Proefwerk Geschiedenis Het oude Egypte 1. Waar of niet waar? a) Het woord farao betekent koning. waar / niet waar b) Dankzij de steen van Rosetta weten we wat hiërogliefen betekenen. waar / niet waar c) De God Happi zorgde voor het overstromen van de Nijl. waar / niet waar d) Isis vermoorde Osiris om zelf farao te worden. waar / niet waar 2. Waarom was de Nijl zo belangrijk voor het oude Egypte? ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… 3. De Egyptenaren zorgden goed voor de doden. Vertel zo uitgebreid mogelijk hoe zij dit deden. ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… 4. Vul het goede woord in. Kies uit: farao- mummie – god –reis De Egyptenaren zagen hun koning als een ………………………Als de koning stierf moest hij worden klaar gemaakt voor een…………………….naar het hiernamaals. Het lichaam van de ………………………..werd zo behandeld dat het een ………………………..werd. 5. Waarom is een piriamide zo’n bijzonder gebouw? ………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………. 6. Hoe zorgden de Egyptenaren ervoor dat het water van de Nijl bij de akkers kwam? ............................................................................................................................. ............................................................................................................................. ............................................................................................................................. 7. Welke drie seizoenen kenden de Egyptenaren? 1. ……………………………….. 2. ………………………………. 3. ……………………………….. 8. De godin van de liefde en kinderen was…………………………Zij werd afgebeeld met ……………………..op haar hoofd, die stonden voor de ……………………….van Egypte. 9. Hoe heetten de tekens waarmee de Egyptenaren schreven? …………………………………………………………………… 10. Waarmee maakten de Egyptenaren papier om op te schrijven? …………………………………………………………………………………………. 11. Wat was de rol van de priester in het oude Egypte? ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… 12. Waarom gingen boeren andere beroepen kiezen? …………………………………………………………………………………………