Jezus komt om de harten van de mensen te verlichten! Kruisteken en welkom Priester: Wij zijn hier bijeengekomen, midden in de donkerste dagen van het jaar om samen het feest van het Licht te vieren. Iedereen is al volop bezig met de voorbereiding ervan. Maar wij zijn blij dat we even de tijd kunnen maken, om hier rustig naar dat kerstverhaal te komen luisteren: "Een verhaal van God, die bij de mensen wil zijn om hun hart te verlichten en zo zijn droom waar te maken. Laten we deze viering beginnen in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Openingslied Het is weer zover, het is weer advent, kijk hoe het eerste kaarsje brandt! Een vuurtje dat loopt, dat maakt ons bekend, licht zal er komen, licht in het land! Wat een geluk en zing het maar luid: "Lichtje, ga nimmer, ga nimmer meer uit!" Het is weer zover, het is weer advent, kijk eens, de tweede kaars gaat aan. Een lied over licht, een lied dat je kent, laat het maar horen, hef het maar aan! Wat een geluk en zing het maar luid: "Lichtje, ga nimmer, ga nimmer meer uit!" Het is weer zover, het is weer advent, zie ik dat goed, doet drie het ook? Ja, drie doet het ook, je raakt al gewend. Licht van een licht, verga niet in rook! Wat een geluk en zing het maar luid: "Lichtje, ga nimmer, ga nimmer meer uit!" Het is weer zover, het is weer advent, vier wordt een vuur, dag kaarsje vier! En hoe je ook heet en wie je ook bent, blijf waar je bent, want Jezus komt hier! Wat een geluk en zing het maar luid: "Lichtje, ga nimmer, ga nimmer meer uit!" 1 Openingsgebed Priester: Laten we deze viering beginnen met de kaarsen op de adventskrans aan te steken. Leerling 1 (Sary - vijfde leerjaar): De advent begon met beloftevolle woorden: 'De redder, de Messias komt, om de liefde van God onder de mensen te brengen. Want advent is verlangen naar de liefde van God en naar het licht van zijn woord. De eerste kaars wordt aangestoken. Leerling 2 (Julie - vijfde leerjaar): Daarom steken we de eerste kaars aan. 'Verlangen' is haar naam. Wij laten haar branden, opdat ook in ons hart en in ons leven het verlangen zou groeien naar meer liefde en ontmoeting met Jezus. Leerling 3 (Bente - vijfde leerjaar): Johannes de Doper riep de mensen op: 'Volg de weg van de Heer, bekeer je en leef als een goed mens.' Want advent is veranderen om ruimte te maken voor Gods leven en Gods liefde. De tweede kaars wordt aangestoken. Leerling 4 (Elina - vijfde leerjaar): Daarom steken we de tweede kaars aan. 'Veranderen' is haar naam. Wij laten haar branden, opdat ook in ons hart en in ons leven het duister weggeruimd worden om helemaal in het licht van God te kunnen gaan. Leerling 5 (Margot - vijfde leerjaar): Door ons doopsel leeft Gods Geest in ons. Hij is Gods kracht en Gods liefde. Gods Geest maakt ons sterk en zet ons aan om er te zijn voor andere mensen. Want advent is verwachten dat Gods kracht werkt in ons leven. De derde kaars wordt aangestoken. Leerling 6 (Emilie - vijfde leerjaar): Daarom steken we de derde kaars aan. 'Verwachten' is haar naam. We laten haar branden opdat ook in ons hart en in ons leven de kracht van Gods Geest zou leven. 2 Leerling 7 (June - vijfde leerjaar): Maria antwoordde volmondig 'JA' aan God toen Hij haar vroeg om de moeder van Jezus te worden. Door haar geloof is Gods belofte in vervulling gegaan. Want advent is welkom zeggen aan Jezus die met zijn Licht een voorbeeld is voor ons. De vierde kaars wordt aangestoken. Leerling 8 (Lennert - vijfde leerjaar): Daarom steken we de vierde kaars aan. 