MatAnder MatAnder: materialen anders benutten Hefbomen voor denkstimulerende materialen Doel van matanderen1 is om materiaal op zijn ‘cognitieve waarde’ te schatten en vanuit dezelfde inzichten het materiaal toepassen en/of aanpassen zodat een hoog potentieel krijgt om kinderen en jongeren te leren leren, te leren denken. Uitgangspunt: ook met ‘gewone’ materialen kan je als therapeut of leerkracht kinderen en jongeren uitdagen om efficiënter te denken en problemen op te lossen. Heel wat vertrouwde materialen kunnen op een expliciet procesgerichte manier benut worden zodat de activiteit perfect aansluit bij de cognitieve noden die we bij een kind vaststellen. We kunnen deze materialen “verrijken” zodat ze kansen bieden binnen een denkstimulerende aanpak. We gaan op zoek welke parameters we kunnen beïnvloeden zodat leerkansen ontstaan voor specifieke cognitieve vaardigheden. 1. Parameter 1: welke denkhandelingen komen aan bod? Het proces analyseren van alle denkstappen en denkvaardigheden die in een opdracht aan bod komen is de start van de evaluatie van een materiaal. Mogelijke inspiratiebronnen: Reflecto-model van Gagné (Gagné e.a. 2009), cognitieve functies van Feuerstein (Feuerstein 1997, de Jager 1994, Warnez 2002), de bouwstenen van het denken (Greenberg zie Loots e.a. 1997). 2. Parameter 2: inhoud Waarover gaat de opdracht? Wat is de inhoud? Wat is het materiaal dat men in gedachten manipuleert? Behoort de inhoud tot de directe, vertrouwde leefwereld van de leerling of tot een vreemde, onbekende leefwereld? Minimale vertrouwdheid met de inhoud is een voorwaarde. Je kan leerlingen niet vragen problemen op te lossen binnen inhoudsdomeinen die ze totaal niet kennen. Wordt een leerling een taak aangeboden waarin de inhoud hem onvoldoende bekend is, zal eerst moeten geïnvesteerd worden in het verwerven van de inhoud, vooraleer verwacht kan worden dat de leerling zijn aandacht richt op de relevante (meta-) cognitieve vaardigheden die vereist worden. 3. Parameter 3: modaliteit De informatie waarover nagedacht wordt, kan in verschillende vormen worden aangeboden: verbaal, figuratief, numeriek, symbolisch, pictorieel, gebaren, of in een combinatie. Ook (deel-) antwoorden van de leerling kunnen in één van deze vormen worden gevraagd. Leerlingen verschillen vaak op dit vlak, naargelang een bepaalde modaliteit hen beter ligt dan een andere. 4. Parameter 4: niveau van complexiteit Taken variëren qua complexiteit door het aantal informatie-eenheden dat mentaal moet verwerkt worden, door het aantal operaties dat moet worden uitgevoerd en door de mate van vertrouwdheid met of de ‘nieuwheid’ van de taak. Een taak waarin veel gegevens dienen verwerkt te worden, is complexer dan een taak met weinig gegevens, tenzij de leerling erg vertrouwd is met de taak en hij de taak (meer) geautomatiseerd kan 1 Een uitwerking van de cognitieve kaart (Feuerstein). [email protected] - www.cebco.be 1 MatAnder uitvoeren. Hoe meer vertrouwd met de taak, hoe minder gegevens verwerkt dienen te worden, hoe meer mentale ruimte om de efficiëntie te verhogen. 5. Parameter 5: handelingsniveau Het handelingsniveau is ‘de afstand tussen de denkhandeling en het object of het feit waar de operatie op toegepast wordt’. Dit kan variëren van het ‘materieel’ manipuleren van voorwerpen, denken over voorwerpen die zintuiglijk kunnen worden waargenomen, of tot abstract denken en hypothetische veronderstellingen. Parameters als modaliteit of denkhandeling staan hier los van: het is mogelijk te sorteren en te classificeren met zowel een stapel blokjes die voor de leerling liggen, als met een reeks hypothetische veronderstellingen. 6. Parameter 6: structuur van de instructie en informatiestroom De instructie en informatiestroom zijn sterk bepalend voor de denkprocessen: zijn de vragen open of gesloten, stuurt de instructie het kind stap voor stap, volgen de deelstappen elkaar rechtlijnig op of niet, is er opbouw van gemakkelijk naar moeilijk, … Hier hebben we als leerkracht en therapeut heel wat mogelijkheden om een kind te ondersteunen dan wel uit te dagen. 7. Parameter 7: andere materiaal- en activiteitskenmerken Daarnaast zijn er nog heel wat factoren in de activiteit die niet steeds de denkprocessen zelf zullen bepalen, maar bijvoorbeeld wel een motivationeel element kunnen zijn: wat is de verhouding tussen toeval en strategie, wat is het belang van snelheid, zijn er medespelers of tegenspelers, is de leerkracht ook een als mede- of tegenspeler, … Om aantrekkelijk te zijn moet de vormgeving uiteraard in orde zijn. 8. Het maken van een matander Een matander geeft de indruk dat je gewoon probeert een activiteit gemakkelijker of moeilijker te maken. Dit gemakkelijker of moeilijker maken is slechts een middel met als doel om bepaalde cognitieve vaardigheden te oefenen. We zoeken daarbij om de activiteit haalbaar te maken en tegelijkertijd voldoende uitdagend: we spreken de zone van naaste ontwikkeling aan. Daarnaast kunnen we specifiek werken op bepaalde cognitieve vaardigheden door het manipuleren van de parameters. Via de parameters maken we een soort van cognitief draaiboek op van de activiteit. Daarna kunnen we de parameters gericht gaan hanteren als hefbomen om veranderingen aan te brengen. [email protected] - www.cebco.be 2