geschiedenis

advertisement
o
w
v
1
S
I
N
E
D
CHIE ouw
derb
G ES
n
o
e
or d
vo
H
K
E
O
B
AND
Aan de slag met Memo
In dit eerste deel van Memo ga je heel ver terug in de tijd. Je
begint in de oertijd en je komt dan elk hoofdstuk iets dichter bij
onze tijd.
Je maakt kennis met de mensen van vroeger. Hoe leefden ze en
hoe dachten ze? Leken ze op ons of niet? Je blijft ook niet altijd
dicht bij huis, soms neem je een kijkje in een ander land. Hoe
was het toen in Afrika of Zuid-Amerika?
Er valt veel te zien en te lezen in Memo, maar je gaat vooral
ook veel zelf ontdekken en uitzoeken. Soms alleen en soms in
groepjes.
Om je te helpen bij het ontdekken van de geschiedenis heb je
van Memo twee boeken gekregen. Een handboek (HB) met de
belangrijkste informatie en een werkboek (WB) met opdrachten.
Bovendien heb je via de computer toegang tot het ePack. In het
ePack vind je computerlessen en de oefentoetsen. In de inhoudsopgave kun je zien welke computerlessen er bij elk hoofdstuk
zijn.
Opbouw van een hoofdstuk
De meeste hoofdstukken in Memo bestaan uit verschillende
onderdelen. Deze onderdelen vind je zowel in het handboek als
het werkboek.
Oriëntatie
Je maakt hier kennis met de tijd die in het hoofdstuk wordt behandeld aan de hand van één grote afbeelding en de tijdbalk. Op
deze tijdbalk staan ook de kenmerkende aspecten.
onderzoek cultuur
6
Intro
De Griekse komedie
In januari 426 voor Christus ging in Athene de komedie
De Acharniërs in première. Dit was de derde komedie die
Aristóphanes (ongeveer 455-385 voor Christus) schreef, en de
tweede die een prijs won. Athene was toen al vijf jaar lang in
oorlog met Sparta.
De Grieken waren verzot op toneel. Ze genoten met duizenden
in openluchttheaters van tragedies (toneelstukken met een
somber maar leerzaam slot) en komedies (toneelstukken waar
om gelachen kon worden). Het was wel een hele zit, want op
één dag werden verschillende tragedies of komedies achter
elkaar opgevoerd. Een jury bepaalde welk stuk het beste was.
In januari 426 won De Acharniërs de eerste prijs.
Kern
WB H2 §6
De kern van de komedie De Acharniërs van Aristophanes.
De Acharniërs
Dicaeopolis is een oude Athener met grond in Acharnae, een
dorpje in de streek rond Athene. Als de volksvergadering niet wil
praten over vrede met Sparta, sluit Dicaeopolis voor zichzelf en
zijn familie een aparte vrede met Sparta. Op zijn eigen grond,
waar hij een hek omheen zet, mag vrij gehandeld worden met
iedereen, dus ook met Sparta en zijn bondgenoten.
De oude mannen van Acharnae, de Acharniërs (die in
de komedie als een groep optreden), zijn boos over de
verwoestingen van de landbouwgronden door de Spartaanse
legers. Zij zien Dicaeopolis als een verrader. Hij moet zelfs even
vrezen voor zijn leven.
Lamachus, de leider van de oorlogspartij, is het met de
Acharniërs eens. Maar Dicaeopolis legt uit dat vrede sluiten
voordelen heeft. Er zijn maar weinig Atheners die voordeel
hebben bij de oorlog, de meeste Atheners hebben er alleen
maar last van.
Dan wordt Lamachus opgeroepen om een Spartaanse
aanval af te slaan. Tegelijkertijd begint Dicaeopolis met de
voorbereidingen van een feestje op zijn land voor de Acharniërs.
Terwijl Lamachus zijn speer en speerpunt laat controleren, laat
Dicaeopolis het spit voor de barbecue aanpunten.
Aan het eind keert Lamachus gewond van het slagveld
terug, Dicaeopolis is dan al stomdronken aan het zingen. De
Acharniërs besluiten zingend in koor dat Dicaeopolis hun
kampioen is.
Onderzoek
Afsluiting
In de afsluiting staat wat je moet kennen en kunnen en staan alle
begrippen bij elkaar.
4
Van de Griekse tragedies en komedies zijn enkele tientallen
bewaard gebleven. Ze zijn allemaal afkomstig uit Athene,
toen de machtigste stad van Griekenland. Veel van die
toneelstukken worden tegenwoordig nog steeds opgevoerd.
Aristophanes was de beroemdste komedieschrijver uit de
Griekse oudheid. Elf van zijn komedies zijn bewaard gebleven.
Zijn komedies zaten vol merkwaardige fantasieën en hij
maakte harde grappen over alles en iedereen. Maar hij had
ook een serieuze boodschap.
Wat die boodschap is, gaan jullie onderzoeken aan de hand
van zijn komedie De Acharniërs.
bron 1
Hier worden de geschiedenisbegrippen uitgelegd zodat je ze goed
kunt leren.
Met de begrippen en theorie uit de kern doe je onderzoek naar
cultuur, een persoon, een stukje Nederland of een ander land.
HOOFDSTUK 2 De tijd van de Grieken
De komedie van Aristophanes
en de polis
42
bron 3
Moderne voorstelling van een klassiek toneelstuk in
het eeuwenoude theater van Epidaurus. Net als in
Athene is hier plaats voor 14 000 toeschouwers.
bron 4
Achtergrondinformatie over Athene.
Athene in 426 voor Christus
bron 2
Kleifiguren van acteurs van een komedie (Attica – het
gebied rond Athene – vierde eeuw voor Christus).
Beide acteurs dragen maskers. Het beeldje links
draagt een kort jasje, met daaraan vastgemaakt een
penis. Deze acteur speelde dus een mannenrol.
Alle acteurs waren mannen, zij speelden ook de
De Atheners die naar De Acharniërs gingen kijken, hadden zware tijden achter
de rug. Athene was al vijf jaar lang in oorlog met Sparta. Deze Peloponnesische
Oorlog duurde van 431 tot 404 voor Christus. Spartaanse legers hadden het
omringende land verwoest en lagen voor de muren van de stad.
De mensen waren naar Athene gevlucht waar de Lange Muren tussen Athene
en zijn havenstad Piraeus bescherming boden. Zo bleef het mogelijk voedsel
van overzee aan te voeren. Maar tussen 430 en 426 voor Christus heerste een
hevige tyfusepidemie binnen de muren, die voor meer doden zorgde dan de
vijandigheden. Bijna een derde van de bevolking stierf. Onder hen was ook de
strateeg Pericles, die de stad dertig jaar had geleid.
vrouwenrollen.
43
Hoe werk je in een hoofdstuk?
Het handboek en het werkboek
horen bij elkaar. Je begint met de
Oriëntatie in het handboek en je
volgt dan de verwijzing naar het
werkboek. Die ziet er bijvoorbeeld zo uit:
WB H3 §1
Dat wil zeggen ga naar het werkboek, hoofdstuk 3, paragraaf 1.
In het werkboek maak je dan de
Oriëntatieopdrachten. Die geven
je een beter beeld van de tijd die
in het hoofdstuk wordt behandeld. Na de oriëntatie begin je
met de kernparagrafen.
Bronnen
De bronnen zijn heel belangrijk
in Memo. Over alle bronnen vind
je vragen terug in het werkboek.
Je hebt bronnen in het handboek
en in het werkboek. Zo betekent
WB bron 17 dat je in het werkboek op zoek moet naar bron 17.
Maar HB bron 17 bestaat ook,
die zoek je op in het handboek.
Vergeet niet om ook het bijschrift
goed te lezen.
Hoe werk je in een kernparagraaf?
In de kernparagrafen ga je eerst
op ontdekkingstocht. Je leest de
tekst onder het kopje Ontdekken
in je handboek. Dan ga je aan de
slag met een concreet historisch
probleem.
