klastijd; – sommige leerlingen moeten geholpen worden bij het plannen; – contractwerk is niet alleen papierwerk voor de leerling. Het takenpakket is een activiteitenpakket. 3.11 Documentatie raadplegen De tijd dat je de enige documentatiebron voor de leerlingen was, is stilaan voorbij. Door de werkvorm “documentatie raadplegen” in te lassen tijdens het realiseren van de opdrachten wordt de leraar losgekoppeld van de haast niet uit te voeren taak, namelijk de allures aannemen van een wandelende encyclopedie, van een allesweter. Doet hij dat toch, dan ontneemt hij de leerlingen veel kansen om zelfstandig hun leerverantwoordelijkheid te ontwikkelen. Leerinhoud verwijst immers niet enkel naar kennis maar ook naar het beheersen van onderzoeksvaardigheden. Bij het aansnijden van een nieuw onderzoeksgegeven kan aan de leerlingen in groep gevraagd worden welke kanalen (eigen kennis, kennis van derden (interview, enquête), kranten, handboek, elektronische bronnen (Internet, cd-rom, elektronische helpfunctie van software, ...), vakbladen, biblio-/mediatheek, ...) ze zullen inschakelen om informatie te verzamelen. Hoe meer kanalen, hoe meer invalshoeken en hoe meer kans om met de kenmerken van iedere bron kennis te maken. Dan selecteren ze de bronnen die ze daadwerkelijk kunnen gebruiken en verdelen ze de taken voor het opzoekwerk. Als ook nog een aantal richtlijnen vastgelegd worden voor het opzoekwerk zelf zijn we goed bezig: bv. naam bronmateriaal noteren, samenvatten wat belangrijk is, ... 3.12 Experts De opdracht die de leerlingen formuleerden wordt opgesplitst in verschillende taken. Deze taken worden per groep aan de individuele leerlingen verdeeld. Leerlingen uit verschillende groepen die dezelfde taak kregen gaan bij elkaar zitten om die taak samen voor te bereiden. Daarna gaan ze terug naar hun eigen groep, ze delen wat ze verworven hebben via een informatieronde in de groep en voeren de opdracht uit. 3.13 Gast(spreker) Externe expertise binnenhalen in de klas is erg waardevol: de betrokkenheid van leerlingen wordt vergroot, de deskundigheid wordt aangesproken, jongeren komen in contact met een persoon of situatie waar ze normaal gezien niet direct mee te maken hebben. Een gast uitnodigen zorgt ook voor een enorme afwisseling. Dit vergt wel goede afspraken (onderwerp) en voorbereiding/opvolging in de klas. Een gast kan niet alleen een expert zijn maar ook een klant die met een bepaalde communicatievraag. Op basis van vraag en antwoord verzamelen de leerlingen die gegevens die ze nodig hebben om het concept te bepalen, het product te ontwerpen en de voorbereiding te maken. 6 VVKSO PW/Graf/DOC/06/28 2006-05-16 3.14 Groepsverslagen Leerlingen onderzoeken samen een onderwerp. Ieder lid van de groep is verantwoordelijk voor het aanboren van tenminste één nieuwe bron en het schrijven van minstens drie korte samenvattingen met nieuwe info over (een deel van) het onderwerp. Leerlingen schrijven samen het eindverslag en iedere leerling is ervoor verantwoordelijk dat zijn/haar informatie in het verslag wordt meegenomen. Bij mondeling verslag rapporteren de leerlingen elk een deel. Ze oefenen samen de mondelinge rapportage. 