Inleiding tot de filosofie: Zin in filosofie 1 Zin, in- en uitzicht 1.1 De filosofische vragen Filo-sofen filos = vriend, sofia = wijsheid filosofen = vrienden van de wijsheid = mensen die in de bloeiende handelssteden en havens van het huidige Turkije en later in de grote Griekse metropolen een antwoord zochten op vragen die door mythologie en godsdienst behandeld waren of die om praktische redenen opzijgeschoven werden: - Waar komt de wereld vandaan? - Bestaat er een absolute waarheid en hoe kunnen we die kennen? - Wat zijn de regels van het denken? - Wat is de zin van het leven? - … Het voortdurend vragen stellen is wat de filosoof typeert. Er was vroeger een groep die een antwoord had op die vragen, waaruit de filosofie is ontstaan. Alle wetenschappen ontstaan vanuit de vragen die men zich stelt. Filosofie is op zoek naar een juist antwoord omtrent de drie grote vragen: 1) (I) een rationeel verstaan (In-zicht in de werkelijkheid) Wat kunnen we weten? 2) (U) de manier waarop we best handelen (Uit-zicht op ons doen en laten) Wat kunnen we doen? 3) (Z) een zinvolle manier van leven (Zin-zicht) Wat mogen we hopen? 1 ARTIKEL: Waar en op welke manier zie je in dit interview de drie grote vragen van de filosofie naar voor komen? Andreas De Block, Filosoof ‘Filosofie is er niet om vragen te beantwoorden maar om vragen te stellen’ De Standaard 23 september 2015 | Hilde Van den Eynde Van beroep stelt hij zich vragen waarvan hij niet helemaal zeker is dat ze wel te beantwoorden zijn. Maar bij filosoof Andreas De Block thuis is het geen wereld van Sofie. Drie kinderen heeft hij, tussen vijf en twaalf jaar oud. ‘Ik doe soms amechtige pogingen om ze tot filosofische gesprekken te verleiden. Ze lachen hun oude vader alleen maar uit.’ Andreas De Block is hoogleraar aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte van de KU Leuven. Sebastian Steveniers Vandaag is Andreas De Block hoogleraar aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte van de KU Leuven, maar een echte roeping was de filosofie aanvankelijk niet. ‘Ik begon aan de studie in de hoop er “cultureel gealfabetiseerd” door te raken. Maar er werd naar mijn smaak wat te veel in het wilde weg geleuterd. Ik ben dan psychologie en seksuologie gaan bijstuderen – om te constateren dat dat toch ook niet alles was. Toen ben ik teruggekeerd naar de filosofie, om nooit meer weg te gaan.’ Hij kan er nog steeds ‘ongekend plezier’ in vinden om over schijnbaar triviale kwesties na te denken. ‘Zoals onlangs bij de dood van neuroloog Oliver Sacks, die ik ontzettend bewonderde. In een van zijn afscheidsessays schrijft hij waarin hij allemaal troost vindt – getallen, chemie, fysica. Tot de filosoof in mezelf bovenkwam, en de vraag opwierp of het wel gerechtvaardigd was om in die zaken troost te vinden. Ik ben er nog steeds niet uit.’ Wat doet een studie filosofie met een mens? ‘Ik zal je zeggen wat ze níét doet: ze leert je nauwelijks met tegenslag om te gaan. Nochtans beginnen nogal wat studenten met die verwachting aan de studie. Ze denken dat de filosofie een westerse pendant is van het boeddhisme, dat de opleiding over het verwerven van levenswijsheid gaat. Daar zou het misschien wel wat méér over mogen gaan, maar een studie filosofie is géén zelfhulphandleiding How to live the good life.’ ‘Wat zo’n studie dan wel met je doet? Ze kan je wel helpen om wat greep op de wereld te krijgen. Als achttienjarige ben je zó arrogant – ik dacht op die leeftijd in elk geval dat de wereld aan mijn voeten lag – maar tegelijkertijd ook ontzettend onzeker. En filosofie leert je toch met twijfels om te gaan en die misschien zelfs te koesteren.’ 2 Wat is filosoferen en waarom zouden we dat moeten doen? ‘Vraag dat aan tien filosofen, en je krijgt tien verschillende antwoorden, die elkaar nog zullen tegenspreken ook. Maar als je het mij vraagt, stelt een filosoof lastige vragen bij het bestaan, waarop andere wetenschapsdisciplines geen antwoord hebben. Niet enkel fundamentele vragen, zoals over de betekenis van het begrip “zijn” of hoe we er ooit zeker van kunnen zijn dat er niets anders dan ons eigen denken bestaat. Maar ook meer praktische als: wat is rechtvaardigheid? Wat is liefde? Wat zijn rassen? De taak van een filosoof is om zulke begrippen te verduidelijken, want onenigheid komt vaak uit begripsverwarring voort. Zijn begrippen helder geformuleerd, dan valt met de begripsverwarring vaak ook de onenigheid weg. En anders wordt de discussie alleszins duidelijker.’ Leiden filosofen een beter leven dan niet-filosofen? ‘Vergeet het! Wist je dat moraalfilosofen zich minder moreel gedragen dan andere mensen? Dat is ooit gebleken toen iemand eens de gaten ging tellen in de rekken van filosofiebibliotheken – vanuit het idee dat het aantal niet ingeleverde boeken iets over diefstal zou zeggen. De rekken moraalfilosofie, bedoeld dus voor filosofen die zich beroepshalve over de juistheid van ons handelen bezinnen, bleken veel leger dan die van belendende afdelingen.’ Heeft de filosofie nut voor de maatschappij? Wat zouden we missen als er geen filosofen waren? ‘Dan zou de Apocalyps nabij zijn! (lacht) Nee, ernstig: de vragen die filosofen opwerpen, geven het leven van veel mensen een extra dimensie – het zijn vragen die ze wellicht zelf niet onder woorden zouden kunnen brengen. Het is goed dat filosofen zich in maatschappelijke kwesties mengen, zoals euthanasie of onverdoofd slachten. Al vraag ik me ook af of iemand nog zó breed geïnformeerd kan zijn dat hij over élke vraag zo goed kan nadenken zoals sommige publieksfilosofen vandaag graag willen doen uitschijnen.’ Een filosoof zoekt naar wijsheid. Zijn filosofen dan wijzer dan andere mensen? ‘Ik twijfel daar aan. Is een expert in de ethiek, zoals Wim Distelmans of Paul Schotsmans, bijvoorbeeld beter in staat om te bepalen of een abortus na twintig weken zwangerschap moreel aanvaardbaar is of niet? Of kennen zij hooguit beter de argumenten vóór en tegen dan iemand anders? ‘Voor mij is de filosofie er niet om vragen te beantwoorden, maar om vragen te stellen. Nagenoeg alle andere academische disciplines hebben hun oorsprong gehad in de filosofie. Van zodra die een manier hadden gevonden om de vragen waarmee ze zaten te beantwoorden, scheurden ze zich af. De filosofie bleef achter met de vragen waarop geen antwoord was te vinden.’ Zitten er nadelen aan uw vak? ‘Het valt me soms moeilijk om te zwijgen als ik mensen ongefundeerde uitspraken hoor doen. Op café moet ik me voortdurend inhouden. Maar de nadelen wegen niet op tegen de voordelen. In een veilige omgeving mogen nadenken over om het even wat: ik vind dat érg plezierig. Als de filosofie enig effect heeft op mijn leven, dan toch vooral een weldadig.’ 3 Heeft de filosofie uw leven veranderd? ‘Ik heb het gevoel dat het me vandaag beter gaat dan vroeger. Maar dat kan een ouderdomseffect zijn, het hoeft geen filosofie-effect te zijn. Filosoferen is voor mij een soort entertainment, amusement op hoog niveau. Ik kan het bijzonder prettig vinden om een aartsmoeilijk boek te lezen dat evident geachte zekerheden doorprikt.’ ‘Voor mij staat een goed leven toch wel gelijk aan een bevraagd en een bewust leven. Maar je moet niet over alles willen reflecteren. Ik hou bijvoorbeeld van vogels kijken. Deze zomer heb ik op vakantie in Frankrijk met mijn zoon een lijst bijgehouden van alle soorten die we er hebben gezien. En hoewel ik weet dat er filosofisch gesproken goede argumenten zijn om te zeggen dat biologische soorten niet bestaan, ben ik daar niet mee bezig als ik de knobbelmeerkoet of de slangenarend op zo’n lijst bijschrijf. Als je niks meer spontaan kunt doen, wordt het bepaald onprettig. Je kunt je leven ook om zeep helpen door voortdurend te lopen filosoferen.’ U heeft zopas een boek gepubliceerd over homoseksualiteit: ‘Born this way’. Is homoseksualiteit aangeboren? Niet als je daarmee bedoelt: helemaal genetisch bepaald. Homoseksualiteit zit zelfs niet zo heel erg “in de familie” – toch alleszins minder dan bijvoorbeeld intelligentie –, al zijn er natuurlijk heel wat genen die een invloed hebben op seksuele voorkeur. Naast een genetische component spelen andere factoren een grote rol, zoals bijvoorbeeld de hormonen waaraan een baby in de baarmoeder wordt blootgesteld. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat de kans dat iemand uiteindelijk homoseksueel zal zijn, stijgt met elke oudere broer. Maar omdat er zoveel zaken zijn die seksuele voorkeur bepalen en omdat die ook kunnen verschillen van persoon tot persoon, is het heel moeilijk om zomaar te zeggen dat homoseksualiteit aangeboren is.’ FILMFRAGMENT https://www.youtube.com/watch?v=ibo7SHK9vaw CHINESE FILOSOFIE EN CONFUCIUS Op welke manier herken je de drie grote vragen van de filosofie aan een Chinese universiteit? De Chinese economie is wel ontwikkeld, maar er is een gemis. Er is niets om spiritueel op terug te vallen (geen geluk, geen gedachtengoed…), er ontbreekt iets in hun leven. Vroeger werd het handelen bepaald door religie. Mensen dachten meer na over de zin van het leven, ze hadden er de tijd voor. Later kwam er meer economische groei en mensen hebben een te druk leven om hierover na te denken. Ze zoeken hun toevlucht in Confucius. Ze gaan opzoek naar wat er in de economische groei is verloren gegaan. Als men iets werkelijk wil begrijpen, moet men bij de basis beginnen. 4 FILMFRAGMENT DE MOL De Dvd over de eerste 9' van De Mol deze week illustreerde in het begin (inzicht) het zoeken naar een antwoord op de vraag naar kennis. In het tweede gedeelte (uitzicht) onderzocht men hoe men ging handelen (helpen of niet, kan je iemand wel in de steek laten, etc.). In het derde gedeelte (zinzicht) vroeg men zich af of het wel fijn, cool was hoe men het gespeeld had. Of ze er eigenlijk wel een goed gevoel aan over hielden. Filosofie = - Wijsbegeerte: de leer en de wetenschap van de begrippen in hun hoogste algemeenheid opgevat - Wil zowel een alomvattende wetenschap zijn als een levensleer (levensbeschouwing) - Een filosofie is geen filosofie als het niet voorschrijft wat de mensen moeten doen. 1.2 Filosofie en mythologie Filosofische vragen: - nieuwe takken van de wetenschap ingeleid - pas mogelijk en zinvol nadat mensen op een zeker niveau van materiële beschaving waren geraakt Griekse handelssteden kleine minderheidsgroep van bevoorrechte burgers die een deel van de vrijgekomen tijd aan verder onderzoek konden wijden (priesters, dichters…) Wat ons verteld wordt over het leven is misschien niet allemaal juist. We moeten zelf achterhalen wat juist is en zelf op zoek gaan naar de waarheid. Moment in het sociale en historische groeiproces waarop deze mooie verhalen niet meer volstaan nieuwsgierigheid is gewekt Nieuwsgierigheid + groeiende ervaring (experimenten, reizen, contacten met andere culturen) wetenschappelijke en filosofische denken 5 Filosofie is ontstaan: - in Turkije - bij concrete, realistische mensen - uit concrete ervaringen en praktische problemen Het ontstaan van de filosofie had van in het begin te maken met drie concurrenten. Er waren nog andere systemen die antwoorden probeerden te geven op de drie grote vragen: - Mythes (1.2) - Godsdienst (1.3) - Ideologie (1.4) Een mythe = - een woord dat gesproken wordt, een gesproken woord (Griekse betekenis) - een verhalende overlevering over universele thema’s als het begin van de tijd, het ontstaan van de wereld… - een als correct aanvaarde doch niet-gefundeerde voorstelling van zaken Mythes dienen doorprikt te worden. Dit begon wanneer mensen ontdekten dat de realiteit niet zo rooskleurig was als mythes beweerden. De filosofie wil deze mythes doorprikken. Nieuwsgierigheid Ervaring Geest Materie Deductief Inductief Rationeel Empirisch Rationalisme Empirisme 6 1.3 Filosofie en godsdienst De eerder vermelde filosofische vragen worden zowel door de filosofie als door de godsdienst behandeld. Het grote verschil is de methode om tot antwoorden te komen. Filosofie: - Geen plaats voor een boven- of buitenmenselijke openbaring, waarin bepaalde waarheden aan de gelovigen worden meegedeeld en door hen worden aanvaard - Verwerpt deze geopenbaarde waarheden (bestaan van God, hemel, hel…) niet noodzakelijk - Beperkt zich tot een kritisch-rationele benadering van dezelfde problemen Filosofie en godsdienst zijn dus geen natuurlijke vijanden. Alleen spreekt de godsdienst zich soms uit op terreinen waar de filosofie geen antwoord kan geven of tenminste de vraag openhoudt. FILMFRAGMENT https://www.youtube.com/watch?v=k7htLZD0O3s IN GODSNAAM - CHRISTENDOM Wat is het fundament achter het antwoord van de zuster uit Brecht in tegenstelling met het fundament van de filosofie? Zuster geeft antwoord op de vraag: “Wat maakt jou gelukkig?” (zinvraag). Het gelukkigste moment in haar leven was de openbaring, het moment dat je God in je voelt. Fundament = openbaring Drie grote vragen van de filosofie ook in de godsdienst, MAAR - Antwoord gezocht buiten de mens - God als alwetende (I), algoede (U) en almachtige (Z). Wanneer de filosofie denkt het enige juiste antwoord te hebben op alles en een soort dogma wordt probleem tussen filosofie en godsdienst Filosofie kan dogmatisch worden als kritiek niet meer getolereerd wordt. 7 1.4 Filosofie en ideologie Ideologie = - een samenhangend mensbeeld <-> filosofie: niet altijd het geval ~ mythe: niet altijd het geval (verhaaltjes kloppen niet altijd) ~ godsdienst: niet altijd het geval (liefhebbende vs straffende god) - dat steun en zekerheid geeft <-> filosofie: niet altijd het geval, in de filosofie ga je vaak verwonderd zijn en onverwachte dingen ontdekken ~ mythe: geeft het wel ~ godsdienst: geeft het wel - al dan niet bewust wordt opgedrongen <-> filosofie: neen, men stopt juist met aanvaarden dat bepaalde waarden ons worden opgedrongen ~ mythe: ja <-> godsdienst: ja, maar: “Geloven is de moed om te aanvaarden dat je aanvaard wordt” -Tillich - en antwoorden geeft maar geen vragen laat stellen <-> filosofie: neen, we gaan juist meer vragen stellen ~ mythe: ja <-> godsdienst: niet altijd het geval (afhankelijk van de ambtsdragers (= paus)) DVD-FRAGMENT VAN GILS & GASTEN: TERUGGEKEERDE MOSLIMTERRORIST Herken de kenmerken van de ideologie in de antwoorden van deze ex-moslim terrorist. Degene die je wil aanvallen zijn op een gegeven moment minder mens. De vijand wordt altijd ontmenselijkt. Je ziet ze minder als onschuldige burgerslachtoffers. Je gelooft dat je een goede daad gaat plegen, dat je een vrijheidsstrijd voert. Je staat er niet bij stil dat er doden vallen. Het internet is een antwoord op al zijn vragen. De antwoorden die hij kreeg, daar vond hij steun en zekerheid in. Hij denkt er nu over na op een rationele manier en neemt afstand van deze gedachten. 8 1.5 Het ontstaan van filosofie vanuit een mensbeeld Om de filosofie te benaderen, kunnen we bijvoorbeeld uitgaan van het mens- en maatschappijbeeld waarin we opgegroeid zijn en dat we totnogtoe als vanzelfsprekend beschouwd hebben (christelijke, humane, joodse…). Om vanuit dit zelfsprekende mensbeeld tot de filosofie te komen moeten we door drie belangrijke fasen gaan: het geleefde, het uitgesproken en het besproken mensbeeld. 