Na de ontdekkingsopdracht zie
je bijvoorbeeld de verwijzing:
HB H2 §3 leertekst
Dan ga je de oranje leertekst
leren en de opdrachten onder het
kopje Verwerken in het werkboek
maken. Ben je klaar? Kijk dan
eens onder Extra! Daar staat een
leuke opdracht voor je klaar.
5
Aan de slag met Memo
Planner
Voordat je aan een hoofdstuk begint,
ga je naar de planner in het werkboek.
In de planner staan alle onderdelen van
het hoofdstuk op een rijtje. Ook als je
iets op de computer gaat doen.
afsluiting
Afsluiting
Beg
beroep
leger d
vechte
Bijbel
het hei
dat bes
en het
Testam
schepp
de ges
en de T
Testam
leven e
en doc
christe
burge
het geh
sommi
Rijk ha
een ee
christe
geloof
Jezus C
consu
hoogst
republ
jaar we
Germa
natuur
Wodan
Germa
de nat
Wat moet je kennen en kunnen?
A Verspreiding van de Grieks-Romeinse cultuur en confrontatie met de
Germaanse cultuur.
Je moet kunnen uitleggen:
• wat het verschil is tussen Kelten en Germanen;
• hoe de Germanen in Noordwest-Europa leefden;
• hoe en wanneer de Romeinen hun enorme rijk veroverden;
• hoe ze dat rijk bestuurden;
• hoe de Grieks-Romeinse cultuur zich verspreidde over West-Europa;
• welke confrontatie er was met de Germaanse cultuur.
Je moet met enkele voorbeelden kunnen uitleggen:
• wat bij de Romeinse cultuur past;
• wat in de veroverde gebieden door de komst van de Romeinen
veranderde;
• wat je nu nog terugziet van de Romeinse cultuur.
Wat moet je leren?
Als je moet leren voor je proefwerk is
het slim om naar Wat moet je kennen en
kunnen? in de Afsluiting te kijken. Daar
staat precies opgesomd welke vragen je
moet kunnen beantwoorden als je het
hele hoofdstuk goed geleerd hebt.
B Het christendom in het Romeinse Rijk: van verboden tot enig
toegestane godsdienst.
Je moet kunnen uitleggen:
• wat het verschil is tussen mono- en polytheïsme;
• hoe het christendom ontstond en zich de eerste drie eeuwen
verspreidde;
• waarom de christenen in het Romeinse Rijk aanvankelijk werden
vervolgd;
• hoe en wanneer het christendom de belangrijkste godsdienst van het
Romeinse Rijk werd.
Vaardigheden
Je moet veranderingen kunnen herkennen en kunnen aangeven of deze
veranderingen groot of klein waren, en of ze plotseling of geleidelijk
kwamen. Ook moet je kunnen aangeven of dit veranderingen waren op
politiek, economisch, sociaal of godsdienstig gebied.
Bijzondere hoofdstukken
Eén hoofdstuk is anders. Dit is een
projecthoofdstuk over Wonen in Nederland tot het jaar 1000. In dit hoofdstuk
ben je niet alleen met geschiedenis
bezig, maar ook met aardrijkskunde en
geschiedenis.
5
Wonen in Nederla nd tot het jaar 1000
oriëntatie
Project
We weten dat Nederland al ver voor het begin van
508263_03.indd 68
de jaartelling werd bewoond. Maar over hoe de
mensen woonden en leefden, weten we niet zo veel.
6
Tot het jaar 1000 na Christus konden ‘Nederlanders’
namelijk niet of nauwelijks schrijven. Bovendien is
wat ze schreven vaak verloren gegaan. Om erachter
te komen hoe de mensen woonden en leefden,
moeten we gebruikmaken van de resultaten van
archeologische opgravingen. Ook het landschap
geeft veel informatie. Deze luchtfoto van Naarden
bijvoorbeeld vertelt heel veel over hoe de mensen
hier wonen, werken en recreëren. Je kunt zelfs
een beetje zien wat ze geloven. In dit project ga
je, aan de hand van tekstbronnen, archeologie en
landschap, uitzoeken hoe mensen tot het jaar 1000
1000
voor Chr.
WB H5 Oriëntatie
Project | Wonen in Nederland tot het jaar 1000
9000 v. Chr.
8000 v. Chr.
7000 v. Chr.
6000 v. Chr.
5000 v. C hr.
4000 v. Chr.
3000 v. Chr.
2000 v. Chr.
1 0 0 0 v. Chr.
1
T I J D VA N J A G E R S E N B O E R E N
MIDDELEEUWEN
Trechterbekercultuur
90
na Chr.
in Nederland hebben gewoond.
10 0000
ePack
Op je ePack vind je nog veel extra materiaal. Zo kun je uitgebreid oefenen voor
je toets met de oefentoetsen per paragraaf en een oefentoets over het hele
hoofdstuk. Onder het kopje Vaardig in
Geschiedenis zijn er computerlessen
die je helpen om historische vaardigheden beter te begrijpen. Maar op je
ePack staan nog veel meer opdrachten
die je helpen om de leerstof beter te
snappen.
Romeinen
in onze
streken
91
Het stappenplan voor onderzoek
1
2
3
4
5
6
7
8
Stappen
Activiteiten
ORIËNTATIE OP HET ONDERWERP
•
Bepaal je onderwerp
•
Wat weet je al over het onderwerp?
•
Onderzoek wat wel en wat niet bij het onderwerp hoort
•
Formuleer de onderzoeksvraag
•
Formuleer de deelvragen
•
Formuleer de hypothese
•
Maak een activiteitenoverzicht of een werkplan
•
Maak een taakverdeling
•
Maak een planning
•
Inventariseer welke informatie je nodig hebt
•
Selecteer je bronnen en informatie
•
Bepaal welke bronnen je kunt gebruiken
•
Voer het onderzoek uit en verzamel gegevens
•
Orden de informatie
•
Bewerk de informatie
•
Analyseer en interpreteer de informatie
•
Beantwoord de deelvragen
•
Beantwoord de onderzoeksvraag
•
Controleer de hypothese
•
Stel het doel en de doelgroep vast
•
Bepaal de inhoud
•
Bepaal de vorm
•
Maak een planning
•
Voer de presentatie uit
•
Bespreek en beoordeel het onderzoeksresultaat
VRAAG FORMULEREN
PLANNEN
INFORMATIE VERZAMELEN
INFORMATIE VERWERKEN
VRAAG BEANTWOORDEN
PRESENTEREN
NABESPREKEN
139
Het stappenplan voor discussie voeren
Stappen
1
Alle deelnemers aan de discussie zorgen ervoor dat ze genoeg van het
onderwerp weten.
2
De voorzitter vat het probleem samen.
3
Rondvraag:
Alle gesprekspartners geven op het rijtje af hun mening. De anderen gaan
niet in op wat er wordt gezegd of gevraagd. Ze maken wel aantekeningen
om dat later te kunnen doen.
4
De voorzitter geeft een samenvatting en een overzicht van de verschillende
standpunten in de groep.
5
Open discussie:
Iedereen kan ingaan op wat een ander heeft gezegd volgens de
samenvatting van voorzitter.
De gesprekspartners proberen tot een gemeenschappelijk standpunt
te komen.
Als een leerling praat, luisteren de anderen.
6
De voorzitter vat de discussie samen. Iemand noteert de uitkomst van de
discussie op papier.
140
voor Chr.
13 000
1
De tijd van jagers
De tijd van jagers en boeren
12 000 v.Chr.
11 000 v.Chr.
10 000 v.Chr.
9000 v.Chr.
P R E H I STO R I E
J agers en verzamelaars
Overgang naar de landb
10
en boeren
oriëntatie
Mensen aan het werk op het platteland in het
oude Egypte. Op de afbeelding zie je verschillende
landbouwwerkzaamheden. Deze muurschildering is
ongeveer 3500 jaar geleden gemaakt.
3000
8000 v.Chr.
7000 v.Chr.
6000 v.Chr.
5000 v.Chr.
voor Chr.
