7480_1646854_Inzichtvragen - HU

advertisement
Probleemverkenning
Hogeschool Utrecht
Naam: Souad Bouarfa
Studentennummer: 1646854
Datum: 21-06-2015
Begeleider: Hans Poorthuis
Vak: OPOW
1
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1: Inleiding………………………………………………………………………………………………………………… 3
Hoofdstuk 2: Theoretische kader……………………………………………………………………………………………….. 4
Hoofdstuk 3: Voorgestelde interventies…………………………………………………………………………………….. 7
Hoofdstuk 4: Voorgestelde methode .……………………………………………………………………………………….. 8
Hoofdstuk 5: Planning ……………….……………………………………………………………………………………………… 9
Literatuurlijst…………………………………………………………………………………………………………………………….. 10
2
Hoofdstuk 1: Inleiding
Momenteel ben ik werkzaam op een school in Rotterdam zuid. De school bestaat nu ruim een jaar.
Deze school is ontstaan na de sluiting van een andere middelbare school. Een groot percentage van
de doelgroep is afkomstig van die school. De oude school was bekend om het lage
slagingspercentage. Op de huidige school wordt er daarom veel aandacht besteed aan toetsing. Er is
een afspraak gemaakt met de docenten dat alle schoolonderzoeken voorzien moeten zijn van een
RTTI codering. Per vraag dient te worden vermeld wat voor type vraag het is. Tijdens de bespreking
van de toetsen komt duidelijk naar voren dat leerlingen moeite hebben met inzichtvragen. Volgens
de schooldirecteur scoren leerlingen op verschillende denkniveaus lager dan verwacht, maar op de
inzichtvragen het minst. Het gaat om een probleem dat schoolbreed is. Overigens valt het wel op dat
de leerlingen over de exacte vakken in de bovenbouw havo- VWO vaker struikelen dan bijvoorbeeld
talen.
Voor de school is dit een groot probleem, omdat de centraal examens van de bovenbouw havo/vwo
voornamelijk uit inzichtvragen bestaan. Als de leerlingen moeite hebben met inzichtvragen, dan
zullen ze ongetwijfeld zakken voor de examens. Daarnaast is het opvallend dat de leerlingen hun best
doen om goede cijfers te halen, maar tot hun verbazing niet naar verwachting wordt gescoord. Dit is
natuurlijk erg demotiverend.
Ook geven de leerlingen duidelijk aan dat ze de toetsen moeilijk vinden. Tachtig procent gaf aan dat
inzichtvragen het lastigst zijn. De leerlingen vinden het vooral lastig een context te bedenken bij een
kale vraag als een inzichtvraag. Gezien de hoeveelheid stof die behandeld wordt, komen docenten er
meestal niet aan toe om zulke vragen te oefenen.
Toetsanalyse heeft dit ook bevestigd. Hieruit bleek dat de leerlingen inderdaad moeite hebben met
inzichtvragen. Ongeveer 20% van de leerlingen haalde minder dan 20% van de inzichtvragen goed.
Grotendeels, ongeveer 60 % van de leerlingen maakte minder dan 50% van de inzichtvragen goed.
Dit probleem vond ik interessant voor mijn praktijkonderzoek dat ik voor mijn masteropleiding
Docent biologie moet uitvoeren. Het onderzoek zal zich richten op de inzichtvragen binnen mijn
vakgebied, met als doel een manier te vinden dat de leerlingen beter worden in dit soort vragen.
Mijn onderzoeksvraag voor mijn onderzoek wordt:
 Hoe kan ik ervoor zorgen dat leerlingen van 4 havo inzichtvragen beter gaan maken?
Deelvragen:
 Is er in de literatuur informatie bekend over problemen met inzichtvragen in 4H?
 Hoe worden de inzichtvragen momenteel gemaakt door (huidige) leerlingen van 4 havo?
 Wat vinden de leerlingen van 4 havo zo lastig aan deze vragen?
 Welke leerstrategieën van RTTI past bij deze leerlingen?