1) Het geleefde of geëxisteerde mensbeeld krijgen we van onze ouders en omgeving mee. Het is vrij onbewust en bepaalt tegelijkertijd heel ons denken en handelen van vroeg tot laat. We leven volgens de waarden en verklaringen die ons milieu deelt. 2) Het uitgesproken mensbeeld is het moment wanneer het onbewust geleefde mensbeeld uitgesproken wordt. We kiezen nu zelf bewust voor het mensbeeld waarin we opgegroeid zijn. Heel veel mensen groeien nooit boven deze fase uit, ze blijven binnen het overgeërfde mensbeeld. 3) In het besproken mensbeeld is er pas sprake van een filosofische benadering. In deze fase worden de eigen en ook de andere mensbeelden kritisch bekeken en gebeurt het dat men ofwel het vroegere mensbeeld verwerpt of er deze keer bewust en overtuigd opnieuw voor kiest. Dit vereist een dieper inzicht in onszelf en onze omgeving en de moed om dit nieuwe inzicht in de praktijk om te zetten. Met anderen woorden (notities): 1) Elementen van de godsdienst (de ideologie van de ouders) gaan we als waar ervaren 2) We gaan ons aansluiten bij de godsdienst en rituelen waarin men is opgegroeid. We gaan er bewust voor kiezen. 3) We gaan er kritisch over nadenken, er ontstaat een kritische geest die ervoor zorgt dat we keuzes gaan maken (volgen of afzetten?). Wat we als mensbeeld opgedrongen hebben gekregen, gaan we bespreken. 9 1.6 Filosofie: descriptief of normatief Descriptieve filosofie: beschrijft het bestaande Normatieve filosofie: tracht het juiste denken en handelen te bepalen Beschrijvende filosofie: Het zijn (al wat is en bestaat): Ontologie (zijnsleer): - het onderscheid tussen het zijn van een steen, een plant, een dier of een mens - het onderscheid tussen zijn en worden Metafysica: - de vraag naar de oorsprong van de zijn-den - de vraag naar een oerprincipe of God De mens: Wijsgerige antropologie: wat is de mens? Cultuurfilosofie: de wisselwerking tussen mens, tijd en omgeving Sociale filosofie: de relatie tussen mens en samenleving Normatieve filosofie: Hoe kunnen we juist kennen? Logica: de theorie van het juiste redeneren Kennisleer (epistemologie): wat is de waarde van ons kennen? Hoe moeten we juist handelen? Moraalfilosofie (ethiek) Hoe kunnen we de juiste zin van het leven vinden? Antwoorden op de vragen van de normatieve filosofie de 3 vragen naar inzicht, uitzicht en zinzicht 10 FILMFRAGMENT (ACADEMIEJAAR 2014-2015) http://www.canvas.be/programmas/hetvoordeel-van-de-twijfel/f315397b-94a6-437f-9750-a157c4fc8b5e (aflevering 8) HET VOORDEEL VAN DE TWIJFEL Welke drie fragmenten zijn respectievelijk een illustratie van de filosofische vraag naar inzicht, uitzicht en zinzicht? - Inzicht: Moeten we ons inkomen herverdelen zodat iedereen een basisinkomen heeft? Komen we op die manier tot een rechtvaardige samenleving? - Uitzicht: Moeten we arme mensen helpen? Singer geeft deel van zijn inkomen op voor arme kinderen. Parabel van kind dat in water valt: Man met dure kleding heeft de keuze om kind te redden of zijn mooie kleding te sparen van het water. We geven meer om mooie, dure schoenen dan om het leven van arme kinderen. - Zinzicht: Volgens Singer geeft iedereen zijn eigen betekenis aan het leven. Voor veel mensen geldt wel dat je leven meer zin heeft als je iets doet om de wereld beter te maken. 1.7 Wat kan je met filosofie doen? Uiteindelijk is filosofie een onvermijdelijke, noodzakelijke bezigheid voor mensen die van nature nieuwsgierig zijn en willen weten hoe alles in elkaar zit. Zonder filosofisch denken is de ontwikkeling van de menselijke vrijheid onmogelijk, omdat vrijheid zowel de vrije keuze inhoudt als de volledig mogelijke informatie. Zowel voor het individu als voor de gemeenschap is filosofie één van de belangrijkste middelen voor de ontplooiing van onze menselijke mogelijkheden. 3 redenen waarom filosofie noodzakelijk is: - ECONOMISCH (profit/ inzicht) - SOCIAAL (people/ uitzicht) - ECOLOGISCH (planet/ zinzicht) DUURZAME SAMENLEVING (Elkington) 11 2 Antieke filosofie: meer dan ooit zinvol 2.1 De filosofie voor Socrates: op zoek naar de oerstof en het ordenende principe Om de werkelijkheid te kunnen gebruiken moesten de filosofen ze eerst leren kennen. Men wilde de resultaten van de wetenschap praktisch, dwz materieel, kunnen toepassen. Op zoek naar een oerstof en/of ordenend principe dat alle zaken zou verklaren 2.1.1 Thales van Milete - ca. 624 – 545 v.C. - Turkije, Istanbul (Milete) - Eén van de eerste wetenschappers die zich met deze problemen bezighield - Wiskunde en raadsels zoals magnetische kracht. Hij merkte op dat ijs, water en wolken dezelfde substantie zijn, en opperde de hypothese dat alles bestond uit water. 2.1.2 Anaximenes - ca. 585 – 525 v.C. - Turkije, Istanbul (Milete) - Verwierp de hypothese van Thales Beschouwde lucht als de oerstof; vuur is verfijnde lucht, water is vloeibare lucht… - Toen al stonden de 4 natuurelementen (water, lucht, vuur en aarde) centraal. Dit heeft een grote invloed gehad op het menselijke denken. ZIJN 12 2.1.3 Heraclitus - ca. 544 – 483 v.C. - Klein-Azië, Ephesus Meende dat het vuur, dat alle substanties verandert, de sleutel leverde tot het geheim van het heelal Wat de oerstof was werd minder belangrijk. Het principe van de voortdurende verandering van alles werd nu de prioriteit. WORDEN - Ordenend principe = logos, het eeuwige verstand dat zich doorheen alle tegenstellingen ontwikkelt Alles is voortdurend in verandering en alles staat in verhouding tot iets anders (geen licht zonder donker, geen gezondheid zonder ziekte...) = conflict - waaruit nieuwe dingen ontstaan - dat vooruitgang mogelijk maakt Begin van het dialectische denken (later door Hegel uitgewerkt). FILMFRAGMENT http://tegenlicht.vpro.nl/afleveringen/2015-2016/chinesewereldorde.html ( 0:00-3:00 + 37:44-einde ) Welke elementen van de verschillende ordeningsprincipes van de twee presocratische scholen herken je in dit dvd-fragment over de nieuwe wereldorde vanuit China? Welke oerstoffen die vandaag opnieuw erg actueel zijn, duiken ook op in dit fragment? - De veranderingen vanuit China waarbij ontwikkeling in bv Griekenland centraal staat; respect voor andere culturen <-> Europa die het houdt bij eeuwig hetzelfde dominante model van een klein deel van de wereld die de rest dicteert en zijn normen oplegt - Water (Piraeus haven als manier om de Chinese verandering in het Griekenland in crisis mogelijk te maken) en vervuilde lucht in China (als uitdaging om als nieuwe grootmacht dit probleem aan te pakken) 13 2.1.4 Pythagoras - ca. 572 – 500 v.C. - Zuid-Italië, Elea - Essentie van de wereld als getalsmatige verhoudingen van haar vormen Het getal = het wezen van de dingen 2.1.5 Parmenides - ca. 540 – 480 v.C. - Zuid-Italië, Elea - Zocht naar het blijvende, eeuwigdurende principe van alles Absolute ontkenning van elke verandering (verandering = schijn en bedrog) ZIJN 2.1.6 Zeno - 490 -430 v.C. - Zuid-Italië, Elea - Volgeling van Parmenides - Trachtte verandering door de logica te ontmaskeren Achilles en de schildpad: Wanneer de hardloper Achilles en een schildpad een wedloop aangaan en de schildpad ook maar een kleine voorsprong krijgt, dan kan Achilles die schildpad nooit inhalen. Want telkens als Achilles op het punt aankomt waar de schildpad net is geweest, is die schildpad al een stuk verder, en zo gaat dat oneindig door. De afstand tussen de twee wordt steeds kleiner, maar kan nooit worden ingehaald. Dus moeten onze zintuigen, die ‘zien’ dat Achilles de schildpad meteen inhaalt, ons bedriegen. 14 - Theoretisch: tijdspanne of afstand = oneindig verdeeld MAAR ≠ argument tegen hun eindigheid - Geen rekening gehouden met snelheid Toch toonde Zeno hier aan hoe logisch denken tot conclusies kan komen die tegen de alledaagse observatie ingaan en slechts met moeite weerlegd kunnen worden. Thales & Heraclitus (Turkije) Parmenides, Zeno & Pythagoras (Zuid-Italië) Eeuwige verandering Eeuwige stilstand Natuurwetenschappen Mathematisch Empirisch, inductief (zintuigen) Rationalistisch, deductief (hersenen) Ervaring, nieuwsgierigheid Verwondering 2.1.7 Protagoras - 480-410 v.C. - Sofist = oorspronkelijk een leraar, een rondreizende professor Sofisten: - Opstand tegen gelijk van beide oudere filosofische scholen (Turkije & Zuid-Italië) - Alles in twijfel trekken, zonder degelijke argumentatie, maar door redenering tot de waarheid komen Protagoras: - Voor zijn overtuigingen vervolgd, op de vlucht naar Athene gestorven - Niet overtuigd door de absolute tegenstelling van de twee grote Griekse scholen (eeuwige verandering tegenover eeuwige stilstand) De concrete mens met zijn handelingen in het middelpunt van het denken zetten Als de mens de maatstaf is van alle dingen, hoe kan er dan een absolute waarheid bestaan? 15 - Absolute, overal geldige waarheid = illusie ( relativisme) - Observatie van de werkelijkheid verschilt: - Van mens tot mens - Bij dezelfde mens van het ene ogenblik naar het andere 2.2 Socrates en Plato Diverse methoden om tot waarheid te komen: - Dialectiek - Retoriek - Maieutiek - Hermeneutiek 2.2.1 Socrates - ca. 470-399 v.C. - Van vroegere natuurfilosofie ethiek - Verzette zich tegen de sofisten, die volgens hem te ver gingen in hun relativisme Filosoferen = kritisch onderzoeken van het menselijke denken en handelen en de vorming van de jeugd - Gesprekken met kooplui op de markt van Athene aantonen dat de meesten niet zo logisch denken en handelen - Afdalen: van het centrum van Athene naar de havenstad Piraeus Socratisch gesprek, indien we willen komen tot waarheid/nieuwe kennis (6 kenmerken) - Geen negatieve houding - Dialogeren - Wederzijdse interesse - Geen dictaten opleggen - Het vermogen van de andere mens om zelf kennis te genereren - Relativering van aanvankelijke opvattingen 16 Maieutiek = - Geestelijke bevallingstechniek - De waarheid die ergens in elk van ons verborgen zit, geboren laten worden - Filosoof als vroedvrouw Het ware (inzicht) leidt bij Socrates tot het goede (uitzicht), maar ook tot het schone (zinzicht) Met andere woorden: Het komen tot de juiste kennis zal leiden tot een correct handelen en tot het geluk, tot zin voor de mens. - Ken jezelf: luisteren naar het weten/kennen in onszelf dat zo breed is dat we het een geweten noemen - Daimon = - Goddelijk beginsel in ons - Soort van geweten - ≠ demon of duivel - Valse behoeften ontmaskeren en verwerpen Wie het minste nodig heeft, staat het dichtst bij de goddelijke waarheid in zichzelf FILMFRAGMENT Herken in het volgend dvd-fragment een paar belangrijke kenmerken van de maeutiek. Waarom lopen we achter andere mensen, meestal ‘belangrijke’ mensen? We gaan ervan uit dat zij weten waarover ze spreken. Socrates liep door de straten en stelde mensen belangrijke levensvragen. ARTIKEL: “Doe gewoon je eigen zin”, “Ik wil gewoon mijn ding doen” In welke mate komt dit overeen met Socrates? In welke mate is er een tegenstelling? Overeenkomst: Handel vanuit je daimon en vind de zin van het leven. Tegenstelling: Volgens Socrates moet je doen wat je daimon zegt, maar je mag geen slaaf zijn van je behoeften, je moet ze relativeren. 17 2.2.2 Plato - 427-347 v.C. - Leerling van Socrates - Eerste radicale idealist uit de geschiedenis van de westerse filosofie Ideeënleer: Niets in de materiële werkelijkheid is zo volmaakt als de idee die we ervan hebben. - Echte werkelijkheid = het ideaal - Wat wij de realiteit noemen = een zwakke afschaduwing van dat ideaal - Allegorie van de grot: schaduwen van de werkelijkheid Ziel = - Intellectuele (inzicht) en morele (uitzicht) zelf - 3 aspecten in de menselijke ziel: - De rede, het verstand of de logos (de wagenmenner) evenwicht tussen de twee aspecten van ons handelen (de paarden) - Onze wil of de thumos (het nobele paard) doorzettingsvermogen - Onze lusten of driften of de epithumia (het weerspannige paard) Een goede combinatie tussen deze drie mogelijk om geluk te vinden Kennisleer: We kunnen alleen maar kennen omdat we ons de wereld van de ideeën, waaruit onze ziel komt, kunnen herinneren. - Kennis is herinnering aan ideeën - De hoogste idee (I) is de idee van het schoon (Z) – goede (U), verwezenlijkt in God, het absolute Schone en Goede 18 - Allegorie van de grot: 1. Bestaan op de wereld = leven in een grot 2. Schaduwen en echo’s = tijdelijke varianten van de werkelijkheid die we willen kennen 3. De moeite die de gevangene doet om zich te bevrijden = intense nadenken over het ware Veel discipline (thumos) vereist om aan de verleiding (epithumos) te weerstaan 4. Uit de grot ontsnappen en het daglicht aanschouwen = herinnering van de ziel aan de abstracte ideeën 5. Zon die alles verlicht = de geest, om tot inzicht in de ware werkelijkheid te komen 6. Terugkeren in de grot wennen aan het duister, niet evident om: - Met mensen te praten (I) - Met mensen overeen te komen (U) Zij beschikken over een verschillende kennis over de ware werkelijkheid 7. Menselijke ziel streeft naar verbondenheid met het schoon - goede Deugdenleer: - Deugd = een eigenschap van de mens - Bestaat erin harmonie, orde en evenwicht van de ziel te bereiken - Wijsheid, dapperheid, matigheid en vooral rechtvaardigheid - Positieve eigenschap waar iemand over beschikt, als uitzicht op wat het juiste handelen inhoudt FILMFRAGMENT http://www.human.nl/het-filosofisch-kwintet/speel.VPWON_1255095.html In welke mate komt journalistiek in het Filosofisch Kwintet van vorige zondag neer op de filosofie van Socrates resp. Plato? 19 2.3 Aristoteles - 384-322 v.C. - Leerling van Plato - Opvoeder van Alexander de Grote - Stichtte in 335 v.C. de Peripatetische School - Na de dood van Alexander aangeklaagd wegens goddeloosheid vluchtte rond 323 v.C. uit Athene Legde de grondslag voor de filosofie als wetenschap 2.3.1 De logica - Studie van de logica = studie van het juiste denken - Syllogisme = een logische redenering bestaande uit twee premissen (majorterm en minorterm) waaruit een conclusie afgeleid wordt Vb. alle mensen zijn sterfelijk + alle koningen zijn mensen alle koningen zijn sterfelijk 2.3.2 De leer van de categorieën - Categorieën = de verschillende opzichten waarin men het kan hebben over iets bestaande (zoals tijd, ruimte…) Metafysica = - - Wat na de fysica komt - De vragen die na de studie van de natuur – fysica – gesteld kunnen worden Onderscheid tussen stof (de materie) en vorm (de geest, het denken, de idee…) waaruit de werkelijkheid bestaat = basis voor het onderscheid tussen materialisme en idealisme (zie later) - Zoekt naar dialectische wisselwerking tussen stof en vorm 20 - Hiërarchie: 1. Bovenaan staat God (het denken van het denken, de zuivere vorm of de onbewogen eerste beweger) 2. Al de rest is een mengvorm van stof en vorm. 2.3.3 Mensvisie Mens = - een gemeenschapsdier (politiek beest) - door zijn lichaam (voeding, voortplanting) met de planten- en dierenwereld verbonden. - Door zijn verstand wordt hij pas echt menselijk. 