WB H1 Oriëntatie
4000 v.Chr.
ouw
11
kern
1 Jagers en verzamelaars
Ontdekken
Een verrassende ontdekking
Op donderdag 12 september 1940 liepen Marcel, Jacques,
Georges en Simon door de bossen in de omgeving van
de Franse plaats Lascaux. Plotseling zagen ze een gat in
een rotswand. Ze besloten erdoorheen te kruipen. Tot hun
verbazing kwamen ze terecht in een grot die grotendeels was
beschilderd. De afbeeldingen van jagers, bizons, paarden en
andere dieren zagen er erg oud uit.
De jongens vertelden hun ontdekking in het dorp. Al snel
kwamen archeologen op de ontdekking af en zij stelden vast
dat de tekeningen op de rotswanden ongeveer 17 000 jaar oud
waren! Zonder het te weten hadden de kinderen een unieke
prehistorische vondst gedaan.
De grotschilderingen vertellen ons van alles over de mensen
die hier duizenden jaren geleden leefden. Ook op andere
plekken in Europa zijn dergelijke schilderingen ontdekt.
bron 2
Voedsel uit de natuur.
Natuurlijk maken ook andere archeologische vondsten
duidelijk hoe het leven in de prehistorie eruit heeft gezien.
Als een echte archeoloog ga jij enkele van dat soort vondsten
onderzoeken.
WB H1 §1 Ontdekken
bron 1
Een van de grotschilderingen van Lascaux. De tekeningen laten
zien hoe de mensen meer dan 17 000 jaar geleden hebben
geleefd. Op de tekeningen zie je onder andere bizons afgebeeld.
bron 3
Een rotstekening van een jager
uit de Sahara. De tekening is
ongeveer 10 000 jaar oud.
12
HOOFDSTUK 1 De tijd van jagers en boeren
bron 4
Het leven van de eerste
mensen in de prehistorie.
Leertekst
De eerste mensen
Miljoenen jaren geleden leefden de
eerste mensachtige wezens op aarde.
Overblijfselen van deze wezens zijn in
Afrika gevonden. Langzaam hebben
deze mensachtigen, zo denken
wetenschappers, zich ontwikkeld tot de
huidige mens: de homo sapiens, ofwel
de denkende mens. Deze langzame
ontwikkeling wordt evolutie genoemd.
De homo sapiens kwam als eerste in
Afrika voor. Uit opgravingen blijkt dat de
homo sapiens daar ongeveer 200 000
jaar geleden rondliep. Hij verschilde niet
alleen in uiterlijk van zijn voorgangers.
Hij begon ook voor het eerst te praten!
Verder gebruikte hij gereedschappen
en wapens, zoals stenen vuistbijlen en
lange houten stokken, die in vuur waren
gehard. Omdat veel werktuigen van
steen waren gemaakt, noemen we de
tijd waarin deze eerste mensen leefden,
de steentijd.
Mensensoorten
De homo sapiens was niet de enige
mensensoort die toen leefde. In de
steentijd waren er meer mensensoorten,
zoals de neanderthaler, die zo’n
150 000 jaar geleden ontstond. De
neanderthalers hebben vooral in
Europa en Azië geleefd. Net als de
homo sapiens maakten ze kleding
van dierenhuiden. Ze waren groter en
sterker dan de homo sapiens, maar
zijn ongeveer 30 000 jaar geleden
uitgestorven. Wetenschappers zijn nog
steeds op zoek naar de oorzaak hiervan.
Jagen en verzamelen
De eerste mensen leefden van de jacht
en het verzamelen van voedsel. Daarom
worden ze jagers en verzamelaars
genoemd. Ze gebruikten niet alleen
het vlees van de gedode dieren, maar
ze maakten ook gereedschap van
de botten en gebruikten huiden als
kleding. Verzamelen bestond uit het
zoeken naar (voornamelijk) plantaardig
voedsel. Jagen en verzamelen was voor
deze mensen de enige manier om aan
voedsel te komen. Anders gezegd: het
was hun enige middel van bestaan.
Daarbij trokken ze van plek naar plek.
Dat kwam onder andere door het
klimaat. Zo’n 12 000 jaar geleden was
het in Europa veel kouder, waardoor
er veel minder bomen en planten
waren. Dieren moesten lange tochten
maken om voedsel te vinden. De jagers
volgden de dieren en moesten daarom
voortdurend rondtrekken. Ze leefden als
nomaden, waarschijnlijk in tenten die
makkelijk waren mee te nemen.
Vermoedelijk leefden jagers en
verzamelaars in groepen van ongeveer
twintig personen. Een grotere groep
was lastig. Hoe groter de groep, hoe
meer voedsel er nodig was. Je moest
dan grotere afstanden afleggen om voor
iedereen voedsel te vinden. Mannen en
vrouwen hadden een taakverdeling. De
mannen jaagden meestal en de vrouwen
verzamelden voedsel en verzorgden de
kinderen.
Nog geen schrift
Jagers en verzamelaars hadden geen
schrift. Er zijn dus geen geschreven
bronnen die iets vertellen over hun
leven. Door het werk van archeologen
kunnen we toch iets over hen te weten
te komen. Archeologen onderzoeken
hoe mensen vroeger hebben geleefd
en gebruiken hiervoor ongeschreven
bronnen. Dat zijn bijvoorbeeld
tekeningen en voorwerpen die in de
bodem zijn gevonden, zoals botten,
bijlen en schrapers.
WB H1 §1 Verwerken
13
kern
2 Een nieuwe manier van leven
Ontdekken
Leven van het land
Rond 2500 voor Christus at de gewone Egyptenaar drie tot
vier kleine broden per dag met als beleg uien, een visje of wat
vlees. Soms at hij een bord pap. Bij het eten dronk hij bier.
De vrouwen waren een groot deel van de dag bezig om deze
maaltijden te bereiden. De mannen verzorgden ondertussen
het vee en bewerkten het land. De dieren werden met zorg
behandeld, want ze leverden voedsel op. Ook werden ze soms
gebruikt om het land te bewerken. Zo trokken runderen vaak
een ploeg en trapten ze het zaaigoed in de grond. Honden
werden gebruikt voor de jacht en zelfs apen werden in Egypte
gebruikt om fruit te plukken.
Deze manier van leven was niet alleen in Egypte te zien. Ook
op andere plekken in Afrika en het Midden-Oosten leefden de
mensen van het land.
Hoe is de overgang van jagen naar landbouw verlopen? Wat
zou jij gedaan hebben als je in die tijd had geleefd? Zou je
jager zijn gebleven of boer zijn geworden?
WB H1 §2 Ontdekken
uitbreiding van het ijs in de laatste ijstijd
vermoedelijk verloop van de kustlijn
bron 6
bron 5
Europa en Noord-Afrika tussen 120 000 en
Een Egyptische boer aan het werk.
10 000 voor Christus.
Hij is aan het ploegen met een os.
14
0
500 km
HOOFDSTUK 1 De tijd van jagers en boeren
bron 8
De huizen van de eerste boeren waren gemaakt
van gedroogde klei. Ze werden niet alleen
gebruikt als woning, maar ook als opslagplaats
voor graan en ander voedsel en als stalplaats
voor het vee. De huizen hadden ook ovens.
bron 7
Een van de oudste landbouwnederzettingen is Abu Hureyra
in Syrië. Deze huizen zijn rond 8000 voor Christus gebouwd.
De boeren bouwden hun huizen op dezelfde plaats als waar
eerst jagers en verzamelaars leefden.
Leertekst
Een vaste woonplaats
In het Midden-Oosten en Noord-Afrika
leefden groepen mensen voor het
eerst op een vaste woonplaats. Ze
trokken niet meer de kuddes dieren
achterna. Dat weten we doordat
archeologen opslagkuilen hebben
gevonden met resten van graan, fruit
en gereedschappen. Ook vonden
zij aardewerk waar de mensen hun
voorraden in bewaarden. Dit zijn
aanwijzingen dat deze mensen aan
landbouw deden. De mensen gingen
bij elkaar wonen, waardoor dorpen
ontstonden.
Langzame overgang
De overgang van jagen en verzamelen
naar landbouw is geleidelijk gegaan.
Na 9000 voor Christus gingen groepen
mensen planten verbouwen op akkers.
