Titel werkvorm Mijn stukje aarde Vaardigheid Filosoferen Doelgroep 2de graad - 3de graad Thema Klimaat Materiaal Beginsituatie -de grote blinde wereldkaart van Djapo De kinderen hebben voorkennis over de -een A4 wereldkaart voor elke leerling klimaatproblematiek. -scharen -een computer met internet en een beamer, of een smartboard Doel De kinderen kunnen in eigen woorden uitleggen wat 'het eerlijk aarde aandeel' precies inhoudt. Input Deze werkvorm is opgebouwd rond het begrip ‘Eerlijk Aarde-aandeel’. Als je deze werkvorm wil toepassen op een ander begrip of thema kan je onderstaand discussieplan als leidraad gebruiken om een ander discussieplan op te stellen. Een discussieplan wordt gebruikt als steun voor de begeleider van een filosofisch gesprek. Werkvorm 1. Laat de kinderen rond een grote tafel staan en leg de grote wereldkaart erop. Voer een filosofisch gesprek met de kinderen over de vraag: ‘Van wie is de aarde?’ Je kan hiervoor dit discussieplan gebruiken: Van wie is de aarde? (van God, van iedereen, van de koningen, van de paus, van Obama,...) Welk stukje van de aarde is van jou? (mijn huis, mijn tuin, het stuk grond dat mijn ouders gekocht hebben, het appartement dat ik huur, het park,...) Hoe kan je dit weten? (we hebben het gekocht, gehuurd, de notaris heeft het gezegd, we hebben ervoor betaald,...) Mag je dingen plukken en eten die op een andere plek groeien dan in je eigen tuin? (Nee, wel als je dit eerst gevraagd hebt aan de eigenaar, wel als je dit in de winkel hebt gekocht,...) Wat heb je allemaal nodig om te leven? En is daar een stukje van de aarde voor nodig geweest? (voor water heb je de aarde nodig, voor voedsel heb je de aarde nodig, voor lucht heb je de aarde nodig, voor kleren heb je de aarde nodig,...) Denk je dat je in jouw thuis plaats genoeg hebt om alles te laten groeien wat je nodig hebt om te leven? (Nee) Je gebruikt grond van op een andere plaats in de wereld, dat kan overal zijn. Zo gebruik je bijvoorbeeld katoen uit Afrika, bananen uit Latijns-Amerika,... Deze dingen groeien op andere grond die jouw grond niet is. Hoeveel grond mag je gebruiken over de hele wereld om te kunnen leven? Hoe zou je dit kunnen meten? Moet iedereen op de wereld genoeg grond kunnen gebruiken om van te kunnen leven? Hoe zou je de beschikbare grond juist kunnen verdelen over de mensen die op de aarde wonen? 2. Geef elk kind een A4 wereldkaart en een schaar. Geef de kinderen volgend vraagstuk: Stel dat je voor je een kaart hebt liggen van een wereld waarop 100 mensen wonen. Hoe zou je de aarde dan kunnen verdelen zodat iedereen genoeg grond krijgt om van te leven? Zeg aan de kinderen dat ze dit gerust eens mogen uitproberen, en dat ze de kaart in 100 stukken mogen knippen. Geef hen hiervoor de tijd. 3. Laat de kinderen het woord 'eerlijk aarde-aandeel' opzoeken op internet en vraag hen om in eigen woorden te vertellen wat dit betekent. Dit is het cijfer dat weergeeft hoeveel grond we eigenlijk per persoon zouden mogen gebruiken om te leven, willen we de beschikbare grond eerlijk verdelen over de bewoners van de aarde. 4. Laat de kinderen het cijfer van het eerlijk aarde-aandeel vergelijken met de verschillende cijfers van de ecologische voetafdruk. Dit is het cijfer dat weergeeft hoeveel grond mensen werkelijk gebruiken om te leven. Voorbeeld van zo’n vergelijking kan zijn: De ecologische voetafdruk van de Belg bedraagt 7,47 hectare terwijl het Eerlijk Aarde-aandeel 1,6 hectare bedraagt!