3.15 Groepsonderzoek – groepsproject Hiermee bevorder je het zelfstandig werken bij leerlingen. De leerlingen onderzoeken een gekozen thema breed en diepgaand. Deze werkvorm biedt heel wat mogelijkheden om vakoverschrijdend te werken en leerlingen meer verantwoordelijk voor het eigen leren te maken. Een mogelijk stappenplan voor deze werkvorm is: – stap 1: groepsindeling en voorstelling thema(‘s), subthema(‘s). Leerlingen kiezen het onderwerp; – stap 2: elke groep bepaalt welk subthema zij gaat onderzoeken en welke onderzoeksvraag zij wil beantwoorden. De groep maakt een planning op, verdeelt de rollen en taken; – stap 3: leerlingen verzamelen informatie, analyseren en bewerken die. Ze evalueren zowel de resultaten als het groepsproces en komen tot conclusies; – stap 4: de voorbereiding van de verslaggeving, bv. mondeling, schriftelijk, een presentatie. Verslagen die worden afgegeven aan de leraar; – stap 5: evaluatie van proces en product. 3.16 Het snelst, het meest In (een onderdeel van) de opdracht wordt een competitie-element ingebouwd. Dit stimuleert om snel en juist een taak te maken, zoveel mogelijk oplossingen/voorbeelden te bedenken, … 3.17 (Huis)werkcontrole Leerlingen vergelijken de resultaten van hun (huis)werk met elkaar. Dit kunnen bv. oefeningen zijn op typografisch rekenen maar ook een aantal ontwerpvarianten van bv. een naamkaartje waaruit een keuze moet gemaakt worden. Ze bespreken de verschillende resultaten tot ze het eens zijn. Pas als ze het niet eens zijn, roepen ze de hulp van de leraar in. 3.18 Interview Met deze werkvorm gaat de leerling op zoek naar informatie die hij nodig heeft over het probleem dat hij moet onderzoeken. Deze werkvorm vraagt een voorbereiding. Enkele praktische tips: – bereid de vragen goed voor; – begin met je voor te stellen; – vraag beleefd of de geïnterviewde wil meewerken; – leg kort uit wat de bedoeling is van het interview (zeg waarvoor de gegevens worden gebruikt); – suggereer geen antwoorden aan de geïnterviewde; – controleer of je goed begreep wat er is geantwoord; – vergeet bij afsluiting de geïnterviewde niet te danken. 7 VVKSO PW/Graf/DOC/06/28 2006-05-16 3.19 Klaskrant Een klaskrant is een goed instrument waarmee leerlingen naar buiten komen met wat er bij hen (in de les) leeft. Zo’n krant kan een papieren of een elektronisch instrument zijn (bv. PDF in deze tweede graad). Wanneer men kiest voor een elektronische versie kunnen de leerlingen tijdens de lessen Informatica een adresboek aanmaken en de krant verzenden. Belangrijk is dat de leerlingen er zelf door aan bod komen. De leraar begeleidt het proces van het maken van de krant, de leerlingen leren verantwoordelijkheid opnemen in samenwerkend verband. Zaken waar onder andere aandacht moet aan gegeven worden zijn: het verzamelen en selecteren van nieuws, kiezen van rubrieken, artikels schrijven, de lay-out en de opmaak van de krant, … 3.20 Kringgesprek Een kringgesprek is een werkvorm waarbij zowel de leerlingen als de leraar in een kring plaatsnemen. Het is belangrijk dat de deelnemers elkaar kunnen zien om zo vlot mogelijk te communiceren. De bedoeling van deze werkvorm is dubbel. Er is allereerst de sociaal-emotionele component. Leerlingen worden gestimuleerd om hun gedachten te uiten en ze leren ook luistern naar anderen en elkaars mening respecteren. Anderzijds is de werkvorm geschikt om leerlingen te bevragen over wat ze weten over een onderwerp (de beginsituatie peilen) en wat ze er nog over willen weten. 