2.3.4 Indeling van de filosofie - De theoretische vakken: logica, categorieënleer, metafysica, mathematica, fysica, psychologie - De praktische vakken: ethica, politiek, economie - De poëtische vakken: techniek, esthetica, poëtica 2.3.5 Economie, politiek en ethiek - Inbeddingsrelatie tussen economie en ethiek - Het goede leven het op de juiste manier ontwikkelen van ieders natuurlijke talenten - Materiële goederen nodig - Deugden zoals rechtvaardigheid en matigheid juist gebruik van die goederen garanderen 21 Onderscheid tussen economie en chrematistiek: - Economie = - Kunst om in het onderhoud te voorzien - Wetenschap van het op een moreel en politiek verantwoorde wijze produceren en consumeren - Beperkt zich tot het verkrijgen van goederen die noodzakelijk zijn voor het leven en voor het huishouden of die nuttig zijn voor de staat - Chrematistiek = - Kunst om geld te maken - Kunst van het zich mateloos verrijken - Draait om vermeerdering van geld. Het middel wordt doel. Op politiek vlak gulden middenweg Om uitzicht te krijgen op een juist handelen: - Extremen vermijden - In alles ‘realistisch’ zijn - Geen ideale staat nastreven, maar met bestaande middelen zo goed mogelijk trachten te regeren 2.3.6 Het realisme van Aristoteles - Beperkt door de stand van de wetenschap van zijn tijd - Kon zich nooit helemaal losmaken van de ideeënleer van Plato of het politieke en sociale milieu waarin hij leefde In vraag stellen van de religieuze macht van de Roomse kerk - Nadruk meer gelegd op het rationele denken dan op het irrationele 22 FILMFRAGMENT http://tegenlicht.vpro.nl/afleveringen/2013-2014/griekenland.html Op welke manier herkent u een aantal wezenlijke kenmerken uit de visie op economie van Aristoteles? De groeiende economie ontwikkelt zich opnieuw door de leiding van de bevolking ivm vraag en aanbod. Er wordt zelf gehandeld, van boeren rechtstreeks naar de consument, zonder tussenhandel. Ze houden de prijs laag zodat de producent zijn goede prijs behoudt zonder die te verliezen aan de tussenhandel. 2.4 Hellenisme en Rome: stoïcijnen en neoplatonici Griekse cultuur van de voorbije klassieke periodes: vrije stadstaten (polis) autonomie en democratie Verovering van Alexander De Grote politieke situatie veranderde - Nieuwe culturen kwamen met elkaar in contact - Bepaalde ideeën, godsdiensten en stijlvormen drongen binnen in de zuivere Griekse cultuur Hellenisme = de verrijkte multiculturele Griekse beschaving in Europa, Azië en Afrika sedert Alexander De Grote. - - Het Christendom, de nieuwe godsdienst uit het Oosten, kwam op in het Romeinse rijk - Eerst aanzien als een soort vreemde sekte - Vanaf 313 v.C. werd het christendom de officiële staatsgodsdienst Er ontstonden twee grote filosofische stromingen: het stoïcisme en het neoplatonisme 23 2.4.1 Het stoïcisme Zeno van Citium - ca. 336-264 v.C. - Voelde zich verwant met de cynici, een merkwaardige school van nogal extreme Atheense denkers - Meeste mensen zijn hypocrieten en denken alleen aan hun eigen profijt - Wilden bewijzen dat je ook zonder al die welstand goed kon leven - Leefden volgens hun beginselen: arm, zo eenvoudig mogelijk, zonder die burgerlijke cultuur waar de meeste mensen hun status mee kochten en soms schaamteloos brutaal. Stoïcijnen gingen niet zover als de cynici - - Uitgaan van het gezonde verstand - Op je ervaring vertrouwen De natuurwetten liggen voor altijd vast en laten geen plaats over aan het toeval Het heelal is ontstaan uit vuur, waaruit de andere drie elementen zijn ontstaan. Later zal het heelal opnieuw in een grote brand vergaan. Uit die laatste brand zal dan een nieuw heelal ontstaan zo gaat het verder. - Aanvaarden dat alles een begin en een einde heeft Geen reden tot pessimisme, wel tot bescheidenheid - Onze wereld is er één uit een oneindige reeks van werelden die elkaar zullen opvolgen Mens centraal, alles bestaat voor de mens - God = soort van welwillende wetgever die niet naast of boven de wereld staat, maar er een deel van is - Iedere mens heeft een stuk van die goddelijkheid in zich (zoals Socrates: daimon) - De mens heeft een vrije wil, waardoor hij/zij in harmonie met de natuur verloopt 24 - Al de rest (geld, bezittingen, status, gezondheid) is van minder belang - Een deugdzame mens kan nooit in zijn echte waarde worden geraakt - Iedereen is gelijk - De volmaakte menselijke vrijheid bestaat erin zich niet door uiterlijkheden en bijkomstigheden te laten beïnvloeden: pijn, gevangenschap, foltering of zelfs dood kunnen onze menselijke waardigheid niet wegnemen. Passies leren beheersen De leer heeft een grote invloed gehad op de eerste christenen en zal opnieuw tot bloei komen in het humanisme van de 18e eeuw. 2.4.2 Het neoplatonisme Plotinus - 204-270 n.C. - Laatste belangrijke klassieke filosoof in een periode waarin de Germaanse stammen al aan de verovering van het Romeinse Rijk begonnen waren - Tijd van oorlogen, wanorde, verwoestingen, pestepidemieën en verval Terug naar schone ideale wereld van Plato, een wereld van eeuwige goedheid, schoonheid en rust - Geloofde in een opperste wezen, het ‘Oergoede’ of het ‘Ene en het Al’. ‘Ene’: - Kan men met zijn verstand niet leren kennen - Schept de Wereldgeest, de wereld van de ideeën die de werkelijke wereld is. De zintuiglijke wereld is, net als bij Plato, maar een bedrieglijke afschaduwing van deze ware ideeënwereld. 25 FILMFRAGMENT http://www.canvas.be/video/winteruur/2015-2016/wannes-capelle Wat herken je in dit artikel van wat we leerden van de Stoïcijnen? ARTIKEL: Wat herken je in dit artikel van wat we leerden van de Stoïcijnen? Red de planeet De Standaard, 09 maart 2016 | Veerle Beel Eten wat de pot schaft: het is lang de gouden regel geweest in Vlaanderen. Maar de inhoud van de pot is in de loop der jaren veranderd. Zo zitten er bij ons almaar meer groenten in, en minder vlees. Zelf ben ik nooit een echte vleesliefhebber geweest. Ik leerde het kauwen en doorslikken in de achterkeuken, waar moeilijke eters toen nog met hun bord naartoe werden gestuurd. Van ‘keuze bieden’, zoals de professoren in onze online-masterclass over motiverend opvoeden adviseren, was nog geen sprake. De motivatie van de zonen om minder of geen vlees meer te eten is helemaal anders. Zij lusten het wel. Ze zijn ook niet per se tegen het doden van dieren voor menselijke consumptie. Nee, de Britse zanger Morrissey viel zelfs even van zijn voetstuk toen hij op een Belgisch concert bewust het publiek choqueerde met gruwelijke beelden van dierenleed bij zijn lied ‘Meat is murder!’ Waar het bij onze jongste om draait, is niets meer of minder dan het voortbestaan van onze planeet. Als alle mensen op aarde vlees zouden eten, gaat het milieu aan al die gassen uit koeienmagen ten onder. En je kan moeilijk aan andere mensen zeggen dat ze het niet mogen eten, als je zelf nog worstjes en biefstuk op je bord blijft leggen. Toegegeven, wat is er nu belangrijker dan de toekomst van deze wereld? En dus roert zoon alvast figuurlijk mee in onze kookpotten. We moeten niet alleen aan onszelf denken, en ook niet alleen aan onze kinderen, maar aan de kinderen van de kinderen van onze kinderen. Daar valt niet veel tegen in te brengen. Tweedehandskleding: nog zo’n verhaal. Eerst dacht ik dat de zonen te krap bij kas zaten. Gaven we hen te weinig zakgeld misschien? Nee, nee, dat was het helemaal niet. Ik moest niet in mijn portemonnee tasten. Hadden wij hen ten onrechte het idee gegeven dat wij armeluizen zijn – een foutje in onze opvoeding misschien? Zo’n fout is sneller gemaakt dan 26 je denkt. Maar zij willen niet alleen maar goedkope spullen kopen. Dat kan je ondertussen in elke grote winkelstraat – alleen, welke prijs hebben arbeiders in derdewereldlanden daarvoor betaald? Dan liever een pullover of een jas die al eerder door iemand anders is gedragen, en daardoor in aankoopprijs is gezakt. Dat is nog goed voor het milieu ook: het duurt tenminste langer voor het kledingstuk op de vuilnisbelt belandt. Een filmpje over het hergebruik van kledij wordt deze week druk gedeeld op sociale media. Het is afkomstig van een Amerikaanse milieuorganisatie. Het verbaast me niets dat het is ingesproken door een jonge vrouw. Het is de jeugd die de richting aangeeft. Zoals ook wij door onze zonen worden opgevoed tot kritische wereldburgers. 2.5 Joodse en islamitische filosofie Plotinus stierf in de 3e eeuw na Christus. Thomas van Aquino, de volgende grote denker in de filosofie, leefde in de 13e eeuw. Wat is er gedurende die duizend jaar gebeurd, en hoe komt het dat die ontwikkeling zo traag verlopen is? Wegens het gebrek aan belangstelling voor filosofie en de metafysica bij de praktisch ingestelde Romeinen waren er geen nieuwe scholen ontstaan. 2.5.1 Joodse filosofie - Zowel religieus als filosofisch - Religieus grondslagen uitgewerkt waarop later het christendom en de christelijke westerse cultuur gebouwd zijn - Filosofisch verspreiding in het Midden-Oosten en Noord-Afrika - Griekse traditie bewaard - Vragen stellen over de verhouding tussen hun godsdienstige overlevering en het rationele denken 27 2.5.2 Islamitische filosofie - Ontstond na de val van het Romeinse Rijk - Verenigde zich in de traditie van het Jodendom en de eerste christelijke denkers Islam was meer dan een godsdienst, er ontstond een rijk dat zowel militair als economisch en cultureel tot de belangrijkste van de geschiedenis behoort. - Zeer open ten opzichte van andere tradities Onder meer volgende tradities voortgezet: het stoïcisme, het neoplatonisme, het aristotelisme, de verhouding theologie-filosofie en de mystiek. - Ontstaan van centra van hoogontwikkelde cultuur Conclusie: De joodse en Arabische filosofische tradities hebben een enorme rol gespeeld in het overbruggen van bijna duizend jaar tussen Plotinus en de bloei van de middeleeuwse filosofie. 2.6 Christelijke filosofie 2.6.1 Scholastieke filosofie = de christelijke filosofie van de Middeleeuwen - Relatie tussen geloof en rede centraal (verhouding tussen zin en inzicht) Binnen de scholastiek onderscheidt men: - Vroege scholastiek (11e E): samenvallen van geloof en rede - Hoogscholastiek (12e - 13e E): onderscheid tussen geloof en rede - Late scholastiek (14e E): geloof en rede van elkaar gescheiden 28 2.6.2 Thomas van Aquino - 13e eeuw - Hoogtepunt van de scholastiek - Filosofie van Aristoteles met de christelijke leer verbonden 1879: katholieke kerk roept het neothomisme uit tot de officiële filosofie van alle katholieken - Sterke grens tussen geloof en weten - Openbaring (de Bijbel) + leer van de kerk eeuwige waarheden leren kennen, die we kunnen geloven nooit verder dan hun waarschijnlijkheid Onderscheid maken tussen de filosoof en de theoloog Aquino - Theoloog - God bestaat - Wereld door God geschapen - Mens heeft een onsterfelijke ziel (‘zuivere vorm’ door de dood niet vernietigbaar) - Filosoof - Geen sprake van ‘kennis als herinnering’ - Alleen maar kennen door zintuiglijke waarneming, wetenschappelijk observeren en erover nadenken Er is niets in het verstand dat niet eerst in de zintuigen is geweest Transcendent: dat wat de menselijke materiële werkelijkheid overstijgt Immanent: dat wat in de mens zelf aanwezig is Samen tot één waarheid Geen tegenspraak meer tussen geloof en denken Theoloog en filosoof hebben elkaar gevonden ‘Openbaring en geloof’ en ‘menselijk denken’ hebben elkaar gevonden 29 - Alles krijgt een plaats - Inzicht harmonisch leven in de grote harmonie van al het bestaande - Natuurlijke orde begrijpen, zowel in het leven van het individu als in het leven van de maatschappij - Geld, eigendom en goederen in het licht van de natuurwet God alles aan de menselijke gemeenschap toevertrouwd om er iets nuttigs mee te doen - Niet geoorloofd om rente te heffen, geld is er niet om geld op te brengen. Geld is er om goederen makkelijker te ruilen. - Sterke nadruk op het verstand (de wil en het gevoel = ondergeschikt) Daartegen zullen andere filosofen in opstand komen - Causaliteitsprincipe: er moet een eerste oorzaak van alles bestaan ONDERSCHEID tussen filosofie en theologie 2.6.3 William van Ockham - 13e-14e E - School van de franciscanen - Als je iets zonder hypothese kan verklaren, moet je dat ook doen Moderne, ontheologische denken - Gods bestaan kan je niet bewijzen, maar moet je geloven Geen onnodige bewijzen zoeken RADICALE SCHEIDING tussen filosofie en theologie - Vanaf midden 14e eeuw tot einde 15e eeuw verval van de scholastiek - Mystiek keert zich af van de politiek en de leer van de kerk Zoekt op basis van persoonlijke ervaringen direct met God in contact te komen 30 3 Zingeving tussen haakjes Verlaten van de 14e eeuw ontstaan de moderne filosofie (zinvraag verdwijnt nu voor een tijdje op de achtergrond, tot ze bij Kant weer opduikt) Rationalisten namen aan dat we de waarheid door ons verstand, onze ratio, konden vinden, vandaar de naam rationalisten. Het waren bijna uitsluitend Franse en Duitse denkers. Empiristen zagen de zintuigelijke warnemingen als basisinstrumenten. Dit waren voornamelijk Engelsen. 3.1 Het rationalisme - 17e en 18e eeuw (verlichting) - De meesten gelovig, maar dit heeft niets met hun denken te maken Zelfs onverbiddelijke vijanden van de kerk als Voltaire geloofden in een opperste wezen, een deus. Nagaan: - hoe we kunnen kennen (kennisproces) - hoe betrouwbaar onze kennis is - of we tot een absolute waarheid kunnen komen 3.1.1 René Descartes - 17e eeuw - Eerste grote rationalist - Uitbreiding van de natuurwetenschappen beïnvloedde zijn filosofie - Filosofie steunt niet op het gezag van de oudheid, de kerk of de middeleeuwen 31 - Methodische twijfel: twijfelen aan alle zintuiglijke waarnemingen - Ik kan redelijk betwijfelen dat ik een lichaam heb, maar ik kan er niet aan twijfelen dat ik denk. Ik denk, dus ik ben (besta) Hier houdt de twijfel op en moet ik opnieuw beginnen om rationeel een werkelijkheid op te bouwen eerste principe van de filosofie Om te denken heb ik een ziel nodig. Ook zonder lichaam zou ik nog kunnen denken en dus bestaan. Waarom zo zeker van het bestaan van het denken? - ‘clair et distinct’ - duidelijk en van de rest onderscheiden Op zoek gaan naar ‘des idées claires et distinctes’, want alleen die zijn waar 1. Het bestaan van God - De idee van God is het bewijs van zijn bestaan (dit kan ik mijzelf niet gegeven hebben) 2. Alles wat ik klaar en duidelijk ken via het denken (COGIATATIO), de wereld van de geest - Ik denk, dus ik ben 3. Het bestaan van de materiële wereld (EXTENSIO), de wereld van de uitgebreidheid - We hebben een duidelijke voorstelling van deze wereld, dus bestaat ze Mens = denkend ding Lichaam = machine (minderwaardig) Verhouding lichaam - geest dualisme, er is een scheiding, MAAR: - Hoe verklaren we de wisselwerking tussen het rationele en het fysische? - Wat is de rol van onze vrije wil dan nog, als alles door wetmatigheden reeds vastgelegd is? 32 3.1.2 Gottfried Wilhelm Leibniz - 17e – 18e eeuw - Een van de grootste Duitse rationalisten - Origineel antwoord op de vraag omtrent de vrije wil Metafoor: atelier van een uurwerkmaker die alle klokken gelijk laat lopen. God is de grote uurwerkmaker, die de bewegingen van de ene klok, ons lichaam, op voorhand heeft afgestemd op die van de andere klok, onze geest, zodat we de indruk krijgen dat er een direct verband is tussen lichaam en geest. - Aantal problemen die in hun systeem niet konden worden opgelost empirisme 3.2 Empirisme = kennisleer die alle inzicht uit de ervaring van de zintuigen afleidt 3.2.1 John Locke - 17e eeuw - Filosoof, opvoeder en theoreticus van de Engelse Revolutie van 1688 - Zowel een van de grondleggers van de politieke en sociale wetenschappen als van de empirische kennisleer - Verwerpen van aangeboren concepten of morele ideeën De mens begint als een onbeschreven blad Vertrekt vanuit de zintuiglijke waarneming (anders dan Descartes!) Ervaringen bewustzijn krijgt inhoud, door Locke ‘ideeën’ genoemd (volledig van buitenaf) Onze ervaring is tweeledig: - Uiterlijke zintuiglijke ervaring (sensation) - Innerlijke zelfobservatie (reflection) 33 Elk van ons heeft verschillende ervaringen zelfs onze hoogste principes moeten van elkaar verschillen Toch een zekere overeenkomst te bespeuren? - Natuur (blijft dezelfde) - Gewoonte De dingen die we zintuiglijk waarnemen (onze ‘sensations’), hebben primaire en secundaire eigenschappen. - Primair: grootte, vorm, getal, positie, beweging of rust Deze eigenschappen zijn onlosmakelijk met alle dingen verbonden Objectief (in de objecten zelf) - Secundair kleur, geur, smaak, enz. Ontstaan door inwerking van onzichtbare stofdeeltjes die op onze zintuigen inwerken Subjectief (door waarneming ontstaan) Locke: - Aanvaardt de zekerheid van ons eigen bestaan en van het bestaan van God - Stemt in met de waarheid van de wiskunde - Gelooft niet in absolute zekerheden - Vindt het redelijk altijd een zekere mate van twijfel te bewaren In plaats van zoals Descartes te vertrekken bij de twijfel, komt Locke uit bij de twijfel. 