Cyclus C 29e zondag door het jaar - Missiezondag Bezinning bij / surfen naar Lucas 18, 1-8 Missiezondag Zusters en broeders, In de senaat van de Verenigde Staten zetelen precies honderd senatoren. Twee per staat dus. Elk van die staten mag in het statige senaatsgebouw ook twee beelden plaatsen, beelden van mensen die zij als de grootsten van hun eigen staat beschouwen. Je vindt er dus een galerij van grote Amerikanen, mensen die Amerika mee hebben gemaakt tot wat het nu is. George Washington bijvoorbeeld, de eerste president van het land, of Abraham Lincoln, de president die in 1863 de slavernij afschafte. Honderd beroemde en belangrijke Amerikanen dus. Enfin, eigenlijk zijn het er maar 98, want er staan ook twee niet-Amerikanen tussen, twee Vlamingen nog wel. Twee paters die in de tweede helft van de 19e eeuw zowat gelijktijdig in de Verenigde Staten missioneerden. Je kent hun namen: Daminaan de Veuster, de apostel van de melaatsen, en Pieter Jan de Smet, de Grote Zwartrok van de indianen. Toen Hawaii zich in 1959 bij de Verenigde Staten aansloot, twijfelden ze geen moment: pater Damiaan was een van hun groten. Voordien had de staat Dakota al voor pater De Smet gekozen, die een eeuw vroeger de spreekbuis van de indianen, en hun enige hoop in bange dagen was geweest. Pater De Smet en pater Damiaan. Ik zou ook pater Ferdinand Verbiest kunnen vernoemen, die in de 17e eeuw een van de belangrijkste raadgevers van de Chinese keizer werd. Drie groten uit de duizenden Vlaamse missionarissen, mannen en vrouwen, die in de voorbije eeuwen overal ter wereld het goede woord hebben verkondigd. Waarschijnlijk is er in de hele wereld geen enkel ander gebied waar bij manier van spreken zoveel missionarissen per vierkante meter zijn opgegroeid. Vandaag zijn het er nog meer dan 1500. Maar missie en missioneren, kan, mag en moet dat vandaag nog wel? Er is toch dialoog tussen de verschillende wereldgodsdiensten, en die hebben ook wederzijds respect voor elkaar. Bovendien moeten de volkeren elkaars cultuur respecteren. Missionering moet dus stoppen. Het is een opvatting die vandaag de dag inderdaad door velen wordt verkondigd, soms ook binnen de katholieke kerk. Maar ik denk dat ze fout is. Zusters en broeders, ons geloof steunt op de Bijbel, en in die Bijbel vinden we onder meer de uitdrukkelijke zendingsopdracht van Jezus. Zijn laatste woorden tot zijn apostelen, juist voor zijn hemelvaart luiden. “Ga en maak alle volkeren tot mijn leerlingen.” De laatste zin van de evangelielezing van vandaag sluit daar naadloos bij aan: “Zal de Mensenzoon bij zijn komst het geloof op aarde vinden?” Zusters en broeders, missionering is een van de centrale opdrachten van ons geloof, want een opdracht die van Jezus zelf uitgaat. Wie missionering in vraag stelt, gaat in tegen Jezus zelf. Het is vanuit die opdracht dat missionering ook moet begrepen worden. Missionering hoeft helemaal niet te botsen met de dialoog tussen de verschillende godsdiensten, integendeel. Die dialoog is een gelegenhied om te spreken over Jezus, om zijn boodschap kenbaar te maken, om aan alle volkeren en aan alle culturen te vertellen dat alle mensen kind zijn van God, en broers en zussen van elkaar. Het zou de wereld en de vrede een heel stuk vooruithelpen als dat bij iedereen zou doordringen: kinderen van dezelfde Vader, een Vader die maar één gebod heeft: “Heb elkander lief.” Een boodschap die niet onderwerpt of bedreigt, maar die bevrijdt. Bevrijdt van angst voor een straffende God, bevrijdt van onzekerheid en minderwaardigheid tegenover anderen, want iedereen is kind van dezelfde Vader. En ook bevrijft van de eigen minder goede kanten, van egoïsme en zelfoverschatting en neiging tot geweld. Als missionering zo werkt, is ze helemaal niet cultuurvernietigend, integendeel. Ze verrijkt de mens, omdat ze de gehele mens beslaat. Ik verwijs hier nog eens naar de voorbeelden die ik zojuist gegeven heb. Ieder van ons weet hoe pater Damiaan met en voor en tussen de melaatsen leefde, als gelijke onder gelijken. Pater Verbiest was hem een paar eeuwen voordien op die weg voorgegaan: al in het midden van de 17e eeuw pleitte hij voor liturgie in het Chinees. Stel je voor: een halve eeuw geleden waren wij nog volop in het Latijn bezig. Pater De Smet van zijn kant was indiaan met de indianen, hij sprak hun taal, hij leefde zoals zij, en hij was de enige blanke die ze vertrouwden. Die drie groten waren geen uitzondering. Neem nu Congo. Toen de Belgen daar gingen koloniseren, drongen ze hun taal en hun gewoontes op. De missionarissen die ernaartoe trokken, begonnen met de taal van de Congolezen te leren. Ze trokken de brousse in, en tegelijk met het woord van Jezus brachten ze een heel-menselijke boodschap: ze bouwden schooltjes en hospitaaltjes, vormden onderwijzers en verplegend personeel, suggereerden verbeteringen in de landbouw, zorgden dikwijls voor watervoorziening en meer van die dingen. Hun missionering was inderdaad gericht op de totale mens. En zo, zusters en broeders, moet missionering ook zijn. Wie missionaris wordt, wordt meteen ook broer of zus van de mensen tussen wie hij of zij gaat wonen. Zo heeft ook Jezus gedaan. Ook in dat opzicht is Hij tot op vandaag de Weg, de Waarheid en het Leven. Amen