3
Hoofdstuk 2: Theoretische kader
Inzichtvragen zijn vragen waarbij van de leerlingen wordt verwacht om een bredere en
structurerende inbreng te tonen. De leerling moet zelf wat toevoegen aan het geleerde, zie tabel 1.
Dus aan de hand van inzichtvragen wordt nagegaan of de leerlingen in staat zijn zelfstandig
opdrachten op te lossen (Berkel & Bax, 2006). Dit soort vragen zijn meestal kort en bondig. Overigens
zijn inzichtvragen voor de vierde klassen anders dan voor de brugklasser. De complexiteit van de
vragen neemt toe met het niveau en het leerjaar (Knevel, z.d.). Verder kan alleen de vakdocent een
toets vraag indelen tot een inzichtvraag. Omdat een vraag dat op het eerste gezicht voor de
onbekende een inzichtvraag lijkt, kan voor de leerlingen die met dit vraagstuk hebben geoefend
tijdens de lessen niet het geval zijn (Dorst & Verra, 2014). De leerlingen zijn dan al bekend met de
context en zullen dit als voorbeeld gebruiken bij het beantwoorden van de vraag.
Tabel 1: voorbeeld van inzichtvraag in 4 Havo
Kennis:
Leerlingen weten de functie van placenta.
Vraag:
Een zoogdier zonder placenta
Vrouwelijke buideldieren hebben wel een baarmoeder, maar tijdens de zwangerschap ontwikkelt
zich bij deze vrouwtjes geen placenta.
Wat is een belangrijk gevolg daarvan voor de ontwikkeling van het jong van een buideldier.
Antwoord:
Dat het jong op een relatief vroeg moment moet worden geboren.
Een aantal leerlingen vinden het moeilijk om verbanden te leggen die niet eerder in de klas
besproken zijn. Ze moeten hierbij een context en de methode bedenken om de vragen te kunnen
beatwoorden. Naast het feit dat de leerlingen zelf een context en de methode aan het geleerde
moeten toevoegen, vinden ze het ook moeilijk om zelfstandig en systematisch een nieuw vraag
vanuit verschillende contexten doorgronden en oplossen (Dorst & Verra, 2014).
Inzichtvragen worden door taxonomieën gemeten. De term taxonomie is afkomstig uit de biologie:
ordening,
categorisering,
classificatie. In het onderwijs
worden er vaak taxonomieën
gebruikt als instrument om een
toets vraag te classificeren en
om een beter beeld te krijgen
op de kwaliteit van doelen en
toets
opgaven.
Daardoor
kunnen de toets vragen
geobserveerd, beschreven en
bediscussieerd worden (Knevel,
z.d.). Taxonomieën helpen niet
alleen om de kwaliteit van de
toetsen te verbeteren, maar
ook om het onderwijs daarvoor
en de determinatie van
leerlingen op grond van die
toetsen
te
verbeteren.
Schoolleidingen willen zich
4
profileren met school brede kwaliteitsverbetering van het onderwijs. RTTI en OBIT spelen daarop in.
Zoals in tabel 1 is vermeld zijn de taxonomieën in te delen in vier denkniveaus in dezelfde volgorde,
alleen worden de denkniveaus bij elke taxonomie anders benoemd (Kwakernaak, 2013).
Het is goed voor leerlingen om inzichtvragen op te nemen, ook wanneer deze niet of nauwelijks in
het examen voorkomen. lnzichtvragen zijn van belang voor een juiste diagnose, met name
onderpresteerders worden hierdoor beter opgespoord. Het patroon dat je bij dergelijke leerlingen
ziet is dat zij op onthouden, begrijpen en toepassingsvragen vaak nauwelijks punten behalen, maar
wel op inzichtvragen, omdat zij hierdoor weer worden uitgedaagd (Dorst & Verra, 2014). Voor
taalzwakke, tweetalige leerlingen of dyslectische leerlingen is het ook van groot belang om
inzichtvragen op te nemen. Zij hebben relatief vaak meer moeite met toepassingsvragen omdat in dit
type vragen veelal de context wordt geschetst waarbij de leerlingen dan zelf de aanpak /methode
moeten combineren. Toepassingsvragen komen steeds vaker voor in het examen. Het is de
geschreven taal waar de leerling dan soms niet doorheen komt, terwijl deze het conceptueel en
abstract denken dat nodig is voor dergelijke vragen soms wel beheerst. Om dit te meten worden in
een toets inzichtvragen opgenomen (Teeseling, 2011). Deze vragen zijn vaak veel 'kaler’, er is minder
tekst nodig, omdat de leerling in zijn eigen hoofd (eigen taal/beeld) de context en
oplossingsmethode zelf moet construeren. De leerling krijgt dan positieve feedback vanuit de
inzichtvragen en kan gerichter en gemotiveerd aan de slag met strategieën om de talige context te
gaan 'kraken' (Dorst & Verra, 2014).
