Toepassen hoofdstuk 1 (havo) 1 De volgende tekst gaat over de politiek van een 16e-eeuwse koning uit een bepaald land. Welk land? ‘Met een politiek van centralisatie verstevigde hij zijn positie ten opzichte van de adel en de steden. De privé-legers van de hoge edelen werden ontbonden. Voortaan was het streng verboden geüniformeerde troepen in dienst te hebben. Ook de invloed van de hoge adel op de rechtspraak werd beperkt. Er kwam een speciale koninklijke rechtbank. De steden hielden zelfbestuur, maar leverden een deel van hun zelfstandigheid in. De volksvertegenwoordiging, het parlement, bleef echter een sterk tegenwicht voor de vorstelijke macht. Het parlement bestond uit het Hogerhuis, met daarin de hoge adel, en het Lagerhuis, waarin steden en lage adel vertegenwoordigd waren.’ A Frankrijk B De Nederlanden C Engeland D Spanje 2 Lees de tekst over de Engelse koning Hendrik VIII. ‘In Engeland werd Hendrik VII in 1509 opgevolgd door zijn zoon Hendrik VIII. De nieuwe koning was eerst een trouwe volgeling van de paus. Maar al gauw kreeg Hendrik ruzie met de paus. Hij wilde trouwen met een hofdame en vroeg de paus daarom zijn huwelijk met een Spaanse prinses ongeldig te verklaren. De paus werkte hier niet aan mee. Hendrik dwong daarna de Engelse bisschoppen om hem te steunen. Het leidde ertoe dat de aartsbisschop van Canterbury, de hoogste Engelse geestelijke, zijn huwelijk ongeldig verklaarde. Hendrik zette ook het parlement onder druk hem te steunen in zijn strijd tegen de paus. In 1534 riep het parlement de koning uit tot hoofd van de Engelse kerk, die voortaan de staatskerk was.’ Hoe heet deze Engelse kerk? A de Lutheraanse kerk B de Puriteinse kerk C de Gereformeerde kerk D de Anglicaanse kerk © Noordhoff Uitgevers B.V. Geschiedeniswerkplaats Republiek / havo / toepassingstoets / hoofdstuk 1 1 3 Je ziet hier een kaartje van het Bourgondische rijk omstreeks 1470. Welke gebieden behoorden tot dit rijk? Kies uit het rijtje. © Noordhoff Uitgevers B.V. Geschiedeniswerkplaats Republiek / havo / toepassingstoets / hoofdstuk 1 2 1. 2. 3. 4. 5. Vlaanderen Oostenrijk Beieren Brabant Bretagne A alleen 1 B 1 en 4 C 2, 3, 4 en 5 D 4 en 5 4 Welke rijk wordt hieronder beschreven? ‘Ten tijde van Karel V was het rijk op zijn grootst: het bestond uit Spanje, Oostenrijk, Hongarije, Tsjechië, grote delen van Italië en de Nederlanden. De Oostenrijkse erflanden, waaronder ook Hongarije en Tsjechië vielen, werden bestuurd door zijn broer Ferdinand, maar Karel had wel de titel aartshertog van Oostenrijk. Dankzij de Europese expansie heerste Karel V ook over de Spaanse kolonies in Midden- en Zuid-Amerika, die onder zijn bewind veroverd waren.’ A het Habsburgse rijk B het Bourgondische rijk C het Osmaanse rijk D het Duitse rijk 5 Hier volgen enkele kritiekpunten op de handel en wandel van de katholieke kerk in de 16e eeuw. Wie heeft ze geformuleerd? - - - ‘Die aflaatpredikers dwalen dan ook, die zeggen, dat een mens door de pauselijke aflaten van alle straf verlost en gevrijwaard wordt. Men moet bijzonder oppassen met mensen, die zeggen, dat de genoemde pauselijke aflaatbrieven die onschatbare goddelijke gave zijn, waardoor de mens verzoend wordt met God. Men moet de christenen leren, dat zij de plicht hebben, als ze niet overdadig goed bij kas zijn, het nodige voor hun gezin te bewaren en geenszins het aan aflaatbrieven te verspillen. Men moet de christenen Ieren, dat het kopen van aflaatbrieven vrij is en niet voorgeschreven. Men moet de christenen leren, dat de paus, als hij wist, hoe de aflaatpredikers het geld bij elkaar brengen, liever had, dat de basiliek van Sint Pieter in vlammen opging, dan dat ze gebouwd werd van het vel en het vlees van zijn schapen.’ A Johannes Hus B Menno Simons C Johannes Calvijn D Maarten Luther © Noordhoff Uitgevers B.V. Geschiedeniswerkplaats Republiek / havo / toepassingstoets / hoofdstuk 1 3 6 Hier zie je schepen op de Schelde. Op de achtergrond zie je de kerktorens van een Brabantse stad die in de 16e eeuw uitgroeide tot centrum van de wereldhandel. Welke stad wordt bedoeld? A Nieuwpoort B Antwerpen C Brugge D Gent © Noordhoff Uitgevers B.V. Geschiedeniswerkplaats Republiek / havo / toepassingstoets / hoofdstuk 1 4 7 Op deze afbeelding halen Hollanders zout, vermoedelijk op de Kaapverdische eilanden. Op de achtergrond zie je een oorlogsschip dat meevoer om de zouthalers te beschermen. Heeft de afbeelding betrekking op de Moedernegotie? A Dat valt uit de afbeelding niet op te maken. B Ja, want anders zouden de Hollanders geen oorlogsschip meesturen om de handel de beschermen. C Ja, want die zouthandel was erg belangrijk voor de Republiek. D Nee, met de moedernegotie wordt iets anders bedoeld. © Noordhoff Uitgevers B.V. Geschiedeniswerkplaats Republiek / havo / toepassingstoets / hoofdstuk 1 5 8 Deze 17e-eeuwse prent verbeeldt de welvarendheid van de Hollandse landbouw. Op de voorgrond zie je ronde Edammer en platte Goudse kazen. Rechts zie je een vrouw die aan het karnen is. Hieronder staan twee feiten. Zijn ze oorzaken van de bloei van de Hollandse landbouw in de 16e en 17e eeuw? Feit 1: Graan werd goedkoop ingevoerd en hoefde dus niet verbouwd te worden. Daardoor konden boeren zich specialiseren, bijvoorbeeld in de productie van zuivel. Feit 2: De boeren profiteerden van de bloeiende nijverheid, waarvoor ze speciale gewassen gingen verbouwen, zoals hennep (touw en zeil) en vlas (linnen en touw). A Alleen feit 1 is een oorzaak van de bloei van de Hollandse landbouw. B Alleen feit 2 is een oorzaak van de bloei van de Hollandse landbouw. C Beide feiten zijn oorzaken van de bloei van de Hollandse landbouw. D Geen van beide feiten zijn oorzaken van de bloei van de Hollandse landbouw. © Noordhoff Uitgevers B.V. Geschiedeniswerkplaats Republiek / havo / toepassingstoets / hoofdstuk 1 6