1 Joodse wortels van het Onze Vader

advertisement
Joodse wortels van het Onze Vader
-bidden op de smalle weg door de woestijn-
(Op initiatief van de Resonansgroep Katholieke Kerk en Jodendom in het bisdom Roermond
gaf Marc Heemels, pastoor van Eygelshoven en oudtestamenticus, begin november in de
synagoge van Meerssen een lezing over joodse wortels van het Onze Vader. Dankzij zijn
medewerking kunnen we hier een paar elementen uit zijn boeiende inleiding doorgeven.)
Rijkdom van de grondtekst (Hebreeuws en Grieks)
Het Onze Vader staat in het evangelies van Matteüs en Lucas, en buiten het Nieuwe
Testament, ook in de Didachè. De oorspronkelijke tekst is Grieks. De bijbel van de eerste
christenen was in het Grieks, het Nieuwe Testament werd erin geschreven. Ook het Oude
Testament lazen ze voornamelijk in het Grieks. Het was nu eenmaal de taal die algemeen
werd gesproken.
Telkens werden de heilige teksten vertaald in een taal die de mensen begrepen. Al gauw werd
dat het Latijn in het Westen.
De teksten in de bijbel zijn vaak nog veel rijker en dieper zijn dan wij denken. Ze hebben een
meervoudige betekenis. Vertalen is soms bijna onmogelijk, maar de voordelen overtreffen de
nadelen. Het zou een beetje lastig zijn om allemaal Grieks en Hebreeuws te gaan leren!
Han Renckens schrijft: “iedere tekst is het puntje van een ijsberg: wat onder water schuilgaat,
laat zich in beginsel op 70 manieren raden.” (H. Renckens, De Bijbel meemaken, p.103). Of
zoals de Joodse wijzen ook zeggen: je kunt het studeren van de Torah voor de 49ste keer niet
vergelijken met het bestuderen voor de 50ste keer.
Het zou interessant zijn om eens na te denken over de vraag of die meerduidigheid ons
westerlingen niet onrustig maakt. We vinden het ongemakkelijk. In Noord-Europa willen we
dat zwart zwart is en wit wit.
Ook het Onze Vader heeft diezelfde ongelooflijke rijkdom aan betekenissen. Jezus leerde dit
gebed aan zijn leerlingen. Maar zij spraken geen Grieks met elkaar, maar Aramees. Het is een
joods gebed. Dat is natuurlijk volstrekt evident. Jezus was een jood, Jozef en Maria waren
joden. Zijn twaalf apostelen waren joden. Zijn land was het oude Israel, zijn geloof het geloof
in de Ene, JHWH.
1
De joodse traditie kent ook andere gebeden vergelijkbaar met het Onze Vader. Bekende
joodse gebeden in de tijd van Jezus zijn bijvoorbeeld het zogenaamde Achttiengebed, oftewel
de Amidah, oftewel de Tefilah (= ‘gebed’). Dat is het centraal gebed. Elke bede uit het Onze
Vader kun je naast een tekst van dit gebed leggen. Driemaal daags werd en wordt dit gebed
gebeden. Dat was ook het voorschrift voor het Onze Vader: 3x daags bidden (te lezen in de
Didachè, hoofdstuk 8, 1ste eeuw). Maar de bron van het achttiengebed is natuurlijk de bijbel,
de Torah zelf. We kunnen heel veel leren van de Bijbelse teksten zelf, gewoon door goed te
lezen, en te herlezen.
Het Onze Vader, gelezen in de context van Exodus
Van het Onze Vader vinden we, zoals gezegd, twee versies in het Nieuwe Testament: een
korte bij Lucas en de bij ons meest bekende van Matteüs.
Het evangelie was Matteüs was, zeker in de eerste eeuwen, het belangrijkste, en naar men
dacht, ook het oudste. Het staat ook als eerste in het Nieuwe Testament. Het Matteüsevangelie
wordt ook als het meest Joodse evangelie beschouwd.