'Verwelkomen' is haar naam. We laten haar branden opdat ook in ons hart en in ons leven een groot geloof een plaats krijgt en dat we net zoals Maria kunnen zeggen: 'Ja, God, ik ben klaar voor uw droom.' Herneming Openingslied Het is weer zover, het is weer advent, kijk hoe het eerste kaarsje brandt! Een vuurtje dat loopt, dat maakt ons bekend, licht zal er komen, licht in het land! Wat een geluk en zing het maar luid: "Lichtje, ga nimmer, ga nimmer meer uit!" Het is weer zover, het is weer advent, kijk eens, de tweede kaars gaat aan. Een lied over licht, een lied dat je kent, laat het maar horen, hef het maar aan! Wat een geluk en zing het maar luid: "Lichtje, ga nimmer, ga nimmer meer uit!" Het is weer zover, het is weer advent, zie ik dat goed, doet drie het ook? Ja, drie doet het ook, je raakt al gewend. Licht van een licht, verga niet in rook! Wat een geluk en zing het maar luid: "Lichtje, ga nimmer, ga nimmer meer uit!" Het is weer zover, het is weer advent, vier wordt een vuur, dag kaarsje vier! En hoe je ook heet en wie je ook bent, blijf waar je bent, want Jezus komt hier! Wat een geluk en zing het maar luid: "Lichtje, ga nimmer, ga nimmer meer uit!" 3 Schuldbelijdenis Priester: Jezus komt om ons hart te verlichten. Maar verlichten heeft een dubbele betekenis: het is licht geven, maar het betekent ook: lichter maken, een zware last weghalen. Laten we daarom aan God vragen dat hij de zware lasten in ons hart mag verlichten. Leerling 1 (Jana - vierde leerjaar): Advent is verlangen dat Gods liefde ons hart vult voor de anderen. Toch verlangen wij veel te dikwijls alleen maar dingen voor onszelf. Zo vergeten we de anderen, het spijt ons. Tot 7 maal 70 maal, vergeef ik een ander zijn schuld. Tot 7 maal 70 maal, de Heer heeft met mij ook geduld. Leerling 2 (Lennert - vierde leerjaar): Advent is veranderen: van de duisternis naar het licht in ons hart. Toch is er nog te veel duister in ons hart als we ruzie maken en kwaadspreken. Zo vergeten we de anderen, het spijt ons. Tot 7 maal 70 maal, vergeef ik een ander zijn schuld. Tot 7 maal 70 maal, de Heer heeft met mij ook geduld. Leerling 3 (Elias - vierde leerjaar): Advent is verwachten dat de kracht van Gods Geest in ons leeft. Toch laten wij dikwijls alleen maar de kracht van onze vuisten en van harde woorden werken. Zo vergeten we de anderen, het spijt ons. Tot 7 maal 70 maal, vergeef ik een ander zijn schuld. Tot 7 maal 70 maal, de Heer heeft met mij ook geduld. Leerling 4 (Fien - vierde leerjaar): Advent is welkom zeggen aan Jezus, het Licht voor de mensen. Toch zijn anderen niet altijd welkom bij ons. We sluiten hen uit of willen niets met hen te maken hebben. Zo vergeten we de anderen, het spijt ons. Tot 7 maal 70 maal, vergeef ik een ander zijn schuld. Tot 7 maal 70 maal, de Heer heeft met mij ook geduld. Priester: Voor al die keren dat wij ons lichtje lieten uitgaan en zo geen lichtje waren voor elkaar, vragen wij om vergeving. Heer, het spijt ons. 4 Meester Van Camp: We willen tonen dat we allemaal een licht willen zijn voor elkaar, zoals Jezus. Daarom komt van elke klas één leerling naar voren, als vertegenwoordiger van de hele klas, om een klaskaarsje aan te steken aan het licht van de 4 adventskaarsen. Ook mevrouw de directeur komt naar voren om in naam van alle leerkrachten een lichtje aan te steken. Eén leerling per klas (Yelle - eerste leerjaar, Mies - tweede leerjaar, Lien derde leerjaar, Quinten - vierde leerjaar, Jort - vijfde leerjaar, Robinne - zesde leerjaar A, Jordan - zesde leerjaar B) én mevrouw de directeur komen naar voren met een theelichtje. Ze steken ze aan bij een van de kaarsen van de adventskrans en plaatsen ze vooraan bij het altaar. Tussengebed Priester: Wij bidden om Uw licht, om de kracht van uw Geest in donkere dagen. Wees altijd bij ons met Uw licht. Maak van ons mensen die warmte en licht uitstralen en die zo meewerken aan Gods droom van liefde voor alle mensen. Amen. Eerste Lezing Het verhaal wordt uitgebeeld door vier leerlingen van het zesde leerjaar: verteller1 (Eline), de