3.2.2 George Berkeley - 17e – 18e eeuw - Radicaalste van alle empiristen Verwierp het bestaan van de materiële wereld Materiële voorwerpen bestaan alleen maar omdat en terwijl we ze waarnemen, in de waarneming zelf (zijn = waargenomen worden) - Nam het bestaan aan van God, de ziel en het ik, maar voor de rest bestond er niets 34 Alle secundaire eigenschappen (in termen van Locke) zijn subjectief en behoren enkel tot de waarneming. Maar Berkeley gaat verder dan Locke. Neem nu eens de primaire eigenschappen, die toch echt (in de dingen) moeten bestaan. Je ziet toch de grootte van een voorwerp of zijn beweging? Berkeley antwoordt daarop heel consequent dat je ditzelfde voorwerp van dichtbij voor groot houdt en van ver voor klein, en hetzelfde geldt voor snelheid. We kunnen deze argumenten niet met het gezonde verstand weerleggen maar slechts door te wijzen op logische en empirische denkfouten. - Het voorbeeld van water zegt niets over hitte of koude, enkel of je iets warmer of kouder ervaart. - Het feit dat we iets in ons bewustzijn waarnemen, is nog geen bewijs dat er niets is buiten ons bewustzijn dat die waarneming veroorzaakt. 3.2.3 David Hume - 18e eeuw - Luidt het einde van het empirisme in Moraalfilosofie: 4 omstandigheden die ertoe leiden dat men rechtvaardigheid niet kan wegdenken: 1) Het individu is voor de bevrediging van zijn basisbehoeften aangewezen op samenwerking met anderen 2) De mensen beschikken slechts over een beperkte naastenliefde of mededogen waardoor ze al vlug alles voor zich zouden opeisen, zonder rekening te houden met de andere. 3) De goederen zijn schaars waardoor een afbakening zich opdringt tussen wat de ene bezit en wat aan de ander toebehoort. Zonder schaarste is dit niet het geval. 4) Mensen hebben ongeveer dezelfde basisbehoeften, wil men een gelijke voorziening in de basisbehoeften tot stand brengen dan verondersteld dat een redelijk gelijke verdeling van macht, zo vallen de remmen van rechtvaardigheid en menselijkheid weg. 35 Kennisleer: alle kennis begint met indrukken, die ideeën veroorzaken Uiteindelijk werd Hume een scepticus. Hij begon zoals alle filosofen van de verlichting, met een groot vertrouwen in de empirische waarneming, zonder vooroordelen, en hij kwam tot de (verbijsterende) conclusie dat je door ervaring en observatie niets over de werkelijkheid te weten komt. SLIDE HUME Rechtvaardigheid = de eigenschap van de mens om aan een ander te gunnen waar die recht op heeft 1. 2. 3. 4. Alle mensen hebben ongeveer dezelfde basisbehoeften Individu voor basisbehoeften aangewezen op de andere Mens beschikt slecht over beperkte naastenliefde of mededogen Schaarse goederen dwingen tot afbakening tussen wat de ene en de andere bezit 3.2.4 Samenvattend Zowel de rationalisten als de empiristen komen tot een impasse, waaruit Kant de filosofie zal trachten te redden. Deze impasse doet niets af aan de verdiensten van deze denkers, die op zovele terreinen de menselijke ontwikkeling hebben gestimuleerd, van de wetenschappen en de moraal tot de politiek. Verder hebben ze heel eerlijk de beperking aangetoond van zowel onze zintuiglijke ervaring als van ons verstand. FILMFRAGMENT http://www.canvas.be/video/winteruur/2015-2016/winteruur Hoe legt (oud student) filosoof Stefaan Van Brabant uit dat filosofie vertrekt vanuit de twijfel? Geef een tweetal voorbeelden op die hij geeft, dewelke vertrekken vanuit een empirische waarneming. 36 3.3 De ongenadige kritiek van Immanuel Kant - 18e eeuw - Strijd tussen empiristen en rationalisten - Kritische theorie last met de koning voor “verdraaiingen van de Bijbel en het Christendom” 3.3.1 Kritiek der reinen Vernunft Kennisleer probleem - Empiristen: kennis is uitsluitend van de zintuiglijke waarnemingen afhankelijk, maar dan komen ze tot stellingen die het bestaan van alle materie ontkennen - Rationalisten: zintuigen kan je niet vertrouwen, je kan alleen met het verstand kennen Kritiek der reinen Vernunft (1781) oplossing van het probleem: De werkelijkheid op zich (das Ding-an-sich) zendt zintuiglijke waarnemingen uit die ons verstand bereiken – tot zover gaat hij akkoord met de empiristen. Ons verstand: - ≠ onbeschreven blad (Locke) - = gestructureerd instrument dat die waarnemingen in bepaalde in ons aangeboren vakjes of categorieën plaatst. - vervormt de zintuigelijke ervaring automatisch, zodat we in feite over het Dingan-sich niets kunnen weten. Ding-an-sich ‘Nou-menon’ Ervaringen van de zintuigen ‘Fenomenen’ (verschijnselen) 37 2 SETS VAN OORDELEN 1) analytisch synthetisch - analytisch: steunt volledig op de rationaliteit nl. waarbij het gezegde al in het onderwerp zit “Een hoge boom is een hoge boom” - synthetisch: met meer dan louter rationaliteit nl. met elementen uit de zintuiglijke ervaring “Antwerpen is een havenstad” 2) empirisch a priori - empirisch: steunt volledig op de zintuiglijke ervaring “De mens bestaat uit vlees en bloed” - a priori: met meer dan louter zintuiglijke ervaring “Twee appels en nog eens twee appels is vier appels” Kant verbindt de (synthetische) ervaringen van de zintuigen met de (a priori) structuren van het verstand om van ware kennis te kunnen spreken. Geen enkele van de grote waarheden van de filosofie (bestaan van God, menselijke vrije wil of onsterfelijkheid), konden bewezen worden omdat deze waarheden niets empirisch hebben. 3.3.2 Kritiek der praktischen Vernunft 1786 Moraalfilosofie: - Door de vermelde vraag naar uitzicht is er rechtvaardigheid nodig bij ons handelen Kan enkel door God worden verzekerd Bewijst moreel het bestaan van God en de onsterfelijkheid - De vraag naar zin en geluk hangt af van de beoefening van de deugd Nood aan vrije wil, anders kan de mens niet zelf beslissen 38 We zitten op twee verschillende niveaus: - Louter intellectuele niveau: Blijven we met de ‘kritiek van het zuivere verstand’, met onze diepe onwetendheid zitten Voor het gewone leven echter onhoudbaar - Morele, praktische niveau: Aanvaarden we het bestaan van God, de onsterfelijkheid van de ziel en de vrije wil Kunnen we onze moraal (het goede leven) opbouwen FILMFRAGMENT over de mogelijke gevolgen van het gebruik van nieuwe kennisbronnen zoals internet, facebook en twitter. Vergelijk met de kennisleer van Kant. Volgens Kant kan iets maar waar zijn wanneer er een verbinding kan gelegd worden tussen de (synthetische) ervaringen van de zintuigen met de (a priori) structuren (te vergelijken met een geformateerde schijf) van het verstand. De nieuwe digitale kennisbronnen steunen veelal op een (geformateerde) schijf(je) waarop alleen iets “wat in bytes omzetbaar is”, kennis verschaft. Verslaving aan deze nieuwe kennisbronnen met mogelijk gevoel van verveling, gevoel van zinloosheid of burnout tot gevolg, valt te vergelijken met de impasse na de Kritik der Reinen Vernunft van Kant. Namelijk dat zoals bij Kant, bepaalde waarheden als het bestaan van God, de vrije wil of de onsterfelijkheid vanuit de nieuwe kennisbronnen ook niet aan de orde zijn waardoor zoals bij Kant sleutelelementen bij het beantwoorden van de vragen naar uitzicht (rechtvaardigheid bvb) en zinzicht (authentiek geluk, concrete liefde, daadwerkelijke solidariteit bvb.) op de achtergrond geraken. 39 3.4 Hegel en het Duitse idealisme 3.4.1 Idealisme en materialisme Idealisme voorrang aan de idee - Op kennistheoretisch vlak: de idee boven het zijn om tot inzicht te komen - Op ethisch vlak: idealen als norm i.p.v. zich te baseren op de feitelijkheid als uitzicht bij het handelen Materialisme voorrang aan de materie - Op kennistheoretisch vlak: identificeert het zijn met de materie - Op ethisch vlak: vanuit bezitsdrang of egoïsme aan het materiële meer waarde toegekend dan aan bv het culturele Met Marx zullen we een soort synthese krijgen tussen het ethische idealisme en het filosofische materialisme. 3.4.2 Georg Wilhelm Friedrich Hegel - 18e – 19e eeuw - Studie van de theologie professor - Belangrijkste Duitse idealist 3.4.3 Logica, natuurfilosofie en filosofie van de geest. Theorie berust op drie pijlers 1) Logica o Hetzelfde als de ontologie of de zijnsleer o Gaat over het Zijn van de logos, de geest of God voor de Schepping 2) Natuurfilosofie o Schepping, waarbij God zich vervreemdde in de materiële wereld contradictie tussen de zuivere geest en de stof 3) Filosofie van de geest o De terugkeer van de geest naar zijn oorsprong begint pas in de mens 40 Ontwikkeling van de hele geschiedenis: terugkeer, via contradicties, van de geest uit het ‘anders zijn’ (de natuur) tot God De mens maakt een langzame evolutie door: 1) Individuele mens als een bezield, intuïtief wezen 2) Fase van het verschijnende bewustzijn, het bewuste denken 3) Als subjectieve geest ziet hij zijn eigen geestelijke substantie als identiek met zijn bewuste handelen. Evolutie van de door de mensen geschapen instellingen: objectieve geest - Het recht, de moraal, de zedelijkheid. De verschijnende God, want God verenigt in zich het subjectieve(mensen) en het objectieve(instellingen). Zo keert de Geest via de geschiedenis van de mensen en de instellingen terug tot God, het ‘denken van het denken’. 3.4.4 Optimisme We ontwikkelden onszelf en onze cultuur tot een steeds grotere rijkdom en vrijheid, om uiteindelijk, gedragen door de dynamiek van de Geest, terug te komen bij God. 3.4.5 Dialectiek Dialectiek krijgt haar moderne betekenis - Uitgaande van de grote contradictie tussen God (Geest, Idee) en de Natuur (stof, materie) - Ontwikkelt zijn denken in overeenstemming met de dialectische gang van de wereld. Alles verloopt volgens het schema: Thesis (T) – Antithesis (A) – Synthese (S) - Thesis: voorstel (vb zijn) - Antithesis: ontkennen van de thesis, tegenovergestelde (vb niet zijn) - Synthese: lost het conflict op tussen thesis en antithesis door de gelijkenissen te verzoenen en hiermee een nieuwe thesis te vormen (vb worden) 41 Daarbij vallen volgende zaken op: 1) De ontwikkeling moet altijd doorheen de negatie gaan 2) De negatie van de negatie (S) bevat tegelijkertijd elementen van thesis en antithesis 3) De synthese is een stap verder dan thesis en antithesis, dus een vooruitgang 4) De synthese is geen absoluut eindpunt, maar het begin van een verdere ontwikkeling, als nieuwe thesis dus 5) De synthese is geen compromis, maar het resultaat van een botsing tussen thesis en antithesis, die beide in de synthese worden ‘opgeheven’. Elk stadium is tegelijk een herhaling en een ontwikkeling van een vorige fase. Er bestaat geen rechtlijnige ontwikkeling van A naar B naar C, enz. omdat alles berust op de wet van de tegenspraak. Deze dynamische methode zal, onder meer via het marxisme, grotendeels het denken van de 19e en 20e eeuw beïnvloeden. Niets is en alles wordt. Altijd weten waar iets vandaan komt en waar iets naartoe kan gaan voor je het begrijpt. FILMFRAGMENT (vanaf 27:40) http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/videozone/programmas/reyerslaat/2.32031 Leg uit hoe in het fragment aangetoond wordt dat de mens via rationeel denken tot de ware kennis (I), de juiste handelingen (U) en de nodige zingeving (Z) kan komen. In welke mate komt hierbij ook het empirisme opduiken? 3 soorten brein: 3 soorten vragen die we rationeel denkend oplossen 6) Reflecterend brein: I, tot inzichten komen waartoe dieren niet in staat zijn 7) Reflexief brein: U, ivm snelle handelingen in het nu 8) Archiverend brein: Z, door te stoppen met I komt de ‘processor’ vrij om alle info te laten bezinken en tot wijsheid te komen die zin verschaft De info omtrent deze kennis nemen we wel empirisch op via tablets, smartphones… 42 4 Maatschappelijke en persoonlijke zingeving 4.1 Ludwig Feuerbach 4.1.1 Het materialisme Twee verschillende betekenissen: - Filosofie die op ethisch vlak aan de materie voorrang geeft. - Bezitsdrang van materiële goederen die door vele mensen belangrijker worden geacht dan culturele of hogere waarden zoals bv. vriendschap en liefde. Kentheoretisch materialisme: - Bij de presocratici - Als wetenschappers geïnteresseerd in de oorsprong van onze wereld en in de veelheid of eenheid, stilstand of beweging van al het bestaande. Het zijn wordt geïdentificeerd met de materie. Materialisten: - Gaan meestal uit van de indrukwekkende ontwikkeling van de natuurwetenschappen - Stellen dat alles, ook het denken, uit de materie bestaat en dat de geest een product van deze materie is 4.1.2 Het materialistisch humanisme Feuerbach: - 19e eeuw - Volgeling van Hegel, tegen wie hij zich stilaan ging afzetten, vooral onder invloed van de Franse materialisten en de natuurwetenschappen - Filosofie = de wetenschap van de hele werkelijkheid in haar totaliteit - Niet beperken tot de geest. Wat we willen kennen komt overeen met wat we zintuiglijk kunnen vaststellen. - Nadruk op de natuur, die zintuiglijk begrepen kan worden. Zintuiglijkheid, waarheid en werkelijkheid zijn één geheel, waarbij het stoffelijke en het geestelijke in de mens samenkomen. 