Zeer bewust en consequent laat de auteur Matteüs het verhaal van Jezus verlopen tegen de
achtergrond van de Joodse Schrift… dat Jezus ‘klopte’ met díe Schrift was essentieel voor
zijn legitimatie als Messias.1 De evangelist wandelt rond in de tuin van de Tenach met de vaas
van het evangelie in de hand. Uit de Bijbel plukt hij de bloemen die hij geschikt acht om bij
de tuin van Jezus’ leven gevoegd te worden. Matteüs doorspekt zijn hele tekst dus met
expliciete en impliciete verwijzingen naar de Schrift.2
Laten we gaan inzoomen op het Onze Vader.
WAAR leert Jezus aan zijn leerlingen dit gebed? OP EEN BERG.
Dat staat in hoofdstuk 6. De hoofdstukken 5-7 worden in het Matteüsevangelie de Bergrede
genoemd, met o.a. de bekende zaligsprekingen.
De hoofdstukken 5-7 spelen zich dus af op een berg. Bladeren we even terug en zien we de
belangrijke, symbolische plaatsaanduidingen in eerdere hoofdstukken:
HOOFDSTUK 4: WOESTIJN. Jezus wordt door de duivel beproefd in de woestijn.
HOOFDSTUK 3: WATER. Jezus wordt gedoopt in de Jordaan.
1 Fokkelman, De
Bijbel Literair, 503.
2 Fokkelman, 504.
2
HOOFDSTUK 2: EGYPTE. Jezus en zijn ouders vluchten naar Egypte. Terugkeer: ‘Uit
Egypte heb ik mijn zoon geroepen’.
EGYPTE, WATER, WOESTIJN, BERG…
Het is volstrekt duidelijk wat Matteüs in zijn eerste hoofdstukken wil bereiken. Hij vertelt het
verhaal van de Exodus opnieuw. Nu met Jezus in de hoofdrol. Hij keert terug uit Egypte, trekt
door het water, mensen sluiten zich bij hem aan. Op zoek naar het Koninkrijk.
Niet zo vreemd wanneer men denkt aan de Joodse Pesachviering thuis. Er is een vaste
volgorde (Seder) waarin het uittocht verhaal aan elkaar wordt verteld. Eén primair doel: het
herbeleven van wat zoveel jaar geleden is gebeurd. Je krijgt de opdracht mee, verwoord door
Rabban Gamliel: in ieder geslacht is men verplicht zich te beschouwen alsof je zelf uit Egypte
bent uitgetrokken. Het verhaal van toen is ook jouw verhaal.
Ze komen aan op de berg.
In het boek Exodus is dat de berg Sinaï. De berg waar Mozes en het volk de Tien Woorden
(‘Tien Geboden’) kregen en alle andere geboden. Als een verbond, woorden om van te leven,
voor het welzijn van de mensen. De Tien Woorden zijn evangelie. ‘Ik ben de Heer jouw God,
die jou heeft uitgeleid uit het land Egypte, uit het slavenhuis.’ Nu zijn Jezus en de leerlingen
ook op een berg. Heel symbolisch.
Op een berg heb je ruim zicht. Jezus kijkt dan ook terug. Hij zegt letterlijk: ‘tot de mensen van
het begin is gezegd...’ Dat betekent: God heeft tegen de mensen van toen, bij Sinaï, het
volgende gezegd… Hij is terug aan het kijken. Hij spreekt met zijn leerlingen over belangrijke
teksten uit de Torah, en Hij geeft daar zijn uitleg van. Dan leert Hij zijn leerlingen het gebed
dat wij het Onze Vader noemen. In een drieluik trouwens, aalmoezen, bidden, vasten. Dat
gebed wordt dus gegeven, helemaal in de context van de woestijn (waar Jezus net uit is
gekomen) en van de berg.
Gelezen in de context van de woestijntocht
Kun je het gebed lezen in de context van de belevenissen van ‘de mensen van het begin’, in de
context de woestijntocht van toen dus?
