Ontwikkeling impliceert stadia of fasen, met een bepaald beginpunt en een verondersteld eindpunt. Piaget’s cognitieve ontwikkelingstheorie veronderstelt leeftijdgebonden fasen die geldig zouden zijn voor iedereen. Ontwikkeling is te onderscheiden van verandering, want verandering kan zowel vooruitgang zijn, als terugval zijn. Bij ontwikkeling wordt alleen vooruitgang verondersteld. Ontwikkeling onderscheidt zich van groei, omdat groei alleen kwantitatieve toename kan zijn, zonder enige kwalitatieve verandering. In die zin is groei meer vergelijkbaar met leren. De fasen in ontwikkelingstheorieën vertegenwoordigen een kwalitatieve omslag of kwalitatieve verandering in het cognitieve functioneren. De hoedanigheid van het cognitieve functioneren is veranderd, waardoor men over nieuwe cognitieve competenties beschikt die voorheen nog niet in zijn geheel beschikbaar waren. Het bezitten van een stevig kennisfundament (in een bepaald domein) wordt beschouwd als voorwaarde voor cognitieve ontwikkeling. De veronderstelling is dus dat er eerst een kwantitatieve toename van kennis moet zijn voordat de kwaliteit van de individuele kennis kan transformeren en veranderen. Uitgedrukt in andere woorden impliceert cognitieve ontwikkeling de transformatie van de ongedifferentieerde, ongespecialiseerde cognitieve bekwaamheden naar conceptuele en probleemoplossingcompetenties, in fasen die zich kenmerken door kwalitatieve veranderingen in het cognitieve functioneren. Kwalitatieve veranderingen in het cognitieve functioneren zijn te identificeren door het hanteren van meer abstracties (van specifiek naar algemeen, en van algemeen naar specifiek) en door relaties die worden gelegd tussen concepten, principes, schema’s, situaties, en perspectieven. De representatie van de werkelijkheid vindt in toenemende mate plaats in de vorm van gehelen (in plaats van delen) en is steeds minder gebonden aan louter en alleen persoonlijke ervaringen. Leren verwijst naar een duurzame verandering in het (mentale of fysieke) gedragsrepertoire van een persoon. Leren is een functie van ervaringen en de interactie van een individu met de wereld. De duurzame verandering als gevolg van leren hoeft niet perse samen te hangen met een kwalitatieve verandering van mentaal en/of fysiek gedrag. Leren kan louter kwantitatief zijn (net als groei). Het mentale en/of fysieke gedragsrepertoire kan zich gewoon uitbreiden, zonder dat er sprake is van een verandering in de kwaliteit van het gedrag. Voor leren is het geen voorwaarde dat men zich in een bepaald stadium (een bepaalde ontwikkelingsfase) bevindt.