43 - Feuerbachs materialisme = soort synthese van het materialisme en idealisme - Er bestaat niet zoiets als een onsterfelijke ziel in een sterfelijk lichaam, omdat de mens zowel uit een geest als stof bestaat en er na de dood geen mens meer is Specifiek antwoord op de zinvraag: Ervaring van de menselijke ellende, onrechtvaardigheid, armoede en onvrijheid verlangen naar een ‘hogere werkelijkheid’, waar allen rechtvaardig, welvarend en vrij zouden zijn. - Projecteren hun verlangens op een niet-bestaande-God in een niet-bestaande hemel - God is een schepping van de mens - Omdat er niets anders is dan de mensen in deze wereld, is deze projectie in feite een gevaarlijke vergissing, omdat we daardoor onze energie aan een illusie verspillen Materialistisch humanisme: - Alles gaat terug op de zintuiglijke wereld, waarvan de menselijke geest deel uitmaakt. - Alleen door zich te bevrijden uit de illusie van de godsdienst, kan de mens zichzelf volledig ontwikkelen ‘Entfremdung’ (aliënatie) Hart = de zetel van een humanisme van gevoelens, vriendschap, liefde en solidariteit. Enkel door onze krachten aan de mensen, zowel onszelf als de medemensen, te wijden, kunnen we dit leven en deze wereld beter maken naastenliefde Nadruk gelegd op de mens ‘antropocentrische’ mensgerichte filosofie 4.1.3 Kritiek Kritiek uit twee tegenovergestelde hoeken: - Christelijke denkers, kerken en hegelianen - De kring van die andere ‘linkse’ hegelianen rond Marx Te veel over de abstracte ‘mens’ en te weinig over de historisch en sociaal concreet bepaalde mensen Dialectische methode van Hegel als nutteloos bestempelde Hegels dialectiek + Feuerbachs materialisme = dialectisch materialisme van Marx 44 4.2 Karl Marx 4.2.1 Situering en levensloop - 19e eeuw - Filosofie moet niet alleen de wereld interpreteren maar ook veranderen - Communistisch Manifest (1848): bedoeld als theoretisch wapen in de Europese revoluties, die overal door de adel en de burgerij werden neergeslagen - Das Kapital (1867): pas na zijn dood volledig door Friedrich Engels uitgegeven 4.2.2 Marx’ kritiek op Feuerbach AKKOORD: mensen zich moeten bevrijden uit het idealisme en de illusie van de godsdienst NIET AKKOORD: 1) De universele mens van Feuerbach is een abstractie Kijken naar de levende mens (in historische context) historisch materialisme 2) Dialectische methode van Hegel niet zomaar aan de kant schuiven Van belang om een nieuwe materialistische theorie te ontwikkelen 3) De godsdienst die hij opium van het volk noemt, heeft twee kanten: - Mensen gehoorzaam houden - Uitweg uit de menselijke ellende, de enige weg naar zingeving voor de arme en onderdrukte massa’s Wanneer mensen de illusie van godsdienst als zicht op zingeving verwerpen, winnen ze hier niets bij, tenzij ze tegelijkertijd rationeel inzicht krijgen in de ware oorzaken van hun ellende en de middelen om hieraan wat te doen. 45 4.2.3 Marx’ kritiek op de burgerlijke revolutie ‘Vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid’ betekende weinig of niets voor de overgrote massa van de mensen. - Vrijheid gold niet voor de arbeiders (hongerloon, onmenselijke arbeidsomstandigheden) - Gelijkheid had niet dezelfde betekenis voor rijk en arm Formele gelijkheid die de feitelijke ongelijkheid verborg (≠ gelijke kansen) - Er blijft niets over van de broederlijkheid 4.2.4 De ontwikkeling van de mensheid: arbeid en technologie 1) Primitieve communisme - Primitief: technologie - Communistisch: geen enkele deling van arbeid of klassen De mens wordt pas mens wanneer hij/zij bewust en vrij gaat produceren, d.w.z. door arbeid. 2) Meerproductie - = meer produceren dan voor het directe gebruik nodig is - Door ontwikkeling van arbeid en technologie eerste gemeenschappen met een meerproductie - Betere planning specialisatie en arbeidsdeling - Deel van de stam krijgt controle over de meerproductie en dus over het werk van anderen 46 3) Handel - Door ruil met andere stammen die ook overschot produceren handel die de materiële basis gevarieerder maakt - Controle over die handel een kleine groep vrijstellen voor studie, cultuur, wetenschap, rituelen, administratie en filosofie heersende klasse die zowel goederen als ideeën controleert Overgang van klassenmaatschappij naar feodalisme en de huidige maatschappij - De overgang van de ene maatschappij naar de andere hangt volgens Marx fundamenteel samen met de materiële voorwaarden (productie, distributie, geldwezen…) 4) Democratische, socialistische maatschappij i.p.v. een klassenmaatschappij - Democratie: politiek (stemrecht) en economisch - Socialisatie: Productiemiddelen in handen van de gemeenschap (NIET de staat, dan spreken we over nationalisatie) afschaffing van privébezit Deze ideale maatschappij bestaat niet 5) Strijd: zowel democratisch-legaal als revolutionair - De heersende klasse zal de afschaffing van privébezit niet aanvaarden - Overgang van een kapitalistische naar een socialistische maatschappijvorm strijd 4.2.5 Aliënatie en reïficatie Vier elementen van de menselijke aliënatie: 1) De planning werd de meeste arbeiders ontnomen; 2) Het product dat ze maken, hoort hun niet toe; 3) Het loon dat ze verdienen, is maar een deel van de door hen geproduceerde winst; 4) Hun hele leven dat ze in de fabriek of op het kantoor doorgebracht hebben, wordt hun beetje bij beetje ontnomen, zodat er op het einde niets meer overschiet van de mogelijkheden en talenten waarmee ze als kind ter wereld kwamen. 47 Vandaag zou men als vijfde mogelijke aliënatie ‘de vervreemding ten aanzien van de medemens’ kunnen vermelden. Strijd voor het socialisme = Strijd tegen de oorzaken van de aliënatie Dubbele reïficatie van de mensen in deze maatschappij. De mens die in functie komt te staan van een ding in plaats van omgekeerd: 1) Moderne werknemers worden aanhangsels van de machine die hun haar ritme oplegt De dingen staan steeds meer centraal 2) Geld heeft een zodanige macht gekregen dat het bijna een eigen leven lijkt te leiden. Geld brengt meer geld voort, het verheft de ene en brengt de andere in ellende Het ‘ding’ krijgt de controle over ons 4.2.6 Kritiek op Marx 1) De kerken o Verweten zijn aanvallen op godsdienst en kerk 2) De adel en burgerij o Verweten hem dat hij de opstand preekte tegen het gevestigde gezag o Verweten hem dat hij hun macht wilde ontnemen 3) Traditionele filosofen o Zeiden dat hij economie, sociologie en politiek in de filosofie wilde binnensmokkelen 4) Progressieve denkers en hervormers o Verweten zijn optimisme 5) Anarchisten o Geloofden niet in de rol van zijn partij 6) Andere socialisten o Verwierpen zijn dialectisch materialisme (dialectiek gaf volgens Marx inzicht in de materiële evolutie) FILMFRAGMENT http://tegenlicht.vpro.nl/afleveringen/2015-2016/volk--macht-envaroufakis.html 48 4.3 Arthur Schopenhauer 4.3.1 Situering Commentaar op filosofie van Hegel: - Zijn idealisme: Feuerbach en Marx - Mens als ondergeschikte: Kierkegaard - Absolute optimisme: Schopenhauer 4.3.2 Levensloop - 18e – 19e eeuw - Zette zich af tegen de overmacht van de dominerende Hegel - Oog voor de diepe onzekerheid van het menselijke bestaan - Voelde zich vak tot een pessimistische levensvisie aangetrokken 4.3.3 Die Welt als Wille und Vorstellung Zijn filosofie berust op twee stellingen: - de wereld op zichzelf (an sich) is Wil - de wereld voor mij is Vorstellung (representatie, schijn) De werkelijkheid is een blinde kracht, ‘de Wil’, die alles drijft = almachtig, onstuitbaar, zonder oorzaak, zonder rede of kennis Individuatie de ‘wil’ werkt in elk van ons al ‘Wille zum leben’ leidt echter onherroepelijk tot zelfvernietiging Er is geen enkele reden tot optimisme Inzicht omtrent de vernietigende wil is onontkoombaar maar we kunnen op twee manieren het proces enigszins vertragen: 1) Kunst als soort pijnstillend middel 2) Godsdienst, die ons leert onze behoeften te beperken. Hoe minder we van het leven verwachten, hoe kleiner onze ontgoocheling zal zijn. 49 4.4 Søren Kierkegaard 4.4.1 Situering - 19e eeuw - Tegen het monumentale systeem van Hegel Concrete mens, het individu = het centrum van de wereld en de filosofie. - Nadruk op het geïsoleerde individu (ik) - Aanvallen op de bestaande kerk door de overheid vervolgt 4.4.2 Enteneller (1943) - Concrete ervaringen van het individu - Werkelijke existentie van de mens in het nu alleen daarover is filosofie mogelijk en zinvol - Zijn boek ‘Enteneller’ bevat alle thema’s die later ook door de existentiefilosofen zullen worden behandeld. Nadenken over de situatie van de mens Tot het inzicht komen dat de wereld zinloos is Leidt een denkend mens tot wanhoop en angst Hoe geraakt de mens nu uit die diepe en reële angst? 7) NIET door het uiterlijk, het esthetische leidt tot verveling en nog diepere wanhoop 8) NIET door zuiver menselijke innerlijkheid, het ethische, dat al op een hoger niveau staat 9) Alleen door het opgeven van zichzelf aan God, het religieuze via het inzicht in de zinloosheid van de wereld en de wanhoop over je eigen bestaan (≠ godsbewijs, geen sprake van kerkelijk gezag dat de ‘waarheid’ zou bezitten problemen met de kerk) 10) De mens: - is voor zijn eigen leven verantwoordelijk - moet existentieel denken en handelen - kan belangrijke levenswaarden herontdekken 50 2 belangrijke elementen voor de filosofie in het denken van Kierkegaard: 1) Op zichzelf kan de mens slechts tot angst en wanhoop komen, want dat is de ware existentie van de mens in de wereld. 2) Door de overgave aan God komt de mens tot een zinvol hoger leven in het religieuze, waar alleen nog redding kan worden gevonden. 4.4.3 Kierkegaard en Marx Gelijkenissen: - de mens centraal - keerden zich tegen Hegel Verschilpunten: 1) Kierkegaard zag het individu op zich Marx beschouwde het individu als deel van een sociaalhistorisch bestel 2) Kierkegaard zocht de oplossing in de overgave aan een persoonlijke god Marx zoekt de bevrijding door de revolutionaire verandering van de maatschappij 51 5 Filosofie in de eeuw van zinloze wereldoorlogen 5.1 Fenomenologie en existentialisme Filosofische stroming die zowel het verstand als andere menselijke eigenschappen in het filosoferen betrok: Augustinus: - 4e – 5e eeuw - Plaats voor het persoonlijke bewustzijn en de kenniskracht van de liefde - De mens begint pas de waarheid (God) te zoeken als hij die in feite (onbewust) al gevonden heeft. Blaise Pascal - 17e eeuw - Zag de beperkingen van de wiskunde en het rationalisme om ‘de vrede van de ziel’ te kunnen bereiken - Benadrukt vooral de rol van het gevoel. - Vormde niet alleen een brug naar een oosterse filosofie (Taoïsme), maar evenzeer naar moderne, niet exclusief rationele denkers zoals de fenomenologen en de existentiefilosofen Nieuw filosofisch denken dat de fenomenologie als methode zal gebruiken Fenomenologie = de leer van de fenomenen of verschijnselen Men dient een onderscheid te maken tussen 3 soorten fenomenologie: 1) De fenomenologie van Kant: ‘de leer van de verschijnselen van de dingen’ tegenover het niet te vatten Ding-an-sich 2) De fenomenologie van Hegel: ‘het aan zichzelf ‘verschijnen’ van de geest doorheen de natuur en de geschiedenis, vanuit de zintuigelijke kennis tot het absolute weten’ 3) De moderne fenomenologie (Husserl, Brentano) 52 5.2 Edmund Husserl - 19e – 20e eeuw - Begon als wiskundige - Ontwikkelde de fenomenologische methode - Ging uit van de ‘intentionaliteit’ van Franz Brentano o 19e – 20e eeuw o Fenomenologie = een beschrijvende psychologie o Onderscheidt voorstellingen, oordelen en emoties o Essentieel: de intentionaliteit, het op het object gericht zijn van de geest We richten onze psychische aandacht dus volledig op het object dat we willen kennen. - Bewustzijn = het bewustzijn van iets, een object - Om de werkelijkheid te kunnen vatten onszelf van alle vooroordelen ontdoen die we over dat object zouden hebben - Fenomenologie reduceert ons denken tot het object fenomenologische reductie = Vorm van beschrijvende psychologie: “Ik weet dat ik dit object waarneem, meer kan ik in deze fase niet zeggen”. Wat we zien = het fenomeen ≠ wat eerst in mijn bewustzijn komt Proberen het wezen van die dingen te bereiken, te komen tot de zogenaamde ‘Wesensschau’ = het moeilijkste punt van de methode We vertrekken vanuit de problematiek van Kant: - Onderscheid tussen de fenomenen en de werkelijkheid-op-zich Voor Husserl bestaat die werkelijkheid-op-zich niet. Er bestaan alleen maar fenomenen. Het komt eropaan tot het wezen van die fenomenen door te dringen. 53 FILMFRAGMENT http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/videozone/Gezienoptv/1.2169484 Herken enkele kenmerken van de derde dimensie in de filosofie. 5.3 Martin Heidegger (niet) 5.4 Karl Jaspers (niet) 5.5 Jacques Maritain 5.5.1 Personalistische filosofie - 19e – 20e eeuw - Verlichting: o Riep de mens op tot mondigheid o Herstelde zowel de natuur als de rede in hun autonomie en waarde o Vernieuwende denken - Personalist moet openstaan voor het moderne gedachtengoed Personalisme: de finaliteit van de instituties is de integrale ontwikkeling van de menselijke persoon 5.5.2 Een realisme - Objectiviteit de wetenschap moet zich onderwerpen aan en richten op de werkelijkheid - Bewustzijnsfilosofie: o Subject centraal o Mens afgesneden van de transcendentie - Komaf maken met de ‘leugen van de hogere ideeën’ Absoluut realistisch immanentisme 54 5.5.3 Een bonum commune Tijdelijke orde spirituele orde - Tijdelijke orde: cultuur en beschaving - Spirituele orde: geloof (overstijgt de tijdelijke orde) Doel: de wereld een menselijke plek maken MAAR, er zijn gebreken: kapitalisme ontbinding van het sociale weefsel sluit de armen uit Historisch ideaal van de tijdelijke orde: 3 kenmerken 1. Gemeenschapsaspect o Goede leven van de hele gemeenschap = bonum commune Zowel op materieel als moreel vlak 2. Bonum commune is NIET het uiteindelijke doel 3. De tijdelijke orde is NOOIT af, nooit bereikt men een definitief evenwicht 5.5.4 Een sociaal programma Vervreemding in de moderne kapitalistische samenleving Eigendomsstructuur: - Privébezit - Staatsparticipatie (menselijke persoon niet over het hoofd zien) Soberheid in de economie welzijn voor iedereen Economie = instrument mens = doel 5.5.5 Besluit Humanisme Intégral unieke bijdrage van een reeks fundamentele thema’s en categorieën aan het personalisme 55 5.6 Jean-Paul Sartre 5.6.1 Situering - 20e eeuw Existentialisme - Zijn filosofie draait rond twee polen: o Een antwoord op de vraag naar zin (Humanistisch/atheïstisch existentialisme) o Een antwoord op de vraag naar uitzicht bij het handelen (Sociale filosofie) 5.6.2 Sartres humanistisch of atheïstisch existentialisme L’existence précède l’essence - ‘Je pense, donc je suis’ ‘Je suis, donc je pense, j’agis, j’ai peur … - De essentie = het leven is een vrije val van de moederschoot in het graf Niet noodzakelijk pessimistisch, het is gewoon de waarheid La réalité-pour-moi - Werkelijkheid: o Werkelijkheid op zich o Werkelijkheid voor mij Kennis komt via het individu. Ik beleef die werkelijkheid-voor-mij en leer zo de werkelijkheid kennen. Maar in de werkelijkheid-voor-mij ontdek ik dat er ook anderen bestaan die ook een werkelijkheid-voor-zich beleven. Mijn subjectiviteit sluit die werkelijkheid van de anderen niet uit. L’autre Anderen leiden ons tot intersubjectiviteit - Ontmoetingen met anderen fenomenologisch onderzoeken existentiële benadering - Deze ontmoetingen moeten we bewust beleven 56 Exister c’est choisir - De mens = fundamenteel vrij - Deze vrijheid is: o een gegeven (iets wat we meegekregen hebben) o een opdracht om ons in vrijheid te ontwikkelen Die opdracht is zwaar: - We proberen er steeds aan te ontsnappen - We schuiven de verantwoordelijkheid van ons af - We komen tegenover angst te staan een situatie die vaak ondragelijk wordt Geloof in een of ander religieus of absoluut systeem mogelijk om die angst weg te duwen Een dergelijke vluchtoplossing laat Sartre NIET toe Het is juist