Stelt u zich voor: je werd ergens als slaaf gebruikt, hard werken, geen loon, wél eten, en daar
zat toch een soort zekerheid in. Je wordt bevrijd, en komt in de woestijn terecht. Het leven in
3
de woestijn. Wat zal je tegenkomen? Gebrek: geen voedsel, geen water. Desoriëntatie: waar
moet ik naar toe? Hoe moet het verder? Vijanden om je heen: je begeeft je op andermans
terrein. De verleiding om terug te gaan. Beter terug dan hier te sterven. Ik heb de bevrijding
als wonder ervaren, maar heb ik het me niet allemaal ingebeeld? Is God achtergebleven in
Egypte? Of heeft Hij zich voorgoed teruggetrokken in de hemel? De Israëlieten kwamen uit
een Egypte vol met goden(-beelden). Maar Israel had geen beelden. Het was hun roeping, niet
om een beeld van God te hebben, maar om beeld van God te zijn.
Allemaal ervaringen die je in gebed kunt brengen.
Zorgvuldig lezen we de tekst die gaat over de gebeurtenissen van toen. Die teksten zijn
oneindig mooi en rijk. Een hele grote gave. Ze hebben aan zichzelf genoeg. Maar ze kunnen
denk ik ook kleur geven aan enkele centrale termen in het Onze Vader van vandaag: Brood,
beproeving en kwaad.
Tussen de aankomst bij deze berg (Exodus 19) en de Uittocht uit Egypte was er al het nodige
gebeurd. Ze hebben gezien de hand van de Heer, de grote hand (14,31). Ze geloven in Hem,
en in Mozes zijn dienaar. En ze zingen, ze zingen het uit (Ex.15). Geloof zing je uit. Zoals
bekend zijn de meeste Joodse gebeden lofliederen, hymnes.
Maar dan, kom je toch in de woestijn… Ze gingen hun weg “van de ene pleisterplaats naar de
andere”, volgens de aanwijzingen van de Heer (cf. Exodus, 17,1). De Heer leidde hun wegen.
“Brood uit de Hemel” – “ons dagelijks brood”
Een maand na de Uittocht kwam het volk Israel aan “in de woestijn van Sin tussen Elim en
Sinaï” (Exodus 16,1). Het volk begon zich te beklagen. Ze begonnen zelfs terug te verlangen
naar de vleespotten van Egypte. Het volk had honger. Honger en hongersnood in de bijbel
leiden trouwens vaak naar Egypte. Egypte was lang een heel gastvrij land voor de Israëlieten.
Dan zegt de Heer tegen Mozes: “Ik zal voor jullie brood uit de hemel laten regenen…één
dagmaat elke dag.”3 Misschien schrok Mozes aanvankelijk, wat 1 van de 10 plagen werd met
dezelfde woorden aangekondigd: Zie, ik zal laten regenen… maar toen was het hagel (Ex.
9,19, zie ook: Gen. 7,4). Toen was het straf, nu is het een geschenk.
3 Vergelijk
psalm 78,24: “Manna om te eten regende op hen neer. Hij gaf hun het koren van de hemel. (Geef ons
heden…)”.
4
Manna en Sabbat
Het was een echt geschenk. Of eigenlijk kwamen er tegelijk twee geschenken uit de hemel.
Want ook de sabbat werd nu ingesteld. Of beter: gegeven. Want God zei: op de zesde dag
zullen jullie 2x zoveel vinden, om op de 7e dag te kunnen rusten. En inderdaad, zo was het.
Op de 6e dag zei God: morgen is het de eerste sabbat, heilige sabbat voor de Heer. Met de
gave van het manna kwamen er ook regels, voorschriften. Met het oog op de heiliging van de
sabbat. Israel was nu een vrij volk. Langzaam kreeg het nu een grondwet.
Manna en vertrouwen
Ze kregen ’s ochtends het brood. Maar ze mochten niet méér brood verzamelen, dan voor de
dag nodig was. Dat betekent concreet, dat je elk dag opnieuw je vertrouwen moet stellen op
God: zal Hij vandaag voor me zorgen? Zal Hij er morgen nog wel zijn?