Bij inzicht kijken de leerlingen op verschillende manieren tegen een opdracht en probleem aan. De
leerling moet zelf de oplossing ergens zien te vinden. RTTI gebruikt hiervoor verschillende
leerstrategieën. De volgende leerstrategieën kan ik goed gebruiken tijdens de biologielessen.
 Strategie ov-slim;
o O, overzie; leerlingen worden hierbij geacht om eerst globaal door te nemen.
Leerling overziet de titel, tussenkopjes, vetgedrukte woorden en foto’s. Dit
vooronderzoekje help ze om de hoofdzaken te herkennen.’
o V, vraag; de leerlingen zetten bij dit onderdeel zelf vragen achter de titel en de
tussenkopjes. Tijdens het lezen proberen ze deze te beatwoorden.
o S, slim; tijdens het lezen komen er steeds vragen bij de leerlingen. Deze moeten ze
ook opschrijven
o L, lees; tekst nog een lees lezen aan de hand van de vragen. Zo kan een leerling beter
concentreren.
o I, integreren; de leerling geeft hier antwoord op de vraag zonder de tekst te
gebruiken. Alles wordt nu vertaald in eigen woorden.
o M, meet; hier wordt van de leerling verwacht om kritisch te kijken naar de tekst. Is
de leerling het eens met de schrijver, klopt de informatie met wat de leerling eerder
over het onderwerp wist, enz (Dorst & Verra, 2014).
 Doelgericht luisteren; hierbij leren de leerlingen om actief te luisteren tijdens de les. Dit
kunnen ze doen door de les goed voor te bereiden. Daarbij wordt er verwacht dat de
opschrijven wat ze al over het onderwerp weten. Vervolgens moeten ze de tekst doornemen
en verbanden zoeken met de voorkennis. Tot slot moeten de leerlingen opschrijven wat ze
niet goed begrepen voor extra uitleg tijdens de les (Dorst & Verra, 2014).
 Transfer; is een manier om teksten om te zetten in schema’s. Dit helpt de leerlingen om
hoofd en bijzaken te onderscheiden. Ze leren om teksten samen te vatten in beelden. Dit
stimuleert de leerlingen om verbindingen in de hersenen te vormen (Dorst & Verra, 2014).
Inzichtvragen zijn dus duidelijk complexe vragen die meer inzet van de leerlingen eist dan een stuk
tekst leren en toepassen op een bekende situatie. Leerlingen vinden deze soort vragen lastig en
dienen de bovengenoemde leerstrategieën toe te passen om deze vaardigheid onder de knie te
5
krijgen. Dit geldt natuurlijk ook voor 4 Havo leerlingen, vandaar dat ik me afvraag ‘hoe kan ik ervoor
zorgen dat leerlingen van 4 Havo inzichtvragen beter gaan maken?’.
6
Hoofdstuk 3: Voorgestelde interventies
Zoals eerder is genoemd hebben leerlingen van 4 Havo moeite met inzichtvragen. Dit komt omdat dit
soort vragen vaak een hoger niveau van abstractie nodig hebben. Ze bevatten meestal geen context.
De leerling moet in dit geval zelf wat toevoegen aan geleerde. Tijdens de toetsanalyse is naar voren
gekomen dat de leerlingen herhaaldelijk slecht scoren op inzicht.