Dit wordt akkerbouw genoemd. Deze
mensen bleven langer op dezelfde
plaats wonen en kregen meer kennis
van hun omgeving. Voor vlees waren ze
nog afhankelijk van de jacht.
Rond 7500 voor Christus veranderden de
eetgewoonten. Behalve vlees van wilde
dieren gingen mensen ook schapen
en geiten eten. Uit onderzoek blijkt
dat het om gefokte beesten ging: de
mens had de veeteelt ontdekt. Later
kwam hij erachter dat vee niet alleen
vlees leverde, maar ook producten als
melk en wol. Bovendien kon hij dieren
gebruiken bij de akkerbouw. Een os kon
bijvoorbeeld een ploeg trekken.
Een ander klimaat
Waarom verruilden mensen hun leven
als jager en verzamelaar langzaam voor
een boerenbestaan?
Een oorzaak is misschien
klimaatverandering geweest. Lange
tijd maakte Europa een ijstijd door:
het land lag grotendeels onder ijs.
Ondertussen waren de omstandigheden
in het Midden-Oosten en Noord-Afrika
veel aangenamer. Maar toen het klimaat
12 000 jaar geleden warmer werd,
verdroogden deze gebieden langzaam.
De mensen merkten dat er minder regen
viel. Er viel wel regen, maar in korte
perioden. Ze moesten zich aanpassen.
Als je op het juiste moment zaaide,
kreeg je een goede oogst. Die kon
je bewaren voor slechte tijden. Door
landbouw was de kans op overleven
groter.
Landbouw uit overvloed?
Klimaatverandering kan een oorzaak
zijn geweest voor de overgang van jagen
en verzamelen naar landbouw. We
weten het echter niet zeker. Sommige
geleerden zeggen dat landbouw juist
is ontstaan uit overvloed. De jagers
ontdekten dat in de buurt van water
meer plantaardig voedsel groeide. Er
was zelfs zoveel voedsel, dat ze een deel
overhielden. Dat voedsel begroeven ze
voor later. Tot hun verbazing groeiden
er na een paar maanden plantjes uit en
zo ontdekten ze akkerbouw. De jagers
konden langer op dezelfde plaats blijven
wonen en bouwden betere hutten.
De noodzaak om te verhuizen werd
langzaam minder. Zeker toen de jagers
ook aan veeteelt gingen doen.
Toch zijn dit alleen maar mogelijke
antwoorden op de vraag waarom
mensen overschakelden op landbouw.
Misschien vinden onderzoekers ooit het
definitieve antwoord.
WB H1 §2 Verwerken
15
kern
3 Een geschenk van de Nijl
Ontdekken
Leven in de woestijn
Gegroet, O Nijl, die uit deze grond opborrelt en aan Egypte
het leven schenkt, die uw oorsprong in het duister verbergt,
voortbrenger van het graan en de gerst.
Als hij lijdt, dan lijden talloze wezens ellende, de dieren
schrikken en alle mensen hebben het slecht.
Maar als het Nijlwater stijgt, dan wordt de aarde blij!
Mensen zijn afhankelijk van water. Zonder water groeit er
immers niets en is er geen voedsel. Ook hebben mensen
zonder water niets te drinken. Ruim 5000 jaar geleden
dachten de Egyptenaren daar precies hetzelfde over. Zij
zaten met het probleem dat slechts vier procent van hun land
bewoonbaar was en geschikt voor landbouw. De rest van het
land was woestijn. Bovendien was het bewoonbare gebied op
sommige plaatsen maar 100 meter breed.
Gelukkig hadden de Egyptenaren de rivier de Nijl. De Nijl
zorgde voor water en daarmee voor voedsel. Uit het gedicht
hierboven blijkt duidelijk hoe blij de Egyptenaren met
hun rivier waren.
De Egyptenaren zaten natuurlijk wel met een probleem:
hoe krijg je dat kostbare water op de akkers en velden?
Jij gaat bekijken hoe ze dat hebben opgelost.
WB H1 §3 Ontdekken
bron 9
Dwarsdoorsneden van de Nijl tijdens
en na de overstromingen.
16
bron 10
Een Egyptische schrijver
aan het werk. Hij schreef
in hiërogliefenschrift op
papyrus. Papyrus was een
soort papier, gemaakt van
platgeslagen riet.
bron 11
Een Egyptische boer aan het werk met een sjadoef.
HOOFDSTUK 1 De tijd van jagers en boeren
bron 12
De eerste farao die over Boven- en Beneden-Egypte heerste, was
Narmer. Op deze gedenkplaat zie je hem twee keer. Aan de ene kant
van de gedenkplaat draagt hij de kroon van Boven-Egypte. Aan de
andere kant kijkt hij naar zijn onthoofde vijanden.
bron 13
Ambtenaren houden bij hoe groot de oogst is.
Leertekst
De Nijl
Elke zomer stijgt het waterpeil van de
Nijl en overstroomt de rivier. Dat is
het gevolg van hevige regenval bij het
begin van de rivier. De Nijl voert dan
vruchtbaar slib mee uit het gebied waar
de Nijl ontspringt. Als het water zakt,
blijft het slib achter. Daardoor is langs
de rivieroevers landbouw mogelijk.
De oude Egyptenaren profiteerden van
deze overstromingen. Ze wisten alleen
niet dat die werden veroorzaakt door de
regen in het zuiden. Zij dachten dat de
goden voor het slib zorgden.
Om het hele jaar door voldoende water
te hebben, moesten de mensen de
natuur helpen. Ze groeven kanaaltjes
om het land te bevloeien dat verder
van de Nijl aflag. Ook legden ze dijkjes
aan om het water beter vast te houden.
Deze manier van landbouw heet
irrigatielandbouw.
De Nijl was niet alleen belangrijk voor
de landbouw. De rivier leverde ook veel
vis. Bovendien leefden er in de buurt
van het water allerlei dieren waarop kon
worden gejaagd, en werd de rivier
gebruikt voor transport. Langs de Nijl
ontstonden dorpen.
Farao
Om ervoor te zorgen dat de dijkjes en
kanalen goed werden onderhouden,
was een bestuur nodig. Sommige
mensen kregen daardoor meer macht
dan anderen. In het begin waren
dorpshoofden de belangrijkste
bestuurders. Later ontstonden er grotere
gebieden onder één bestuurder: BovenEgypte en Beneden-Egypte. Vanaf 3100
voor Christus regeerde één bestuurder
over heel Egypte: de farao. Hij hield de
irrigatiewerken in de gaten, voerde het
leger aan en was de hoogste rechter. De
Egyptenaren vereerden hem als een god.
Een helpende hand
De farao werd bij het bestuur geholpen
door ambtenaren. Die waren bij de
farao in dienst en zorgden ervoor dat
zijn besluiten werden uitgevoerd.
Alle ambtenaren samen vormden
het bestuursapparaat. Een goed
bestuursapparaat maakt regels en
controleert of iedereen zich aan de
afspraken houdt. In Egypte waren er
bijvoorbeeld regels over het betalen van
belasting. Deze belasting was nodig
om ambtenaren te betalen en om mooie
tempels en paleizen te bouwen. Ook het
leger werd ermee betaald.
Hiërogliefenschrift
Maar hoe wisten de ambtenaren hoeveel
belasting iedere boer moest betalen en
hoe hielden ze bij wie wel en wie niet
had betaald? Dat moesten ze op een of
andere manier optekenen. De oplossing
die de Egyptenaren vonden, noemen we
het hiërogliefenschrift. Het bestond
uit een groot aantal tekeningen, die
elk een woord of klank uitbeeldden.
De kennis van het hiërogliefenschrift is
verloren gegaan toen de Romeinen in 30
voor Christus Egypte veroverden en een
ander schrift introduceerden. Aan het
einde van de achttiende eeuw slaagde
de Franse onderzoeker Champollion erin
het hiërogliefenschrift te ontcijferen.
WB H1 §3 Verwerken
17
kern
4
De samenleving verandert
Ontdekken
bron 15
Een proteststaking
Restanten van de wijk Deir el-Medina.