man (Sander), verteller 2 (Gilles), de adventskaars (Anouk, is helemaal in het rood gekleed.) Ook te voorzien: - een grote vlam op geel papier om voor het gezicht van de 'kaars' te houden. - een bordje aan een touwtje met aan de ene kant "IK HEB" en aan de andere kant "IK GEEF". Verteller 1: Er was eens een man die aan de rand van de stad woonde. Hij had een vreemde naam, hij heette: 'IK HEB'. Zijn naam deed het al vermoeden: hij was een nogal hebberig iemand. Op zekere dag vond de man een mooie adventskaars in een oude kast. Hij keek naar de kaars, ze was vuurrood. Ze was erg mooi, maar toch had ze van 'IK HEB' nooit mogen branden en ze zag er dus niet erg gelukkig uit. Verteller 2: Ik heb nooit mogen branden, Ik heb altijd maar in die donkere kast moeten liggen. Steek mij alstublieft aan. Dan breng ik je licht. 5 Verteller 1: De man stak dus de adventskaars aan. De man geeft de gele papieren vlam aan de 'kaars'. Die houdt ze voor haar gezicht. Eerst werd het vlammetje heel voorzichtig kleiner alsof het wilde weglopen. Maar toen opeens werd de vlam groter en groter. Er kwam een dansend licht in de kamer en de kaars lachte en lachte. Verteller 2: Terwijl verteller 2 vertelt, maakt de 'kaars' zich steeds kleiner. Zie je hoe ik brand? En kijk, ik word kleiner. Zie, ik brand weg, maar jij krijgt licht. Nu kan jij de kleuren rondom jou zien. Ha, nu ik eindelijk mag branden, ben ik pas écht kaars. Verteller 1: De 'kaars' ligt helemaal voorovergebogen en legt de vlam neer. Toen de kaars helemaal was opgebrand, werd het weer donker in de kamer, maar er was bij 'IK HEB' een licht beginnen branden ... Man: Nu begrijp ik je kaars. Je bent pas écht kaars, als je brandt voor een ander, als je je helemaal weggeeft om aan anderen jouw licht te geven. Je kan als mens maar een lichtend voorbeeld zijn, als je jezelf durft weg te geven. Ik zou toch maar beter een andere naam kiezen voor mezelf. De man draait het bordje met "IK HEB" om zodat er nu staat: "IK GEEF" Verteller 1: Zo werd de man, die eerst alleen maar aan zichzelf dacht, een totaal ander mens. Hij werd ... 'IK GEEF'. Overal waar 'IK GEEF' kwam, was het net alsof er een licht begon te branden, een licht van vreugde ... Kerstlied één Herders, Hij is geboren in ’t midden van de nacht, die zo lang van tevoren de wereld heeft verwacht. Vrolijk, o herderkens, zongen ons d’engelkens, zongen met blijde stem: “Haast U naar Betlehem”. 6 Evangelie Priester: Geboorte van Jezus (Lc 2, 1-20) [1] In die dagen vaardigde keizer Augustus een decreet uit dat de hele wereld zich moest laten registreren. [2] Deze* eerste registratie vond plaats toen Quirinius gouverneur van Syrië was. [3] Allen gingen op weg om zich te laten inschrijven, ieder in zijn eigen stad. [4] Zo ook Jozef; hij ging van de stad Nazaret in Galilea naar Judea, naar de stad* van David, Betlehem genaamd, omdat hij uit het huis van David stamde, [5] om zich te laten inschrijven, samen met Maria, zijn verloofde, die zwanger was. [6] Terwijl ze daar waren kwam voor haar de tijd dat ze moest bevallen, [7] en ze baarde een zoon, haar eerstgeborene; ze wikkelde Hem in doeken en legde Hem in een voerbak, omdat er geen plaats voor hen was in het gastenverblijf*. [8] Er* waren daar in de buurt herders, die in het veld overnachtten om de wacht te houden bij hun kudde. [9] Opeens stond er een engel van de Heer bij hen en de heerlijkheid van de Heer omstraalde hen. Ze schrokken hevig. [10] Maar de engel zei: ‘Schrik niet, want ik heb een goede boodschap voor u, een grote vreugde voor* het hele volk. [11] Vandaag is in de stad van David uw redder geboren; Hij is de Messias, de Heer. [12] Dit is het teken voor u: u zult een kind vinden dat in doeken is gewikkeld en in een voerbak ligt.’ [13] Plotseling was er bij de engel een heel leger uit de hemel; ze loofden God met de woorden: [14] ‘Glorie aan God in de hoogste hemel, en op aarde vrede onder de mensen in wie Hij een welgevallen heeft.’ [15] Toen de engelen weer van hen waren weggegaan naar de hemel, zeiden de herders tegen elkaar: ‘Kom, we gaan naar Betlehem om te zien wat er is gebeurd en ons door de Heer is bekendgemaakt.’ [16] Haastig gingen ze erheen en vonden Maria en Jozef, en het kind dat in de voerbak lag. [17] Toen ze het zagen, maakten ze bekend wat hun over dit kind was gezegd. [18] Allen* die het hoorden stonden verbaasd over wat hun door de herders werd gezegd. [19] Maria bewaarde dit alles in haar hart en dacht erover na. [20] De herders keerden terug. Zij verheerlijkten en loofden God om alles wat zij hadden gehoord en gezien; het kwam overeen met wat hun was gezegd. Herneming Kerstlied één Herders, Hij is geboren in ’t midden van de nacht, die zo lang van tevoren de wereld heeft verwacht. Vrolijk, o herderkens, zongen ons d’engelkens, zongen met blijde stem: “Haast U naar Betlehem”. Homilie / Toelichting 7 Voorbeden Priester: Laten we bidden voor alle mensen die het moeilijk hebben en voor wie wij het Licht van Jezus kunnen laten schijnen. Leerling 1 (Chadi - tweede leerjaar): Er zijn mensen met veel verdriet. Leerling 1 (Alyssa - derde leerjaar): Ze wachten op iets. Leerling 2 (Robbe - tweede leerjaar): Er zijn mensen zonder werk en met weinig geld. Leerling 2 (Bente - derde leerjaar): Ze wachten op iets. Leerling 3 (Dario - tweede leerjaar): Er zijn mensen die dikwijls alleen zijn. Leerling 1 (Alyssa - derde leerjaar): Ze wachten op iets. Leerling 4 (Lize - tweede leerjaar): Er zijn mensen die men altijd uitlacht. Leerling 2 (Bente - derde leerjaar): Ze wachten op iets. Leerling 5 (Jente - tweede leerjaar): Er zijn mensen die ziek zijn of beperkingen hebben. Leerling 1 (Alyssa - derde leerjaar): Ze wachten op iets. Leerling 6 (Tiany - tweede leerjaar): Er zijn mensen zonder vrienden of familie. Leerling 2 (Bente - derde leerjaar): Ze wachten op iets. Leerling 7 (Louise - tweede leerjaar): Er zijn mensen die wachten op hulp bij moeilijkheden. Leerling 1 (Alyssa - derde leerjaar): Ze wachten op iets. 8 Leerling 8 (Yasmine - tweede leerjaar): Er zijn mensen in landen waar oorlog is. Leerling 2 (Bente - derde leerjaar): Ze wachten op iets. Leerling 1 (Alyssa - derde leerjaar): Ze wachten op iemand die naar hen lacht. Leerling 2 (Bente - derde leerjaar): Ze wachten op iemand die hun vriend wil zijn. Leerling 1 (Alyssa - derde leerjaar): Ze wachten op iemand die hen helpen kan. Leerling 2 (Bente - derde leerjaar): Ze wachten op iemand die Licht voor hen wil zijn. Leerling 1 & 2 (Alyssa & Bente - derde leerjaar): Ze wachten op mij, op jou, op ons. Offerstoet door kinderen van het eerste leerjaar. Er klinkt kerstmuziek ondertussen. Groot dankgebed Priester: Gij, die de duisternis niet hebt laten heersen over de mensen maar het licht hebt geschapen waarin zij elkaar konden zien en liefhebben, wij danken u, God. Gij, die de duisternis niet hebt laten heersen over het leven maar het licht hebt geschapen waarin woorden of daden helder werden of duister bleven, wij danken u, God. Gij, die de duisternis niet hebt laten heersen over ons bestaan maar in Jezus Christus Licht zijt geworden voor de hele wereld, wij danken u, God en huldigen u met de woorden: Heilig Heilig Heilig de Heer … 9 In Hem, Jezus Christus, kwam uw licht over de wereld, kregen de dingen hun ware betekenis en de mensen hun echte gestalte. Heel zijn leven was liefde, ook toen Hij de laatste avond van zijn leven met zijn vrienden samen was. Hij heeft toen het brood genomen, u, God, gedankt en gezegend, het brood gebroken en aan zijn leerlingen doorgegeven met de woorden: Neem en eet, dit is mijn