Het betekent dat je je geen zorgen voor morgen moet maken. Het moeilijkste wat er is. Maar
wie weet trouwens wat er morgen komen zal?
Genoeg verzamelen voor één dag. Het betekent ook: als je meer meeneemt, dan kan de bagage
onderweg wel eens te zwaar worden. Inderdaad, wat verzamelen we allemaal in ons leven,
wat zeulen we toch allemaal mee, misschien om een soort van schijnzekerheid te garanderen.
Het overtollige en luxe verduistert het zicht op God en maakt het onderweg zijn moeilijker.
Zo wordt het manna gave en opgave, geschenk en gebod, in één woord: opvoeding.4 Een
voortdurend grondmotief in de woestijntocht: opvoeding tot geloof. Niet het instemmen met
een aantal geloofswaarheden, maar veel meer een vertrouwde omgang met God en een
reikhalzen naar zijn onderricht. God als vader! Een beeld: dagelijks ziet een baby vol
vertrouwen uit naar de zorgende liefde van zijn moeder, een geloof groter dan dat zullen we
niet gauw opbrengen. Als gij niet wordt als de kinderen…
Een rabbi: ieder die voor vandaag te eten heeft en zich afvraagt: wat zal ik morgen eten? Dat
is een kleingelovige. Want God wil de mens testen (beproeving!) of hij op zijn onderricht
vertrouwt of niet!
4 Vgl. ‘Manna en
Sabbat in de rabbijnse traditie (M. Den Hartog en M. Poorthuis). In: Brood uit de hemel, red.
W. Beuken, e.a.
5
Matteüs, Bergrede: rabbi Matteüs! Wees niet bezorgd over uw leven, wat gij zult eten. Maak u
niet bezorgd om de dag van morgen!
Jezus en Manna
Slechts 1 opmerking (vele mogelijk). In Matteüs 4 citeert Jezus, in de woestijn (stenen- brood)
Deuteronomium 8. Opdat je zult weten dat: niet van brood alleen de mens zal leven, maar van
alles wat voortkomt uit de mond van de Ene de mens zal leven.
Jezus verbindt hier manna met de woorden van God.
Conclusie
Het brood voor 1 dag vraagt om vertrouwen in God. Van het brood kun je leven. In de bijbel
wordt de gave van het brood verbonden met de gave van Gods woorden. Vertrouw erop, leef
ervan, de rest zal je erbij gegeven worden. Het manna heeft een gerichtheid op de sabbat.
Op die zesde dag is er een voorbereiden op de 7e dag. Verlangend daar naar uitzien.
Toekomst, ook op eeuwige sabbat, eeuwig gastmaal.
In het Grieks van het Onze Vader zit die dubbele betekenis5: heden ons dagelijks brood, maar
ook: heden ons brood voor morgen. In de vertaling horen we dat niet meer terug.
Enkele Rabbijnse teksten over het manna:
Manna toont zijn hemelse oorsprong ook door de wonderlijke smaak. Het nam elke smaak aan
die je je kon wensen. Hetzelfde voedsel had een verschillende smaak voor iedereen die er van
at, overeenkomstig je leeftijd. Voor de baby’tjes als melk, de sterke jongeren als brood, de
ouden als honing, de zieken als brood gedrenkt in honing en olie. Je hoefde maar te zeggen
kalfsvlees en het smaakte als kalfsvlees!
Wat in abstracte theologische begrippen genade heet, noemt de midrasj manna. Het is volledig
gave van God. Toch is ook de eigen unieke bijdrage van het individu nodig om het spectrum
aan smaken te openbaren.
Even wonderlijk als de smaak was het neerdalen vanuit de hemel.
5 Hiëronymus was een
groot voorstander van ‘panem superstantialem’ in plaats van ‘panem quotidianum’ in
het Onze Vader. En met hem trouwens vele anderen (bijv. St. Augustinus). Trouwer aan het Grieks van het
Nieuwe Testament, en een rechtstreekse verwijzing naar de Eucharistie (zo zegt nu ook nog de Katechismus
van de Katholieke Kerk).