We hebben honger en dorst. We hebben geen kleren, geen
olie, geen vis en geen groente. Laat het de farao, onze goede
heer, weten, opdat hij ervoor zorgt dat we voedsel krijgen!
Deze woorden spraken ongeveer zestig steenhouwers,
timmerlieden en tekenaars op 14 november 1152 voor
Christus bij het Ramesseum. Dit was de dodentempel van
farao Ramses II. De arbeiders waren aan het werk in het Dal
der Koningen. Daar hakten ze de graven van de farao’s uit
in de rotsen en verfraaiden ze de bouwwerken. Vaak werden
hierbij dure materialen gebruikt, zoals goud. Zelf woonden de
werklieden in het arbeidersdorp Deir el-Medina.
De arbeiders eisten hun loon, dat al een maand niet was
uitbetaald. Ze gingen in staking. In eerste instantie kregen ze
niets. De volgende dag kwamen ze terug en riepen ze weer
dat ze honger en dorst hadden. Ook zeiden ze dat oneerlijke
ambtenaren het loon van de arbeiders in eigen zak stopten.
De graanschuren waren immers goed gevuld.
Hier woonden de werklieden die aan de
koningsgraven werkten. Elk huis bestond
uit twee slaapkamers, een leefruimte en
een magazijn. De wijk was verborgen achter
een hoge muur en werd goed bewaakt.
Stel je voor dat je een van de arbeiders bent. Jij gaat een brief
schrijven waarin staat waarom je staakt en wat je eisen zijn.
WB H1 §4 Ontdekken
Farao
Hoge ambtenaren,
priesters,
legeraanvoerders
Soldaten,
lage ambtenaren
Boeren
Kooplieden,
handwerkslieden
bron 14
Slaven
Een muurschildering van farao
18
Ramses III in zijn rotsgraf in het
bron 16
Dal der Koningen.
De gelaagde samenleving in Egypte.
HOOFDSTUK 1 De tijd van jagers en boeren
bron 18
Handelaren met Afrikaanse producten op weg naar Egypte. Op
deze afbeelding uit ongeveer 1450 voor Christus zie je ivoor,
blokken ebbenhout, struisvogeleieren en allerlei exotische dieren.
bron 17
Egyptische werklieden.
Leertekst
Ieder zijn vak
Door de opkomst van de landbouw
veranderde het leven van de mensen
ingrijpend. Irrigatielandbouw was
ingewikkeld. Daarom kwamen er meer
bestuurders om dit goed te organiseren.
Uiteindelijk kwam het bestuur over
een groot gebied in handen van de
machtigste Egyptenaar, de farao. Zo
ontstond het rijk Egypte langs de Nijl.
Een andere verandering was dat het
land meer opbracht en niet iedereen
meer voor zijn eigen voedsel hoefde
te zorgen. Zo konden er andere
beroepen ontstaan. Mensen die goed
konden timmeren, steenhouwen of
hout bewerken, specialiseerden zich
in een vak. Zij ruilden hun arbeid of
producten tegen voedsel of andere
benodigdheden.
Sociale lagen
Door deze veranderingen ontstonden er
grotere verschillen in rijkdom en macht.
Egypte kende een samenleving met
verschillende sociale lagen, Van hoog
naar laag waren dit:
• de farao: hij was de hoogste
bestuurder en bezat veel land;
• hoge ambtenaren en priesters;
• schrijvers, geleerden, kunstenaars en
bouwmeesters;
• boeren en handwerkslieden, die
verreweg de grootste bevolkingsgroep
vormden;
• slaven: zij moesten verplicht allerlei
soorten zwaar werk doen, waarvoor
ze niet of nauwelijks betaald kregen.
Vrouwen
Het is niet helemaal duidelijk welke
rol vrouwen in het oude Egypte
hadden. Vrouwen konden meestal
geen ambtenaar of schrijver worden.
Bijna alles wat we over hen weten, is
opgeschreven door mannen.
Eén ding is wel zeker: in vergelijking
met andere samenlevingen uit die
tijd hadden vrouwen in Egypte meer
rechten. Ze mochten eigendom hebben
en bij de rechtbank hadden ze ongeveer
dezelfde rechten als mannen.
Het dagelijkse leven van de vrouw
speelde zich vooral af in en rond het
huis. Het familieleven was in Egypte
belangrijk. De vrouwen zorgden voor de
huishouding en de kinderen, terwijl de
mannen buitenshuis namens de familie
optraden.
gesteenten. Door de landbouw en de
handel ontstonden er in het MiddenOosten steden. Voorbeelden hiervan
zijn Oer en Oeroek aan de rivier de
Eufraat in Mesopotamië, en Memphis
en Thebe aan de Nijl in Egypte. In de
eerste steden woonden boeren, die elke
dag de stad verlieten om op het land te
gaan werken. Maar er woonden ook veel
ambtenaren, priesters en handelaren.
Er was ook een groep stedelingen die
zich bezighield met de nijverheid.
Zij maakten van een grondstof een
bepaald product. Er waren bijvoorbeeld
goudsmeden, timmerlieden,
steenhouwers, tekenaars en schilders.
In Egypte waren deze ambachtslieden
meestal in dienst van de farao en andere
machtige Egyptenaren. Ze hadden
eens in de tien dagen een vrije dag. Op
feestdagen van de goden waren ze ook
vrij. Omdat de Egyptenaren geen geld
kenden, werden de ambachtslieden
beloond met graan, vis, groenten,
brandhout, aardewerk en soms met
vlees, wijn en bier.
WB H1 §4 Verwerken
De eerste steden
De Egyptenaren dreven ook handel
met andere gebieden. Ze kochten
vooral ivoor, hout, vee en kostbare
19
kern
5 Geloven in goden
Ontdekken
Aankomst in het dodenrijk
Gegroet, machtige god. Ik ben gekomen om u en de andere
goden te aanschouwen. Ik ben nooit slecht geweest voor
andere mensen. Ik heb mijn bedienden niet mishandeld. Ik
heb niemand harder laten werken dan hij kon. Ik heb de goden
niet beledigd. Ik heb niemand laten verhongeren. Ik heb
niemand gedood.
Deze woorden sprak een overleden Egyptenaar bij aankomst
in het dodenrijk. Daar moest hij zich verantwoorden voor
Osiris, de god van het dodenrijk. Zonder zijn toestemming was
het niet mogelijk na de dood verder te leven.
De Egyptenaren zagen de dood als een soort slaap, waaruit je
gewekt werd. Na je dood ging je op weg naar het dodenrijk.
Daar aangekomen vertelde de dode aan Osiris wat hij tijdens
zijn leven gedaan had. Vervolgens legde de god Anubis het
hart van de overledene op een weegschaal, met als tegenwicht
een beeldje van de godin van de waarheid. Als de weegschaal
doorsloeg naar de kant van het beeldje, dan werd de dode
toegelaten in het dodenrijk. Maar als het hart zwaarder was,
had de dode een slecht leven geleid en was het afgelopen
met hem. Het lichaam werd dan verslonden door een monster
dat een mengeling was van een krokodil, een leeuw en een
nijlpaard.
Om zich voor te bereiden op de dood maakten Egyptenaren
dodenboeken. Je gaat zelf zo’n dodenboek maken. Daarvoor
ga je eerst onderzoeken hoe de Egyptenaren dachten over het
leven na de dood.
WB H1 §5 Ontdekken
bron 19
Een fragment uit een beroemd dodenboek.
Het dodenboek was een soort reisgids,
waarin werd uitgelegd hoe je in het
dodenrijk terechtkwam. In het dodenboek
stonden gebeden, toverspreuken en reis-
bron 21
aanwijzingen. De reis was zwaar en onderweg moest de overledene aan allerlei
gevaren het hoofd bieden. Hier zie je hoe
bron 20
Het Egyptische Rijk.