Bij elk denkniveau horen een aantal leerstrategieën, zie hoofdstuk 2. Om ervoor te zorgen dat de
leerlingen beter worden in inzichtvragen, moeten ze natuurlijk de leerstrategieën beheersen en
toepassen. In elke les wordt één inzichtvraag door de leerlingen (individueel) gemaakt om hiermee te
oefenen. Door dit regelmatig te doen, worden ze beter in dit soort vragen.
Met deze interventies wil ik de volgende mechanismen uitlokken;
- Leerlingen leren de leerstrategieën die de inzichtvaardigheden verbeteren.
Leerlingen leren deze leerstrategieën toepassen.
- Leerlingen oefenen regelmatig inzichtvragen.
Door het uitlokken van de mechanismen. Verwacht ik dat deze leerlingen beter worden in
inzichtvragen.
Als leerlingen het moeilijk vinden om hun eigen leerprocessen te organiseren, is het handig voor deze
groep om gebruik te maken van leerstrategieën. Anders gezegd dienen de leerlingen informatie op te
slaan en deze te koppelen aan waar zij reeds kennis van hebben genomen. Leerstrategieën zorgen er
vaak voor dat leerlingen met meer motivatie te werk gaan, omdat zij dan weten waar ze aandacht
aan moeten besteden. Leerkrachten kunnen deze leerlingen te hulp schieten door ze leerstrategieën
voor te leggen. Het is belangrijk dat leerkrachten hun leerlingen ondersteunen op het moment dat
het belang van het leren en uitvoeren van taken uitgelegd moet worden. Zo kunnen leerlingen een
beslissing voor zichzelf maken als het gaat om taken die uitgevoerd moeten worden. Ook is het van
belang dat leerlingen erop kunnen rekenen dat zij taken correct kunnen uitvoeren. De
leerstrategieën zijn ervoor bedoeld om de tijd en moeite zo nuttig mogelijk te besteden.
(Opdenakker, 2014).
Om inzichtvragen daarnaast beter te kunnen beantwoorden, moet eerst worden vastgesteld hoe
informatie wordt vastgelegd. Dit gebeurt aan de hand van het geheugenmodel ‘Atkinson en Shriffin’
waaraan drie onderdelen worden toegeschreven: het zintuiglijk geheugen, het korte termijn
geheugen en het lange termijn geheugen. Als informatie continu wordt herhaald zal deze zich
verplaatsen van het korte termijn geheugen naar het lange termijn geheugen, maar dit kan ook de
andere kant op gebeuren. Het zintuiglijk geheugen en het korte termijn geheugen zijn vrij vluchtig.
Als de informatie niet continu wordt doorgenomen zal die maar voor een beperkte periode ter
beschikking zijn. De informatie in het lange termijn geheugen daarentegen is voor een onbegrensde
tijd beschikbaar. Dit is dan ook de reden dat leerlingen regelmatig oefeningen dienen te maken om
de leerstrategieën te kunnen hanteren bij de inzichtvragen (Kersen, 2015).
Bij ons op school is sinds kort RTTI ingevoerd. Het leek mij daarom handig om ook leerstrategieën te
gebruiken die deze taxonomie aanbied bij leerlingen die problemen hebben met inzicht. Daarnaast
heb ik gekozen om de strategieën te gebruiken die bij mijn vak toegepast kunnen worden. Het gaat
hierbij om strategie ov-slim; doelgericht luisteren & transfer. Leerlingen moeten aan het eind van
elke les één inzichtvraag maken en vervolgens kort aangeven welke leerstrategie gebruikt is en
waarom.
7
Hoofdstuk 4: Voorstelde methode
De respondenten in mijn onderzoek zijn leerlingen van 4 Havo. Het is momenteel nog niet bekend
hoe groot de groep wordt. Maar gezien de ervaringen schat ik een klasje van ongeveer 14 leerlingen.
Ik verwacht dat deze leerlingen net als de leerlingen van het huidige leerjaar problemen zullen
hebben met inzichtvragen.
