Fragment uit mijn onderzoeksrapport, resultaten derde deelvraag De methodes of werkwijzen die op basis van de criteria worden beschouwd als Evidence Based, worden hier onder beschreven. De methodes en werkwijzen die uit de resultaten van deelvraag 2 naar voren zijn gekomen, tabel 3.2.1 en tabel 3.2.2, zullen ook kort worden geschreven wanneer zij niet aan alle criteria voldoen, maar wel een wetenschappelijke basis hebben. Teacch Teacch is een Evidence Based methode, gebaseerd op de wetenschappelijke theoretische beeldvorming van autisme en onderbouwd met empirische onderzoeken (University of North Carolina, 2015). Teacch is een methode die speciaal is ontwikkeld voor en afgestemd op de autisme spectrum stoornissen en kinderen die ‘communicatie gehandicapt’ zijn (University of North Carolina, 2015) (De Bruijn, 2015). De methode is gericht op het bieden van een veilige omgeving voor de cliënt met ASS, door de omgeving te structureren en visuele middelen te gebruiken voor de ondersteuning van communicatie (University of North Carolina, 2015) (NJI, 2015). Teacch richt zich op het ontwikkelen van een individuele manier van ondersteuning voor de cliënt, omdat geen persoon met ASS gelijk is (University of North Carolina, 2015) (De Bruijn, 2015). Feuerstein Feuerstein is een methode, ontwikkeld door professor Reuven Feuerstein. Deze methode gaat uit van de ontplooiingsmogelijkheden van een individu. Feuerstein zegt dat denk- en leervaardigheden aangeleerd kunnen worden, wat de zelfstandigheid en het leervermogen van het individu bevorderd (Feuerstein Centrum Nederland, 2015). De methode is gebaseerd op de ‘theorie van de Structurele Cognitieve Modificeerbaarheid’, ontwikkeld door professor Feuerstein zelf. Deze theorie zegt dat de ontwikkeling van cognitieve vaardigheden van een individu gestimuleerd kunnen worden door een mediator. De manier waarop de mediator het individu begeleidt, staat centraal in deze methode (Feuerstein Centrum Nederland, 2015). De methode is ontwikkeld voor kinderen en jongeren met een verstandelijke beperking, het syndroom van down, leerachterstanden, autisme of onderprestatie als gevolg van hoogbegaafdheid (Feuerstein Centrum Nederland, 2015). Er zijn geen Nederlandse onderzoeken te vinden die in gaan op de effectiviteit van deze methode. Ook recente buitenlandse onderzoeken naar de effecten van deze methode zijn onvoldoende te vinden om te kunnen zeggen dat deze methode Evidence Based is. Basic Trust Basic Trust is een interventie die zicht richt op kinderen van twee tot vijf jaar met gedrags- of emotionele problemen. De interventie richt zich op het verminderen van de gedrags- of emotionele problemen door te zorgen voor een goede gehechtheidsrelatie tussen ouder en kind (NJI, 2015). De zorgboerderij biedt in principe geen zorg aan kinderen in deze leeftijden. Daarnaast werkt zij ook niet met de opvoeders. Om deze reden wordt er niet verder op deze methode in gegaan. Oplossingsgericht werken Oplossingsgericht werken is een werkwijze die kijkt naar de oplossingen voor een probleem en niet naar het probleem zelf. De cliënt is zelf de expert en leidend in het proces. De begeleider of hulpverlener stimuleert de cliënt om zelf met oplossingen te komen voor zijn of haar problemen. Daarbij worden de krachten, de vaardigheden en de hulpbronnen van de cliënt benadrukt en benut (Bartelink, 2013) (De Jong & Berg, 2004). De basis van het oplossingsgericht werken ligt in de systeemtheorie (Bartelink, 2013). De oplossingsgerichte werkwijze is de basis van meerdere interventies, bijvoorbeeld de als effectief erkende interventie ‘kanjertraining’ (NJI, 2015). Er is in de afgelopen jaren al veel onderzoek gedaan naar de effecten van het oplossingsgericht werken. Toch kan er aan de hand van de resultaten van deze onderzoeken nog moeilijk gezegd