6
Eerst kwam er een noordenwind om de bodem van de woestijn schoon te vegen. Dan kwam er
een regen om deze schoon te wassen. Dan daalde er dauw neer. Door de wind werd de dauw
tot een vaste substantie, als een tafel, om het hemelse goud te ontvangen.
De bevroren dauw functioneerde ook als tafelkleed, zodat er geen insecten op het manna
konden afkomen. Zo lag het kostbare manna, beschermd en gekoesterd als in een doos te
wachten.
Alleen op de sjabbats en de heilige dagen daalde het manna niet neer. Op de voorgaande dag
viel er dan een dubbele portie. Niet alleen viel er meer, maar het manna smaakte ook nog eens
nog beter en schitterde ook meer.
“Mozes noemde die plaats Beproeving en Ruzie” – “breng ons niet binnen in
Beproeving”
Gesterkt door het brood uit de hemel trekken de kinderen van Israel verder. Ze sloegen hun
tenten op in Refidim. Het volgende probleem doet zich voor: er bleek daar geen water te zijn.
Het volk leed hevige dorst. Het volk ging tekeer tegen Mozes. Ze dreigden hem te stenigen.
Er was een rots. En Mozes had nog altijd zijn staf, de staf van God. In opdracht van God sloeg
Mozes met de staf op de rots, en er kwam water uit de rots. Het oase-plaatsje Refidim kreeg
van Mozes een nieuwe naam: Beproeving (Massa) en Ruzie (Meriba), vanwege de ruzie van
de kinderen van Israel, en omdat ze de Heer beproefd hadden, door te zeggen: “Is de Heer in
ons midden of niet?” (Exodus 17,7).
Ze vergeten Gods aanwezigheid. Dat is iets waar de bijbel constant voor waarschuwt: straks
zullen jullie mij vergeten. En dat is het gevaarlijkste wat er is. Want dan denk je dat je het zelf
allemaal hebt gedaan, dat je het zelf allemaal hebt verdiend.
Hier hebben ze een probleem: geen water. Maar God had zo’n probleem al eerder opgelost:
Hij had bitter water drinkbaar gemaakt. Vergeten! Eerder al had Hij hen geleid door de
Rietzee. Vergeten! Elke dag kregen ze het manna. Vergeten! Zie hier de macht van het
probleem van dit moment Testament!
Er was geen water. Maar wat was er wel? De herinnering, een rots, en de staf van God.
7
Refidim, een plaats met mogelijkheden, voor wie geloofde. Zalig die niet zien en toch
geloven. Er was een rots. De rots is heel vaak metafoor voor God zelf. (NB Rots = JHWH Dt.
32, Lied van Mozes).
Maar het werd een plaats van: Gebrek, Ruzie , Verwijten, Bedreiging (van de verlosser
Mozes), Ongeloof, Ondankbaarheid, Zich niet herinneren. Mozes gaf deze plaats een nieuwe
naam: BEPROEVING EN RUZIE Beproeving! Leid ons niet in Beproeving. Exact hetzelfde
woord in het Onze Vader!
Wat is dat voor plaats? Of beter: wat is dat voor geestelijke toestand?
Samengevat: is JHWH wel in ons midden? (We zien Hem niet meer).
En daarmee ‘beproefden zij God’.
Het beproeven van God, Hem betwijfelen, is het resultaat van het vergeten van zijn
wonderdaden. Je herinnert je Hem niet, wat Hij in het verleden heeft gedaan, dan is Hij er in
het heden ook niet meer.
Ik denk dat dit verhaal echt kleur kan geven aan het woord beproeving / bekoring in het Onze
Vader.
Die plaats, Beproeving, moet ik zien te vermijden. Breng mij daar niet binnen!
Hoe voorkom je dat? Op de eerste plaats door je te herinneren! Herinneren doe je door te
lezen, te studeren, te vertellen aan je kinderen al de woorden van de Heer! Deze om je hand te
binden, op je hoofd, aan je voordeur, bij de grenzen van je land. In de synagoge is het gebruik
om niet alleen op de sabbat uit de Torah te lezen, maar ook op maandag en op donderdag.
