Schrift 229 oms 01-10-2007 16:48 Pagina 36 36 Schrift 229 Gerard van Broekhuizen Naschrift Radicaal embrandt kende zijn Bijbel, en dus ook de teksten waarin we een radicale Jezus aantreffen. Een van de meest in het oog springende van die teksten is het bericht over de tempelreiniging, omdat Jezus hierin niet alleen radicaal spreekt, maar ook radicaal handelt. We vinden dit bericht bij alle vier de evangelisten: Matteüs (21,12-13), Marcus (11,15-17), Lucas (19, 45-46) en Johannes (2,13-16). In de synoptische teksten noemt Jezus zelf de redenen voor zijn radicale handelen. Zijn vraag ‘Staat er niet geschreven: “Mijn huis moet voor alle volken een huis van gebed zijn”?’ is ontleend aan Jesaja 56,7, en de constatering ‘Maar jullie hebben er een rovershol van gemaakt!’ is ontleend aan Jeremia 7,11. Bij Johannes vinden we een verwijzing naar Psalm 69,10: ‘De hartstocht voor uw huis zal mij verteren.’ Deze citaten maken duidelijk dat Jezus hier niet per ongeluk uit zijn rol valt. Daarbij zijn er ook nieuwtestamentische teksten die zijn – op het eerste oog buitensporige – gedrag rechtvaardigen. Zo lezen we in de eerste brief aan Timoteüs dat geldzucht de wortel van alle kwaad is (6,10), en in de evangeliën naar Matteüs en Lucas dat je niet én God én de mammon kunt dienen (Matteüs 6,24; Lucas 16,13). Doe je dat wel, dan is er sprake van verraad aan de eerste. R Rembrandt staat erom bekend dat hij in zijn schilderingen niet alleen het uiterlijk van zijn personages, maar ook hun innerlijk goed weet weer te geven. Naarmate Rembrandt ouder werd, zien we dit gegeven groeien, maar het was ook al in zijn jonge jaren aanwezig, blijkens het schilderij uit 1626 dat hier is afgebeeld. Dit paneel (43 x 33 cm) bevindt zich in het Poesjkin Museum in Moskou. Opvallend aan deze schildering (die een uitsnede lijkt te zijn) is dat de handen van de aanwezige personen een even sterke taal spreken als hun gezichtsuitdrukkingen. De handen van Jezus zijn beide gebald. De rechter als vanzelf, omdat deze, naar de tekst van Johannes, een zweep van touw omklemt, de linker om er op ieder moment een mep mee te kunnen uitdelen. Andere handen zien we geld graaien of geldbuidels vasthouden, omdat ze blijkbaar willen redden wat er nog te redden valt. Eén figuur, in het midden rechts, houdt zijn handen afwerend voor zich om een mogelijke klap op te vangen. Hij draagt een harnas, terwijl de figuur onder Jezus weldadig gekleed is in een mantel van bont. Verwijzingen naar rijkdom en macht wellicht? Eén hand op de schildering is onbestemd, omdat we niet kunnen zien bij welke persoon die hoort. Het is de hand rechts bovenin voor een mand waaruit de kop van een haan steekt. Wil deze hand gewoon een stukje koopwaar beschermen of alleen maar subtiel aandacht vragen voor de haan? Dat laatste is goed mogelijk, omdat de haan, het dier dat zich liet horen na het verraad van Petrus, ook hier suggereert dat er met alle handel op het tempelplein sprake is van verraad. Verraad namelijk aan de Eeuwige en zijn wetten. Er stond immers al lang geschreven: ‘Gij zult niet begeren!’ We zien hier een radicale Jezus, omdat de boodschap zelf waaruit hij leeft, niet minder radicaal is.■