worden voor welke doelgroepen deze werkwijze effectief is (Bartelink, 2013). Gezien de theoretische basis van deze werkwijze en de hoeveelheid onderzoek die er naar deze werkwijze is geweest, kan wel gezegd worden dat deze werkwijze Evidence Based is. Equitherapie Equitherapie is een therapeutische vorm van het omgaan met paarden en paardrijden. Het paard wordt ingezet als co-therapeut, omdat zij goed kunnen aanvoelen wat er in een persoon omgaat (SHP-E (NL), 2015). In Nederland is de equitherapie gebaseerd op het pasvorm model van Pesso. In dit model worden verschillende elementen van onder andere de Gestallttherapie, cognitieve gedragstherapie, hypnotherapie en psychotherapie gecombineerd (Fischer-Bartelmann, 2001). Het pasvorm model van Pesso wordt gezien als een psychodynamisch model dat kan worden ingezet voor bijvoorbeeld ontwikkelingsbevordering of psychotherapeutische behandelingen (De Groeve, 2012). Equitherapie mag gegeven worden door iemand met een basisberoep in de zorg, bijvoorbeeld een psycholoog, pedagoog of psychotherapeut. Tijdens een tweejarige opleiding tot equitherapeut leert deze persoon alles over het omgaan met paarden en het inzetten van paarden in de hulpverlening (SHP-E(NL), 2015). Equitherapie is onder andere geschikt voor kinderen met autisme, een vertraagde ontwikkeling, hyperactiviteit en sociale problemen (SHP-E (NL), 2015). Er zijn in ieder geval in Nederland nog maar weinig onderzoeken gedaan naar de effectiviteit van equitherapie, waardoor daar nog geen uitspraken over kunnen worden gedaan. In het buitenland, voornamelijk Duitsland en Zwitserland, schijnt er wel veel onderzoek gedaan te zijn naar de effectiviteit van equitherapie. De resultaten daarvan geven een positief beeld (SHP-E (NL), 2015). De resultaten van deze onderzoeken zijn echter nauwelijks terug te vinden. Er kan dus niet met zekerheid gezegd worden dat de effecten van equitherapie bewezen effectief zijn bevonden door wetenschappelijk onderzoek. DIR/floortime Het DIR-model is ontwikkeld door Greenspan. DIR staat voor Developmental capacities, Individual differences en Relationship based (ontwikkelingscapaciteiten, individuele verschillen en gebaseerd op relatie) (Hoevenaars, 2015). Hij heeft dit model gebaseerd op verschillende modellen uit de psychoanalyse en de cognitieve psychologie. Dit model is gericht op de sociaal-emotionele (affectieve) en cognitieve ontwikkeling van jonge kinderen (Van Berckelaer-Onnes, 2010) (Hoevenaars, 2015). Uit dit model komt de begeleidingsmethodiek ‘floortime’ voort. Samengevoegd met elementen uit het ‘Play’project van Rick Solomon vormt dit de methode ‘floorplay’. Deze methode is onder andere geschikt voor kinderen met Autisme Spectrum Stoornissen, aandachtstekort of een verstandelijke beperking (Hoevenaars, 2015). Ouders en begeleiders worden uitgedaagd om te gaan spelen met het kind, aansluitend bij de ontwikkelingsfase van het kind (De Bruijn J. , 2015). Op die manier stimuleren de ouders of begeleiders op een respectvolle manier een gezonde sociale, emotionele en intellectuele ontwikkeling (Van den Broek, 2015). Om deze reden is de doelgroep voor deze methode jonge kinderen tot ongeveer 7 jaar. De uitgangspunten van deze methode, zouden door de begeleiders van zorgboerderij ‘de Koningshoeve Kids’ echter ook bij oudere kinderen kunnen worden toegepast. Daarbij moet er alleen wel op gelet worden dat de begeleiding aansluit bij de cliënt en zijn of haar ontwikkelingsfase. Eigen Initiatief Model Het Eigen Initiatief Model (EIM) is gebaseerd op het feit dat mensen met een licht verstandelijke beperking moeite hebben met generaliseren van aangeleerde (algemene) vaardigheden (Timmer, Dekker, & Voortman, 2003). EIM gaat er van uit dat problemen die mensen met een verstandelijke beperking ondervinden, het gevolg zijn van