Drie belangrijke Egyptische goden. Van
links naar rechts zijn de goden Horus,
Oude Rijk
± 2686-2125 voor Christus
het dodenrijk. De jakhalsgod Anubis weegt
Middenrijk
± 2125-1650 voor Christus
de zoon van Osiris en werd door de
het hart, en de schrijversgod Toth schrijft
Nieuwe Rijk
± 1550-1069 voor Christus
Egyptenaren gezien als de beschermer
alles op. Bij de weegschaal zit het monster
Late Rijk
± 747-332 voor Christus
van de farao of als de farao zelf. Osiris
de dode (in het lange kleed) aankomt in
Osiris en Isis afgebeeld. Horus was
klaar om het hart te verslinden als de dode
was de god van het dodenrijk en Isis was
slecht heeft geleefd.
zijn vrouw.
20
HOOFDSTUK 1 De tijd van jagers en boeren
bron 23
Een mummie uit Egypte naast een
houten doodskist. De houten doodskist
beschermde het gebalsemde lichaam.
Houten doodskisten werden beschilderd.
bron 24
bron 22
Tussen de linnen doeken en in de kist
Farao Ramses II op zijn strijdwagen tijdens
Twee jubelende bavianen begroeten
werden voorwerpen gestopt die de
de slag bij Kadesj in 1274. Kadesj lag in het
de opgaande zon, de god Re met de
overledene nodig zou kunnen hebben
huidige Syrië. Ramses vocht daar tegen
valkenkop, in zijn boot. De Egyptenaren
in het leven na de dood. De dode kreeg
het volk van de Hittieten, dat zijn rijk in het
geloofden dat de zon elke avond stierf en
zelfs voedsel mee voor de reis naar het
noorden bedreigde. De Hittieten woonden
elke ochtend weer opnieuw werd geboren.
dodenrijk.
in Oost-Turkije.
Leertekst
Verering van natuurkrachten
Godsdienst was erg belangrijk in Egypte.
De Egyptenaren geloofden dat de goden
het hele leven beheersten en stuurden.
Priesters brachten dagelijks offers in
de tempels om de goden tevreden te
houden. Zonder hulp van de goden zou
de zon niet opkomen en zou de Nijl zijn
kostbare water verliezen. De priesters
hielden door de offers ook de macht van
de farao in stand; die heerste immers
over de Nijl en moest dus als god
vereerd worden.
De hoogste god was de zonnegod
Re. De Egyptenaren beeldden hem
op allerlei manieren af: als mens,
maar ook als mestkever, valk of kat.
Ook natuurkrachten als de Nijl en
allerlei beesten werden vereerd. Een
godsdienst waarin de verering van de
natuur een grote rol speelt, heet een
natuurgodsdienst.
Leven na de dood
De Egyptenaren geloofden in een
hiernamaals, een leven na de dood.
In het dodenrijk, dat werd geleid door
de god Osiris, zouden de Egyptenaren
eeuwig kunnen voortleven. Je moest
alleen wel eerst worden toegelaten
tot dit dodenrijk. De dingen die je
had gedaan tijdens je leven op aarde,
werden op het moment van je dood
beoordeeld. Alleen als je een goed
leven had geleid, mocht je het dodenrijk
binnengaan.
Daarbij moest je lichaam wel volledig
bewaard zijn. Zonder lichaam kon je
de reis naar het dodenrijk niet maken.
De nabestaanden moesten het lijk dus
zo behandelen, dat het niet verging.
Rijke Egyptenaren lieten zich daarom
mummificeren. Het maken van een
mummie was een kostbaar proces en
duurde zeventig dagen.
Piramides
De farao’s hadden veel macht in
Egypte. Ze werden door de Egyptenaren
zelfs als goden vereerd. De mensen
geloofden dat farao’s na hun dood
opstegen naar de sterren. Om die reden
werden sommige farao’s begraven in
piramides. Deze grafmonumenten
waren een soort trap naar de hemel.
Bovendien moesten de piramides
het lichaam en de kostbare grafgiften
beschermen tegen rovers. Vaak werden
piramides echter toch leeggeroofd.
Daarom lieten later veel farao’s zich
begraven in het Dal der Koningen: een
vallei omgeven door rotsen en met maar
één (bewaakte) ingang.
Egyptische Rijk
De farao’s probeerden hun macht steeds
verder uit te breiden. Ze voerden daarom
veel oorlogen, waardoor het Egyptische
Rijk groter werd. Meestal brak er daarna
een periode van voorspoed aan.
In de geschiedenis van Egypte zijn
er vier belangrijke bloeiperiodes
geweest. Als eerste was er het Oude
Rijk. Vervolgens kwam het Middenrijk,
daarna het Nieuwe Rijk en ten slotte het
Late Rijk. De tussenliggende periodes
worden Tussentijd genoemd. Dit
waren periodes van achteruitgang of
overheersing door andere volkeren.
Van 1500 tot 1069 voor Christus bereikte
de Egyptische macht zijn hoogtepunt.
De farao’s heersten in het noorden over
een groot deel van het Midden-Oosten
en in het zuiden tot in het huidige
Sudan. Dat was mogelijk dankzij de
rijkdommen uit irrigatielandbouw,
enorme hoeveelheden goud en grote
militaire macht.
WB H1 §5 Verwerken
21
onderzoek cultuur
6 Gilgamesj en de moraal
in Mesopotamië
Intro
Een heldendicht op kleitabletten
Behalve in Egypte ontwikkelden zich ook op andere plaatsen
in de wereld cultuurcentra (centra met een hoge beschaving).
Bijvoorbeeld Mesopotamië, gelegen in het tegenwoordige
Irak. In het vruchtbare gebied tussen de rivieren de Eufraat
en de Tigris heersten daar lange tijd machtige vorsten in
grote paleizen. Archeologen hebben in de paleisbibliotheken
van deze koningen kleitabletten gevonden met daarop het
verhalende gedicht of epos van Gilgamesj. Dit was een
legendarische koning uit Oeroek, die rond 2700 voor Christus
vele avonturen zou hebben beleefd.
In deze paragraaf gaan jullie kennismaken met Gilgamesj
en met de vragen die hem bezighielden.
WB H1 §6
bron 1
Gilgamesj en Enkidoe
Gilgamesj was koning van Oeroek. Zijn vader was ook een
koning, maar zijn moeder was een godin. Daarom was
Gilgamesj ongelooflijk sterk en zo groot als een reus. Hij
wist dat niemand hem kon verslaan en hij deed wat hij
wilde. Hij regeerde streng en eigende zich van alles toe,
zelfs de vrouwen van zijn onderdanen. Deze wendden zich
toen tot de goden om hulp. Daarop maakte de godin van
de schepping Enkidoe, een wezen dat even sterk was als
Gilgamesj.
Enkidoe zou met Gilgamesj moeten vechten, zodat hij het
volk met rust zou laten. Het werd een gevecht zoals de
mensen nog nooit hadden gezien. Na uren van uitputtende
strijd had nog steeds niemand gewonnen. Toen besloot
Gilgamesj Enkidoe te omhelzen en staakten ze de strijd.
In plaats van te vechten sloten ze een hechte vriendschap.
Samen zouden ze vele avonturen gaan beleven.
Naar het Gilgamesjepos.
bron 2
Gilgamesj, afgebeeld met leeuw. Reliëf uit de achtste
eeuw voor Christus, gevonden in het paleis van de
Assyrische koning Sargon II in Khorsabad, Irak.
22
HOOFDSTUK 1 De tijd van jagers en boeren
bron 3
Grote cultuurcentra tussen 3000 en 2000 voor Christus.
bron 4
bron 5
Gilgamesj en de liefde
Gilgamesj en het eeuwige leven
Isjtar, de godin van liefde en oorlog, was verliefd op
Gilgamesj en wilde dat hij haar man werd. Toen ze dit aan
Gilgamesj opbiechtte, antwoordde Gilgamesj dat hij Isjtar
niet als zijn vrouw wilde hebben, omdat zij nog nooit iemand
voor altijd had liefgehad. En hij wilde niet eindigen als haar
eerdere liefdes. Zo had ze een van hen, een schaapherder,
veranderd in een wolf die daarna door zijn eigen honden
werd weggejaagd. Een ander, de tuinman van Gilgamesj’
vader, was veranderd in een kikker.
Isjtar reageerde woedend op de weigering van Gilgamesj.