Operationaliseren
Ik wil de leerlingen aan het begin van het schooljaar inzichtvragen laten maken. Tijdens het maken
van de vragen wil ik de leerlingen observeren. Hierbij wil ik kijken wat voor gedrag zij tonen tijdens
het maken van deze vragen. Daarnaast wil ik de documenten analyseren. Vervolgens ik wil van de
leerlingen weten wat ze van deze vragen vonden. Halverwege en aan het eind van het schooljaar zal
ik deze metingen herhalen. Zo wil ik gaan kijken of de leerlingen beter zijn geworden in inzichtvragen.
Interview
De interview zal ik elke keer houden met een respondent. Tijdens deze gesprekken zal ik opnames
maken, zodat ik de gesprekken later eventueel nog een keer kan beluisteren. Hierna zal ik van de
gegevens die voor mij belangrijk zijn een verslag maken en de leerling een krabbeltje laten zetten
voor een bevestiging. Tijdens het interview zal ik gebruik maken van een open interview. Dit
betekent dat ik vooraf een lijst zal opstellen met vragen over bepaalde items. Met behulp van deze
soort interview krijgt de respondent de kans om de eigen inbreng te tonen. Als onderzoeker kan ik
hier dan makkelijk op inspelen, om zo doelbewust tot juiste constateringen te komen. Het is handig
om voor een open interview te kiezen, omdat het gaat om vragen als bijvoorbeeld de beleving van
een persoon. Dit wordt gezien als een complex onderwerp. Daarnaast gaat het hier ook om een
beperkte groep, waarbij het makkelijk is om diep in te gaan op vragen. Deze vragen moeten worden
voorbereid, uitgevoerd, bewerkt en geanalyseerd. Ten slotte is er op het gebied van het te bespreken
onderwerp weinig onderzoek verricht. Met behulp van een open interview kan ik hier zo goed
mogelijk een beeld van krijgen (Verhoeven, 2014).
Documentanalyse
Op het moment dat ik een analyse uitvoer betreft een document of een aantal documenten, zal ik
aandacht moeten besteden aan de antwoorden die de leerlingen hebben gegeven op de
inzichtvragen. Natuurlijk is het belangrijk dat daar een overzichtelijk beeld van wordt geschetst. Aan
de hand van een aantal vragen die beantwoord dienen te worden door de leerlingen, kunnen de
gegevens worden verzameld. Hieruit kan worden bepaald wat een leerling correct uitvoert en wat
niet. Deze analyse kan ik ook uitvoeren bij de tussen- en eindmeting. Mochten er niet alleen
gelijkenissen maar ook verschillen tussen de metingen zitten, dan is dat hoogstwaarschijnlijk een
punt van aandacht (Verhoeven, 2014).
Observatie
Observatieonderzoek zal ik uitvoeren aan de hand van observatievragen. Het gedrag van de
leerlingen tijdens het maken van de vragen kan ik bijvoorbeeld observeren en analyseren. Wat voor
lichaamstaal stralen de leerlingen uit terwijl ze bezig zijn met het maken van de vragen? Ik zal dus
vooral afzonderlijke handelingen moeten observeren. Bij deze observatie zal ik subjectiviteit zo veel
mogelijk proberen te vermijden. Het gaat om wat de leerlingen doen en niet om hoe het overkomt in
mijn ogen. Om deze manier van onderzoek betrouwbaar te houden zal ik gebruik moeten maken van
standaardisatie, intersubjectiviteit en herhaalbaarheid. Omdat een dergelijke situatie zich vaak geen
tweede keer voordoet zal ik gebruik moeten maken van opnames (Verhoeven, 2014).