Geen drie dagen zonder Torah! Dan krijgt het ongeloof geen kans!
“Amalek kwam…” (Ex.17,8) Maar verlos ons van de boze
Is God wel in ons midden? Breng ons niet in Beproeving. Maar we zijn wel in Beproeving.
Zie wat er gebeurt: In dat gat van ongeloof springt meteen de vijand: Amalek kwam…6
Weet je waar hij aanvalt? Waar je op je zwakst bent. Hij attaqueert de achterhoede “waar de
zwaksten zich bevonden” (Dt. 25,18).7
6 in Refidim (Massa en Meriba). Refidim kan vertaald worden met ‘slappe handen.’ Slap in het onderhouden
van de Torah. De handen-slapheid wordt opgelost in vers 12: ‘zijn (Mozes’) handen waren trouw tot aan
zonsondergang.’ Vergelijk Ex. 14, 31! Daar zagen ze de machtige hand van de Heer. Later rest de herinnering.
De rol van ‘hand’ in deze perikoop verdient verdere uitwerking.
7
Israel is onderweg, pelgrim. Israel is bovendien pelgrim, op weg naar Sinaï! De vreemdeling, emigrant, is
heilig. Je moet hem helpen.
8
De eerste vijand van de vrije Israelieten is Amalek (NB geen toevoegingen bij zijn naam,
zoals ‘koning’, of ‘koning van’).
Hij zou symbool worden van de (spirituele) vijand door de eeuwen heen (‘van geslacht op
geslacht’, Ex. 17,16). Van de Boze dus!
Op het moment dat Amalek ten tonele verschijnt, verschijnt ook voor het eerst Jozua, zoon
van Nun.8 Amalek valt aan, Jozua / Jezus strijdt tegen hem. Mozes bidt.
Alleen door het gebed wordt Amalek (het kwaad) verslagen. Cf. Het ‘kwaad’ in het Onze
Vader!
Haman, degene in het boek Esther die alle joden wil uitroeien, is afstammeling van Agag, dus
van Amalek (Esther 3,1)! (cf 1Sam 15,8: ‘Agag, koning van de Amalekieten’).9
Van de 613 ge- en verboden uit de Torah (Mitswot) verwijzen de laatste drie naar Amalek!

611. Onthoud wat Amalek gedaan heeft. (Deut. 25:17) 
612. De kwaadaardige praktijken die Amalek ons heeft aangedaan, zullen wij nooit
vergeten. (Deut. 25:19) 
613. Vernietig het zaad van Amalek. (Deut. 25:19) Deze laatste 3 mitswot vormen de laatste bede van het Onze Vader!
Ik ben begonnen met te spreken over de rijkdom van de taal. Daar wil ik ook mee eindigen.
Mozes noemde de naam van die plaats: JHWH Nisi.
Letterlijk betekent dat ‘de Heer is mijn vaandel’.
Maar iemand die het Hebreeuws beheerst hoort daar meer in.
Vaandel, vlag: Nees Testen,
beproeven: Nissah
De plaats Beproeving: Massa.
Je hoort er ook in: De Heer is mijn beproever.
Jezus citeert uit Deuteronomium 8, als hij zelf in de woestijn is. In dat hoofdstuk zegt God: Ik
heb jullie water gegeven uit de rots, Ik heb jullie het manna gegeven. Ik heb jullie door de
woestijn doen gaan. Ik heb het gedaan om jullie te verootmoedigen, om jullie te beproeven:
8 Yehoshua
9 Vgl. E.
– ‘JHWH brengt bevrijding’, in het Grieks van de Septuagint: Jezus.
Rooze, Amalek geweldig verslagen.
9
zijn jullie mijn woorden niet vergeten? Ik heb het allemaal gedaan om je in de toekomst goed
te doen.
Gedenk dan de Heer, Hij is het die je kracht heeft gegeven.
Breng ons niet in Beproeving, maar verlos ons van het kwade.
10
Download