doorheen de ervaring van die angst dat je existeert L’existentialisme est un humanisme Er schijnt geen enkele oplossing te zijn wanhoop je kan doen wat je wilt: er is geen straffende of belonende God die je handelen kan leiden Sartre verwerpt deze verwijten. Existentialisme maakt echt menselijk leven mogelijk radicaal optimisme geeft de mens de keuzevrijheid Godsdienst en volkswijsheid: de menselijke natuur en de wereld als slecht bekijken Godsidee verwerpen 57 - Mensen krijgen de plaats die hun toebehoort, die ze zelf moeten veroveren - De mens is niets anders dan wat hij van zichzelf maakt - Deze verantwoordelijkheid is niet alleen voor jezelf, maar voor alle mensen Onze verantwoordelijkheid omvat de hele wereld Het humanistische of atheïstische existentialisme: o de mens is volledig voor zijn daden en zijn ontwikkeling verantwoordelijk o de subjectiviteit bevat meteen alle andere mensen 5.6.3 Sartres sociale filosofie Critique de la raison dialectique (1960) Kritisch tegenover het officiële marxisme o Zolang het kapitalisme zal bestaan, blijft het marxisme de enige filosofie van onze tijd die zich zinvol met de hele werkelijkheid bezighoudt o Kierkegaard: pijn, noden, passie en verdriet van concrete mensen - zijn brutale realiteiten - kan je met je denken niets aan veranderen Sartre gewezen op het reële karakter van deze gevoelens en de beperking van het intellect o Marxisten: - De individuele persoon uit het oog verliezen (altijd categorieën) - Iedereen zien als deel van een structuur (kapitalist, landbouwer…) Existentialisme: - Ieder van ons behoort, door geboorte of beroepskeuze, tot een bepaalde categorie - MAAR ieder van ons is, als individuele persoon, meer dan deze categorie Dit is de zin van Sartres ‘Kritiek van de dialectische rede’, waardoor hij meteen ook een synthese uitwerkt tussen het denken van Marx en dat van Kierkegaard. o Het individu staat niet alleen in de wereld (intersubjectiviteit) de vrijheid van dat individu kan nooit worden losgemaakt van die van de anderen Praktijk van de bevrijding noodzakelijk 58 o Onderscheid tussen: - Interpretatie van de geschiedenis en de werkelijkheid (marxisten) - Concrete benadering van deze werkelijkheid (existentialisten) Marxisme zonder existentialisme soort van dogmatisme (verstarring) Existentialisme zonder marxisme nieuwe vorm van pessimisme filosofische herinterpretatie van religie (God als toevlucht uit de angst) 5.7 Gabriël Marcel, Martin Buber en Emmanuel Levinas Religieuze existentialisme - nadruk op het directe contact tussen God en het individu - beroep doen op de rede, het gevoel, de intuïtie, de emoties en vaak de mystieke verlichting of extase Niet alleen christelijk-religieuze, maar ook joodse filosofie neemt aan deze stroming deel Twee verschillende stromingen die zich op het existentialisme beroepen: - het atheïstische denken (Sartre) - de religieuze filosofie (Marcel) 5.7.1 Het christelijke existentialisme van Marcel - 19e – 20e eeuw - datgene wat we hebben datgene wat we zijn (= ons wezen) Datgene wat we hebben gaat ons leven steeds meer bepalen De mens is tenslotte zoveel waard als de bezittingen op zijn rekening. Filosofie = een vorm van neosocratisme 59 Hij behandelt de vraag naar inzicht en zin door fundamenteel onderscheid te maken tussen - het probleem (iets wat buiten mij staat en ik kan onderzoeken) - het mysterie (iets waarin ik zelf met mijn hele wezen betrokken ben) De mens kan in zijn denken: - verder gaan dan het onderzoek van de problemen - zich openstellen voor het mysterie (het zijn) Onze existentie, ons bestaan, bewust beleven het zijn - is op zich tragisch - kunnen we slechts verdragen door ons te richten op de gemeenschap met God en de anderen 5.7.2 De joodse existentiefilosofie van Buber en Levinas Martin Buber (19e – 20e eeuw) De mens staat op twee manieren in de wereld: o Ich-du = Het menselijke bestaan dat wezenlijk een relatie is tussen een ‘ik’ en een ‘jij’ ‘Du’ slaat op: - andere mensen - God Om onszelf te worden moeten we onze relatie tot de anderen, tot God en tot de natuur ontwikkelen o Ich-es = De ervaring van de dingen rond ons Dagelijks leven relatie en ervaring lopen door elkaar medemensen als dingen ervaren, i.p.v. met hen in relatie te treden Zuivere relatie terugvinden kijken naar de spontane reacties van kinderen en de zogenaamde primitieve culturen 60 Wat in het leven van elk van ons én in het leven van de maatschappij gebeurt, is een verschuiving van ‘du’ naar ‘es’. - We kunnen steeds minder spontaan in relatie treden tot de anderen. - De hoogste relatie is het gesprek met God, het eeuwige Du. Tot dit gesprek met God komen we pas als we in ons dagelijks leven met de anderen opnieuw de dialoog leren ontwikkelen. Onophoudelijke dialoog van mens tot mens het scheppen van een nieuwe maatschappij We komen tot het socialisme via de utopie (= het concrete nog niet gerealiseerde). Emmanuel Levinas - 20e eeuw - Fenomenologische methode - Ons bestaan = o een opdracht o een oproep - De echte werkelijkheid: o Kunnen we niet begrijpen door het denken o Kern = de ervaring van of het openstaan voor de ander Begrijpen en zelfontplooiing verantwoordelijkheid over de anderen De aandacht voor het inzicht in de werkelijkheid richt ons naar het belang van het juiste uitzicht op ons verantwoordelijk handelen. 61 5.8 Ernst Bloch 5.8.1 Levensloop - 19e – 20e eeuw - In de filosofie van Bloch komen een aantal aspecten samen: fenomenologisch onderzoek de joodse en christelijke traditie het marxisme 5.8.2 Blochs methode: sporen zoeken - Vertrekt vanuit dingen en gewoonten die we ten onrechte als vanzelfsprekend aanvaarden - Op zoek naar sporen van een diepere werkelijkheid achter de oppervlakkige schijn van het alledaagse wijzen op de ontvreemde situatie van mens en maatschappij 5.8.3 Utopie Onderscheid tussen abstracte en concrete utopieën: - Abstracte utopieën zijn wereldvreemde, vrijblijvende fantasieën die ons helpen uit onze dagelijkse werkelijkheid te ontsnappen. - Concrete utopieën zijn die wensdromen die wel bereikt kunnen worden en die daarom de ontwikkeling van individu en maatschappij mogelijk gemaakt hebben en nog mogelijk maken. Hoop = de diepste kracht van onze persoonlijke en sociale geschiedenis De mens kan niet tevreden zijn zolang er geen volledige vrijheid en gelijkheid van kansen bestaat. 62 5.8.4 Hoop = ‘docta spes’: een bewuste, intelligente hoop die ver van naïef is Militant optimisme: - Het is alleen maar gerechtvaardigd als we tegelijkertijd proberen iets aan onze toestand te doen - Zonder zouden we nog altijd in een slavenmaatschappij leven of zouden de arbeiders nog altijd zo machteloos staan tegenover uitbuiters zoals in de 19 e eeuw. Voor Bloch bestaan er twee soorten godsdienst: De traditionele godsdienst, die de menselijke ellende verzacht, maar die machtsstructuren niet aantast en ons vertroost met het vooruitzicht op een hiernamaals waar alles anders en beter zal zijn deze godsdienst verwerpt Bloch als reactionair De godsdienst die de menselijke bevrijding tot haar opgave maakt en daadwerkelijk voor de verbetering van het materiële en geestelijke menselijke lot strijdt Jezus was voor Bloch een atheïst - NIET omdat hij het bestaan van God loochende - WEL omdat hij, als Mensenzoon, de mens in het centrum van zijn boodschap plaatste 5.8.5 De menselijke vrijheid - menselijke vrijheden zijn op de macht veroverd - zelf vrij worden die individuele en sociale vrijheid tot onze levensopgave maken Om dat te kunnen doen moeten we ons ervan bewust worden: dat we die vrijheid niet alleen kunnen bereiken dat we aan het voorlopige einde staan van een traditie die zo oud is als de mensheid 63 Het is onze menselijke plicht: - geen enkel onrecht in ons leven of in dat van onze medemensen te dulden - onze eigen mogelijkheden zoveel mogelijk te ontwikkelen Er is geen zekerheid dat wij die vrijheid zullen bereiken, maar zolang we er iets aan kunnen doen, hebben we het recht niet de strijd op te geven Zoeken van sporen om tot inzicht en zingeving te komen uitzicht op het handelen 5.9 Sigmund Freud (niet) 5.10 Herbert Marcuse Herbert Marcuse - 19e – 20e eeuw - Vooraanstaand lid van de Frankfurter Schule 5.10.1 Situering vanuit de Frankfurter Schule - 1923 – 1950: vooraanstaande rol in de psychologie, de sociologie, de literatuurwetenschap en de filosofie - Bestond uit een groep denkers die uit al deze richtingen kwamen, om samen een aantal projecten ivm de studie van de tijdsproblemen uit te werken - Geloofden dat eenzelfde probleem alleen echt begrepen kan worden als het vanuit verschillende gezichtspunten tegelijkertijd bekeken werd De pijlers waarop hun theorie gebouwd werd waren zeer verschillend: o de psychoanalyse van Freud: mens als individu, de menselijke psyche, het belang van seksualiteit en een cultureel pessimisme o het historisch materialisme van Marx: mens als sociaal wezen, de economische en sociale krachten, het belang van de productiekrachten en een historisch optimisme 64 Toch waren er enkele thema’s waarbij ze elkaar raakten: o bestaande illusies moeten doorbroken worden om de werkelijkheid te leren kennen o geloven in het primaat van de rede (ratio) over het gevoel o de individuele mens bij Freud is dezelfde mens als diegene over wie Marx het heeft (binnen de sociale context): een mens is zowel arbeider in en fabriek als individu met zijn persoonlijke problemen We focussen allereerst op de verhouding Marx-Freud in het werk van Marcuse en vervolgens op zijn analyse van drie maatschappijvormen: het fascisme het stalinisme de westerse consumptiemaatschappij 5.10.2 Marx en Freud Marcuse probeert de duidelijke tegenstellingen tussen marxisme en psychoanalyse op te lossen. In ‘Eros and Civilization’ (1955) gaat hij uit van het begrip vervreemding (aliënatie): Voor Marx is dat de vervreemding van de productiemiddelen en het productieproces zelf Voor Freud is dat de vervreemding als onaangepastheid aan de realiteit (vandaar het afwijkende gedrag) Marcuse vindt de scheiding tussen de twee soorten vervreemding onaanvaardbaar. Het heeft geen zin iemand door therapie te willen aanpassen aan een gekke, vervreemde wereld, zolang men niet tegelijkertijd probeert die wereld iets redelijker en rechtvaardiger te maken. Het ene veronderstelt het andere, omdat het private en het politieke op elkaar inspelen. - Freudianen houden zich enkel met hun individuele patiënten bezig - Marxisten verwerpen de theorieën van Freud als individualistisch en pessimistisch We kunnen ons pas later, na de ‘socialistische revolutie’, met individuele problemen gaan bezighouden 65 Marcuse vertrekt vanuit de materialistische theorie van Marx en brengt van daaruit kritiek op de psychoanalyse, om zo tot een nieuwe synthese te kunnen komen. - Freud: o de menselijke beschaving is opgebouwd uit de voortdurende onderdrukking van de menselijke instincten (libido) o alleen door onze libido systematisch te verdringen kunnen we cultuur scheppen - Marcuse: o gelooft niet dat het lustprincipe en het realiteitsprincipe totaal onverenigbaar zouden zijn o de bevrediging van onze materiële, sensuele en geestelijke behoeften uit de commerciële en dominerende controlesfeer houden + onze fantasie niet volledig laten bepalen door de massamedia nieuw soort realiteitsprincipe, dat ons niet dwingt al onze instincten voortdurend te bedwingen o ‘erotische’ cultuur: waar het sensuele ten volle beleefd wordt en deel is van het sociale klimaat 5.10.3 Het fascisme = een historische, politieke en sociale beweging die vooral in Duitsland, Italië en Spanje aan de macht kwam, maar die overal in Europa een grote invloed uitoefende. ‘autoritaire persoonlijkheid’: Marcuse stelde hier twee thesissen op o De totalitaire staatsvorm is een mogelijke maar niet noodzakelijke transformatie van de liberaalkapitalistische maatschappij. “Wanneer het vertrouwen in de democratische instellingen uitgeput raakt, is men bereid deze leeg geworden democratie op te geven en zich aan een sterke leiding toe te vertrouwen.” o Deze autoritaire mentaliteit is geen recent verschijnsel, maar het resultaat van een eeuwenlange ontwikkeling. Om het fascisme te bestrijden moet men deze historische ontwikkeling begrijpen. Anders vecht men tegen een symptoom zonder aan de wortels van het kwaad te raken. 66 5.10.4 Het stalinisme Sovjet-Unie: - Kapitalistische productiemodel overgenomen - Omstandigheden van een onderontwikkelde en door oorlog en revolutie vreselijk verarmde maatschappij Steeds grotere beperking van de individuele vrijheden en de onderschatting van de menselijke behoeften Absolute geloof in de nationalisering van de hele economie menselijke individuele behoeften als een soort ‘nevenproduct’ beschouwd Nieuwe heersende groep die er alle belang bij had het initiatief en de vrijheid van de bevolking te onderdrukken. 5.10.5 Het Westen als een dimensionale maatschappij Samenleving = een consumptiemaatschappij (CMP) 1. CMP omvat alle aspecten van de moderne maatschappij: - de economie, de sociale sector - de vrijetijdsbesteding, de intellectuele cultuur - de wetenschap, de kunst, de filosofie = maatschappij met één dimensie zoveel mogelijk winst maken (= de kern van de geglobaliseerde samenleving) alles tot consumptieartikel maken Waarden die buiten de consumptiesfeer lagen en dus ‘niet met geld te koop waren’, zijn te koop in de CMP (gevoelens, liefde, relaties, menselijke vriendelijkheid, jeugd) 67 2. Heel moeilijk om iets aan die situatie te veranderen omdat ook de arbeidersklasse, die volgens Marx de revolutionaire verandering moest teweegbrengen, bijna volledig in dit systeem geïntegreerd is. 3. Volgens Marcuse, enkel beginnende bevrijding mogelijk via de groepen die nog niet totaal in het systeem waren opgenomen (kleurlingen, de derde wereld, studenten, vrouwen, kritische intellectuelen…) tot een revolte komen 5.10.6 Repressieve tolerantie, negatief denken en de Grote Weigering Revolte (zie boven) repressieve tolerantie als reactie van het systeem Revolutionaire houdingen en kleren (lange haren, jeans…) werden ‘modieus’ en daardoor onschadelijk gemaakt, m.a.w.: ze werden getolereerd. Opnieuw leren negatief denken om tot een juist inzicht te komen - De negatieve kant van al die mooie waarden en woorden zien - Men houdt ons bezig, we vergeten daarbij zelfstandig te denken Heersende systeem op zich is negatief (onrechtvaardig) en destructief (oorlogszuchtig) Dit kritische inzicht biedt uitzicht op de ‘Grote Weigering’ ons daardoor te laten vangen. - Een moeilijke keuze bij ons handelen - Waarvoor we een hoge prijs betalen Maar het is de enige uitweg We moeten van de vervreemding van het bewustzijn tot het bewustzijn van de vervreemding komen, willen we opnieuw zicht krijgen op de zin van het leven. FILMFRAGMENT http://tegenlicht.vpro.nl/afleveringen/2015-2016/rendement-van-geluk.html Toon aan hoe je in de slotdocumentaire over de betekeniseconomie belangrijke elementen van volgende filosofen geïllustreerd ziet: Sartre, Marcel, Buber, Levinas, Bloch en Marcuse. 