Validiteit
Validiteit speelt een belangrijke rol in mijn onderzoek. Het is van belang om aandacht te besteden
aan de begrippen waarmee de metingen worden verricht. Deze moeten helder zijn en concreet,
8
zodat het respons niet zal afwijken van wat eigenlijk belangrijk is voor mij. Als de begrippen niet op
de juiste manier worden gebruikt, is er kans dat er verkeerde metingen zullen worden verricht. Dit
hele proces wordt constructvaliditeit genoemd. Daarnaast zal ik moeten nagaan of mijn onderzoek
geen systematische fouten bevat. Een veelvoorkomend geval is wanneer een persoon eigen inbreng
geeft aan het onderzoek om ervoor te zorgen dat het resultaat sociaal wenselijk zal zijn. Dus het is
belangrijk om duidelijk op te schrijven wat ik wil precies wil weten, zodat dergelijke fouten
voorkomen kunnen worden. De begripsvaliditeit moet dus ook duidelijk gecontroleerd worden
(Verhoeven, 2014).
Betrouwbaarheid
Op het moment dat een onderzoek wordt herhaald en dezelfde resultaten worden geconstateerd, is
er sprake van een betrouwbaar onderzoek. De betrouwbaarheid van een onderzoek neemt af
naarmate er meer toevallige fouten worden gemaakt. Deze fouten treden vooral op wanneer de
respondenten vragen niet begrijpen of deze niet weten te antwoorden. Daarom moet ik ervoor
zorgen dat het interview plaatsvindt onder gunstige omstandigheden, zodat concentratie geen
probleem zal zijn. Ook zal ik voor een extra uitleg zorgen indien de respondenten niet helemaal
begrijpen wat de vragen precies inhouden. Daarnaast zal ik op drie verschillende momenten in het
schooljaar metingen uitvoeren. Op elk van de drie momenten zal ik drie meetinstrumenten
gebruiken. Zo wordt met behulp van triangulatie en iteratie de betrouwbaarheid vergroot
(Verhoeven, 2014). Met behulp van opnameapparatuur kan dan ook de herhaalanalyse worden
toegepast. Ten slotte is het belangrijk dat ik een duidelijke lijn trek tussen subjectiviteit en
objectiviteit. Door deze activiteiten allemaal uit te voeren wordt de kans op het maken van toevallige
fouten nihil geschat.
9
Hoofdstuk 5: Planning en organisatie
Beoogd tijdpad praktijkonderzoek
Data
Onderdelen praktijkonderzoek
Periode A
Aanpassen onderzoeksopzet
Ontwikkelen van de
meetinstrumenten
Oefen(inzicht)vragen maken
Einde periode A
Periode B
Voormeting:
1. Interview
2. Documentenanalyse
3. Observeren
Interventie 1,
Leerlingen maken kennis met de
leerstrategieën en gaan deze
toepassen tijdens de lessen.
Daarnaast blijven ze elke twee
lessen één inzichtvraag maken.
Week 34
Opstarten
Week 35
Literatuurstudie
Week 36
Ontwikkelen van de
meetinstrumenten
‘Interview’
Week 37
Ontwikkelen van de
meetinstrumenten
‘Observatie’
Week 38
Ontwikkelen van de
meetinstrumenten
‘documenten analyse’
Week 39
Oefen(inzicht)vragen
verzamelen
Week 40
Oefen(inzicht)vragen
verzamelen
Week 41
Oefen(inzicht)vragen
verzamelen
Week 42
Literatuurstudie
Week 43
Herfstvakantie
Week 44
Aanpassen onderzoeksopzet
Week 45
Week 46
Toets afnemen
Tijdens het afnemen, lln
observeren
Leerlingen interviewen
Week 47
Documenten (toets) analyseren
Week 48
Data-analyse gegeven
verwerken
Week 49
Leerstrategie 1 uitleggen +
toepassen
Week 50
Leerstrategie 2 uitleggen +
toepassen
Week 51
Leerstrategie 3 uitleggen +
toepassen
10
Week 52
Leerstrategieën toepassen
Week 53
Leerstrategieën toepassen
Week 1
Leerstrategieën toepassen
Week 2
Leerstrategieën toepassen
Week 3
Leerstrategieën toepassen
Week 4
Leerstrategieën toepassen
Week 5
Toets afnemen en leerlingen
observeren
Einde periode B
Tussenmeting:
1. Interview
2. Documentenanalyse
3. Observeren
Week 6
Leerlingen interviewen
Periode C
Interventie 2;
Korte omschrijving
Leerlingen gaan elke twee lessen
één inzichtvraag maken.