lichaam voor u, gebroken en gegeven. Zo heeft hij ook de beker genomen, u opnieuw gedankt en gezegend en de beker aan zijn leerlingen gegeven met de woorden: Neem en drink, dit is de beker met mijn bloed. Het wordt voor u vergoten tot vergeving van de zonden. Blijf dit doen tot mijn gedachtenis. Daarom nemen we hier dit brood en deze beker en gedenken dat hij door zijn lijden, dood en verrijzen licht heeft gebracht over ons bestaan. Wij gedenken dat hij ons nabij blijft als een weldadig licht zodat we niet meer in duisternis dwalen. En wij bidden om zijn Geest: dat er licht mag komen over ons spreken en zwijgen en over ons doen en laten; dat er licht mag komen in onze wereld, licht van gerechtigheid en liefde zodat mensen en volken kleurrijker worden voor elkaar; dat er licht mag komen over uw Kerk, uw huis op aarde, zodat ze schijnen mag als een baken van hoop en belofte voor de wereld. Dit vragen wij u door Jezus Christus, uw Licht in de wereld die met u en de Geest ons bidden doet tot God onze Vader. Onze Vader Priester: Deze verbondenheid met de mensgeworden God, in de kracht van de Geest, en in de gemeenschap met de Kerk, ligt uitgedrukt in het Onze Vader: woorden die Jezus ons zelf heeft toevertrouwd. 10 Vredeswens Priester: In elke viering wensen wij elkaar de vrede van de Heer toe. Doch Kerstmis geeft daar een bijzondere betekenis aan. De herders hoorden een stem uit de hemel die zong: 'Vrede op aarde aan alle mensen die God liefheeft.' Jezus is het mensgeworden teken van die vrede die God aan ieder van ons geeft. Daarom mogen wij ver boven alle onmacht en zwakheid heen, innig en oprecht elkaar de vrede van de Heer toewensen: de vrede van de Heer Jezus zij met u. Ook wij willen elkaar een teken van vrede geven: een handdruk, een warme wens, ... Communie Priester: In het onze Vader hebben wij gebeden: 'Geef ons heden ons dagelijks brood.' Wij moeten licht zijn voor elkaar, maar zijn vaak duisternis. Wij moeten vrede zijn voor elkaar, maar zijn vaak geweld. Daarom werd de Heer gebroken brood, dat ons optilt uit alle zwakheid. Zie dan het levende Brood, Dat wegneemt de zonden van de wereld ... Bezinning: Kerstgedicht Mevrouw de directeur: Maria uit Nazaret en Jozef uit de stam van David kondigen U met vreugde de geboorte aan van hun eerstgeborene. Hij kreeg de Naam boven alle namen: Jezus Emmanuel, God-met-ons, Mensenzoon en Zoon van God. Geboren in de heilige kerstnacht om de Redder van de wereld te zijn, Licht voor alle volkeren, het levende Woord. Zalig Kerstfeest! Je kunt het Kind vinden en ontmoeten overal waar mensen goed zijn voor elkaar, en vooral in je eigen hart. Hij verlangt geen goud, wierook of mirre, maar nodigt je uit om met Hem mee op weg te gaan en 'ja' te zeggen tegen de liefde en het leven. 11 Slotgebed Priester: Kerstmis, een dag van licht en vrede. Dat kan, als we Gods vrede straks mee naar huis nemen. Dat kan, als we licht en vrede delen met alle mensen die we vandaag en morgen tegenkomen. Dan worden we het zelf: licht en vrede voor mensen om ons heen. Zalig en gelukkig kerstfeest, we wensen het jullie allemaal van harte toe. En doe de groeten van ons allemaal aan opa en oma, aan broer en zus, aan de buurman of buurvrouw en aan al die anderen. Maak er samen met jullie familie en vrienden een mooi feest van. Laten we deze viering afsluiten met een heel bekend kerstlied. Kerstlied twee Luid klokjes, klingelingeling, luid klokjes, kling. Doe de boodschap horen: Jezus is geboren. Voor die blijde klanken willen wij God danken. Luid klokjes, klingelingeling, luid klokjes, kling. Luid klokjes, klingelingeling, luid klokjes, kling. Aan de groene bomen ben je nu gekomen. Deel aan allen mede: ’t engelenlied van vrede. Luid klokjes, klingelingeling, luid klokjes, kling. Zending en zegen 12