68 5.11 Fritz Schumacher 5.11.1 Levensloop - 20e eeuw - Voorkeur voor filosofische reflectie 5.11.2 Zingeving en ethiek - Voor de mens is het onduidelijk wat hij als mens werkelijk verlangt, wat hem werkelijk geluk brengt, wat de mens zingeving verschaft. - De opkomst van de economische wetenschap afhaken van de voorheen geldende ethiek en metafysica - Het filosofische fundament van de economie schrapte de verticale (God-mens) relatie uit haar begrippenapparaat zinsvraag enkel utilitaristisch Schumacher situeert de mens binnen een wereld met vier zijnsniveaus: 1. Delfstoffen 2. Planten 3. Dieren 4. Mensen Niet alle zijnsniveaus zijn zomaar tot de materie te herleiden. Onderscheid maken tussen convergerende en divergerende problemen Convergerende problemen - Hebben zo weinig mogelijk te maken met het zelfbewustzijn, het bewustzijn en het leven - Moeten opgelost worden binnen het kader van de wetten van de levenloze natuur - Opereren volgens de wetten van de logica tot een eenduidige oplossingen komen 69 Divergerende problemen - Men treedt buiten het zijnsniveau van de levenloze natuur - Problemen waarvoor tegenstrijdige oplossingen uitgewerkt worden - Hoe meer men eraan werkt, hoe meer de voorgestelde oplossingen van elkaar schijnen te verschillen De oplossingen gaan meer en meer van elkaar divergeren. - Ofwel opteren voor vrijheid ofwel het stellen van orde aanbevelen Tegenstelling vrijheid-orde = het voornaamste spilelement van Schumachers ethisch fundament - Beroep doen op het zelfbewustzijn spanning vrijheid-orde afwegen en een ethische keuze maken Men herleidt alle problemen tot convergerende problemen Bij het oplossen van verschillende economische problemen wordt men voor de keuze geplaatst ofwel meer vrijheid op te nemen, ofwel meer normen en planning voorop te stellen, ofwel tot een zinvol compromis te komen. 5.11.3 Economie en technologie voor de mens Divergerende economische problemen vanuit de economische praktijk op het microniveau de economische praktijk van het macroniveau bereiken. Divergerend probleem beroep doen op de menselijke factor zelfbewustzijn - Zo kan de mens begrip, wilskracht en medeleven opbrengen Dit kan de tegenstelling vrijheid-orde overstijgen Intermediaire technologie in plaats van moderne technologie als essentiële microinvalshoek optimaler economisch systeem Bestaande economische systeem: moderne technologie nood aan heroriëntatie, aan de hand van praktische experimenten en concrete voorbeelden Keuze voor technologie is ook een divergerend probleem 70 5.11.4 Concreet utopisch denker Microniveau concreet voorbeeld macroniveau Bepaalde utopische socialisten hadden dezelfde visie 1. Robert Owen: - Doet beroep op specifieke eigenschappen van het zelfbewustzijn van de mens - Durft een redelijk ethische visie te betrekken bij het rationeel-economische 2. John Ruskin: - Klaagt de traditionele economische theorieën aan omdat ze geen beroep doen op de verantwoordelijkheid van de mens (idem Owen) 3. Richard Tawney: - “Geen enkele structurele systeemverandering is in staat om de egoïstische grondtrekken van de mens, die zo vaak de oorzaak zijn van sociale malaise, weg te nemen.” - Wil een omgeving scheppen waarin dit egoïsme minder gestimuleerd wordt 5.11.5 Besluit Schumacher werd bestempeld als een ‘naïeve utopist’. Zijn ethische visie staat haaks op wat men als het wezenlijke van de menselijke natuur beschouwt: de mens als een begerig wezen dat altijd meer wil. Zijn visie houdt inderdaad een utopie in, zeker wanneer men rekening houdt met de beperkte menselijke mogelijkheden en de gegeven politieke en maatschappelijke structuur. Schumachers ideeën zijn niet haalbaar voor mensen die geen of niet voldoende macht hebben. 71 5.12 Michel Foucault 5.12.1 Situering vanuit het structuralisme - De mens zit gevangen binnen verschillende schema’s. - Al van voor de geboorte is een groot deel van ons leven bepaald door omstandigheden en krachten buiten ons Linguïst Ferdinand de Saussure: - Onderscheid tussen langage en parole o Langage = de taal als systeem met zijn eigen wetmatigheden o Parole = de individuele taal van de spreker - De langage is gegeven nog voor de spreker de taal kan gebruiken en hij kan zich niet aan deze wetmatigheden onttrekken. De mens staat niet langer in het centrum, maar maakt deel uit van een structuur, vandaar de naam ‘structuralisme’. 5.12.2 Tegen het humanisme van Hegel tot Sartre Michael Foucault: - 20e eeuw - Voornaamste onderzoeksterreinen: taal, geesteszieken, gevangeniswezen, seksualiteit en macht - Uitgangspunt: kritiek op het humanisme van Sartre Sartre Foucault Humanisme begint in de Renaissance, Humanisme begint pas tegen het waar God een centrale plaats inneemt einde van de 18e eeuw Humanisme belooft de mens vrij, Het menselijke geluk bestaat niet. Het soeverein en gelukkig te maken is zinloos zich in te zetten voor de vooruitgang van de mens Het komt erop aan te zoeken naar een optimaal functioneren van de maatschappij. De mens bestaat slechts om te functioneren en, zo mogelijk, een zekere controle op dit functioneren uit te oefenen. Al de rest is een illusie. 72 5.12.3 Tegen de filosofie van het subject Filosofie dient de voorwaarden te onderzoeken waardoor het subject tot stand komt. In plaats van een fundament van alles, wordt het subject (de mens) zelf een deel van een functie van het discours dat ons grotendeels bepaalt. 5.12.4 Het discours Wij worden binnen een bepaalde taal geboren niet willekeurig - Ons spreken en schrijven wordt door regels beperkt - Verplicht ons aan die regels te houden, willen we in de wereld leven - Dit discours is verschillend in tijd en ruimte, maar we komen het overal tegen - Het zegt ons wat mag en niet mag - Het heeft een enorme invloed op onze status in de maatschappij Taal is direct met de macht verbonden Het is niet zomaar een toevallig communicatiesysteem 5.12.5 De macht Volgens Foucault: 1. Macht is geen bezit, maar een strategie. Macht op zich bestaat niet, ze bestaat enkel in de uitoefening ervan. 2. De macht is niet gelokaliseerd. Maar, na de revolutie ontstaat er telkens opnieuw een macht die de mensen gaat controleren. 3. Omdat de macht overal zit, kan ze niet worden uitgeschakeld. 4. Men moet die complexe macht proberen te begrijpen door een aantal machtsinstellingen te onderzoeken (scholen, gevangenissen, instellingen voor geesteszieken, seksualiteit en ziekenhuizen) Bepaalde ideeën (normaal/abnormaal, ziek/gezond, goed/slecht…) hebben er altijd opnieuw toe gediend de bestaande sociale systemen te bevestigen. 73 5.12.6 De filosoof met de krant - Opnieuw leren kijken naar die gebeurtenissen en gewoonten die ons zo vertrouwd zijn, dat we niet of nauwelijks meer merken hoe ze op ons macht uitoefenen. - De macht echt in eigen handen nemen is per definitie onmogelijk, maar je kan er eventueel wel iets tegen doen. Denken van Foucault is niet geruststellend of optimistisch op het vlak van zingeving Zijn scherp inzicht en aanvallen op de illusie van het moderne humanisme openen de blik voor de ons omringende macht die weinig uitzicht biedt voor ons handelen 5.13 De analytische en logisch-positivistische filosofie 5.13.1 Situering 5.13.2 Bertrand Russell - 19e – 20e eeuw - Beweert dat men op louter rationeel-filosofische gronden geen enkel zinvol moraalsysteem kan ontwikkelen - Eerder geneigd met de empiristen in te stemmen, maar als mathematicus kon hij zich niet met hun methode en resultaten tevreden verklaren - Zocht naar de logische fundamenten die de wiskunde mogelijk maken. Zuivere wiskunde in het algemeen is niets anders dan een voortzetting van de deductieve logica Deductief = men volgt een methode waarbij het bijzondere uit het algemene wordt afgeleid heel wat filosofische problemen konden in feite worden gereduceerd tot ‘syntactische’ problemen 74 Theorie van de beschrijvingen De term ‘bestaan’ kan men alleen maar toepassen op beschrijvingen - De wereld bestaat uit logisch met elkaar verbonden ‘sense-data’ (zintuiglijke feiten) - De sense-data van verschillende objecten vormen de ‘geest’ van de mens die ze observeert. - De sense-data van één object die door verscheidene personen worden geobserveerd, vormen de realiteit van een - niet te bewijzen - materie - De feiten zijn particulier of algemeen - Deze feiten zijn op zich niet juist of onjuist, alleen de uitspraken erover kunnen juist of onjuist zijn De filosofie ging zich beperken tot haar eerste taak: inzicht in of beschrijving van de wereld. Uitzicht, moraal en politieke theorie over de beste samenleving horen dan niet langer thuis in de echte filosofie. 5.13.3 De Wiener Kreis - Ontstaan in Wenen in 1929 - Verspreidde zich over Engeland en Amerika - Leden: hoofdzakelijk mathematici of natuurwetenschappers die de traditie van het positivisme van Comte en Mill voortzetten en direct beïnvloed waren door het denken van Mach, die in Wenen doceerde. Ernst Mach - Filosofie moet zich slechts bezighouden met de echte feiten en alle metafysische en religieuze speculaties als nutteloos opgeven. - Ze waren verbonden door een ongenadige kritiek op de metafysica, die volgens hen probeert te bewijzen dat er dingen zijn die op geen enkele manier ervaren kunnen worden. - Wat niet door ervaring kon worden geverifieerd, was zinloos. 75 Moritz Schlick - 19e – 20e eeuw - Verwierp de mogelijkheid van Kants ‘synthetisch oordeel a priori’ en beperkte de opgave van de filosofie ertoe de begrippen logisch te doorlichten. - Onderzocht onder meer de begrippen ruimte, tijd, materie, causaliteit, waarschijnlijkheid en vrije wil. - De ervaring, waarop alles berust, komt slechts structureel overeen met de ervaring van anderen we kunnen niets met zekerheid zeggen over de inhoud van hun ervaringen Alleen ‘ik’ kan weten wat een bepaalde uitspraak betekent Rudolf Carnap - 19e – 20e eeuw - Trachtte eerst een logische constructie van de wereld op te bouwen - De hele publieke wereld van de wetenschappelijke kennis tot private ervaringen reduceren, bleek te moeilijk Concentreerde zich verder op de kritiek van de metafysica - Filosofie = de ‘logica van de wetenschap’, waarbij rationeel inzicht vooropstaat - Verwerpt alle zingevende en uitzichtgevende uitspraken als een soort ‘lyrische poëzie’ die gevoelens uitdrukt en stimuleert - Concentreert zich op de beschrijving en correctie van de wetenschappelijke taal Filosofie bestaat dus uitsluitend uit de analyse van de taal en het onderscheid tussen al dan niet logisch houdbare vormen van taalgebruik. Alfred Ayer - 20e eeuw - GEEN lid van de Wiener Kreis - De belangrijkste Engelse logische positivist - Verdedigde de klassieke stellingen van de Wiener Kreis - Houdt zich vooral bezig met het klassieke probleem van de Britse empirische filosofie, “onze kennis van de externe wereld” - Tracht het probleem in linguïstische termen om te zetten - Strijdt niet zozeer tegen de metafysica, maar tegen het scepticisme. 76 Hij geeft toe dat het altijd logisch mogelijk is dat we ons vergissen, maar hij besluit daaruit NIET dat we nooit iets kunnen kennen. Aanhangers van het logische positivisme we moeten de idee opgeven dat empirische kennis volkomen betrouwbaar is en geen enkel risico van een vergissing inhoudt. 5.14 Ludwig Wittgenstein 5.14.1 Situering - 19e – 20e eeuw - Wenen van 1900 tot 1930: tijd van de ineenstorting van de Habsburgse monarchie van keizer Franz-Joseph. Op verschillende gebieden van de cultuur zochten kunstenaars, critici en denkers naar een vereenvoudiging van theorie en praktijk. 5.14.2 Levensloop 5.14.3 Tractatus logico-philosophicus - Behandelt de filosofische problemen - Toont aan dat de vraagstelling van deze problemen terug te voeren is op het misverstand van de logica van onze taal. De grens vinden van dat wat zinvol in de taal kan worden uitgedrukt en zich daartoe beperken. “Alles wat die grens overschrijdt, zal gewoon onzin zijn.” “Waarover je niet praten kan, daarover moet je zwijgen” Kan minstens twee dingen betekenen: 1. Het is inderdaad allemaal onzin wat over de grens van het inzicht of “de logisch controleerbare taal” gezegd wordt o Aanvaardbaar voor de leden van de Wiener Kreis, die daarin een bevestiging gevonden hebben van hun verzet tegen de metafysica of de vraag naar zin o Praat alleen over de dingen die je ook logisch kan bewijzen en zwijg over al het andere 77 2. Men kan met de middelen van de filosofie (en de logica) gewoon niets zinvols zeggen over bepaalde dingen, die daarom op zich niet zinloos zijn o Terrein van ethische vraagstukken duidelijk afgrenzen van de logica o De grens dient niet om die vragen omtrent uitzicht op het juiste handelen als zinloos en dus irrelevant te verwerpen, maar om ze van de logische controle af te schermen Wittgenstein wou een grens trekken tussen wetenschap en niet-wetenschap. - Criteria vastleggen waaraan alle goedgevormde zinnen die feiten vaststellen, moesten beantwoorden - Zinnen die niet aan deze criteria voldoen, zijn ‘schijnzinnen’ Daaruit ontwikkelt hij een taaltheorie die naar de eenvoudigste bestanddelen van de taal op zoek gaat, waaruit zinvolle proposities kunnen worden opgebouwd. 5.14.4 Philosophische Untersuchungen Wittgenstein leidt ons opnieuw naar de discussie over de taal via een analyse van functies van de taal en algemener van levensvormen waarin een bepaalde taal gebruikt wordt. Hij is er niet meer van overtuigd dat de taal de werkelijkheid inderdaad kan afbeelden. - Taal wordt altijd gebruikt binnen een welbepaald taalspel waarvan we de regels moeten kennen om de zin van de uitspraken te kunnen begrijpen - Taalkundige expressie wordt een bestanddeel van het handelen Hij verwerpt de mogelijkheid van een privétaal die alleen voor mij betekenis heeft - Een taal wordt altijd gebruikt in overeenstemming met een impliciete of expliciete regel. - Door die overeenstemming met regels kan er onderscheid gemaakt worden tussen taal en louter klanken of tekens op papier. - Geen criterium om vast te stellen of de zogenaamde privétaal juist of onjuist gebruikt wordt dergelijke privétaal kan dan ook niet bestaan 78 6 De vragen naar zin, in- en uitzicht blijven in het nieuwe millennium (allemaal filosofen uit de 20e – 21e eeuw) 6.1 Paul Ricoeur 6.1.1 Biografie 6.1.2 De zijnsbevestiging - Ethische theorievorming - De mens wordt geconstitueerd door een ‘oorspronkelijke zijnsbevestiging’ die zich manifesteert in een pogen en een verlangen. Oorspronkelijke zijnsbevestiging = o de act die ons in het bestaan stelt, die aan ons denken, handelen en voelen voorafgaat o ze fundeert en leidt o maar ons nooit ‘gegeven’ is en dus nooit te ‘schouwen’ is o te bestempelen als een vrijheidsact: principe van wat we zijn en wat we te zijn hebben - Wil het zijnsverlangen van de mens blootleggen om de mens te helpen een adequater zelfbegrip te hebben. - De vrijheid staat voorop Deze vrijheid is niet zomaar te vatten. Nadenken over de concrete uitingen van vrijheid is vereist. - Het kwaad is niet even oorspronkelijk als de vrijheidsact. - Kwaad en vrijheid verhelderen elkaar wel, en het kwaad situeert zich niet alleen op het individuele niveau, maar ook in de structuren waarin we opereren. Er bestaat een specifiek kwaad van de institutie bestaat: “Men treft het in alle vormen van organisatie aan”. Het kwaad is een ondoorgrondelijke manifestatie van de vrijheid waardoor de vrijheid voor zichzelf onbereikbaar wordt en het ethisch streven meteen begrensd wordt. 