Ze eiste dat de oppergod Anoe de hemelstier naar Oeroek
zou sturen om Gilgamesj te vernietigen. De stier kwam en
richtte een enorme ravage aan, tot Enkidoe en Gilgamesj
hem samen doodden. Enkidoe beledigde hierbij Isjtar
door de rechterdij van de stier in haar gezicht te gooien.
Daarop bezorgden de goden Enkidoe een vreselijke droom,
waardoor hij ziek werd en twaalf dagen later stierf.
De dood van Enkidoe schokte Gilgamesj diep. Hij besefte
voor het eerst dat, hoe sterk en dapper hij ook was, ook hij
ooit zou sterven. Hij besloot Oeroek te verlaten en op zoek
te gaan naar het land Dilmoen. Daarvan werd verteld dat
je er het eeuwige leven kon vinden. Het werd een moeilijke
tocht over dor land en over de wateren van de dood. De
tocht putte hem bijna helemaal uit.
Tijdens zijn reis ontmoette hij Sidoeri, de schenkster van
de goden. Zij vertelde hem dat hij het eeuwige leven nooit
zou kunnen vinden. Tijdens de schepping hadden de
goden de dood aan de mensen geschonken. Ze hadden
de onsterfelijkheid voor zichzelf gehouden. Sidoeri gaf
Gilgamesj de tip daarom vooral van het leven te genieten.
Dat was het lot van de mens… Gilgamesj nam haar raad
echter nog niet aan. Hij ging verder op zijn zoektocht
naar het eeuwige leven. Na nog vele avonturen te hebben
beleefd, besloot Gilgamesj zich ten slotte met zijn lot te
verzoenen en keerde terug naar huis. Jaren later stierf hij,
maar door het Gilgamesjepos werd hij toch vereeuwigd.
Naar het Gilgamesjepos.
Naar het Gilgamesjepos.
23
onderzoek historische personen
7 Cheops en Toetanchamon
Intro
Twee toeristische hoogtepunten
Als mensen op vakantie in Egypte zijn, brengen ze vaak een
bezoek aan de piramides. De piramide van Cheops bij Gizeh
wordt dan bijna nooit overgeslagen. Met zijn 146 meter is het
de hoogste piramide van allemaal. Hij weegt 6 miljard kilo en
het kolossale bouwwerk bestaat uit 2,3 miljoen stenen van
minstens 2300 kilo per stuk.
Toeristen in Cairo brengen meestal een bezoek aan het
Egyptisch museum. Daar liggen de kostbare voorwerpen die
gevonden zijn in het graf van Toetanchamon. Dit graf werd in
1922 ontdekt in het Dal der Koningen, vlak bij de stad Thebe.
In Cairo zijn prachtige stukken uit de grafkamer te bezichtigen,
van houten doodskisten tot aan het vergulde dodenmasker.
Cheops en Toetanchamon waren allebei farao van Egypte. In
deze paragraaf ga je het leven van deze twee mensen met
elkaar vergelijken. Wat hebben ze in hun leven gedaan en wie
van hen heeft het meest gepresteerd?
bron 2
De legeraanvoerder van Toetanchamon kreeg gouden
kettingen omgehangen.
WB H1 §7
24
bron 1
bron 3
Cheops
Toetanchamon
De Egyptische farao Cheops regeerde van 2589 tot 2566 voor Christus
over Egypte. Hij deed dat vanuit de stad Memphis. Er is niet veel over
hem bekend, maar hij lijkt een verstandige en goede farao te zijn
geweest. In zijn tijd kende Egypte een periode van bloei. Kunstenaars
maakten prachtige werken en ook met de handel ging het erg goed.
Cheops is echter vooral bekend geworden doordat hij bij Gizeh een
enorme piramide liet bouwen. In die piramide is hij na zijn dood
begraven. Volgens de verhalen ging Cheops vrijwel elke dag kijken
naar de bouw. Die duurde bijna dertig jaar.
Naar schatting werkten in totaal 200 000 mensen mee aan de bouw.
Al die mensen moesten te eten en te drinken hebben. Bovendien
moesten er genoeg gereedschappen en bouwmaterialen zijn. Alleen al
de organisatie van dit alles maakt de bouw van een piramide tot een
ongelooflijke prestatie.
Helaas is de grafkamer van Cheops in de middeleeuwen leeggeroofd.
Eeuwen later schreef een Arabische schrijver daarover: Toen de
arbeiders in de grafkamer binnendrongen en de kist openden,
ontdekte men binnenin het lichaam van een mens die een gouden
pantser droeg, dat met allerlei edelstenen was versierd. Op zijn
borst lag een zwaardkling zonder greep en naast zijn hoofd een
rode hyacintsteen ter grootte van een kippenei, die oplichtte als
vuurvlammen.
Toetanchamon was een farao die maar kort
leefde. Zijn regeerperiode was nog korter:
van 1336 tot 1327 voor Christus. Hij was
pas elf toen hij vanuit Thebe over Egypte
regeerde. Waarschijnlijk heeft hij nauwelijks
zelf bestuurd, maar namen zijn hoogste
ambtenaren de beslissingen.
Tijdens zijn regering werd geen oorlog
gevoerd. Er waren geen grote schandalen.
Er was ook geen grote welvaart en hij liet
maar één tempel bouwen. Toch is hij een van
de bekendste farao’s. Gek genoeg heeft hij
dat te danken aan zijn onbelangrijkheid en
zijn vroege dood. Daardoor kreeg hij maar
een klein noodgraf, dat door grafrovers is
vergeten. Andere, grotere graven in de buurt
zijn allemaal leeggeroofd.
Dat er veel graven lagen, blijkt wel uit de naam
van de plaats: Dal der Koningen. Meer dan
vierhonderd jaar werden op die plaats de farao’s
begraven. Niet in piramiden, maar in enorme
grafkamers, uitgehakt in de rotsen.
HOOFDSTUK 1 De tijd van jagers en boeren
bron 4
Het gouden dodenmasker van Toetanchamon.
De mummie van de farao lag in een gouden
kist, met dit gouden masker op. Deze kist zat
in twee andere kisten, die weer in een stenen
sarcofaag lagen. Deze was ondergebracht in
een grafkamer, ‘het huis van goud’.
bron 5
Beeldje van een dienaar die
voedsel klaarmaakt voor de
werkers aan de piramide.
bron 6
bron 7
De piramide van Cheops.
Rond 1500 voor Christus stopte de bouw van
piramides. Er ontstond een nieuw type graf,
uitgehakt in de rotsen. De koninklijke begraafplaats
bij Thebe kreeg de naam Dal der Koningen.
25
onderzoek Nederland
8 De eerste landbouwers
in onze streken
bron 1
Voorraadpotten uit de prehistorie. Van links naar rechts:
een trechterbeker (ongeveer 3400 voor Christus), een
bron 2
standvoetbeker (ongeveer 3000 voor Christus) en een
Het nagemaakte gezicht van de ‘Krabbeplasman’
klokbeker (ongeveer 2200 voor Christus).
die 3300 jaar geleden in Nederland leefde.
Intro
Een gezicht van 3300 jaar
geleden
In juni 2007 stond er een foto in de krant
van een man die ongeveer 3300 jaar
geleden in de buurt van Vlaardingen
heeft geleefd. Zijn skelet was in 1990
gevonden door drie jongens, toen ze
speelden in het recreatiegebied de
Krabbeplas. Wetenschappers deden
uitvoerig onderzoek naar het skelet. Ze
ontdekten dat de man vermoedelijk 43
jaar oud was toen hij stierf. Met behulp
van moderne technieken hebben ze
een beeld van zijn gezicht gemaakt
zoals dat eruit moet hebben gezien.
Het gezicht lijkt oud voor iemand van
43 jaar. Volgens de onderzoekers komt
26
dat doordat de mensen toen een zwaar
boerenleven leidden en veel buiten
waren.
In deze paragraaf ga je kijken naar het
leven van de eerste boeren in ons land.