Week 7
Documenten (toets) analyseren
Week 8
Data-analyse gegeven
verwerken
Week 9
Lln oefenen met inzichtvragen
twee x in de week
Week 10
Lln oefenen met inzichtvragen
twee x in de week
Week 11
Lln oefenen met inzichtvragen
twee x in de week
Week 12
Lln oefenen met inzichtvragen
twee x in de week
Week 13
Lln oefenen met inzichtvragen
twee x in de week
Week 14
Lln oefenen met inzichtvragen
twee x in de week
Week 15
Lln oefenen met inzichtvragen
twee x in de week
Week 16
Lln oefenen met inzichtvragen
twee x in de week
Week 17
Lln oefenen met inzichtvragen
twee x in de week
Week 18
Toets afnemen + observeren
Week 19
Leerlingen interviewen
Week 20
Documenten (toets) analyseren
Einde periode c
Nameting:
1. Interview
2. Documentenanalyse
3. Observeren
11
Periode D
Verwerking en verslag
Week 21
Data-analyse gegeven
verwerken
Week 22
Verslag schrijven
Week 23
Verslag schrijven
Week 24
Verslag schrijven
Week 25
Verslag schrijven
Week 26
Verslag opsturen voor feedback
Week 27
Feedback verweken
Week 28
OWPO afronden
Week 29
OWPO afronden
12
Literatuurlijst
Berkel, H. van, Bax, A. (2006). Toetsen in het hoger onderwijs. Bohn Stafleu van Loghum: Houten
Berkel, H. van. (1999). Zicht op toetsen: toets constructie in het hoger onderwijs. Van Gorcum: Assen.
http://books.google.nl/books?id=xjhxwlnfOFsC&printsec=frontcover&hl=nl&source=gbs_ViewAPI&r
edir_esc=y#v=onepage&q&f=false
Kersen, L. (2015). Wat zijn effectieve leerstrategieën? Verkregen op 21-06-15 via
http://portal.ou.nl/web/topic-effectieve-leerstrategieen/home//wiki/Main/Wat%20zijn%20effectieve%20leerstrategie%C3%ABn%3F
Knevel, R (z.d.). Taxonomieën zijn hot en handig. Verkregen op 27-03-15 via
https://score.hva.nl/Bronnen/Overzicht%20taxonomie%C3%ABn.pdf
Kwakernaak, E. (2013). RTTI, OBIT en Bloom en het vreemdetalenonderwijs. Levende talen magazine.
Verkregen op 25-03-2015 via
http://lt-tijdschriften.nl/ojs/index.php/ltm/article/download/536/528
Dorst, M & Verra, P (2014). Handboek RTTI. Uitgeverijplus: Bodegrave.
Dorst, M & Verra, P (2015). Slimmer leren met RTTI. Uitgeverijplus: Bodegrave.
Opdenakker, M. (2014). Aanleren van leerstrategieën verhoogt motivatie en bevordert prestaties van
leerlingen – reviewstudie. NRO. Verkregen op 21-06-2015 via http://www.nro.nl/aanleren-vanleerstrategieen-verhoogt-motivatie-en-bevordert-prestaties-van-leerlingen-reviewstudie/
Teeseling, E. van, (2011). Slimmer toetsen, betere resultaten. VO-magazine. Verkregen op 30-032015 via http://www.wintoets.nl/files/aps/aps_slimmer-toetsen.pdf
Van der Wal, J. & de Wilde, J. (2014). Identiteitsontwikkeling en leerlingbegeleiding: een
praktijkgericht boek. Coutinho.
Verhoeven, N. (2014) Wat is onderzoek?, Praktijkboek methoden en technieken voor het hoger
onderwijs. Den Haag: Boom Lemma uitgevers.
Wilbrink, B. (z.d). Toetsvragen ontwerpen. Verkregen op 30-03-15 via
http://benwilbrink.nl/projecten/06toetsvragen1.htm
13
Download