3.21 Mindmapping De leerlingen worden in groepen verdeeld. Elke groep krijgt een groot vel papier en teken/schrijfmateriaal in verschillende kleuren. Het thema waarrond gewerkt moet worden (de communicatievraag, of het concept dat moet vertaald worden in ontwerp en voorbereiding, of …) schrijven ze in het midden. Elk om (afgesproken) beurt noteert de belangrijkste ideeën die horen bij het thema. De leerlingen overleggen, voegen andere ideeën toe en trekken verbindingslijnen. Deze werkvorm leert leerlingen begrippen te verhelderen en relaties tussen begrippen te ontdekken en brengt ze op nieuwe creatieve ideeën. De mindmap kan ook gebruikt worden om te plannen en taken te verdelen. Met een mindmap visualiseer je gedachten en denkpatronen. Mindmappen kan je zowel individueel als in groep. Door samen te mindmappen ontstaat een proces van kennis delen en kennis creëren. Mindmapping is een creatieve techniek die mensen helpt delen van de hersenen te gebruiken die doorgaans niet gebruikt worden. Mindmapping kan onder andere handig zijn bij: – de start van een opdracht, het oplossen van tussentijdse problemen die tijdens het uitvoeren ontstaan, het maken van de eindpresentatie het evalueren van de opdracht – maken van notities tijdens een hoorcollege; – voorbereiden en geven van presentaties; – het vormgeven van een planning; – structuur geven aan complexe informatie; – ordenen van gedachten. 3.22 Oefenpartners Leerlingen stellen elkaar vragen over wat ze geleerd hebben (bv. over papier (zie leerplan, doelstelling 27, …). Ze krijgen vijf minuten om dit te doen. De oefenpartners stoppen wanneer ze elkaars vragen foutloos kunnen beantwoorden. De resultaten worden achteraf onderling besproken. Heeft het samen oefenen geholpen? Wat kan er volgende keer verbeterd worden? 8 VVKSO PW/Graf/DOC/06/28 2006-05-16 3.23 Pars pro toto Deze werkvorm kan gehanteerd worden bij complexere opdrachten. De groepsdeelnemers leveren elk een deel van een totaalproduct. Het kan ook dat elk groepslid zich specialist maakt van een bepaald kennisgebied en die kennis overbrengt aan de andere groepsleden. 3.24 Quiz Met een quiz wordt de (voor)kennis van de leerlingen getest. Deze werkvorm motiveert leerlingen erg (mentaliteit van de winnaar). Eigenlijk is het een werkvorm waarmee ze spelenderwijs leren. Houd er rekening mee dat er sterke leiding moet zijn, zeker in grote klassen. Zorg ervoor dat stillere leerlingen niet uit de boot vallen. 3.25 Raadsels Oefeningen gebaseerd op het kennisverschil tussen leerlingen waarbij één of meer leerlingen raadselbedenkers zijn en de andere(n) oplosser(s). 3.26 Rollenspel De spelers van een rollenspel leven zich in in de rol van iemand anders en laten hun verbeelding daarbij de vrije loop. 3.27 Tentoonstelling Een tentoonstelling kan bezocht worden (daar kunnen andere werkvormen aan gekoppeld worden). De leerlingen kunnen ook zelf een tentoonstelling opzetten in de school. Het doel is dat er een uitwisseling komt van wat er in de verschillende klassen aan bod is gekomen. Een tentoonstelling kan de afsluiting zijn van een leerproces waaruit producten zijn ontstaan (familiaal drukwerk, klein handelsdrukwerk, CD-hoes, uitnodiging, drukwerk rond een vakoverschrijdend thema, …). Deze zaken kunnen samengebracht worden aan een prikwand, in het klaslokaal, de schoolhal, … 3.28 Toetsvoorbereiders De leerlingen werken samen aan de voorbereiding van een toets voor volgende les. Ze spreken samen de toets door en bespreken hoe ze het leren kunnen verbeteren. De leraar kan begeleiden door met de leerlingen een aantal vragen over de af te nemen toets te ontwikkelen. 3.29 Verslag uitbrengen Kan schriftelijk of mondeling gebeuren. Het komt erop neer dat de leerling op zijn eigen manier de boodschap weergeeft (bv. rapporteren van voortgang en/of resultaat van groepswerk).