een gebrek aan leerervaringen. Het model heeft als doel om mensen met een licht verstandelijke beperking te leren op alle levensgebieden meer eigen verantwoordelijkheid te dragen. Het ‘leren leren’ staat hierin centraal (De Bruijn J. J., 2015) (Timmer, Dekker, & Voortman, 2003). Hierbij wordt gebruik gemaakt en uit gegaan van drie algemene vaardigheden, namelijk het oriënteren en plannen van het eigen handelen, het (bij)sturen van het eigen handelen en het reflecteren op het eigen handelen. Dit is verwerkt in de stoplicht methode (De Bruijn J. J., 2015). De stoplichtmethode maakt deze algemene vaardigheden visueel. Het rode stoplicht staat voor het plannen van en oriënteren op het gedrag. Je stopt met de taak en gaat eerst nadenken. Vragen als ‘Wat moet ik doen’, ‘Wat heb ik daar voor nodig?’ en ‘Wat weet ik al van deze taak?’ staan daarbij centraal. Oranje staat voor het (bij)sturen van het handelen. Hierbij staan vragen als ‘Gaat het goed als ik het op deze manier doe?’ en ‘Het gaat niet zoals het moest, wat kan ik veranderen om toch mijn doel te bereiken?’ centraal. Bij groen is de taak of handeling klaar. Nu gaat het om het evalueren en reflecteren. Daarbij kunnen vragen als ‘Hoe heb ik het precies aangepakt?’, ‘Heb ik bereikt wat ik wilde bereiken?’ en ‘Wat kan ik de volgende keer (anders) doen?’ centraal staan (De Bruijn J. J., 2015) (Timmer, Dekker, & Voortman, 2003). Belangrijk uitgangspunt is ook dat de begeleiders geen dingen gaan overnemen, maar door middel van het stellen van vragen de cliënt helpen om zijn of haar gedrag in de juiste richting te sturen (Timmer, Dekker, & Voortman, 2003). Het EIM is ook een basis voor andere methoden en interventies gericht op verstandelijk beperkte jongeren en volwassenen. Naast de methodes en werkwijzen die hierboven beschreven zijn, zijn er vele theorieën waarop de begeleiders hun werk- en begeleidingswijzen op kunnen baseren. Bijvoorbeeld de cognitieve gedragstherapie. De cognitieve gedragstherapie is gebaseerd op de cognitieve psychologie. Deze gaat er vanuit dat een mens alle binnenkomende prikkels op een bepaalde manier verwerkt. (Gedrags) problemen komen voort uit de manier waarop een persoon prikkels of informatie verwerkt (Rigter, 2008). Cognitieve gedragstherapeutische principes bieden ouders of begeleiders handvatten om het gedrag van bijvoorbeeld een kind met ADHD te beïnvloeden. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van het belonen van gewenst gedrag en juist en passend te reageren op ongewenst gedrag (Foolen, 2013). Het beloningssysteem zoals de begeleiders van zorgboerderij ‘de Koningshoeve Kids’ gebruiken (hoofdstuk 1.1, de organisatie), sluit daarmee aan bij de cognitieve gedragstherapeutische benadering. Ook de theorie van Gentle Teaching, genoemd door respondent 4 bij deelvraag 2, kan gebruikt worden als uitgangspunt voor het werken met cliënten. Gentle Teaching is een intentionele manier van begeleiden, waarbij onvoorwaardelijke acceptatie centraal staat. De relatie tussen de cliënt en begeleider, companionship, is de basis voor ontwikkeling van de cliënten (Stichting Gentle Teaching, 2013) (De Bruijn J.J.M., 2015). Gentle Teaching is gebaseerd op de psychologie van de wederzijdse afhankelijkheid van de Amerikaan McGee. Deze psychologie gaat uit van de behoefte van ieder mens aan verbondenheid en leven in een gelijkwaardige relatie (Stichting Gentle Teaching, 2013). Er zijn ook vele interventies te vinden die geschikt zijn voor de doelgroep van zorgboerderij ‘de Koningshoeve Kids’ (NJI, 2015). Deze zijn alleen niet geschikt voor de zorg en begeleiding op de zorgboerderij. Bij deze interventies gaat het namelijk vaak om de behandeling van problemen of symptomen van problemen, iets wat de zorgboerderij niet biedt. Daarom wordt daar in dit onderzoek niet op in gegaan.