WB H1 §8
8.1 Een koud klimaat
In de prehistorie leefden de mensen in
Nederland lange tijd alleen van jagen en
verzamelen. Nederland zag er toen heel
anders uit dan nu. Het landschap was
een grote grasvlakte, waar mammoeten
en andere dieren op graasden. Ook was
het vroeger veel kouder. Omstreeks
9000 voor Christus was de gemiddelde
temperatuur in juli ongeveer tien
graden!
Vanaf 8000 voor Christus werd het
warmer in Nederland, waardoor het
landschap veranderde. De steppen
en toendra’s verdwenen. Ze maakten
plaats voor een bosrijke omgeving.
De zeespiegel steeg en in het westen
van het land ontstonden uitgestrekte
moerassen.
8.2 Boeren in Zuid-Limburg
Rond 5300 voor Christus trokken vanuit
Duitsland mensen het uiterste zuiden
van Nederland binnen. Dit waren de
eerste boeren in Nederland. In ZuidLimburg vonden ze vruchtbare grond,
waarop ze aan landbouw gingen
HOOFDSTUK 1 De tijd van jagers en boeren
bron 3
Het hunebed bij de Drentse
plaats Borger. Het is het
grootste hunebed van
Nederland met een lengte
van 22,5 meter.
bron 4
doen. Met behulp van een eenvoudige
handploeg, die ook wel eergetouw wordt
genoemd, werd de grond losgewoeld.
Het werd hierdoor gemakkelijker om
gewassen te verbouwen.
De boeren woonden in kleine
boerderijen. Vaak was de boerderij niet
groter dan één kamer. Een dorp bestond
uit vijf tot twintig boerderijen. In zo’n
dorp woonden dertig tot honderdvijftig
mensen. Uit opgravingen blijkt dat de
eerste boeren ook voorraadpotten en
sieraden hadden. Op de voorraadpotten
die van klei waren gemaakt, hebben
de boeren versieringen aangebracht.
Archeologen noemen dit aardewerk
bandkeramiek. De eerste boeren in
Limburg zijn naar hun aardewerk
vernoemd. We spreken daarom van de
bandkeramiekcultuur.
8.3 Hunebedbouwers
Langzamerhand gingen steeds meer
mensen in Nederland van de landbouw
leven. Dat gebeurde op plaatsen waar
de grond van goede kwaliteit was.
Veel mensen waren er toen nog niet:
er woonden slechts enkele duizenden
boeren in ons land.
De bekendste boeren uit de
Nederlandse prehistorie leefden in
het noorden van het land, tussen
3400 en 2900 voor Christus. Op de
plaatsen waar zij woorden, hebben
archeologen veel trechtervormige
potten gevonden. Daarom worden
deze mensen ook wel gerekend tot de
trechterbekercultuur. Deze cultuur is
vooral beroemd geworden vanwege
de hunebedden, die werden gebouwd
om de doden van een familie, dorp of
stam in te begraven. In deze graven
kregen de doden vaak iets mee voor
hun reis naar het hiernamaals, zoals
kralen of stukjes koper. Hunebedden
zijn gemaakt van grote stenen die in
de ijstijd in Nederland terecht zijn
gekomen. Sommige stenen wegen meer
dan 40 000 kilo! Tegenwoordig zijn er
nog 53 hunebedden in Nederland.
Vlaardingengroep
Trechterbekercultuur
Bandkeramiekcultuur
De hunebedbouwers.
bron 5
De eerste boeren in
Nederland.
0
50 km
WB H1 §8
27
afsluiting
Afsluiting
Wat moet je kennen en kunnen?
A De eerste mensen leefden van jagen en verzamelen.
Je moet met enkele voorbeelden kunnen uitleggen:
• welk middel van bestaan de eerste mensen hadden;
• hoe jagers en verzamelaars woonden;
• hoe Europa er rond 10 000 voor Christus uitzag en hoe de mensen zich
aan deze omgeving aanpasten.
B Mensen gaan aan landbouw doen. Er ontstaan
landbouwsamenlevingen.
Je moet met enkele voorbeelden kunnen uitleggen:
• welk nieuw middel van bestaan rond 9000 voor Christus ontstond;
• in welke gebieden dat als eerste gebeurde;
• door welke twee oorzaken dat gebeurde;
• welke vier gevolgen dat had.
C De eerste steden ontstaan.
Je moet met enkele voorbeelden kunnen uitleggen:
• wanneer de eerste steden ontstonden;
• in welke gebieden de eerste steden ontstonden;
• waarom juist daar steden ontstonden;
• welke groepen mensen in de steden leefden.
D In Egypte ontstaat een machtig en welvarend rijk.
Je moet met enkele voorbeelden kunnen uitleggen dat:
• het oude Egypte welvarend was;
• er een bestuur nodig was;
• de mensen een natuurgodsdienst hadden.
Vaardigheid historisch denken
Bij geschiedenis moet je vaak uitleggen waarom iets gebeurde. Je moet
weten wat we verstaan onder oorzaak en gevolg.
28
Begrippen
ambtenaar
iemand die in dienst is van het
bestuur en zorgt voor het uitvoeren
van besluiten, het innen van
belastingen en het handhaven van
de orde
akkerbouw
het verbouwen van landbouwgewassen (granen, groenten)
belasting
een betaling aan het bestuur in geld
of goederen
beroep
een vak waarin iemand zich heeft
gespecialiseerd, bijvoorbeeld
timmerman of smid
bestuur
mensen die regels en wetten maken
en ook controleren of iedereen zich
daaraan houdt
Egyptische Rijk
een machtig Egypte dat bestuurd
werd door de farao
evolutie
een langzame verandering van een
soort door de eeuwen heen
farao
hoogste bestuurder (koning) in Egypte
tussen 3000 en 1000 voor Christus
handel
HOOFDSTUK 1 De tijd van jagers en boeren
het kopen en verkopen van allerlei
producten
hiernamaals
plaats waar mensen na de dood
verder leven
hiërogliefenschrift
schrift dat de Egyptenaren vanaf
ongeveer 3000 voor Christus
gebruikten; het schrift bestaat uit een
groot aantal tekeningen die elk een
woord of klank uitbeelden
homo sapiens
de wetende of denkende mens, de
enige mensensoort die tegenwoordig
op aarde leeft
ijstijd
een periode van tientallen eeuwen
waarin het klimaat veel kouder was
dan nu
irrigatielandbouw
landbouw waarbij je met kanalen en
dijken water naar de akkers brengt
jagers en verzamelaars
mensen die leven van jacht, visserij
en het verzamelen van eetbare
plantendelen
klimaatverandering
een ingrijpende verandering in het
weer over een lange periode
landbouw
een middel van bestaan, waarbij je
leeft van de gewassen die je op de
akkers verbouwt, en van de dieren die
je houdt en fokt
middel van bestaan
manier waarop mensen aan voedsel
komen, bijvoorbeeld door te jagen en
te verzamelen of door aan landbouw
te doen
mummie
een dood lichaam dat op een speciale
manier is behandeld, zodat het niet
vergaat
natuurgodsdienst
godsdienst waarin natuurkrachten als
zon en water aanbeden worden
neanderthaler
een mensensoort die in de prehistorie
naast de homo sapiens voorkwam
nijverheid
het maken van (een deel van een)
product met behulp van grondstoffen
piramide
grafmonument uit het oude Egypte
priester
een dienaar in een tempel of kerk die
zorgt voor contact tussen mensen en
god(en)
rijk
groot gebied dat door een heerser
vanuit één plaats wordt bestuurd
sociale laag
een groep mensen die van een
andere groep mensen verschilt in
rijkdom, macht en aanzien
stad
plaats waar veel mensen bij elkaar
wonen
steentijd
de tijd waarin gebruiksvoorwerpen
voornamelijk van steen werden
gemaakt
taakverdeling
de manier waarop werkzaamheden
zijn verdeeld, bijvoorbeeld tussen
mannen en vrouwen of tussen
verschillende groepen mensen
vaste woonplaats
een groep huizen waar mensen
blijven wonen, in tegenstelling tot
een tijdelijk kamp met tenten of
hutjes
veeteelt
het houden van vee om vlees
en andere dierlijke producten te
verkrijgen
29
Download