79 6.1.3 De andere - Men treedt slechts binnen in het eigenlijke ethische bestaan via de ontmoeting met de andere - Bij dit erkennen van de andere als persoon ontstaat meteen ook de verplichting - De vrijheid waar alles mee begon, wordt ook erkend bij de tweede persoon. “Alter ego” Vrijheid in intersubjectiviteit tot stand laten komen - Het ethisch bestaan = een ‘optie’ waarbij men al dan niet respect heeft voor zowel de andere als voor zichzelf als persoon - Men weet dat men slechts menswaardig leeft als men de persoon in zichzelf en de andere bevordert 6.1.4 Het instituut Wanneer de vrije mens via de ontmoeting met de andere het eigenlijke ethische bestaan binnentreedt, kan hij dit maar op basis van instituties. Nood aan een neutrale term, een zogenaamde institutie = een geheel van regels met betrekking tot handelingen binnen het sociale leven, waardoor ieders vrijheid zich kan realiseren zonder deze van de andere te schaden 6.1.5 Het egocentrisme voorbij? 6.1.6 Een ethische triade - Legt een brug tussen de aristotelische traditie (1) en die van Kant (2) 1. Legt vooral de nadruk op een teleologische ethiek met een doelgerichtheid, een nastreven van het goede Teleologische benadering 2. Vanuit Kant komt de verplichting op het voorplan binnen een context van universele regels, waarbij eerder de beslissingsprocedures van tel zijn in plaats van de doelgerichtheid Deontologische benadering 80 - Legt een verbinding tussen bovenstaande twee soorten van principe-ethiek en wat men situatie-ethiek (zoals in het existentialisme) noemt. Men kan deze ethische visie van Ricoeur situeren onder deugdenethiek 6.2 John Rawls 6.2.1 Levensloop 6.2.2 Een theorie van rechtvaardigheid A Theory of Justice (1971) Morele regels zijn nodig voor het functioneren van een maatschappij. Het geheel van praktijkregels vormt dan de ‘morele werkelijkheid’. Hierin gelden er al regels die we moeten kennen voor we eventuele veranderingen en verbeteringen kunnen doorvoeren. Toegepast op het rechtvaardigheidsprincipe: “Welke regels moeten we volgen om een zo rechtvaardig mogelijke maatschappij te kunnen verwezenlijken?” Rechtvaardigheid = - alle mensen krijgen gelijke kansen - een maatschappij past het principe van de ‘fairness’ toe Hypothetische ‘oorspronkelijke positie’: - Niemand heeft meer macht of invloed dan een ander - De mogelijkheid dat ieder van ons zonder eigen schuld in de positie van het zwakste lid van een samenleving kan terechtkomen Omdat niemand weet wat hem te wachten staat, moeten we collectief onderhandelen over de beste vorm van maatschappij die we zouden willen bereikt hebben, indien ons een dergelijke tegenslag zou overkomen. 81 We onderhandelen daarom achter een ‘sluier van onwetendheid’ (veil of ignorance) over onze eigen toekomst. We gaan er ook vanuit dat: - Iedereen in staat is een rationeel en redelijk idee te ontwikkelen van wat volgens hem goed en kwaad is - Dat we in staat zijn een idee van ‘rechtvaardigheid’ uit te denken, gekoppeld aan het verlangen zo rechtvaardig mogelijk behandeld te worden Heel duidelijke sociale theorie voor een maatschappij waarin iedereen in principe toegang heeft tot de ‘primaire sociale goederen’ (inkomen, vermogen, basisvrijheden…) Principes van rechtvaardigheid in de sociale en historische context kunnen in conflict komen met andere principes waarmee we eveneens rekening moeten houden. Rawls pleit voor een moreel evenwicht = een wederzijds onderhandeld evenwicht tussen de universele basisprincipes van het uitgangspunt en de specifiek concrete, maar eveneens moreel waardevolle eisen in de dagelijkse praktijk 6.2.3 Liberaal neutralisme - Berust op het levensbeschouwelijke pluralisme - Berust op het respect voor de burger die vrij zijn eigen levensbeschouwing kiest en zijn levensplan tracht te realiseren - De nadruk ligt op de zo volledig mogelijke autonomie van het individu - De nadruk ligt op de aanvaarding van persoonlijke verantwoordelijkheid voor de beslissingen die een mensenleven vormgeven Dit veronderstelt een goed functionerende ‘openbare rationaliteit’, waardoor vrije burgers als gelijkwaardige partners verdraagzaam en respectvol met elkaar onderhandelen. 82 Rationaliteit ordent de relaties tussen de middelen en het doel van een individu, in confrontatie met de middelen en de doeleinden van de anderen. Redelijkheid van de maatschappij bestaat erin ervoor te zorgen dat dit individueel streven in moreel aanvaardbare banen wordt geleid. 6.3 Jean Baudrillard 6.3.1 De tekenwaarde van objecten Marx maakte onderscheid tussen: o De gebruikswaarde: waarvoor kunnen we een object gebruiken o De ruilwaarde: wat kunnen we ervoor krijgen Daarnaast staat ook nog de symbolische waarde. Objecten kunnen ook statusmerken zijn Ze ontlenen hun waarde aan hun plaats in het geheel van tekens. Deze tekenwaarde is heel duidelijk te merken in de mode. Een rok is ‘in’ of ‘out’ (ipv warm of koud, praktisch of onpraktisch…) en je draagt hem om die reden. Dat geldt voor alle objecten in onze consumptiemaatschappij. 6.3.2 Discriminatie door differentiatie - Vroeger: middelen om onze behoeften te bevredigen - Nu: middel om ons aan de anderen te opponeren We worden onszelf, we vinden onze eigenheid door ons te omringen met objecten, waardoor we van de anderen verschillen. Negatieve invloed: op de duur kunnen we ons nog slechts op die manier verwerkelijken We worden gevangenen van dat tekensysteem. Modeontwerpers beslissen hoe en wanneer we bepaalde kleren dragen. Daar is weinig beslissingsvrijheid van de koper mee gemoeid. Discriminatie tussen diegenen die, in een hogere sociale klasse, over ‘exclusieve’ tekens beschikken en de rest. 83 6.3.3 Van een kritiek op Marx naar een symbolische samenleving Marx: ‘productivisme’ de productiekrachten zoveel mogelijk stimuleren om ze dan in handen te geven van de arbeidersklasse. - De slaaf: beschikt nog niet over zijn arbeidskracht - De ambachtsman is meester van zijn arbeid - De proletariër beschikt niet meer over zijn arbeidskracht De bevrijding (het socialisme) moet een maatschappij zijn waarin de producenten opnieuw meester van hun arbeid zullen zijn Veel van de misbruiken en onrechtvaardigheden van het kapitalisme zijn niet alleen eigen aan het kapitalisme, maar aan het productieproces zelf. Van een politiek-economische samenleving naar een symbolische samenleving Opnieuw de symbolische waarden in ons leven en die van de maatschappij beklemtonen Hierbij is er geen sprake meer van ruil- of gebruikswaarde, ook niet van tekenwaarde, maar van de symbolische uitdrukking van onze gevoelens, van subject naar subject. Door ons opnieuw naar het symbool te keren, krijgen we in ons handelen weer zicht op een manier om menselijke waarden te herstellen. 6.4 Jürgen Habermas 6.4.1 Levensloop 6.4.2 De theorie van het communicatieve handelen - Analyse van de moderniteit, vanuit een kritische invalshoek, maar ook vanuit emancipatorisch oogpunt, de eerste aanzet tot de theorie van een ‘communicatie die vrij is van dominantie’ De instrumentele rationaliteit van de moderniteit de communicatieve rationaliteit Weigert de basisprincipes van de verlichting op te geven, zolang de door deze verlichting beloofde emancipatie niet ten volle heeft plaatsgevonden. 84 - Hij verscherpt en verbreedt zijn kritiek op de zogenaamde ‘filosofie van het bewustzijn of het subject’. - Hij gaat daarvoor opnieuw dieper in op de grote maatschappijtheorieën. - Hij legt de zwakheden van al de moderne theorieën van de maatschappij bloot, die volgens hem allemaal te veel de nadruk gelegd hebben op de rationaliteit van doel en middel, die in hun visie op alle niveaus van de samenleving centraal staat. Dit leidde tot een onherstelbaar verlies aan zingeving en vrijheid. Habermas gaat daartegenaan met een complexere theorie die zijn eigen theorieën over de functies van de taal verbindt met de notie van het sacrale. Hij laat zich inspireren door Mead, die een onderlinge afhankelijkheid had aangetoond tussen de sociale integratie van groepen en de socialisering van individuen. Op die manier komt Habermas tot centrale concepten als ‘consensus’ en ‘geldigheid’. Hij zet echter nog een stap verder door te beweren dat de dwingende kracht van de cognitieve en morele geldigheid, die noodzakelijk is voor de maatschappelijke orde, gelijk is aan die van het sacrale. 6.4.3 Ethisch bewustzijn en communicatief handelen Drie principes die noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling van een moraalsysteem dat zowel rekening houdt met het universalisme van de rede als met de verlichtingsprincipes van vrijheid en gelijkheid: 1. Principe van de universaliteit: allen die hierbij betrokken zijn, aanvaarden de gevolgen die kunnen voorzien worden wanneer een gemeenschappelijk gekozen norm van kracht wordt. Deze gevolgen werden verkozen boven alle andere mogelijke alternatieven. 2. Alleen die morele normen zijn geldig die de goedkeuring hebben van allen die er als deelnemers aan het vertoog bij betrokken zijn. 3. Alle deelnemers moeten vrij kunnen beslissen. Dit is bijzonder belangrijk wanneer het om controversiële maatregelen gaat. 85 Deze regels worden aangevuld door de solidariteit. Men zet zich in voor het welzijn van zijn medemensen en van de grotere gemeenschap. Verschillende gemeenschappen aanvaarden dezelfde universele regels, maar stellen verschillende normen op. 6.4.4 Democratie, de natiestaat en Europa Volgens Habermas zal de Europese eenheid pas levensvatbaar zijn wanneer de autonome democratische Europese burgers samen een grondwet uitgewerkt hebben. Hij pleit voor een gedeelde politieke cultuur, gevormd door de verschillende nationale interpretaties van dezelfde rechten en dezelfde universele principes. 6.5 Martha Nussbaum 6.5.1 Levensloop Haar feministische overtuiging werd volgens haar gestimuleerd door de kwetsende discriminatie die ze als vrouw ook in de academische wereld voortdurend heeft ervaren. 6.5.2 De breekbaarheid van het goede The Fragility of Goodness: Luck and Ethics in Greek Tragedy and Philosophy (1986) Nussbaum bespreekt hierin op basis van een aantal bekende figuren uit de Griekse tragedies en de grote filosofen, vooral Plato en Aristoteles, de kwetsbaarheid van individuen die hun leven gewijd hebben aan de verdediging van de gerechtigheid en het goede. Haar analyses leiden haar naar de vraag of het niet juist die kwetsbaarheid van hun engagement is die hen in staat stelt het goede te realiseren. Ze verwerpt de Platonische idee van het eudaimonisme, dat het inzicht in het goede en het kwade, het ‘goede weten’, bijna vanzelf naar een uitzicht op het ‘goede doen’ leidt. Ze neemt afstand van het traditionele idealisme. 86 6.5.3 Van de stoïcijnse wereldrepubliek naar het multiculturalisme Zij trekt de idee van een universeel mensdom door tot in de hedendaagse multiculturele samenleving. Ze benadrukt de cruciale rol die de opvoeding en het onderwijs in deze vorming tot wereldburgers kan en moet spelen. Not for Profit: Why Democracy Needs the Humanities (2010) Hierin verdedigde ze het behoud en de uitbreiding van de menswetenschappen. Dit deed ze omdat het hoger onderwijs vandaag in toenemende mate bedreigd wordt door de agenda van de economische krachten, die uit de aard der zaak op winstbejag uit zijn, in plaats van op de uitbreiding van de democratie. 6.5.4 Seks, gender, homofobie From Disgust to Humanity: Sexual Orientation and Constitutional Law (2010) Hierin onderzoekt ze de manier waarop morele en emotionele walging mede de wetgeving over homoseksualiteit beïnvloedt. Ze brengt dit in verband met vergelijkbare reacties op raciale integratie, het antisemitisme en de vele andere vormen die de discriminatie van mensen die in bepaalde opzichten ‘anders’ zijn, tot gevolg hebben. Zij argumenteert dat dit van de heteroseksuele norm afwijkende seksuele gedrag niemand schaadt, terwijl discriminerende wetten en maatregelen wel degelijk de vrijheid van de getroffen individuen en minderheidsgroepen aantast. Seks and Social Justice (1998) Hierin had ze een onderscheid gemaakt tussen de seksualiteit op zich en de zogenaamde ‘genderrollen’ die door de maatschappij aan de verschillen tussen de seksen waren toegekend, met alle nefaste gevolgen van dien. 87 Nussbaum onderscheidt zeven vormen van objectificatie: 1. Instrumentalisering 2. Ontkenning van de autonomie 3. Inertie 4. Schendbaarheid 5. Eigenaarschap 6. Ontkenning van de subjectiviteit 7. Uitwisselbaarheid Ze zet zich in voor de legalisering van de prostitutie en dus tegen de bestraffing van de vrouwen die daar vrijwillig voor gekozen hebben. Samenvattend kunnen we zeggen dat Nussbaum zowel een synthese nastreeft van de klassieke filosofie en religieuze tradities met de actuele moraal-filosofische problemen als van een hoogstaand academisch discours met een militante inzet voor de mensenrechten op alle niveaus en continenten. 6.6 Slavoj Zizek 6.6.1 Levensloop 6.6.2 Communisme zonder leiders The Sublime Object of Ideology (1989) Zizek ging op zoek naar een nieuwe interpretatie van de marxistische theorie en begint daarom met een kritische benadering van Marx’ idee van ‘ideologie’ als vast bewustzijn. Volgens Marx worden we door die ideologie belet de werkelijkheid te begrijpen. Zizek tracht dit valse bewustzijn vanuit de psychoanalyse te begrijpen als product van het onderbewuste. Deze ideologie kan dienen om de gevestigde orde aanvaardbaar te maken en te versterken. Hierdoor ontstaat een kloof tussen de werkelijkheid van de dagelijkse ervaring en de diepere realiteit die daarachter verborgen zit. Dit maakt het mogelijk tegen de bestaande macht in verzet te gaan. 88 6.6.3 Belangstelling voor het christendom Zizek is een overtuigd atheïst. Hij beschouwt de menswording van Christus als een historisch moment, waarop de mensheid zichzelf in de gemeenschap van de Heilige Geest autonoom ontwikkelt. 6.6.4 Lof van de onverdraagzaamheid Zizek is controversieel, hij stelt zowel de algemene burgerlijke consensus, de zogenaamde ‘pensée unique’, als de politiek correcte gemeenplaatsen van de modieuze progressieven in vraag. Hij ergert zich aan de zelfgenoegzaamheid van diegenen die zonder veel nadenken de multiculturele verdraagzaamheid propageren, omdat ze er een verborgen politieke agenda op nahouden. Zizek noemt dit gedepolitiseerde multiculturalisme ‘de hegemonieke ideologie van het geglobaliseerde kapitalisme’, die zowel door links als rechts gedragen wordt. 6.6.5 Postmodernisme van de vorm, modernisme van de inhoud Hij is een modernistisch denker die de hele erfenis van het westerse denken geassimileerd heeft, maar deze kennis als een opdracht tot verder denken heeft opgevat. Hij is geen systeemdenker, maar een filosoof die al die systemen wel degelijk kent, maar de theorieën van de grote klassieke en moderne filosofen respectvol en kritisch als werktuigen gebruikt waarmee we ons toegang kunnen verschaffen tot de complexe realiteit van de 21 e eeuw. Gemaakt door Katrin Verbueken, academiejaar 2015-2016 Onderstaande tijdlijn heb ik niet zelf gemaakt en bevat enkele foutjes, kijk ze dus even na. Veel succes ! 89 90